In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, wordt het beroep van eiser tegen de herziening en terugvordering van zijn WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, die sinds 22 september 2015 recht heeft op een WIA-uitkering, heeft in 2021 en 2022 geen inkomsten uit zijn onderneming ontvangen, maar ontving wel zijn volledige uitkering. Het UWV heeft de uitkering herzien en teruggevorderd, omdat het fictieve inkomen uit de onderneming in mindering moest worden gebracht. Eiser stelt dat hij niet redelijkerwijs kon weten dat hij te veel uitkering ontving, omdat hij geen inkomsten had. De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van eiser en dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid. De rechtbank vernietigt het besluit, behalve voor zover het betrekking heeft op de herziening en terugvordering in verband met de werkzaamheden van eiser bij een advocatenkantoor. Het UWV moet opnieuw beslissen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht wordt vergoed.