Deze zaak betreft een beroep tegen het besluit tot vaststelling van de Lijst der Geldelijke Regelingen (LGR) voor de landinrichting Blokzijl-Vollenhove. Verzoekers, een vennootschap onder firma en haar vennoten, hebben bezwaar gemaakt tegen de toedeling van grond die zij als van slechtere kwaliteit beschouwen dan de door hen ingebrachte grond. Ze hebben drie punten van bezwaar ingediend, waarbij ze financiële compensatie voor het kwaliteitsverschil eisen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep op één punt slaagt, namelijk voor een smalle strook grond die niet als landbouwgrond kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft bepaald dat 50% van deze strook afgewaardeerd moet worden tegen een waarde van € 10.000,00 per hectare. Voor de overige punten heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en de proceskosten gecompenseerd.
De procedure begon met een ontwerpbesluit van de uitvoeringscommissie op 12 april 2023, dat ter inzage lag van 9 mei tot en met 19 juni 2023. Verzoekers dienden een zienswijze in, maar werden niet uitgenodigd voor een hoorzitting. Het definitieve besluit werd op 14 februari 2024 vastgesteld en op 29 maart 2024 bekendgemaakt. De rechtbank heeft de zaak op 9 oktober 2024 behandeld, waarbij verzoekers en hun advocaat aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van de uitvoeringscommissie. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en is tot haar beslissing gekomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de LGR gecorrigeerd moet worden ten gunste van de verzoekers met een bedrag van € 1.782,00, terwijl het beroep voor het overige ongegrond is verklaard. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.