ECLI:NL:RBOVE:2025:1318

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
08-770119-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege na behandelimpasse en hoog recidiverisico

Op 10 maart 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in 1964, die eerder ter beschikking was gesteld na bewezenverklaring van misdrijven, waaronder belaging en bedreiging. De rechtbank heeft het verzoek tot aanhouding afgewezen en de terbeschikkingstelling met twee jaren verlengd, omdat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig zullen zijn voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. De rechtbank baseerde haar beslissing op de weigerende houding van de betrokkene, zijn gedrag ten aanzien van het indexdelict en de behandelimpasse die is ontstaan. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende rapportages van deskundigen, waaronder psychologen en psychiaters, die de problematiek van de betrokkene hebben beschreven. De deskundigen gaven aan dat er sprake is van een autismespectrumstoornis en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, en dat de betrokkene niet meewerkt aan behandeling. De rechtbank concludeert dat de veiligheid van anderen eist dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt verlengd, gezien het onverminderd hoge recidiverisico. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-770119-17
Datum uitspraak: 10 maart 2025
Beslissing op de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De aanleiding

Betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 april 2019 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, na bewezenverklaring van de misdrijven:
belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 2 maart 2021. Deze terbeschikkingstelling is laatstelijk verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 20 maart 2023. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft die beslissing op 20 juli 2023 bevestigd.
De terbeschikkingstelling eindigt, behoudens nadere voorziening, op 2 maart 2025.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennis genomen van de op grond van artikel 6:6:12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) overgelegde stukken, te weten:
  • het verleningsadvies van de [verblijfplaats] (hierna: de kliniek) van 18 december 2024, opgemaakt en ondertekend door E.P.M.T. Brouns, psychiater en plaatsvervangend hoofd van de instelling en R. Wennink, GZ- psycholoog en behandelcoördinator;
  • de pro Justitia rapportage van J.L.M. Dinjens, psychiater, van 25 november 2024;
  • de pro Justitia rapportage van Y. Noorlander, GZ-psycholoog, van 15 november 2024;
  • afschriften van de wettelijke aantekeningen over de periode van 1 januari 2024 tot en met 1 juli 2024.

3.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft op 28 januari 2025 een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met twee jaren.
Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 24 februari 2025.
De rechtbank heeft op die zitting gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Boksem, advocaat in Leeuwarden;
  • de officier van justitie;
  • C.J.G. van Dam, klinisch psycholoog, verbonden aan de kliniek als deskundige.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaren.
De raadsman heeft primair verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden teneinde betrokkene op te laten nemen in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) ter observatie.
De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het van belang is dat betrokkene opnieuw wordt onderzocht om duidelijkheid te krijgen over de mogelijkheden van behandeling en resocialisatie, mede in het licht van de aanvraag voor de LFPZ die is aangekondigd. De raadsman heeft subsidiair aangevoerd om – anders dan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij beslissing van 17 april 2019 heeft geoordeeld – vast te stellen dat sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling, omdat betrokkene niet is veroordeeld ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De raadsman heeft hierbij verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 12 februari 2012, ECLI:NL:HR:2013:BY8434. Nu de duur van de maatregel de termijn van vier jaren heeft overschreden, moet de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk worden beëindigd. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht de verlenging van de maatregel te beperken tot één jaar.

4.De beoordeling

De vordering is op 28 januari 2025 ingediend. Dit is tijdig.
Verlenging van de terbeschikkingstelling
De rechtbank dient op grond van het bepaalde in de artikelen 38d en 38e van het Wetboek
van Strafrecht (Sr) te bepalen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
De rechtbank neemt bij haar overwegingen het over betrokkene opgemaakte advies van de kliniek, de over betrokkene opgemaakte pro Justitia rapportages van de psychiater en psycholoog en de toelichting van de deskundige ter zitting in aanmerking.
Het verlengingsadvies van de kliniek
Het verlengingsadvies van de kliniek houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in. Bij betrokkene is sprake van een autismespectrumstoornis en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Differentiaal diagnostisch wordt herhaaldelijk gedacht aan een waanstoornis, maar daar worden op het moment van het opmaken van het rapport geen duidelijke kenmerken van gezien. Betrokkene verblijft sinds 2022 in de kliniek en heeft vanaf het begin van zijn behandeltraject duidelijk gemaakt niet mee te willen werken aan behandeling. Betrokkene weigert daarnaast tot op heden iedere medewerking aan (psychodiagnostisch) onderzoek, waardoor de kernproblematiek vooral opgemaakt moet worden aan de hand van observaties en de eerder opgestelde pro Justitia rapportages. In het huidige gedrag van betrokkene is met name rigiditeit, sociaal onvermogen, gebrek aan probleembesef, zijn vervormde denken en het stelselmatig (seksueel) overschrijdend gedrag zichtbaar.
De klinische behandeling heeft tot nu toe geen gedragsverandering opgeleverd bij betrokkene. Betrokkene neemt geen verantwoordelijkheid voor de gepleegde feiten en legt de schuld volledig bij de slachtoffers. Daarnaast blijft het delictgedrag van betrokkene ongewijzigd. Betrokkene probeert – ondanks de post- en afdelingsbeperkingen – post te blijven versturen naar de slachtoffers en aangeven dat, wanneer hij de kans krijgt, hij zonder toestemming naar de postbus zal lopen. Het afgelopen jaar zijn er verschillende situaties geweest waarin betrokkene geprobeerd heeft post te versturen naar zijn slachtoffers. De verwachting is dat bij beëindiging van tbs-maatregel betrokkene direct vervalt in stalking-gedrag van zijn slachtoffers vanuit wraakgevoelens. Het risico op recidive wordt dan ook als hoog ingeschat bij beëindiging van de tbs-maatregel en bij een voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging.
Betrokkene heeft tijdens zijn verblijf in de kliniek op verschillende afdelingen gezeten, waarbij er steeds conflicten ontstaan met medepatiënten. Naar aanleiding van een incident met een sociotherapeute, waarbij betrokkene de betreffende medewerker brieven probeerde te sturen en haar in de gaten hield, is betrokkene in afzondering geplaatst. De prognose voor betrokkene is somber. Nu betrokkene weigert mee te werken aan behandeling en hij delictgedrag laat zien, is het bijna onmogelijk om een uitstroomtraject vorm te geven. Het behandelteam van de kliniek verwacht nauwelijks tot geen veranderingen, nu betrokkene bij herhaling aangeeft liever euthanasie of een LFPZ-plaatsing te willen, dan mee te zullen werken aan behandeling. Betrokkene is daarnaast niet in staat om zich te houden aan de minimale vereisten om het risicomanagement op te kunnen baseren. Binnen de huidige behandelpoging is dan ook gebleken dat het niet haalbaar is om een veilige ‘omgevingsprothese’ aan te brengen. Alternatieven, zoals een longcare-plaatsing, zijn geprobeerd maar afgewezen. De kliniek ziet dan ook – mede gelet op het incident met de sociotherapeute en de onveilige situatie die daaruit is ontstaan – geen andere mogelijkheden dan het aanvragen van een spoedige overplaatsing, een zorgconferentie en het onderzoeken van een LFPZ-aanvraag. De kliniek adviseert om de tbs-maatregel met dwangverpleging te verlengen met twee jaren.
De deskundige ter terechtzitting
Ter terechtzitting heeft deskundige van Dam het advies om de tbs-maatregel met dwangverpleging voor betrokkene met twee jaar te verlengen gehandhaafd en aangevuld dat de weerstand bij betrokkene ongewijzigd is. De verwachting is dat de houding van betrokkene niet zal veranderen. De gevaarzetting voor de maatschappij blijft onverminderd hoog. Op korte termijn vindt er een intake plaats voor een mogelijke overplaatsing naar de FPC de Kijvelanden. Er is daarnaast een zorgconferentie aangevraagd bij het ministerie om mogelijke vervolgtrajecten te onderzoeken. Ook is verder overleg in de kliniek naar aanleiding van de suggesties van de 4-jaars rapporteurs, onder meer op het punt van medicatie en observatie in het PBC. De kliniek is vooralsnog van mening dat een dergelijke observatie niet veel zal opleveren.
De rapportage van de psychiater
Het rapport van de psychiater houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Betrokkene heeft zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd, waardoor het niet mogelijk was te komen tot eigenstandig conclusies. Volgens het dossier en de gehanteerde diagnostiek door de kliniek is er bij betrokkene sprake van een autismespectrumstoornis en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, obsessief-compulsieve en paranoïde kenmerken. Daarnaast ziet de psychiater – op basis van dossierstudie en de eigen indrukken – aanknopingspunten voor het bestaan van een (comorbide) waanstoornis.
Betrokkene heeft vanaf het begin van de opname aangegeven dat hij het niet eens is met de tbs-maatregel en nergens aan mee zal werken, waardoor er sprake is van een behandelimpasse. Betrokkene vervalt daarnaast in delictgedrag en is hierin niet te corrigeren. Volgens de psychiater zou overwogen kunnen worden om te starten met dwangbehandeling met anti psychotische depotmedicatie, wat zou kunnen leiden tot een verbetering van het psychiatrische beeld en vermindering van de ‘scherpe randjes’ in het psychisch functioneren.
De behandelimpasse zou op die manier mogelijk doorbroken kunnen worden.
De rapportage van de psycholoog
Het rapport van de psycholoog houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Betrokkene heeft niet meegewerkt aan het onderzoek en heeft geweigerd om naar de gesprekskamer te komen. Hierdoor heeft de psycholoog geen contact kunnen maken met betrokkene, waardoor deze geen conclusies kan trekken. Betrokkene verzet zich tegen alle behandelonderdelen en lijkt zich steeds meer te volharden in zijn standpunten. Ook heeft betrokkene moeite met het afstemmen van zijn gedrag op zijn omgeving en vertoont hij ongepast gedrag. Betrokkene heeft een dwingende en controlerende houding richting medepatiënten, waardoor er conflicten ontstaan. Dit leidt ertoe dat betrokkene verschillende keren op afzondering is geplaatst en dat hij is overgeplaatst naar een andere afdeling. Het is zorgelijk dat betrokkene in meerdere gevallen delictgedrag vertoond. Ondanks verschillende pogingen komt de behandeling van betrokkene niet van de grond. Het gebrek aan inlevingsvermogen en het grensoverschrijdende gedrag van betrokkene zorgt eveneens voor conflicten. Voornoemde omstandigheden maken het zeer ingewikkeld om bij betrokkene tot gedragsverandering te komen. De psycholoog acht het begrijpelijk dat de kliniek over wil gaan tot een zorgconferentie rondom betrokkene. Vooralsnog lijkt een route richting de LFPZ een reële optie. Binnen een dergelijk traject is het externe risicomanagement gewaarborgd en kan worden gekeken of het verlagen van de behandeldruk een positieve invloed kan hebben op betrokkene.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt verlengd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 april 2019 expliciet heeft geoordeeld dat de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad heeft als uitgangpunt te gelden dat het de opleggingsrechter is die oordeelt of de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een geweldsmisdrijf (vgl. Hoge Raad 25 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:760). De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van dit uitgangspunten, nog daargelaten dat de rechtbank vaststelt dat het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitvoering is gemotiveerd. De mogelijkheid tot verlenging van de TBS na vier jaar is voor betrokkene voorzienbaar geweest. Tegen die achtergrond verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman dat de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk moet worden beëindigd omdat de termijn van vier jaren zou zijn overschreden.
Op grond van hetgeen in de verlengingsrapportage van de kliniek en de pro Justitia-rapportages is vermeld en ter zitting is toegelicht, stelt de rechtbank vast dat sprake is van stoornissen bij betrokkene en van een onverminderd hoog recidiverisico. Aan de criteria voor de verlenging van de terbeschikkingstelling is daarmee voldaan.
Betrokkene staat feitelijk nog aan het begin van zijn behandeltraject, er is geen afname van het recidiverisico en – zonder inzet van betrokkene – geen uitzicht op vooruitgang. Het behandelteam van de kliniek verwacht niet dat hier verandering inkomt. Dit terwijl betrokkene opnieuw binnen de kliniek delictgedrag vertoont. Nu het niet haalbaar is gebleken om een veilige ‘omgevingsprothese’ aan te brengen en er op geen enkele wijze vorm gegeven kan worden aan een uitstroomtraject is het gelet op de problematiek van betrokkene en het hoge recidiverisico noodzakelijk om de terbeschikkingstelling te verlengen.
De rechtbank wijst het primaire verzoek tot aanhouding af, omdat zij zich op basis van de zich in het dossier bevindende rapportages over de persoonlijkheid en het recidivegevaar voldoende voorgelicht acht om over de verlenging van de terbeschikkingstelling te beslissen.
De raadsman heeft tot slot verlenging van de maatregel met een jaar bepleit. De rechtbank
ziet in het voorgaande onvoldoende grond voor een verlengingstermijn van een jaar. De rechtbank hanteert als uitgangspunt dat, indien aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging met een jaar, de terbeschikkingstelling in beginsel verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. De rechtbank stelt vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig zullen zijn die een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege rechtvaardigen, gelet op de weigerende houding van betrokkene, zijn gedrag ten aanzien van het indexdelict en de behandelimpasse die is ontstaan.
De rechtbank zal daarom het aanhoudingsverzoek afwijzen en de terbeschikkingstelling met twee jaren verlengen.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • wijst afhet verzoek tot aanhouding;
  • verlengtde terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege van
    [betrokkene]met twee jaren.
Aldus gegeven door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van E. Bauhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2025.
mr. R.G.J. Gehring en de griffier zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.