Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
(de ex-werkgever)
Inleiding
21 juni 2023 te beëindigen.
Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de partner van eiseres, de gemachtigde van verweerder en de gemachtigde van de ex-werkgever.
Beoordeling door de rechtbank
Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden (GBM). De situatie, zoals beschreven in het rapport van 6 november 2020 is nog steeds actueel, zowel ten aanzien van migraine en de gevolgen daarvan als voor de cardiale klachten, gehoorklachten en tinnitus. Ondanks behandeling is er geen verbetering opgetreden in de algehele gezondheidstoestand van eiseres. Doordat zij bij geringe inspanningen al last krijgt van migraine staat dit een revalidatie in de weg.
Verbetering hierin is helaas niet opgetreden. De klachten als gevolg van migraine zijn toegenomen. Zij heeft totaal geen energie; het langdurig wandelen wat zij vroeger deed kan zij niet meer. Opbouw lukt helaas niet. Zij heeft daarnaast als gevolg van de gehoorklachten/tinnitus last van haar evenwicht, duizeligheid. Verder is sprake van problemen met geheugen en concentratie. Zij kan moeilijk de aandacht bij lezen houden en neemt helaas van wat zij leest weinig tot niets op.
Uit vaste rechtspraak volgt dat bij een prognose met een uitvalkans van meer dan 30% dit als dusdanig excessief aangemerkt kan worden dat het niet van een werkgever verlangd kan worden de werknemer te werk te stellen. Op grond van artikel 9, sub e, van het Schattingsbesluit kunnen dan geen functies worden geduid.
Subsidiair stelt eiseres dat het zeer hoge uitvalrisico verdisconteerd dient te worden in de belastbaarheid, zoals neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), in die zin dat rekening gehouden moet worden met tenminste 2 werkdagen uitval per week. De uitval is niet te voorspellen.
gewijzigdtot aan een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35%, voordat tot een beëindiging van een uitkering op grond van deze bepaling kan worden overgegaan. Deze tekstuele uitleg van die bepaling vindt steun in de wetsgeschiedenis, waarin wordt aangenomen dat een beëindiging van een WGA-uitkering pas aan de orde kan zijn, als er sprake is van een wijziging in de arbeidsgeschiktheid van de betrokkene, die er toe leidt dat zij weer meer dan 65% van haar maatmaninkomen kan verdienen. [1] Voor wat betreft de herbeoordeling die aan een dergelijke beëindiging vooraf gaat, is in de Memorie van Toelichting (MvT) voorts het volgende opgenomen:
R. Van den Enden (Van den Enden) stelt hierover echter dat er in 2020 slechts een telefonische beoordeling is uitgevoerd, waarbij het volgens deze arts volstrekt onduidelijk is waarom tot GBM is besloten; er had toen een FML opgesteld moeten worden. [6] Uit deze toelichting kan aldus worden afgeleid dat er niet zozeer sprake is van een (feitelijke) wijziging in de belastbaarheid van eiseres, maar dat de beëindiging van de uitkering vooral is gebaseerd op een andere inschatting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in 2023 ten opzichte van de verzekeringsarts in 2020.
Dat, zoals door verweerder ter zitting is gesteld, uit de anamnese in het medisch onderzoeksverslag van 24 augustus 2022 van verzekeringsarts D.W.S. Seyfert (Seyfert) kan worden afgeleid dat er sinds 2020 ook sprake is van (enige) verbetering, wordt door de rechtbank niet gevolgd. In de eerste plaats, omdat dit haaks staat op de conclusie die verzekeringsarts bezwaar en beroep Van den Enden aan het medisch onderzoek heeft verbonden, waarbij die arts constateert dat er weinig is veranderd. Anderzijds, omdat ook uit de anamnese niet zonder meer kan worden afgeleid dat er sprake is van een verbetering sinds 2020. Voor zover verweerder er ter zitting op heeft gewezen dat in de anamnese wordt vermeld dat eiseres slechts eenmaal per maand een zware migraine aanval heeft, terwijl bij de beoordeling in 2020 sprake was van frequente aanvallen, baseert verweerder zich op een selectieve lezing van die anamnese. Een zin verder staat immers vermeld dat lichtere migraineaanvallen bij eiseres vaker voorkomen. Bovendien staat in die anamnese vermeld dat eiseres dagelijks hoofdpijn heeft (maar dan wel met rust en een zonnebril de dag door kan komen). In zoverre kan dus ook niet zonder meer worden aangenomen dat de medische situatie sinds 2020, toen nog werd aangenomen dat eiseres frequente aanvalsgewijze klachten had, is verbeterd. Deze anamnese duidt er immers niet zonder meer op dat de (frequentie van de) aanvalsklachten nu anders zijn dan in 2020, temeer nu de verzekeringsarts in 2020 niet heeft geduid wat hij onder “aanvalsgewijze klachten” precies verstaat. Het voorgaande brengt met zich dat het bestreden besluit niet op grond van artikel 56 van de Wet WIA genomen had kunnen worden, nu – ook blijkens de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep – geen sprake is van een wijziging in de belastbaarheid van eiseres.
van de Wet WIA tot beëindiging van de uitkering heeft kunnen overgaan.
2 dagen per week waar Van Amelsfoort van uit zou gaan tot gevolg heeft dat eiseres “slechts” een uitvalspercentage van 28% a 29% heeft en zij daarom niet (volledig) arbeidsongeschikt zou zijn, omdat daarvoor een uitvalspercentage van minimaal 30% is vereist, wordt dat verweer gepasseerd. Van Amelsfoort heeft in de contraexpertise namelijk niet gesteld dat er sprake is van een uitval van 2 dagen, maar dat eiseres 2 dagen per week niet (eens) basaal kan functioneren, hetgeen aldus niet impliceert dat zij de overige 5 dagen volledig inzetbaar zou zijn.
Conclusie en gevolgen
Het gevolg van deze uitspraak is dat de primaire beslissing, waarbij aan eiseres een
WGA-loonaanvullingsuitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage
van 80-100% was toegekend, herleeft, totdat een nieuwe beslissing op bezwaar is genomen.
Beslissing
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op