ECLI:NL:RBOVE:2025:1504

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
ak_25_954
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning burgemeester Deventer

Deze uitspraak betreft het verzoek om een voorlopige voorziening in verband met het besluit van de burgemeester van Deventer om de woning van verzoeker te sluiten voor een periode van drie maanden, ingaande op 20 maart 2025. Verzoeker is het niet eens met dit besluit en heeft bezwaar gemaakt, waarbij hij verzoekt om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft, wat kan leiden tot schorsing van het besluit. In deze zaak is de burgemeester op basis van een bestuurlijke rapportage van de politie tot sluiting overgegaan, omdat verzoeker betrokken zou zijn bij de cocaïnehandel. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, oordelend dat het besluit van de burgemeester evenredig is en dat de sluiting noodzakelijk is voor de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De voorzieningenrechter concludeert dat de belangen van verzoeker niet zwaarder wegen dan de belangen van de gemeenschap. De sluiting van de woning kan doorgaan zoals gepland, en verzoeker krijgt geen vergoeding voor proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/954
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], uit [woonplaats] , verzoeker,
(gemachtigde: mr. F. van Hal),
en
de burgemeester van Deventer, de burgemeester,
(gemachtigde: mr. M. Wolbrink-Meijerink),
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Stichting Woonbedrijf Ieder1uit Deventer, de stichting.
(gemachtigde: mr. D. Holtvoort)

1.Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over het besluit van de burgemeester om de woning van verzoeker aan de [adres] per 20 maart 2025 om 11:00 uur te sluiten voor een periode van 3 maanden. Verzoeker is het met dit besluit niet eens. Hij heeft daartegen bezwaar gemaakt en verzoekt om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoeker.
1.2.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. De gronden van verzoeker zien op de vraag of het besluit evenredig is. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat sprake is van een evenredig besluit. De gronden van verzoeker slagen daarom niet. Nu het verzoek wordt afgewezen, heeft dit tot gevolg dat de burgemeester de woning van verzoeker kan sluiten per 20 maart 2025 om 11:00 uur voor een periode van drie maanden.
1.3.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De argumenten van verzoeker worden onder 4 vermeld. De beoordeling door de voorzieningenrechter volgt vanaf 5. Aan het eind staat de beslissing van de voorzieningenrechter en de gevolgen daarvan.

2.Procesverloop

2.1.
Met het bestreden besluit van 10 maart 2025 heeft de burgemeester besloten de woning van verzoeker met ingang van 20 maart 2025 om 11:00 uur te sluiten voor een periode van drie maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigde van de burgemeester en de gemachtigde van de stichting, bijgestaan door [naam 1] en [naam 2] namens de stichting.

3.Feiten en omstandigheden

3.1.
Verzoeker huurt een woning van de stichting aan de [adres] .
3.2.
De burgemeester heeft op 26 december 2024 van de politie een bestuurlijke rapportage ontvangen. Daarin is – kort samengevat en voor zover hier relevant – vermeld dat:
Het basisteam IJsselland-Zuid op 16 december 2024 een melding via Meld Misdaad Anoniem heeft ontvangen waarin is genoemd dat verzoeker actief is in de cocaïnehandel, inhoudende dat gebruikers hem kunnen bellen en verzoeker de drugs vervolgens bezorgt.
Naar aanleiding hiervan is er een onderzoek gestart op 23 december 2024. Op die datum is verzoeker in zijn auto gevolgd, waarbij – kort gezegd – de politie heeft geconstateerd dat er een drugsverkoop heeft plaatsgevonden, waarbij verzoeker als verkoper betrokken was.
Op dezelfde datum is ook de woning van verzoeker doorzocht. Daarbij heeft de politie in totaal ruim 3,5 kilo aan waarschijnlijk verdovende middelen aangetroffen, bestaande uit vermoedelijk cocaïne en basecoke/crack. Dit is op verschillende plekken in de woning aangetroffen. Ook zijn er onder meer ponypacks, gripzakjes, een weegschaal, contant geld en een token aangetroffen in de woning.
3.3.
Gelet op de inhoud van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid handhavend op te treden en besloten de woning te sluiten. De burgemeester vindt, gelet op de drugsverkoop en de handelshoeveelheid drugs in combinatie met de attributen in de woning, dat het voldoende aannemelijk is dat de drugs in de woning aanwezig was om te verhandelen. In overeenstemming met artikel 3, tweede lid, van de door de burgemeester gehanteerde beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Deventer heeft de burgemeester besloten de woning te sluiten voor de duur van drie maanden.
3.4.
Verzoeker heeft verklaard dat hij de aangetroffen drugs voor een derde in zijn woning hield in ruil voor enkele tassen boodschappen. Hij heeft deze ook maar voor een zeer korte periode in zijn woning bewaard, vanaf 16 december 2024 tot en met 23 december 2024.

4.Argumenten verzoeker

4.1.
Verzoeker betwist niet dat de burgemeester bevoegd was de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Wel betwist verzoeker de inhoud van de bestuurlijke rapportage, in zoverre dat nog niet met zekerheid is vastgesteld in hoeverre de genoemde 3,5 kilo bestaat uit harddrugs. Er heeft namelijk nog geen forensisch onderzoek plaatsgevonden.
4.2.
Verder vindt verzoeker dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Er is volgens verzoeker onvoldoende noodzaak om tot sluiting van de woning over te gaan, gezien het tijdsverloop van grofweg drie maanden tussen het onderzoek in de woning en het bestreden besluit. Verzoeker betwist niet dat dit noodzakelijk is om tot een zorgvuldige besluitvorming te komen, maar erop gelet dat zich in deze periode geen enkel incident zich heeft voorgedaan, dient de sluiting geen doel meer. Verder dient de sluiting geen doel, omdat er geen loop is naar de woning, er geen indicaties zijn dat de woning als drugspand bekend stond, het geen kwetsbare wijk betreft en er geen sprake is geweest van overlast of aantasting van de leefomgeving van omwonenden. Ook in zoverre is de sluiting volgens verzoeker niet noodzakelijk. Verzoeker vindt daarom ook dat de burgemeester met een minder vergaand middel had kunnen volstaan, zoals een waarschuwing of een last onder dwangsom.
4.3.
Daarnaast vindt verzoeker dat zijn belangen onvoldoende zijn meegewogen en dienen te prevaleren boven het belang van bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Verzoeker wijst erop dat uit het bestreden besluit niet blijkt of de burgemeester aan zijn zorgplicht heeft voldaan, om na te gaan of voor verzoeker vervangende woonruimte beschikbaar is. Verder voert verzoeker aan dat hij slechts een Wajong-uitkering heeft en een minimaal sociaal netwerk, nu zijn vader en oma recentelijk zijn overleden en hij niet bij zijn moeder terecht kan. Daarnaast heeft hij twee honden. Het is daarmee moeilijk vervangende woonruimte te vinden. Ook hecht hij emotionele waarde aan de woning, omdat zijn vader hem heeft geholpen met het inrichten van de woning. Verder raakt verzoeker snel overprikkeld en ook om die reden is zijn woning, als rustpunt, voor hem erg belangrijk. De nadelige gevolgen van het besluit zijn daarmee onevenredig in verhouding met de te dienen doelen.

5.Beoordeling door de voorzieningenrechter

5.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
5.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker spoedeisend belang heeft bij een beoordeling door de voorzieningenrechter. De beslissing op bezwaar zal nog enige tijd duren, terwijl de woning van verzoeker vooralsnog op 20 maart 2025 om 11:00 uur wordt gesloten.
Heeft de burgemeester in redelijkheid tot de sluiting mogen overgaan?
5.3.
De last tot sluiting voor de duur van drie maanden is – gelet op de aangetroffen harddrugs en het feit dat sprake is van een eerste overtreding – in overeenstemming met het beleid van de burgemeester. Op grond van artikel 4 van de beleidsregels en artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) handelt de burgemeester overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Voor de beoordeling van het standpunt van de burgemeester, dat van dergelijke bijzondere omstandigheden niet is gebleken, gebruikt de voorzieningenrechter het toetsingskader van de Afdeling [1] zoals besproken in haar uitspraken van 28 augustus 2019 [2] (de overzichtsuitspraak) en de uitspraken van 2 februari 2022 [3] van 6 juli 2022 [4] . Die toets houdt – kort gezegd – in dat beoordeeld moet worden of sluiting van de woning in het concrete geval geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is. In dit geval wordt de geschiktheid door verzoeker niet betwist.
Noodzaak
5.4.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester voldoende onderbouwd dat de sluiting van de woning voor de duur van drie maanden een noodzakelijk middel vormt om het doel (de bescherming van het woon- en leefklimaat en herstel van de openbare orde) te bereiken. Voor zover de gronden van verzoeker zien op het tijdsverloop van drie maanden, volgt de voorzieningenrechter verzoeker er niet in dat dit zodanig lang is dat een sluiting geen doel meer zou dienen. De burgemeester heeft deze periode ook benut om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, in het bijzonder rekening houdend met de gevolgen van de sluiting van de woning voor verzoeker. Verder is er in de woning van verzoeker een handelshoeveelheid harddrugs aangetroffen. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als er ter plaatse geen overlast of feitelijke drugslast is geconstateerd. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat, hoewel volgens verzoeker nog niet met zekerheid is vastgesteld in hoeverre de genoemde 3,5 kilo bestaat uit harddrugs, dit vooralsnog, gelet op de bestuurlijke rapportage voldoende aannemelijk voorkomt en 3,5 kilo harddrugs moet worden aangemerkt als een forse handelshoeveelheid. Daarnaast zijn er in de woning van verzoeker verschillende attributen aangetroffen, zoals gripzakjes, ponypacks, een weegschaal, contant geld en een token. Verder is onbetwist dat verzoeker betrokken is geweest bij de verkoop van drugs. Hoewel er dus weliswaar géén ‘loop’ was naar de woning, heeft de burgemeester naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter gelet op al deze omstandigheden op goede gronden aangenomen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is. Met een minder ingrijpend middel had niet kunnen worden volstaan om het beoogde doel te bereiken.
Evenwichtig
5.5.
Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd dat de sluiting van de woning van verzoeker voor de duur van drie maanden evenwichtig is. Ten aanzien van de gronden die zien op de alternatieve woonruimte, overweegt de voorzieningenrechter dat als uitgangspunt geldt dat verzoeker zelf verantwoordelijk is voor het vinden hiervan bij een sluiting van een woning. De voorzieningenrechter is met de burgemeester van oordeel dat verzoeker dit onvoldoende heeft onderbouwd. Er zijn geen verdere stukken overgelegd waaruit blijkt welke inspanningen hij heeft verricht om vervangende woonruimte te vinden. Daarbij is op zitting gebleken dat de burgemeester in voldoende mate voldaan heeft aan zijn plicht om de huisvestingsmogelijkheden te onderzoeken en verzoeker daarbij te helpen. De burgemeester heeft ook aangegeven dat er op de ochtend van de zitting nog is bevestigd dat de crisisopvang voor verzoeker beschikbaar is. Verder merkt de voorzieningenrechter op dat – zoals op zitting ook is besproken – de omstandigheid dat het huurcontract door de stichting zal worden ontbonden en verzoeker op korte termijn ook geen positieve verhuurdersverklaring zal ontvangen, los moet worden gezien van de procedure tot sluiting van de woning gedurende 3 maanden.
5.6.
Voor wat betreft de overige belangen die door verzoeker naar voren zijn gebracht, overweegt de voorzieningenrechter dat de burgemeester zich, gezien de ernst van de overtreding en verzoeker de overtreding kan worden verweten, zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het belang van de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat tegen de gevolgen van drugshandel groter is dan de belangen die verzoeker heeft bij het niet sluiten van de woning. De voorzieningenrechter is niet gebleken van dermate onevenredige gevolgen, dat de burgemeester de belangen van verzoeker had moeten laten prevaleren of die aanleiding geven voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat de sluiting van de woning financiële gevolgen heeft, verzoeker voor moeilijkheden stelt bij het vinden van vervangende woonruimte en de woning voor hem emotionele waarde heeft en een rustpunt biedt, zijn geen omstandigheden die de gevolgen voor verzoeker in bijzondere mate onderscheiden van anderen die geconfronteerd worden met sluiting van hun woning. Ook hierbij merkt de voorzieningenrechter op, dat de sluiting van de woning voor 3 maanden geldt. Dat het huurcontract door de stichting zal worden ontbonden en verzoeker op korte termijn ook geen positieve verhuurdersverklaring zal ontvangen, is geen direct gevolg van het besluit van de burgemeester.
5.7.
De voorzieningenrechter komt daarmee tot het voorlopige oordeel dat de sluiting van de woning van verzoeker voor drie maanden niet onevenredig is. Het bezwaar heeft daarmee geen redelijke kans van slagen.
Conclusie en gevolgen
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dit betekent dat het bestreden besluit niet wordt geschorst tot de beslissing op bezwaar. Dat heeft tot gevolg dat de burgemeester de woning van verzoeker aan de [adres] kan sluiten per 20 maart 2025 om 11:00 uur voor een periode van drie maanden.
7. Omdat het verzoek wordt afgewezen, krijgt verzoeker geen vergoeding voor de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.C. Smitstra, griffier. Uitgesproken in het openbaar op:
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.