ECLI:NL:RBOVE:2025:2257

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
ak_24_2380 tu
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de verlening van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een horeca-inrichting in Deventer

Deze tussenuitspraak betreft de verlening van een omgevingsvergunning aan McDonald's voor de realisatie van een restaurant aan de Keizerstraat 2 en Walstraat in Deventer. Eisers, eigenaren van een nabijgelegen pand, hebben beroep ingesteld tegen de verleende vergunning, waarbij zij verschillende beroepsgronden aanvoeren. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit een gebrek vertoont, omdat het college de toegenomen parkeerbehoefte en de financiële bijdrage van McDonald's onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank past een bestuurlijke lus toe, waardoor het college de gelegenheid krijgt om dit gebrek te herstellen. De rechtbank concludeert verder dat er geen tekortkomingen zijn in de totstandkoming van het bestreden besluit en dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank geeft aan dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning is ingediend voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, waardoor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing blijft. De rechtbank stelt het college in de gelegenheid om binnen vier weken het gebrek te herstellen en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2380

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [woonplaats], eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer, het college

(gemachtigden: mr. A.M.M. Hutten-Bekemeier en ing. M.G.M. Wolbrink-Meijerink).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: McDonald's Nederland B.V. uit Utrecht (McDonald's)
(gemachtigde: mr. A.P. IJkelenstam).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de omgevingsvergunning die het college aan McDonald’s heeft verleend om een McDonald’s aan de Keizerstraat 2 en het aangrenzende pand aan de Walstraat in Deventer te realiseren. Eisers zijn samen eigenaar van het pand aan de Brink 90 in Deventer. Eisers zijn het niet eens met de verleende omgevingsvergunning. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het college de omgevingsvergunning mocht verlenen.
1.1.
De rechtbank komt in deze tussenuitspraak tot het oordeel dat het bestreden besluit een gebrek bevat: het college heeft de toegenomen parkeerbehoefte voor autoparkeren en daarmee samenhangend de financiële bijdrage van McDonald’s onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank ziet aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen en het college in de gelegenheid te stellen dit gebrek te herstellen. Verder ziet de rechtbank geen tekortkomingen in de totstandkoming van het bestreden besluit. Het college heeft zich voor het overige ook op het standpunt kunnen stellen dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de voorschriften, die zijn verbonden aan de omgevingsvergunning, voldoende zijn om een goed woon- en leefklimaat te waarborgen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Het college heeft met het besluit van 20 juli 2023 een omgevingsvergunning verleend aan McDonald’s voor de realisatie van een McDonald’s aan de Keizerstraat 2 en het aangrenzende pand aan de Walstraat in Deventer.
2.1.
Met het bestreden besluit van 27 februari 2024 op het bezwaar van eisers is het college bij dat besluit gebleven.
2.2.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. McDonald's heeft ook schriftelijk gereageerd.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaken ZWO 24/2381, ZWO 24/2893 en ZWO 24/2928, op 28 februari 2025 op zitting behandeld. [eiser 2] was namens eisers aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden en [naam 1]. Voor McDonalds was [naam 2] aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde van McDonalds.

Beoordeling door de rechtbank

Welk recht is van toepassing?
3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag van een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. [1]
3.1.
De aanvraag van een omgevingsvergunning is ingediend op 31 mei 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Waar gaat deze zaak over?
4. Het pand waar de McDonald’s is gesitueerd is gelegen in het bestemmingsplan ‘Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B’ (het bestemmingsplan) en heeft - voor zover relevant - de enkelbestemming ‘Horecagebied - 02'. Er zijn maximaal zestien horecabedrijven in de categorie 2a, 2b, 3a of 3b toegestaan binnen dit gebied en deze functie is alleen toegestaan op de begane grond (eerste bouwlaag) en in de kelder (onderbouw). [2]
4.1.
Het college heeft aan McDonald’s een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen van een bouwwerk, gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument en het maken van handelsreclame aan een onroerende zaak. Het plan van McDonald’s is in strijd met het bestemmingsplan, omdat McDonald’s horeca wil realiseren op de eerste verdieping van het pand. Het college heeft met toepassing van de zogenaamde planologische kruimellijst meegewerkt aan een afwijking van het bestemmingsplan, waardoor ook de eerste verdieping kan worden gebruikt voor horeca. [3]
4.2.
Verder wordt een omgevingsvergunning pas verleend als in voldoende mate is voorzien in parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig de 'Beleidsregels Parkeren bestemmingsplannen Deventer (versie 2015)’ en de 'Nota parkeernormen 2013'. [4] Het college heeft de toename van de parkeerbehoefte bepaald op 8 parkeerplaatsen voor auto’s. Het college heeft aansluiting gezocht bij de functie van cafetaria, omdat voor fastfoodrestaurants in de beleidsregels geen aparte parkeernorm is vastgesteld. Omdat er geen rechtstreeks toepasbare parkeernorm voor een cafetaria beschikbaar is, heeft het college gekeken naar de parkeernorm voor een cafetaria in de richtlijnen van de CROW (publicatie 381, toekomstbestending parkeren) die uitgaat van 4 tot 6 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak. Het college heeft ook rekening gehouden met het feit dat de McDonald’s in voetgangersgebied ligt. Het college heeft daarom een parkeernorm vastgesteld van 5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.
Omdat niet op eigen terrein kan worden voorzien in de toename van de parkeerbehoefte, heeft McDonald’s een financiële bijdrage gestort in de Reserve Parkeervoorzieningen.
Het college heeft de toename van de parkeerbehoefte voor fietsen bepaald op 17 parkeerplaatsen.
4.3.
Eisers hebben op zitting toegelicht dat het beroep zich niet richt tegen de bevoegdheid van het college om af te wijken van het bestemmingsplan. Het beroep richt zich alleen tegen de wijze waarop het college de afwijking van het bestemmingsplan heeft gemotiveerd. Eisers hebben daarnaast beroepsgronden gericht tegen verschillende aspecten van de besluitvorming door het college. De rechtbank beoordeelt hierna deze beroepsgronden.
Heeft in bezwaar een deugdelijke heroverweging plaatsgevonden?
5. Eisers voeren aan dat het college in bezwaar geen deugdelijke heroverweging heeft verricht, omdat het procesdossier niet volledig was. Het positieve advies van het college in het kader van het vooroverleg en de aanvullende bezwaargronden van eisers van 31 december 2023 ontbreken. Daarnaast heeft de bezwaarcommissie vooringenomen gehandeld, omdat het commissielid, de heer [naam 3], en de gemachtigde van McDonald’s allebei actief zijn of actief zijn geweest voor de VVD. Tot slot is het college buiten de omvang van het geding getreden door de e-mail van eisers van 6 november 2023, waarin zij vragen hebben gesteld aan het college, als aanvullende bezwaargronden op te vatten.
5.1.
De rechtbank geeft eisers geen gelijk. Het college moet het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage leggen. [5] Het gaat daarbij om de stukken waarop het besluit is gebaseerd. Ook de rechtbank toetst het besluit aan de hand van de stukken waarop het bestreden besluit is gebaseerd. Het college heeft het positieve advies niet in de besluitvorming betrokken en heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat dit geen stuk is dat op de zaak betrekking heeft. Als eisers het positieve advies relevant vinden, ligt het op hun weg dat op te vragen via een verzoek op grond van de Wet open overheid. Uit het advies van de bezwaarcommissie volgt verder dat alle aanvullende bezwaargronden van 31 december 2023 zijn beoordeeld en dus zijn gezien door de bezwaarcommissie.
Eisers hebben daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat de heer [naam 3] partijdig is geweest tijdens de behandeling van de bezwaren. De omstandigheid dat de heer [naam 3] en de gemachtigde van McDonald’s - die geen band met elkaar hebben - op verschillende momenten in verschillende gemeentes actief zijn (geweest) voor de VVD is daarvoor onvoldoende.
Tot slot heeft het college in bezwaar een heroverweging verricht waarin alle relevante (aanvullende) informatie is meegenomen. Dat het college in die heroverweging ook de e-mail van 6 november 2023 heeft betrokken, acht de rechtbank niet onrechtmatig.
Voldoet het verslag van de hoorzitting aan de eisen?
6. Eisers voeren aan dat het verslag van de hoorzitting geen correcte weergave is van wat er is besproken. Er is verder geen apart verslag gemaakt van het niet openbare deel van de hoorzitting en de pleitnota die is voorgedragen, is niet aan het verslag gehecht.
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De bezwaarcommissie moet een verslag van de hoorzitting opstellen. [6] Dat is ook gebeurd. Dat verslag mag een zakelijke weergave van het verhandelde ter zitting zijn. Het verslag voldoet daarom aan de daaraan te stellen eisen. Bovendien is er een geluidsopname van de hoorzitting gemaakt die aan eisers ter beschikking is gesteld. Verder is de pleitnota van eisers toegevoegd aan het procesdossier. Eisers hebben tot slot niet aangegeven op welke wijze het verslag moet worden aangevuld of verbeterd.
Zijn de planlocatie en planfunctie voldoende duidelijk?
7. Eisers voeren aan dat het college de omgevingsvergunning had moeten weigeren, omdat de planlocatie niet duidelijk is beschreven. Daarnaast is de vergunning aangevraagd voor de functie industrie en dat kan niet worden vergund.
7.1.
De rechtbank geeft eisers geen gelijk. Het college heeft de aanduiding van de planlocatie in het bestreden besluit hersteld. Verder volgt uit de ruimtelijke onderbouwing voldoende duidelijk dat de functie van een nieuwe McDonald’s wordt beoogd. Dat in de aanvraag van de omgevingsvergunning ook de functie industrie is aangekruist, leidt daarom niet tot vernietiging van het bestreden besluit.
Is voldoende gemotiveerd dat geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening?
8. Eisers voeren aan dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de activiteit waarvoor – in afwijking van het bestemmingsplan – de omgevingsvergunning is verleend niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Eisers hebben ter onderbouwing van dit standpunt meerdere beroepsgronden aangevoerd, die de rechtbank zal bespreken.
8.1.
Het college heeft de omgevingsvergunning verleend op grond van de zogenaamde planologische kruimellijst. Dat kan alleen als er geen strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank stelt voorop dat het college beleidsruimte toekomt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [7]
Is het parkeren van auto’s en fietsen in strijd met een goede ruimtelijke ordening?
9. Eisers voeren aan dat (verkeerd) geparkeerde fietsen op de Brink zorgen voor veel overlast. Verder is ten aanzien van het autoparkeren de parkeerbehoefte niet goed vastgesteld, omdat het college ten onrechte is uitgegaan van de parkeernorm voor een cafetaria. Het college had moeten uitgaan van de parkeernorm voor een restaurant, omdat de McDonald’s gericht is op het eten ter plaatse. Bovendien is het college bij de berekening van de parkeernorm afgeweken van de 'Beleidsregels Parkeren bestemmingsplannen Deventer (versie 2015)’ en de 'Nota parkeernormen 2013'. Het plan had moeten voorzien in 33 autoparkeerplaatsen. Tot slot kunnen die extra autoparkeerplaatsen niet in de directe omgeving van de planlocatie worden gerealiseerd. McDonald’s kan de parkeerbehoefte daarom niet afkopen met een financiële bijdrage.
9.1.
De rechtbank geeft eisers gelijk voor zover het gaat om de vaststelling van de parkeerbehoefte voor autoparkeren. Voor het overige slaagt deze beroepsgrond niet. Eisers stellen namelijk dat zij al lange tijd overlast van geparkeerde fietsen ervaren, al ver voor de komst van de McDonald’s. De overlast kan daarom niet alleen aan de eerste verdieping van de McDonald’s worden toegeschreven. De overlast wordt slechts voor een klein deel veroorzaakt door wat er is vergund. Het college heeft bovendien voldoende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbonden om overlast van geparkeerde fietsen te voorkomen: McDonald’s zet fietscoaches in om te voorkomen dat fietsen buiten de rekken worden geplaatst en het personeel van McDonald’s en medewerkers van bezorgdiensten maken gebruik van aangewezen fietsparkeerplaatsen. Het college heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening.
9.2.
De rechtbank volgt eisers ook niet in hun stelling dat McDonald’s de parkeerbehoefte niet kan afkopen met een financiële bijdrage als de extra parkeerplaatsen niet in de directe omgeving worden gerealiseerd. Uit rechtspraak van de Afdeling volgt dat voldoende aannemelijk moet zijn dat de financiële bijdrage die door de vergunninghouder is voldaan, gebruikt zal worden om te voorzien in de door het bouwplan ontstane parkeerbehoefte. [8] Het college heeft toegelicht dat de gemeente investeert in de projecten 'renovatie van de Brinkgarage' en 'ontwikkeling Melksterweide’. Verder is het project 'Mobiliteitshub De Kien’ in ontwikkeling. Hiermee heeft het college voldoende aannemelijk gemaakt dat de financiële bijdrage gebruikt wordt om te voorzien in de extra parkeerbehoefte voor autoparkeren.
9.3.
De rechtbank volgt eisers wel in hun stelling dat het college de toename van de parkeerbehoefte onjuist heeft berekend. Dit is een motiveringsgebrek. Het belang van eisers is hierbij gelegen in de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van de verhuurbaarheid van hun pand. Als niet aan de parkeerbehoefte wordt voldaan, kan dit namelijk negatieve gevolgen hebben voor de verhuurbaarheid van eisers pand.
Het college heeft bij het bepalen van de toepasselijke parkeernorm niet kunnen uitgaan van de parkeernorm voor een cafetaria. Het verschil tussen een cafetaria en een restaurant ziet met name op het feit dat een cafetaria een groot deel van zijn inkomsten haalt uit het afhalen en bezorgen van eten, terwijl een restaurant vooral gericht is op het ter plaatse eten. De McDonald’s houdt het midden tussen een cafetaria en een restaurant.
Bovendien heeft het college onvoldoende gemotiveerd waarom is aangesloten bij de parkeernorm voor een cafetaria in de richtlijnen van de CROW (publicatie 381, toekomstbestending parkeren) en niet bij de parkeernorm voor een cafetaria in de 'Nota parkeernormen 2013'. Anders dan de bezwaarcommissie in haar advies stelt, bevat die nota namelijk wel specifieke parkeernormen voor een cafetaria en het college moet zich in beginsel aan de beleidsregels houden. De richtlijnen van de CROW zijn overigens niet openbaar en dus niet in te zien door de rechtbank.
9.3.1.
Gelet op het voorgaande, is het bestreden besluit, voor zover het gaat om de vaststelling van de toegenomen parkeerbehoefte voor autoparkeren en daaraan gekoppeld de financiële bijdrage van McDonald’s, onvoldoende gemotiveerd. [9] De rechtbank ziet aanleiding om het college de gelegenheid te geven dit gebrek te herstellen. Aan het einde van deze tussenuitspraak zal de rechtbank uiteenzetten op welke manier het college dat kan doen.
9.4.
Om vertraging zoveel mogelijk te voorkomen zal de rechtbank de overige beroepsgronden nu al beoordelen.
Is het geluidsniveau in strijd met een goede ruimtelijke ordening?
10. Eisers voeren aan dat uit het geluidsonderzoek volgt dat de geluidsbelasting door buitengeluid, te weten stemgeluid en geluid door rolcontainers, te hoog is. Ten aanzien van het maximale geluidsniveau LAmax kan namelijk niet worden voldaan aan de stappen 2 en 3 uit de VNG-Publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’. Er bestaat geen rechtvaardiging voor de overschrijding van het maximale geluidsniveau.
10.1.
De rechtbank geeft eisers geen gelijk. Het college heeft voldoende gemotiveerd dat ten aanzien van het geluid geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening.
10.1.1.
[naam 4] heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsuitstraling door de McDonald’s. Het onderzoek is uitgevoerd met als uitgangspunt een richtafstand van 0 meter, omdat er woningen direct boven en naast de McDonald’s zijn gelegen. De resultaten zijn onder meer beoordeeld aan de hand van het stappenplan zoals opgenomen in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering'.
Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening blijkt dat voor wat betreft het maximale geluidsniveau LAmax niet voldaan kan worden aan stap 2 en 3 van de VNG.
Het maximale geluidsniveau LAmax wordt (met name) veroorzaakt door de bevoorrading met rolcontainers en het stemgeluid van bezoekers ter hoogte van de ingang. De geluidsbelasting in de dagperiode wordt veroorzaakt door de bevoorrading van de McDonald’s met rolcontainers. Als ook rekening wordt gehouden met het stemgeluid van de bezoekers die zich bij de ingang van de McDonald’s ophouden, leidt dat tot hogere piekgeluiden dan al veroorzaakt door het rijden met de rolcontainers. De geluidsbelasting in de avondperiode wordt voornamelijk bepaald door de aanzuigroosters van de luchtbehandelingskasten voor de keuken en de publieke ruimtes. Als ook rekening wordt gehouden met het stemgeluid van de bezoekers die zich bij de ingang van het restaurant ophouden, leidt dat tot fors hogere piekgeluiden.
Met een maximaal geluidsniveau LAmax van 82 dB(A) veroorzaakt door het stemgeluid van de bezoekers die zich ter hoogte van het restaurant ophouden, bedraagt de overschrijding respectievelijk 12 dB(A) in de dagperiode en 17 dB(A) in de avondperiode.
10.1.2.
Uit het stappenplan van de VNG volgt weliswaar dat bij een hogere geluidsbelasting dan aangegeven in stap 3 vrijstelling doorgaans niet mogelijk is, maar het college heeft voldoende gemotiveerd dat de geluidspieken in dit geval acceptabel zijn. Het college heeft mogen meewegen dat de McDonald’s is gelegen in een deel van het centrum van Deventer waar sprake is van een relatief hoog omgevingsgeluid door aanwezigheid van winkels en horeca. Deze horeca is tot ver na sluitingstijd van de McDonald's, die om 22.00 uur sluit, geopend. Het is hierdoor lastig om te bepalen of een bezoeker die stemgeluid produceert, is toe te rekenen aan de McDonald’s of een andere (horeca)gelegenheid.
Verder heeft het college mogen meewegen dat de bevoorrading, waarbij vaak rolcontainers worden gebruikt, voor winkels en horeca in het centrum van Deventer alleen is toegestaan op weekdagen tussen 07:00 uur en 11:00 uur voor maximaal 30 minuten. Dat betekent dat de eventuele overschrijding van het geluidsniveau slechts kort en tegelijk plaatsvindt.
Daarnaast heeft het college vastgesteld dat McDonald’s alle door [naam 4] noodzakelijke en aanbevolen geluidswerende maatregelen heeft getroffen, waaronder maatregelen met betrekking tot het stemgeluid van bezoekers en het geluid van activiteiten in en buiten het restaurant.
Tot slot is, zoals het college terecht stelt, alleen voor de eerste verdieping van het pand afgeweken van het bestemmingsplan, op de begane grond is horeca, met alle geluid(soverlast) van dien, al toegestaan.
Is de omgevingsvergunning in strijd met het horecabeleid?
11. Eisers voeren aan dat de omgevingsvergunning in strijd is met het horecabeleid, omdat de McDonald’s geen vernieuwend en eigentijds concept is en dat wel een voorwaarde is voor nieuwe horeca en voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in Deventer.
11.1.
De rechtbank geeft eisers geen gelijk. Het ‘Horecabeleid Deventer 2016-2020’ beschrijft hoe een plan dat niet aan het bestemmingsplan voldoet, moet worden beoordeeld. Als het gaat om een - in dit geval deel van een - pand dat een andere bestemming heeft dan horeca, maar wel is gelegen in een bestaand horecagebied, wordt onder voorwaarden aan dat plan meegewerkt. Er moet een functionele, economische en ruimtelijke samenhang met de andere functies in het gebied zijn. Verder moet het plan bijdragen aan de ambities uit DEVisie2020 en mag het niet in strijd zijn met het maximumstelsel. Het college heeft kunnen stellen dat het plan van McDonald’s aan deze voorwaarden voldoet. Het horecabeleid stelt niet de voorwaarde dat het plan vernieuwend en eigentijds moet zijn.
Is de omgevingsvergunning in strijd met de Omgevingsvisie?
12. Eisers voeren aan dat onvoldoende duidelijk is welk ruimtelijk regime uit de Omgevingsvisie van toepassing is op het plan. Het college had het plan alleen moeten toetsen aan het ontwikkelingskader van het kernwinkelgebied en niet aan de ontwikkelingskaders van het horecakerngebied en het dwaalmilieu. Het plan is daarom niet deugdelijk getoetst aan de Omgevingsvisie.
12.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Uit het bestreden besluit volgt dat het college heeft getoetst aan de Omgevingsvisie. Uit de Omgevingsvisie blijkt niet dat er sprake is van een strikt regime met duidelijke grensgebieden. De planlocatie is gelegen in een overgangsgebied van het kernwinkelgebied, het kernhorecagebied en het dwaalmilieu. Het college heeft kunnen stellen dat het college wil meewerken aan een plan als het past in één van de drie gebieden. Uit de Omgevingsvisie volgt verder dat in alle drie de gebieden horeca of vergroting van horeca mogelijk is.
Is horeca op de eerste verdieping in strijd met een goede ruimtelijke ordening?
13. Eisers voeren aan dat horeca op de eerste verdieping op de planlocatie volgens het bestemmingsplan (‘Horecagebied-02’) niet is toegestaan en ook niet past in de Omgevingsvisie. Het college had moeten onderzoeken of de woonfunctie van de eerste verdieping kon worden gehandhaafd. Uit een uitspraak van de Afdeling volgt verder dat uitbreiding van horeca naar de eerste verdieping in ‘Horecagebied-02’ niet makkelijker mag zijn dan in ‘Horecagebied-01’. [10] Er had dus moeten worden getoetst aan de regels die gelden voor ‘Horecagebied-01’. Daarnaast wordt met de uitbreiding van de horeca naar de eerste verdieping het maximum van zestien horecabedrijven overschreden, omdat volgens de regels van ‘Horecagebied-01’ de verticale uitbreiding naar de bovenverdieping van een pand tot een uitbreiding van het aantal horecabedrijven wordt gerekend.
13.1.
De rechtbank volgt eisers niet. Het college heeft de omgevingsvergunning juist verleend om - in afwijking van het bestemmingsplan - op de eerste verdieping van het pand horeca te realiseren. Het college diende te beslissen op de aanvraag zoals die voorlag en te beoordelen of de aangevraagde activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij heeft het college onder meer getoetst aan de Omgevingsvisie.
Op de planlocatie is verder de bestemming ‘Horecagebied-02’ van toepassing en niet de bestemming ‘Horecagebied-01’. De regels van ‘Horecagebied-01’, waaronder de regels over het maximumstelsel in dat gebied, zijn dus niet van toepassing. Het college heeft terecht gesteld dat het maximum aantal horecabedrijven in ‘Horecagebied-02’ met de uitbreiding naar de eerste verdieping niet wordt overschreden.
De rechtbank volgt niet dat sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening, omdat eerst had moeten worden bekeken of op de eerste verdieping van het pand een woning kon worden gerealiseerd. Er is geen wettelijke grondslag op basis waarvan het college dit had moeten onderzoeken. Verder overweegt de rechtbank dat ten tijde van het indienen van de aanvraag van de omgevingsvergunning op de eerste verdieping van het pand al geen woonruimte meer zat en dat daar planologisch nog steeds een woonbestemming op rust. Anders dan eisers op zitting hebben gesteld, is het in de toekomst dus nog steeds mogelijk om, indien gewenst, op de eerste verdieping van het pand een woning te realiseren.
Heeft het college voldoende rekening gehouden met gezondheidsaspecten?
14. Eisers voeren aan dat het college de gevolgen van de omgevingsvergunning voor de gezondheid van mensen had moeten meewegen, omdat de Omgevingsvisie bepaalt dat een veilige en gezonde leefomgeving het uitgangspunt is. Het college had advies moeten inwinnen bij de GGD. Verder zorgt afval voor ongedierte, zoals de bruine rat, wat kan zorgen voor de verspreiding van ziektes.
14.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Uit de Omgevingsvisie volgt dat een gezonde leefomgeving gaat over voorzieningen die de gezondheid bevorderen, zoals betekenisvol (vrijwilligers)werk, goede sociale contacten, veerkracht en zelfmanagement, sociale veiligheid en prettig wonen. De menukaart van horecabedrijven valt hier niet onder. Het college beoordeelt in het kader van een goede ruimtelijke ordening bovendien de ruimtelijke effecten van de uitbreiding van de horecafunctie naar de eerste verdieping van het pand. De gezondheid van mensen door wat zij al dan niet eten, is geen ruimtelijk effect en hoeft daarom niet te worden beoordeeld.
Voor zover ongedierte als gevolg van afval al moet worden beschouwd als een ruimtelijk effect, overweegt de rechtbank dat het college voldoende voorschriften aan de omgevingsvergunning heeft verbonden om het afval te beperken. Eén van de voorwaarden is namelijk dat McDonald’s tenminste twee keer per dag zwerfafval opruimt in een aangegeven gebied. Daarnaast stelt McDonald’s een 06-nummer beschikbaar voor meldingen van afval. Dit ruimt McDonald's dan op.
Zijn de voorschriften voldoende om een goed woon- en leefklimaat te waarborgen?
15. Eisers voeren aan dat aantasting van het woon- en leefklimaat vooraf moet worden voorkomen en niet achteraf door het stellen van voorschriften. Bovendien wordt met de voorschriften niet uitgesloten dat er ’s nachts afval blijft liggen dat ongedierte aantrekt en dat kan worden verspreid door de wind. Tot slot worden de voorschriften over de inzet van fietscoaches en het opruimen van afval niet nageleefd.
15.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank onderschrijft het standpunt van het college dat er vergaande voorschriften aan de omgevingsvergunning zijn verbonden. Het gaat - zoals uit het voorgaande al is gebleken - onder meer om een eerdere sluitingstijd (22.00 uur) dan andere horeca, het opruimen van afval, regels over fietsparkeren en de inzet van fietscoaches. Het college heeft voldoende gemotiveerd dat met deze voorschriften een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Eisers kunnen het college verzoeken de voorschriften te handhaven als die niet worden nageleefd.

Conclusie en gevolgen

16. Zoals hiervoor is overwogen in rechtsoverwegingen 9.3. en 9.3.1. is het bestreden besluit in strijd met het vereiste van een deugdelijke motivering. De rechtbank kan het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. [11] De rechtbank doet dan een tussenuitspraak. [12] De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Om het gebrek te herstellen moet het college de toegenomen parkeerbehoefte en de financiële bijdrage van McDonald’s opnieuw vaststellen en motiveren. Dat herstel kan met een aanvullende motivering of, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit.
16.1.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
16.2.
Het college moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. [13] Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers en McDonald’s in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college.
16.3.
De rechtbank zal in beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
16.4.
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. [14]
16.5.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het college op zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. M. Lok, rechter, in aanwezigheid van mr. P.J.H. Bijleveld, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet
2.Artikel 94.1 van de regels van het bestemmingsplan (de planregels)
3.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2, van de Wabo in samenhang met artikel 4, onderdeel 9, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor)
4.Artikel 284.5.1 van de planregels
5.Artikel 7:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
6.Artikel 7:13, zesde lid, van de Awb
7.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:119
8.Uitspraak van de Afdeling van 10 februari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL3346
9.Dit is in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb
10.Uitspraak van de Afdeling van 24 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2574
11.Artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb
12.Artikel 8:80a van de Awb
13.Artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb
14.Uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2877