ECLI:NL:RBOVE:2025:2601

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
84.110070.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en belastingfraude geleid door verdachte met langdurige strafrechtelijke gevolgen

Op 28 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 39-jarige man, die werd beschuldigd van het leiden van een criminele organisatie die zich schuldig maakte aan belastingfraude en gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte jarenlang onjuiste belastingaangiften heeft ingediend, wat resulteerde in een belastingnadeel van ongeveer € 2.500.000,--. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften voor de inkomstenbelasting en omzetbelasting heeft gedaan, en dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan het witwassen van criminele opbrengsten. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een gestructureerde organisatie hebben gevormd die tot doel had belastingfraude en witwassen te plegen. De inbeslaggenomen goederen, waaronder een onroerend goed, werden verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.110070.22 (P)
Datum vonnis: 28 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1986 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3, 6, 10 en 13 maart 2025 en 14 april 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat namens verdachte door zijn raadslieden mr. V.C. van der Velde en mr. G.I. Roos, advocaten in Almere, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 3 maart 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk onjuiste of onvolledige aangiften voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen heeft gedaan;
feit 2:al dan niet handelend onder de namen [bedrijf 1] , [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk onjuiste of onvolledige aangiften voor de omzetbelasting heeft gedaan;
feit 3:opdracht heeft gegeven tot of feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 3] B.V. tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften voor de omzetbelasting;
feit 4:al dan niet handelend onder de namen [bedrijf 1] , [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften;
feit 5:al dan niet handelend onder de namen [bedrijf 1] , [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] tezamen en in vereniging met een ander of anderen meerdere geldbedragen en goederen heeft witgewassen, terwijl hij hiervan een gewoonte heeft gemaakt en het feit heeft gepleegd in de uitoefening van zijn beroep en/of bedrijf;
feit 6:opdracht heeft gegeven tot of feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 3] B.V. tezamen en in vereniging met een ander of anderen witwassen van
€ 140.000,--, terwijl zij hiervan een gewoonte heeft gemaakt en het feit heeft gepleegd in de uitoefening van zijn beroep en/of bedrijf;
feit 7:tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van valsheid in geschrift, belastingfraude, witwassen en/of oplichting, van welke organisatie hij (mede-)bestuurder was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 03 januari 2021 in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen:
-ten name van [verdachte] , al dan niet gezamenlijk met [medeverdachte 1] , over 2018 en/of
-ten name van [verdachte] , over 2019,
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben doen/laten doen,
door (telkens) op/in het/de ingeleverde/ingediende aangifte(n) een onjuist bedrag aan belastbaar inkomen op te gegeven en/of te doen/laten opgeven,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven;
2.
hij, al dan niet handelend onder de na(a)m(en) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 oktober 2018 tot en met 14 augustus 2019, in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting, over:
-het derde kwartaal van 2018, en/of
-het tweede kwartaal van 2019,
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben doen/laten doen,
door (telkens) op/in het/de ingeleverde/ingediende aangifte(n) een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting / voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting op te geven en/of te doen/laten opgeven,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven;
3.
[bedrijf 3] B.V. op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 mei 2020 toten met 29 april 2021, in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting, ten name van [bedrijf 3] B.V., over:
-het eerste en/of het tweede en/of het derde en/of het vierde kwartaal van 2020, en/of
-het eerste kwartaal van 2021,
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben doen/laten doen,
door (telkens) op/in het/de ingeleverde/ingediende aangifte(n) een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting / voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting op te geven en/of te doen/laten opgeven,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
4.
hij, al dan niet handelend onder de na(a)m(en) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 augustus 2019 tot en met 24 mei 2020, in de gemeente(n) Apeldoorn en/of Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt of gebruik heeft doen maken, van een of meer vals(e) geschrift(en) – (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – te weten een of meer
suppletie(s)(aangifte(n)) voor de omzetbelasting ten name van [verdachte] , al dan niet handelend onder de na(a)m(en) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , over:
-het vierde kwartaal van 2018 en/of
-het eerste en/of het derde en/of het vierde kwartaal van 2019, en/of
-het eerste kwartaal van 2020,
als ware die geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken (telkens) in het overleggen en/of indienen van dat/die (digita(a)l(e)) geschrift(en) aan/bij de belastingdienst,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin, dat (telkens) in die (digita(a)l(e)) geschrift(en) een onjuist bedrag aan omzet en/of af te dragen omzetbelasting was vermeld, dan wel opzettelijk zodanig die geschrift(en) heeft afgeleverd aan de belastingdienst, terwijl hij weet of redelijkerwijs moest vermoeden dat die geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik;
5.
hij, al dan niet handelend onder de na(a)m(en) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met heden in de gemeente Almere, althans in Nederland en/of Bulgarije en/of Marokko, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, meermalen, althans eenmaal,
Sub a)
(telkens) van een of meer voorwerp(en), te weten van:
- ( ongeveer)
euro 172.498,--althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of
- ( ongeveer) euro
185.544,-- (euro 107.774,-- en/of euro 77.770,--)althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [bedrijf 3] B.V., en/of
- ( ongeveer)
euro 69.326,-- (euro 34.104,-- en/of euro 35.222,--)althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [bedrijf 4] B.V., en/of
- ( ongeveer) euro
55.232,--,althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [bedrijf 5] B.V.
[vindplaats: AMB-40, Excel [bestandsnaam 21]],
en/of
- ( ongeveer) euro 438.000,--, althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet contant
opgenomen, en/of
- een of meer voertuig(en) aangeschaft bij en/of afgenomen dienst(en) van:
- [naam 1] en/of [bedrijf 13] , ten bedrage van (ongeveer) euro 802.000,--, althans van enig geldbedrag, en/of
- een of meer (luxe) artikelen, aangeschaft met een waarde van in totaal (ongeveer) euro 36.075,--, althans van enig geldbedrag, van (het merk): Gucci en/of Christian Dior Couture Paris en/of Gassan Diamonds en/of Rolex en/of Kymera Body Board en/of Volkswagen en/of Sunglasses Schiphol Airp en/of Dsquared2 en/of Louis Vuitton, en/of
- een of meer betaling(en) aan [bedrijf 6] , ten bedrage van (ongeveer) euro 350.000,--, althans van enig geldbedrag, en/of
- onroerend goed aan de [adres 1] , met een aankoopbedrag van (ongeveer) euro 201.297--, althans van enig geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de
verplaatsing, heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven voorwerp(en) is/was en/of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had,
en/of
Sub b)
(telkens) een of meer voorwerp(en), te weten:
- ( ongeveer)
euro 172.498,--althans van een of meer geldbedrag(en), en/of
- ( ongeveer) euro
185.544,-- (euro 107.774,-- en/of euro 77.770,--)althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [bedrijf 3] B.V., en/of
- ( ongeveer)
euro 69.326,-- (euro 34.104,-- en/of euro 35.222,--)althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [bedrijf 4] B.V., en/of
- ( ongeveer) euro
55.232,--,althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [bedrijf 5] B.V.
[vindplaats: AMB-40, Excel [bestandsnaam 21]],
en/of
- ( ongeveer) euro 438.000,--, althans een of meer geldbedrag(en), al dan niet contant opgenomen, en/of
- een of meer voertuig(en) aangeschaft bij en/of afgenomen dienst(en) van:
- [naam 1] en/of [bedrijf 13] , ten bedrage van (ongeveer) euro 802.000,--, althans van enig geldbedrag, en/of
- een of meer (luxe) artikelen, aangeschaft met een waarde van in totaal (ongeveer) euro 36.075,--, althans van enig geldbedrag, van (het merk): Gucci en/of Christian Dior Couture Paris en/of Gassan Diamonds en/of Rolex en/of Kymera Body Board en/of Volkswagen en/of Sunglasses Schiphol Airp en/of Dsquared2 en/of Louis Vuitton, en/of
- een of meer betaling(en) aan [bedrijf 6] , ten bedrage van (ongeveer) euro 350.000,--, althans van enig geldbedrag, en/of
- onroerend goed aan de [adres 1] , met een aankoop bedrag van (ongeveer) euro 201.297--, althans van enig geldbedrag,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van
bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden, dat de/het bovenomschreven
voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – (deels) afkomstig was/waren uit enig(e)
gepleegde misdrij(f)(ven), terwijl hij
- van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt en/of
- zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de uitoefening van zijn beroep en/of bedrijf;
6.
[bedrijf 3] B.V., op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 december 2019 tot en met heden in de gemeente Almere en/of Woerden en/of Utrecht, althans in Nederland en/of Bulgarije en/of Marokko, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, meermalen, althans eenmaal,
Sub a)
(telkens) van een of meer voorwerp(en), te weten van:
- een of meer betaling(en) aan [bedrijf 7] B.V. ten bedrage van in totaal (ongeveer) euro 140.000,--, althans een of meer geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de
verplaatsing, heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven voorwerp(en) is/was en/of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had,
en/of
Sub b)
(telkens) een of meer voorwerp(en), te weten van:
- een of meer betaling(en) aan [bedrijf 7] B.V. ten bedrage van in totaal (ongeveer) euro 140.000,--, althans een of meer geldbedrag(en),
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van
bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij wist(en), althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden, dat de/het bovenomschreven voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – (deels) afkomstig was/waren uit enig(e) gepleegde misdrij(f)(ven),
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven,
terwijl zij
- van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt en/of
- zich schuldig heeft/hebben gemaakt aan witwassen in de uitoefening van haar beroep en/of bedrijf
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven,
7.
hij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met heden, in de gemeente(n) Almere en/of Utrecht en/of Woerden, in elk geval in Nederland, en/of Bulgarije en/of Marokko, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door:
- [medeverdachte 1] , en/of
- [verdachte] , en/of
- [medeverdachte 2] , en/of
- [medeverdachte 5] , en/of
- [medeverdachte 3] , en/of
- [medeverdachte 4] , en/of
- [bedrijf 3] B.V., en/of
- [bedrijf 4] B.V., en/of
- [bedrijf 5] B.V., en/of
een of meer andere (rechts)perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het plegen van valsheid in geschrift en/of
- het plegen van belastingfraude en/of
- het plegen van witwassen en/of
- het plegen van oplichting,
van welke organisatie verdachte (feitelijk) (mede-)oprichter en/of (feitelijk) (mede-) bestuurder was.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde feit. Ten aanzien van de overige tenlastegelegde feiten heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten.
Met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3 heeft de verdediging aangevoerd dat het opzet op het indienen van onjuiste of onvolledige belastingaangiften ontbreekt. Verdachte dreef een legale onderneming, waarvan de administratie hem boven het hoofd was gegroeid.
Met betrekking tot de feiten 5 en 6 heeft de verdediging gesteld dat de inkomsten van het bedrijf van verdachte voortkwamen uit legale bedrijfsactiviteiten. Er is geen sprake van een criminele herkomst.
Subsidiair is aangevoerd dat geen sprake is van verhullingshandelingen. Alle transacties zijn traceerbaar via bankmutaties.
Tot slot ontbreekt volgens de verdediging bewijs voor het bestaan van een crimineel oogmerk, zoals onder 7 ten laste is gelegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Organisatie en werkwijze
Het onderzoek Waterscheerling is door de FIOD gestart naar aanleiding van fraudemeldingen bij de Belastingdienst en signalen van de Financial Intelligence Unit (FIU) over bedrijven die actief zijn in de riooltechniek. De meldingen hadden onder meer betrekking op de bedrijven [bedrijf 1] , [bedrijf 8] , [bedrijf 2] . Dit zijn eenmanszaken van respectievelijk [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . Dit zijn broers en neven van elkaar, en medeverdachten. Omwille van de begrijpelijkheid en leesbaarheid van het vonnis, worden de verdachten hierna bij hun voornaam genoemd.
De organisatie van de verdachten
De rechtbank leidt uit het dossier en de verklaringen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] op zitting het volgende af.
[verdachte] begon op 10 november 2014 met zijn eenmanszaak [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ). De eenmanszaak had onder meer als activiteit Loodgieter/Loodgieterswerk. Later breidde hij zijn activiteiten uit. Er werden verschillende B.V.’s opgericht en [verdachte] nam andere monteurs als onderaannemer in de arm die de opdrachten bij de klanten uitvoerden. Dit betroffen onder andere [verdachte] broer [medeverdachte 2] en zijn neven [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] . In totaal hebben enkele tientallen monteurs voor [verdachte] gewerkt.
-
De B.V.’s
Op 20 december 2019 is [bedrijf 3] B.V. opgericht. Tot en met 10 mei 2021 was [verdachte] enig bestuurder. Zijn broer [medeverdachte 5] werd enig bestuurder vanaf 10 mei 2021.
[bedrijf 3] B.V. is een holding, en enig bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 4] B.V.
[bedrijf 4] B.V. is op 8 september 2020 opgericht en heeft als activiteiten acquisitie van opdrachten binnen diverse facilitaire gebieden.
[bedrijf 5] B.V. is op 17 september 2020 opgericht en heeft als activiteiten overige zakelijke dienstverlening. [medeverdachte 5] was vanaf 1 mei 2021 één van de bestuurders.
-
De bedrijfsvoering
De opdrachten kwamen binnen via ‘de centrale’. Hier werkten onder andere [verdachte] en zijn broer [medeverdachte 5] . [medeverdachte 5] zette vanuit [bedrijf 5] B.V. het callcenter voor de organisatie op. [verdachte] zorgde ervoor dat bij zoekopdrachten via Google de contactgegevens van de eenmanszaken hoog op de lijst stonden, zodat potentiële klanten met name bij spoedopdrachten terechtkwamen bij de organisatie. In het callcenter werden de telefonische opdrachten aangenomen en uitgezet naar de diverse monteurs. Ook werd vanuit het callcenter de klachtenafhandeling gedaan. [medeverdachte 5] ontving hiervoor een managementvergoeding, die hij in de periode van januari 2021 tot en met september 2022 factureerde aan [bedrijf 4] B.V.
Nieuwe monteurs startten op verzoek van [verdachte] een eigen eenmanszaak, openden een zakelijke bankrekening en leverden hun pinpas, pincode en DigiD in bij de organisatie.
De monteurs voerden de opdrachten bij de klanten uit. Zij kregen daartoe een tablet, waarop zij hun planning konden zien en waarin zij de door hen verrichte werkzaamheden registreerden. Ook kregen ze een mobiel pinapparaat. In het onderzoek zijn pinapparaten van [bedrijf 9] en van [bedrijf 10] gevonden. Betaling door de klanten vond plaats door gebruikmaking van de pinapparaten, via een Tikkie, overboeking of contant. De niet-contante betalingen kwamen aanvankelijk binnen op de zakelijke bankrekeningen van de monteurs, die door de organisatie werden beheerd. Later begonnen de banken vragen te stellen over de geldstromen op de bankrekeningen, en werden ook bankrekeningen afgesloten. Vervolgens werden er Bulgaarse bankrekeningen op naam van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] geopend, waarop geldbedragen die door opdrachtgevers werden betaald via [bedrijf 10] terecht kwamen. De gelden werden vervolgens overgemaakt naar bankrekeningen van [bedrijf 3] B.V., [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 5] B.V.
De monteurs ontvingen 15% tot 20% van de door hen gerealiseerde omzet. Ze betaalden
€ 363,-- per maand aan administratiekosten aan de organisatie.
Vanaf het moment dat er meerdere monteurs werkzaam waren voor de organisatie, stopten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] met hun monteurswerkzaamheden en verrichtten zij meer faciliterende werkzaamheden. Zij voorzagen nieuwe monteurs van vervoermiddelen, zoals een busje, gereedschappen en materialen en stonden monteurs bij die hulp nodig hadden. [medeverdachte 2] haalde ook nieuwe monteurs binnen. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] namen ook van monteurs bankpassen, pincodes en de DigiD in ontvangst om die vervolgens af te geven aan [verdachte] .
[medeverdachte 1] , de vrouw van [verdachte] , had een administratiekantoor, genaamd [bedrijf 11] . Zij deed met [verdachte] de administratie van alle eenmanszaken en de B.V.’s en diende de belastingaangiften in. De administratie van de organisatie werd beheerd via Dropbox en was toegankelijk voor meerdere personen. De ‘eigenaar’ van de verschillende digitale mappen met administratie was [medeverdachte 1] .
Uit het onderzoek van de FIOD is naar voren gekomen dat een groot deel van de aangiften voor de omzetbelasting van eenmanszaken [bedrijf 11] , [bedrijf 1] , [bedrijf 8] , [bedrijf 2] en de vennootschappen [bedrijf 3] B.V., [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 5] B.V. onjuist en/of onvolledig zijn gedaan.
Het oogmerk van de organisatie
De verdachten wordt onder andere verweten dat zij hebben deelgenomen aan een criminele organisatie die het plegen van onder meer oplichting tot oogmerk had. Nu dit verwijt bij de behandeling van de strafzaken veel aandacht heeft gehad, zal de rechtbank zich daarover eerst uitlaten.
Het dossier bevat zeven aangiften van oplichting tegen met name [medeverdachte 3] en twee meldingen over [bedrijf 1] en [bedrijf 2] .
In de meldingen wordt gesteld dat de bedrijven slecht werk leverden. Verstoppingen zouden niet verholpen zijn en er zouden extreem hoge bedragen in rekening zijn gebracht. Monteurs zouden zich hebben voorgedaan als werknemer van een ander bedrijf. Ook zouden monteurs onduidelijk zijn over de tarieven.
Het dossier bevat verder berichtgeving van de televisieprogramma’s Tros Opgelicht?! en Max Meldpunt over ‘malafide rioolontstoppers’. Uit die berichtgeving is echter niet af te leiden of dit over aan de organisatie gelieerde monteurs gaat.
Een aantal monteurs die als onderaannemer voor de organisatie hebben gewerkt, is door de FIOD verhoord. Over de werkwijze van de organisatie hebben zij het volgende verklaard.
[naam 3] is ingewerkt door een neef van [verdachte] . Die neef vroeg enorme bedragen. De monteurs mochten hun eigen bedragen bepalen. [naam 3] vroeg zelf nooit veel. Hij sprak een prijs af met de klant en ging na akkoord van de klant aan het werk. Ook [naam 4] verklaarde dat hij de prijzen zelf mocht vaststellen. Hij rekende een starttarief inclusief voorrijkosten. Dan nam hij de meters door. Hij rekende nooit meer meters spiraal dan hij gebruikte.
[naam 5] verklaarde dat hij werd ingewerkt door iemand en dat hij schrok van de prijzen die werden gerekend. Verder verklaarde hij dat de organisatie een boete in rekening bracht bij monteurs als een klant een klacht indiende.
Ook [naam 6] noemde de prijzen die werden gerekend absurd hoog.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de wijze van het presenteren van diensten en tarieven, de aanname van een valse hoedanigheid (het zich voordoen als een werknemer van een ander bedrijf), het in strijd met de waarheid verkondigen dat de kosten gedekt worden door de verzekering en het melden van de kosten van het gebruik per meter spiraal, maar niet vermelden om hoeveel meter het gaat, geconcludeerd kan worden dat sprake was van oplichting.
De rechtbank overweegt dat voor het bewijs van het oogmerk van de organisatie onder meer betekenis kan toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, en aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op het doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
De rechtbank stelt vast dat de meldingen van klanten niet verder zijn onderzocht. De aangiften van oplichting die tegen [medeverdachte 3] zijn gedaan, zijn geseponeerd. Daar waar het de oplichting betreft, is dus geen sprake van concrete, binnen de organisatie reeds gepleegde misdrijven waaruit het oogmerk van de organisatie blijkt.
Vast staat dat in bepaalde gevallen hoge prijzen werden gerekend. Hiermee staat echter niet vast dat de organisatie het plegen van oplichting tot oogmerk had.
Uit de verklaringen van de monteurs volgt dat monteurs vrij waren om hun eigen prijzen te bepalen. In de periode van 20 juli 2020 tot en met 26 april 2023 is in totaal € 35.533.575,77 omgezet. Dat is een omzet van meer dan € 1.000.000,-- per maand, waarvoor honderden opdrachten werden uitgevoerd. In de gehele periode zijn tientallen monteurs actief geweest voor de organisatie. In dat verband zijn de zeven aangiften en twee meldingen die uit het dossier blijken volstrekt onvoldoende voor de conclusie dat de gehele organisatie het oogmerk had tot het plegen van oplichting.
Ook de door de officier van justitie gestelde leugenachtige mededelingen kunnen niet leiden tot het oordeel dat de organisatie het plegen van oplichting tot oogmerk had. [1]
Wel volgt uit het dossier dat door de organisatie structureel onjuiste belastingaangiften werden gedaan en dat de opbrengsten hiervan werden witgewassen. De rechtbank zal dit in de navolgende paragrafen per tenlastegelegd feit bespreken.
3.3.2
De belastingaangiften
3.3.2.1 Feit 1 – De aangiften voor de inkomstenbelasting
De feiten en omstandigheden
Op 3 januari 2021 (om 00:18 uur) hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] een gezamenlijke aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 2018 ingediend. In deze aangifte is € 32.600,-- aan inkomsten uit [bedrijf 1] en een belastbare winst van € 0,-- aangegeven. Uit de bankmutaties van [bedrijf 1] blijkt echter een omzet van € 301.174,--. De Belastingdienst heeft het belastbaar inkomen herberekend op € 226.552,--. Het nadeel aan niet afgedragen inkomstenbelasting bedraagt € 88.801,--.
Op 3 januari 2021 (om 00:37) uur is eveneens de aangifte voor de inkomstenbelasting van [verdachte] over het jaar 2019 ingediend. In deze aangifte is € 163.800,-- aan inkomsten uit onderneming en een belastbare winst van € 2.386.-- aangegeven. Uit de bankmutaties van [bedrijf 1] blijkt echter een omzet van € 1.158.585,--. De Belastingdienst heeft het belastbaar inkomen herberekend op € 857.902,--. Het nadeel aan niet afgedragen inkomstenbelasting bedraagt € 434.314,--.
De aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 2018 en 2019 zijn ingediend via het IP-adres [IP-adres] . [medeverdachte 1] maakte gebruik van dit IP-adres.
3.3.2.2 Feit 2 – De aangiften voor de omzetbelasting van [verdachte]
De feiten en omstandigheden
[verdachte] beschikte over verschillende bankrekeningen. Op zijn privérekening [rekeningnummer 1] en zakelijke rekening [rekeningnummer 2] ontving hij inkomsten afkomstig van bedrijven en particulieren onder vermelding van een factuurnummer, dan wel omschrijvingen die zijn te koppelen aan werkzaamheden die gerelateerd zijn aan rioolontstopping. Op de zakelijke rekening ontving hij ook inkomsten via [bedrijf 12] , een onderneming die de transacties van bedrijven verwerkt.
In het derde kwartaal van 2018 heeft [verdachte] in totaal € 131.485,-- aan inkomsten ontvangen. Daarover is hij € 22.819,-- aan omzetbelasting verschuldigd. Over dat kwartaal is op 31 oktober 2018 een aangifte voor de omzetbelasting ingediend. Daarin is geen omzet aangegeven. De aangifte is ondertekend door [bedrijf 11] . Het telefoonnummer van de contactpersoon is [telefoonnummer 1] .
Het totale nadeel aan niet afgedragen omzetbelasting bedraagt € 22.819,--.
In het tweede kwartaal van 2019 heeft [verdachte] in totaal € 278.103,-- aan inkomsten ontvangen. Daarover is hij € 48.265,-- aan omzetbelasting verschuldigd.
Op 14 augustus 2019 is de aangifte voor de omzetbelasting van [bedrijf 1] ingediend, waarin
€ 43.558,-- aan omzet en een verschuldigde omzetbelasting van € 9.147,-- is aangegeven. Ook deze aangifte is ondertekend door [bedrijf 11] , onder vermelding van telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Het totale nadeel aan niet afgedragen omzetbelasting bedraagt € 39.118,--
Met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zijn chatgesprekken gevoerd, waarbij achter dit telefoonnummer de naam [medeverdachte 1] vermeld stond en de gebruiker wist waar ‘ [alias 1] ’ was. Ook schrijft de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] dat e-mailberichten van [e-mailadres 1] bij diegene binnenkomen.
3.3.2.3 Feit 3 – De aangiften voor de omzetbelasting van [bedrijf 3] B.V.
De feiten en omstandigheden
[verdachte] was in de periode van 20 december 2019 tot en met 10 mei 2021 bestuurder van [bedrijf 3] B.V.
Over alle kwartalen van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 zijn aangiften voor de omzetbelasting op naam van [bedrijf 3] B.V. ingediend door [bedrijf 11] . Daarbij werd steeds als telefoonnummer van de contactpersoon het telefoonnummer [telefoonnummer 1] vermeld.
Op 24 mei 2020 werd de aangifte voor de omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2020 ingediend. Aangegeven werd dat de omzet in dat kwartaal € 161.184,-- en de af te dragen omzetbelasting € 33.849,-- bedroeg.
Op de bankrekening van [bedrijf 3] B.V. is in dit kwartaal echter € 234.752,-- ontvangen, waarover [bedrijf 3] B.V. € 49.297,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen omzetbelasting bedraagt € 15.448,--.
Op 31 juli 2020 werd de aangifte voor de omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2020 ingediend. Aangegeven werd dat de omzet € 12.650,-- en de af te dragen omzetbelasting
€ 2.657,-- bedroeg.
Op de bankrekening van [bedrijf 3] B.V. is in dit kwartaal echter € 306.679,-- ontvangen, waarover [bedrijf 3] B.V. € 64.401,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen omzetbelasting bedraagt € 61.744,--.
Op 29 april 2021 werden de aangiften voor de omzetbelasting over het derde en vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 ingediend. Dit betroffen nihilaangiften.
[bedrijf 3] B.V. ontving in het derde kwartaal van 2020 echter € 240.801,--, in het vierde kwartaal van 2020 € 68.181,-- en in het eerste kwartaal van 2021 € 66.115,-- aan inkomsten. Hierover was [bedrijf 3] B.V. in totaal € 78.770,-- aan omzetbelasting verschuldigd.
3.3.2.4 Beoordeling feiten 1 t/m 3
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de in de tenlastelegging onder de feiten 1 tot en met 3 genoemde belastingaangiften onjuist zijn. Steeds is te weinig inkomen dan wel omzet aangegeven. Daardoor is steeds te weinig belasting geheven dan wel afgedragen.
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] nauw en bewust hebben samengewerkt en overweegt daartoe het volgende.
[verdachte] was de leider van de organisatie. Hij bepaalde het beleid binnen de organisatie. Er gebeurde niets zonder zijn toestemming. Zowel met zijn eenmanszaak [bedrijf 1] als in zijn hoedanigheid van bestuurder van [bedrijf 3] B.V. was [verdachte] gehouden om omzetbelastingaangifte te doen voor deze bedrijven.
De administratie van alle ondernemingen die deel uit maakten van de organisatie, werd centraal beheerd door [bedrijf 11] . Alle in de tenlastelegging genoemde aangiften voor de omzetbelasting van [bedrijf 1] en [bedrijf 3] B.V. zijn ingediend door [bedrijf 11] . Bij al deze aangiften staat telefoonnummer [telefoonnummer 1] vermeld als telefoonnummer van de contactpersoon. Dit is het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] wordt door medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] ook genoemd als degene die de belastingaangiften deed. Dit blijkt ook uit chatgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] , waarin [medeverdachte 1] schrijft btw-aangifte te zullen doen en in de digitale map die haar naam draagt, zijn ook Excel bestanden met omzet en belastingaangiften aangetroffen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat [medeverdachte 1] de feitelijke indiener van de in de tenlastelegging genoemde belastingaangiften was.
Dat [verdachte] en [medeverdachte 1] op de hoogte waren van de werkelijke omzet van de organisatie blijkt uit overzichten van de btw-aangiften van [bedrijf 5] B.V. over de jaren 2021 en 2022, die zijn aangetroffen in de administratie van de organisatie. In deze overzichten staat ook de werkelijke omzet per kwartaal vermeld. Deze cijfers komen nagenoeg overeen met de onderzoeksresultaten van de FIOD. Uit het feit dat de administratie van alle aan de organisatie gelieerde ondernemingen centraal door [bedrijf 11] werd beheerd, leidt de rechtbank af dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zicht hadden op de omzetten van de verschillende ondernemingen, waaronder ook de omzetten van [bedrijf 1] en [bedrijf 3] B.V. De verklaring van [verdachte] dat de organisatie te hard groeide en dat de administratie hem boven het hoofd groeide, stelt de rechtbank dan ook als ongeloofwaardig terzijde. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] opzettelijk, wetende wat het werkelijke inkomen van [verdachte] en de werkelijke omzetten van [bedrijf 1] en [bedrijf 3] B.V. waren, onjuiste aangiften voor de inkomstenbelasting en omzetbelasting hebben gedaan.
[verdachte] heeft beide aangiften voor de inkomstenbelasting ondertekend; de aangifte over 2018 is gezamenlijk gedaan en mede door [medeverdachte 1] ondertekend. Beide aangiften zijn op dezelfde datum in een kort tijdsbestek van nog geen twintig minuten ingediend, via een IP-adres dat in gebruik was bij [medeverdachte 1] .
Op grond van voorgaande overwegingen acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] telkens tezamen en in vereniging aangiften voor de inkomsten- en omzetbelasting hebben gedaan.
Daderschap van [bedrijf 3] B.V.
Vervolgens is het de vraag of het doen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting aan [bedrijf 3] B.V. kan worden toegerekend. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde gedragingen hebben plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon en in redelijkheid aan [bedrijf 3] B.V. kunnen worden toegerekend.
Feitelijke leiding geven
Gelet op de leidende rol van [verdachte] binnen de organisatie, oordeelt de rechtbank dat [verdachte] niet alleen formeel, maar ook feitelijk leiding gaf aan alle handelingen binnen de organisatie, en dus binnen [bedrijf 3] B.V. Hieruit volgt dat [verdachte] ook feitelijke leiding heeft gegeven aan de onder feit 3 tenlastegelegde verboden gedragingen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] tezamen en in vereniging opzettelijk onjuiste aangiften voor de inkomstenbelasting en omzetbelasting hebben gedaan, en dat [verdachte] feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 3] B.V. opzettelijk indienen van onjuiste belastingaangiften.
3.3.3
Vrijspraak feit 4 – Valsheid in geschrift
Aan [verdachte] is tenlastegelegd het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften, te weten een aantal suppletieaangiften voor de omzetbelasting die met betrekking tot [bedrijf 1] zijn ingediend. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze suppleties te laat ingediende aangiften voor de omzetbelasting betreffen die zijn gedaan nadat naheffingsaanslagen waren opgelegd en daarom zijn aan te merken als bezwaarschriften. De verdediging heeft dit standpunt onderschreven.
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 17 december 2024 [2] overweegt de rechtbank dat aan een tegen een belastingaanslag gericht bezwaarschrift als zodanig, voor zover het bezwaarschrift ertoe strekt het bedrag van de aanslag tot een bepaald bedrag te verminderen, in het maatschappelijk verkeer niet een zodanige betekenis voor het bewijs van de inhoud ervan pleegt te worden toegekend dat daaraan een bewijsbestemming in de zin van artikel 225 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) toekomt.
De rechtbank zal [verdachte] dan ook vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde feit.
3.3.4
Feit 5 – Witwassen
Onder feit 5 van de tenlastelegging wordt [verdachte] verweten dat hij, kort gezegd, al dan niet handelend onder de namen [bedrijf 1] , [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van meerdere geldbedragen.
Met betrekking tot de handelingen met de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen
-
Geldstromen Bulgaarse bankrekeningen
Zoals hiervoor onder 3.3.1 vastgesteld beschikte de organisatie over Bulgaarse bankrekeningen op naam van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] . Op deze bankrekeningen werden de pinbetalingen van klanten via [bedrijf 10] gestort. De inkomsten op de Bulgaarse bankrekeningen werden in grotere afgeronde bedragen overgeboekt naar Nederlandse bankrekeningen van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] onder vermelding van de omschrijvingen ‘kosten/sparen’ of ‘E-MONEY REDEMPTION’. De geldstromen die op deze bankrekeningen binnen kwamen, werden doorgestort naar Nederlandse bankrekeningen van de verdachten in het onderzoek. [verdachte] ontving daarvan € 172.498,-- op zijn bankrekeningen [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 2] .
-
Geldstromen B.V.’s
De omzetten van de onderaannemers vloeiden voor een deel richting de B.V.’s. In de periode voor 10 mei 2021 ontving [verdachte] € 107.774,-- van de omzetten van de onderaannemers via [bedrijf 3] B.V. en € 34.104,-- via [bedrijf 4] B.V. Na 10 mei 2021 ontving hij nog eens € 77.770,-- via [bedrijf 3] B.V. en € 35.222,-- via [bedrijf 4] B.V.
Na 1 mei 2021 ontving [verdachte] € 55.232,-- via [bedrijf 5] B.V.
-
Contante opnamen
In de periode van 18 augustus 2018 tot en met 13 augustus 2020 is in totaal € 438.000,-- contant opgenomen van de bankrekeningen [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 4] ten name van [verdachte] . Deze rekeningen werden gevoed met inkomsten afkomstig van bedrijven en particulieren onder vermelding van een factuurnummer, dan wel omschrijvingen die waren te koppelen aan rioolontstopping-gerelateerde werkzaamheden. Op de zakelijke rekening ontving [verdachte] ook inkomsten via [bedrijf 12] , een onderneming die de transacties van bedrijven verwerkt.
-
[bedrijf 13] B.V.
In de periode van 3 augustus 2021 tot en met 1 november 2021 is van diverse zakelijke bankrekeningen op naam van onderaannemers in totaal € 802.600,-- gestort op de bankrekening van [bedrijf 13] B.V. De overboekingen hadden betrekking op het transport van auto’s vanuit Duitsland naar Marokko. [bedrijf 13] regelde daarvoor het papierwerk en ontving bemiddelingskosten.
-
Luxe goederen
In de periode van 23 april 2019 tot en met 1 november 2021 zijn vanaf de bankrekeningen [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 5] op naam van [verdachte] en [rekeningnummer 2] op naam van [bedrijf 1] uitgaven gedaan bij Gucci, Christian Dior Couture Paris, Gassan Diamonds, Kymera Body Board, Volkswagen, Sunglasses Schiphol Airp, Dsquared2 en Louis Vuitton. In totaal is € 36.075,-- uitgegeven.
-
[bedrijf 6]
In de periode van 20 augustus 2021 tot en met 3 januari 2021 is van diverse zakelijke bankrekeningen op naam van onderaannemers in totaal € 350.000,-- overgeboekt naar de bankrekening van [bedrijf 6] . De eigenaar van [bedrijf 6] , de heer [naam 7] , heeft verklaard dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] bij hem kwamen om bedrijfsauto’s te kopen. Uit de gegevens van de Belastingdienst blijkt niet dat [bedrijf 6] bedrijfsauto’s ingekocht heeft. Ook zijn de betalingen van de onderaannemers niet aangegeven als omzet in de aangiften voor de omzetbelasting van [bedrijf 6] . De boekhouder van [bedrijf 6] kreeg regelmatig een overzicht van personen/bedrijven en bedragen met het verzoek om een factuur te maken voor ‘verkoop en/of onderhoud’.
-
Aankoop [adres 1]
Op 6 oktober 2020 is het pand aan de [adres 1] aan [verdachte] geleverd. Hij heeft het pand gekocht voor € 201.297,60. Van bankrekening [rekeningnummer 3] op naam van [verdachte] is op 21 juli 2020 een bedrag van € 20.129,76 en op 6 oktober 2020 een bedrag van € 164.106,68 overgeboekt naar bankrekening [rekeningnummer 6] en [rekeningnummer 7] op naam van [bedrijf 14] .
Op 23 november 2020 is van bankrekening [rekeningnummer 3] een bedrag van
€ 16.216,51 overgeboekt naar bankrekening [rekeningnummer 8] op naam van [bedrijf 15] B.V.
Met betrekking tot de criminele herkomst van de geldbedragen
De rechtbank heeft onder 2 en 3 bewezen verklaard dat [verdachte] – als medepleger dan wel feitelijk leidinggever/opdrachtgever – opzettelijk onjuiste aangiften voor de omzetbelasting op eigen naam en op naam van [bedrijf 1] en [bedrijf 3] B.V. heeft gedaan. Ook zijn de aangiften omzetbelasting over het derde kwartaal van 2018 tot en met het vierde kwartaal van 2022 op naam van (de eenmanszaken van) [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , en op naam van [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 5] B.V. opzettelijk onjuist gedaan.
Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een patroon van belastingfraude bij alle bij de organisatie betrokken ondernemingen, dat zich in elk geval vanaf het derde kwartaal van 2018 tot en met het vierde kwartaal van 2022 heeft voorgedaan.
De rechtbank overweegt in dit verband vervolgens dat vermogensbestanddelen waarover men de beschikking heeft doordat belasting is ontdoken, kunnen worden aangemerkt als voorwerpen ‘afkomstig (...) uit enig misdrijf’ in de zin van de artikelen 420bis, 420ter en 420quater Sr. [3]
In het geval dat van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen zijn vermengd met vermogensbestanddelen die zijn verkregen door middel van legale activiteiten, kan het aldus vermengde vermogen worden aangemerkt als “mede” of “deels” uit misdrijf afkomstig. [4]
In dit geval staat vast dat [verdachte] , de medeverdachten en de B.V.’s een deel van hun vermogen hadden moeten afdragen aan de Belastingdienst, als over de jaren 2018 tot en met 2022 juiste aangiften omzetbelasting waren ingediend. [verdachte] had daarnaast een hoger bedrag aan inkomstenbelasting moeten betalen als hij juiste aangiften inkomstenbelasting had gedaan.
Hierdoor zijn van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen vermengd met legale inkomsten.
Gelet op het totale door de Belastingdienst berekende bedrag van € 741.014,-- dat aan omzetbelasting en inkomstenbelasting betaald had moeten worden, is in ieder geval sprake van een aanzienlijk geldbedrag dat kan worden aangemerkt als van misdrijf afkomstig.
Met betrekking tot het verbergen of verhullen van de criminele herkomst
Tenlastegelegd is dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Bewezenverklaard kan worden dat die geldbedragen (in ieder geval deels) afkomstig zijn uit eigen misdrijf.
Voor een bewezenverklaring van (gewoonte)witwassen moet in geval van geldbedragen die afkomstig zijn uit eigen misdrijf sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft. Daarbij geldt dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf, niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp.
De rechtbank overweegt in dit verband dat de inkomsten van de pinbetalingen via [bedrijf 10] onder vermelding van een algemene omschrijving als ‘kosten/sparen’ of ‘E-MONEY REDEMPTION’ werden overgeboekt naar de Nederlandse bankrekeningen van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] en van daaruit verder verdeeld over de bankrekeningen van de verdachten. Ook is in de tenlastegelegde periode een deel van de omzetten van de onderaannemers via de bankrekeningen van de B.V.’s naar de bankrekening van [verdachte] gevloeid. Gelet op de rolverdeling binnen de organisatie, zoals die onder 3.3.1 is besproken, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de verschillende bankrekeningen beheerden en deze overboekingen hebben verricht.
Door deze constructie waarbij zonder redelijke economische grond met geld wordt geschoven waarbij gebruik wordt gemaakt van meerdere (buitenlandse) rekeningen en gelet op de verhullende omschrijvingen bij de transacties is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van het verbergen en verhullen van de werkelijke aard, herkomst en rechthebbende van dat die geldbedragen en het verwerven, voorhanden hebben en overdragen van die bedragen.
[verdachte] heeft in totaal € 438.000,-- contant opgenomen van twee van zijn bankrekeningen. Daardoor is sprake geweest van het verbergen en verhullen van de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding en verplaatsing van dat geld en het voorhanden hebben en omzetten van dat bedrag.
Verder heeft [verdachte] bijna € 1,4 miljoen gebruikt voor de aankoop/transport van voertuigen, de aankoop van luxe goederen en onroerend goed. De betalingen aan [bedrijf 13] B.V. en [bedrijf 6] zijn afkomstig van de bankrekeningen van de onderaannemers. Nu de onderaannemers de bankpassen en pincode van hun zakelijke bankrekeningen inleverden en [verdachte] daarover beschikte, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] deze betalingen heeft verricht.
Door deze betalingen te verrichten is dat geld overgedragen en is daarvan gebruik gemaakt.
Conclusie
Op grond van voorgaande overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met anderen in de periode van 1 januari 2018 tot heden schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van meerdere geldbedragen en goederen.
Gelet op de duur van de periode, het aantal en de omvang van de transacties is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Ook is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] heeft witgewassen in de uitoefening van zijn bedrijf, nu de witwashandelingen hebben plaatsgevonden in het kader van de organisatie.
3.3.5
Feit 6 – Feitelijke leiding geven aan het witwassen door [bedrijf 3] B.V.
3.3.5.1 De feiten en omstandigheden
Onder feit 6 van de tenlastelegging wordt [verdachte] verweten dat hij feitelijke leiding/opdracht heeft gegeven aan [bedrijf 3] B.V. terzake van het witwassen van een betaling van € 140.000,-- aan [bedrijf 7] B.V.
Met betrekking tot de betaling van € 140.000,--
Op 27 oktober 2020 heeft een betaling van € 140.000,-- aan [bedrijf 7] B.V. plaatsgevonden vanaf bankrekeningnummer [rekeningnummer 9] op naam van [bedrijf 3] B.V., met als omschrijving ‘investering’. Het bezoekadres van [bedrijf 7] B.V. is het vestigingsadres van het kantoor van de Kamer van Koophandel in [plaats 1] . De enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 7] B.V. is [naam 8] . De gemeente heeft de gegevens met betrekking tot de verblijfplaats van [naam 8] in onderzoek. Dat gebeurt over het algemeen bij personen zonder vaste woon- of verblijfplaats.
Met betrekking tot de herkomst van de € 140.000,--
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 3.3.4 is overwogen met betrekking tot de herkomst van de criminele bedragen, is de rechtbank van oordeel dat het bedrag van
€ 140.000,-- dat door [bedrijf 3] B.V. aan [bedrijf 7] B.V. is betaald, geheel of gedeeltelijk van misdrijf afkomstig is.
Met betrekking tot het verbergen of verhullen van de criminele herkomst
Aan de betaling is de omschrijving ‘investering’ gegeven. [bedrijf 7] B.V. heeft geen eigen bezoekadres, maar is ingeschreven op het vestigingsadres van de Kamer van Koophandel in [plaats 1] . Ook is de enig aandeelhouder en bestuurder een persoon die waarschijnlijk niet te traceren is. Van de achtergrond van deze investering is in het onderzoek niets gebleken. Daardoor ontstaat de indruk dat [naam 8] als katvanger werd gebruikt en dat geen sprake is geweest van een legitieme investering.
Door de betaling van € 140.000,-- is sprake geweest van het verbergen en verhullen van de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding, verplaatsing en de rechthebbende van dat geldbedrag en het verwerven, voorhanden hebben, overdragen, omzetten en gebruik maken van dat geld.
Daderschap van [bedrijf 3] B.V.
Vervolgens is het de vraag of deze verboden gedraging aan [bedrijf 3] B.V. kan worden toegerekend. Deze overboeking is verricht door [verdachte] , die op dat moment als bestuurder werkzaam was ten behoeve van [bedrijf 3] B.V. Hij bepaalde alles wat er binnen de organisatie, en dus binnen [bedrijf 3] B.V., gebeurde. Het overboeken van geldbedragen is een gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van [bedrijf 3] B.V. De tenlastegelegde gedragingen hebben dan ook plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon en kunnen in redelijkheid aan [bedrijf 3] B.V. worden toegerekend.
Feitelijke leiding geven
Onder verwijzing naar de overwegingen ten aanzien van het feitelijke leidinggeven door [verdachte] aan het onder 3 tenlastegelegde feit is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] feitelijke leiding heeft gegeven aan het witwassen door [bedrijf 3] B.V.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 3] B.V. witwassen van € 140.000,--, terwijl de B.V. dat heeft gedaan in de uitoefening van haar bedrijf.
3.3.6
Feit 7 – Deelname aan een criminele organisatie
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie onder een organisatie in de zin van artikel 140 Sr wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen ten minste twee personen. Van deelneming aan een dergelijke organisatie kan slechts sprake zijn, als verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel deze ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk. Voor deelneming is voldoende dat verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
De rechtbank heeft hiervoor reeds bewezen verklaard dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich in de periode van 1 januari 2018 tot en met heden schuldig hebben gemaakt aan belastingfraude en witwassen.
Het samenwerkingsverband en het oogmerk
Op basis van al hetgeen hiervoor is overwogen, stelt de rechtbank vast dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband. Hoewel op het oog normale bedrijfsactiviteiten (namelijk loodgieterswerkzaamheden) ontplooid werden, had de organisatie het doel om belastingfraude en witwassen te plegen. Dat blijkt uit de bedrijfsvoering van de organisatie. De organisatie faciliteerde monteurs bij hun werkzaamheden en nam hen vervolgens hun administratie en financiële bedrijfsvoering uit handen. De organisatie deed de administratie en de belastingaangiften van de eenmanszaken van de monteurs en had de beschikking over hun bankgegevens, bankpassen en pincodes.
Daardoor was de organisatie in staat de omzetten van de verschillende onderaannemers te beheren. De geldstromen werden, soms met verhullende omschrijvingen, over de zakelijke bankrekeningen van de onderaannemers en de B.V.’s en de Bulgaarse bankrekeningen op naam van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] geleid. Binnen deze constructie kon de organisatie belastingfraude plegen en grote bedragen witwassen.
De taakverdeling
Binnen de organisatie was sprake van een taakverdeling. De rechtbank verwijst voor wat betreft de rollen van de deelnemers aan de organisatie naar hetgeen daarover in paragraaf 3.3.1 is overwogen. Daaruit volgt dat [verdachte] is aan te merken als de oprichter en leider van de organisatie. Hij stuurde de organisatie aan en bepaalde het beleid.
[medeverdachte 1] was de boekhouder van de organisatie. Zij deed de administratie en diende de belastingaangiften in, waardoor zij een cruciale rol vervulde binnen de organisatie. Door de cruciale rol die zij vervulde, is ook zij aan te merken als medebestuurder.
[medeverdachte 5] ondersteunde [medeverdachte 1] , door gegevens met haar te delen en door te overleggen over de geldstromen die over de verschillende bankrekeningen liepen. Vanaf mei 2021 was hij (middellijk) bestuurder van [bedrijf 3] B.V., [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 5] B.V. Hij was op de hoogte van de werkelijke omzet van deze drie B.V.’s en van de onjuiste belastingaangiften die namens deze B.V.’s werden ingediend. In de hoedanigheid van (middellijk) bestuurder heeft hij feitelijke leiding gegeven aan het door de B.V.’s opzettelijk indienen van onjuiste belastingaangiften.
Ook [medeverdachte 5] is aan te merken als medebestuurder van de organisatie.
[verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] wisten van het criminele oogmerk van de organisatie en streefden met de werkzaamheden die zij binnen de organisatie hebben verricht de verwezenlijking van dat oogmerk na.
[bedrijf 3] B.V., [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 5] B.V. werden gebruikt om de zakelijke activiteiten van de organisatie te ontplooien. Deze vennootschappen fungeerden als doorgeefluik van de omzetten van de onderaannemers. Ook zij hebben deelgenomen aan de organisatie, door belastingfraude te plegen en het van die belastingfraude afkomstige vermogen wit te wassen.
Uit het voorgaande blijkt dat de samenwerking van de (rechts)personen een duurzaam en gestructureerd karakter had en dat [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en de vennootschappen een groot aandeel hebben gehad en ondersteuning hebben geboden aan de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met het verwezenlijken van het oogmerk van de organisatie. Eerder heeft de rechtbank overwogen dat bewezen is dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] belastingfraude hebben gepleegd en dat zij voorwerpen hebben witgewassen. Zij wisten dan ook dat de organisatie het oogmerk had misdrijven te plegen.
De monteurs
Zoals overwogen, voerden de monteurs de loodgieterswerkzaamheden uit. Zij moesten de bankgegevens en bankpas van hun zakelijke bankrekening en hun DigiD-inloggegevens afstaan, maar hadden geen zicht op de (verweten) gedragingen van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] . De monteurs ontvingen alleen een overzicht van hun eigen omzet, waarvan een percentage werd uitbetaald op hun privérekening.
Hoewel [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] , respectievelijk als broer en neven van [verdachte] , in de ogen van sommige monteurs een hogere positie binnen de organisatie hadden, verschilde hun rol binnen de organisatie niet wezenlijk van die van de andere monteurs. Zij zijn alle drie gestart als monteur. Ook zij hebben hun bankgegevens en DigiD afgestaan aan de organisatie en hadden geen zicht op de administratie of financiële bedrijfsvoering. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] zijn in een later stadium andere, faciliterende werkzaamheden gaan verrichten, waarbij zij werden aangestuurd door [verdachte] .
Met het genereren van omzet voor de organisatie, hebben [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] weliswaar een bijdrage geleverd aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie, maar het dossier bevat onvoldoende bewijs dat zij wetenschap hadden van het criminele oogmerk.
[medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat zij niets wisten van de Bulgaarse bankrekeningen die op hun naam stonden. Uit het onderzoek is gebleken dat ook [medeverdachte 1] voor die rekeningen gemachtigd was. Niet kan worden vastgesteld door wie de Bulgaarse bankrekeningen zijn geopend. Voor zover de door belastingfraude verkregen gelden op de Nederlandse bankrekeningen van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] zijn ontvangen, geldt dat het grootste deel daarvan naar hun zakelijke rekeningen is gegaan. Zoals vastgesteld hadden zij geen zicht op wat er op die zakelijke rekeningen gebeurde. Voor zover zij gelden op hun privérekeningen hebben ontvangen en daarvan uitgaven hebben gedaan, geldt dat dit, gelet op de door hen verrichte werkzaamheden, geen opmerkelijk hoge bedragen waren.
Alles afwegende acht de rechtbank niet bewezen dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] wetenschap hadden van het criminele oogmerk van de organisatie.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een criminele organisatie, die werd gevormd door [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [bedrijf 3] B.V., [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 5] B.V., die tot oogmerk had het plegen van belastingfraude en witwassen, en waarvan [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] oprichter en/of mede-bestuurder waren.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 3 januari 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een digitale aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen:
-ten name van [verdachte] , gezamenlijk met [medeverdachte 1] , over 2018 en
-ten name van [verdachte] , over 2019,
telkens onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
door telkens op/in de ingeleverde/ingediende aangifte een onjuist bedrag aan belastbaar inkomen op te geven,
terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting wordt geheven;
2.
hij, al dan niet handelend onder de na(a)m(en) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , in de periode van 31 oktober 2018 tot en met 14 augustus 2019, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een digitale aangifte voor de omzetbelasting, over:
-het derde kwartaal van 2018, en
-het tweede kwartaal van 2019,
telkens onjuist en/of onvolledig heeft gedaan ,
door (elkens op/in de ingeleverde/ingediende aangifte een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting op te geven,
terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting wordt geheven;
3.
[bedrijf 3] B.V. in de periode van 24 mei 2020 tot en met 29 april 2021, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een digitale aangifte voor de omzetbelasting, ten name van [bedrijf 3] B.V., over:
-het eerste en het tweede en het derde en het vierde kwartaal van 2020, en
-het eerste kwartaal van 2021,
telkens onjuist en/of onvolledig heeft gedaan ,
door telkens op/in de ingeleverde/ingediende aangifte een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting op te geven,
terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting wordt geheven,
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte telkens opdracht heeft gegeven, en/of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
5.
hij, al dan niet handelend onder de na(a)m(en) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , in de periode van 1 januari 2018 tot en met heden in Nederland en/of Bulgarije en/of Marokko, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
sub a)
telkens van een voorwerp, te weten van:
-
euro 172.498,--, via [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en
- euro
185.544,--, via [bedrijf 3] B.V., en
-
euro 69.326,--, via [bedrijf 4] B.V., en
- euro
55.232,--,via [bedrijf 5] B.V.
en
- euro 438.000,--, contant
opgenomen, en
- een of meer voertuig(en) aangeschaft bij en/of afgenomen dienst(en) van:
- [bedrijf 13] , ten bedrage van ongeveer euro 802.000,--, en
- ( luxe) artikelen, aangeschaft met een waarde van in totaal euro 36.075,--, van (het merk): Gucci en Christian Dior Couture Paris en Gassan Diamonds en Rolex en Kymera Body Board en Volkswagen en Sunglasses Schiphol Airp en Dsquared2 en Louis Vuitton, en
- betalingen aan [bedrijf 6] , ten bedrage van euro 350.000,--, althans van enig geldbedrag, en
- onroerend goed aan de [adres 1] , met een aankoopbedrag van (ongeveer) euro 201.297--,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de
verplaatsing, heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven voorwerp(en) is/was en/of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had,
en
sub b)
telkens een voorwerp, te weten:
-
euro 172.498,--, en
- euro
185.544,--, via [bedrijf 3] B.V., en
-
euro 69.326,--, via [bedrijf 4] B.V., en
- euro
55.232,--,via [bedrijf 5] B.V.
en
- euro 438.000,--, contant opgenomen, en
- een of meer voertuig(en) aangeschaft bij en/of afgenomen dienst(en) van:
[bedrijf 13] , ten bedrage van ongeveer euro 802.000,--, en
- ( luxe) artikelen, aangeschaft met een waarde van in totaal ongeveer euro 36.075,--, van (het merk): Gucci en Christian Dior Couture Paris en Gassan Diamonds en Rolex en Kymera Body Board en Volkswagen en Sunglasses Schiphol Airp en Dsquared2 en Louis Vuitton, en
- betalingen aan [bedrijf 6] , ten bedrage van ongeveer euro 350.000,--, en
- onroerend goed aan de [adres 1] , met een aankoop bedrag van (ongeveer) euro 201.297--,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van
bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, dat de bovenomschreven
voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – deels afkomstig waren uit enig
gepleegde misdrijf, terwijl hij
- van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt en
- zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de uitoefening van zijn beroep en/of bedrijf;
6.
[bedrijf 3] B.V., in de periode van 27 oktober 2020 tot en met heden in Nederland,
sub a)
van een voorwerp, te weten van:
- een betaling aan [bedrijf 7] B.V. ten bedrage van euro 140.000,--,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de
verplaatsing, heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven voorwerp is/was en/of wie bovenomschreven voorwerp voorhanden had,
en
sub b)
een voorwerp, te weten van:
- een betaling aan [bedrijf 7] B.V. ten bedrage van euro 140.000,--,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van
bovenomschreven voorwerp gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij wist, dat het bovenomschreven voorwerp – onmiddellijk of middellijk – deels afkomstig was uit enig gepleegd misdrijf,
terwijl zij
- zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de uitoefening van haar bedrijf
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte opdracht heeft gegeven, en/of aan welk bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven,
7.
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met heden, in Nederland, en/of Bulgarije en/of Marokko, tezamen en in vereniging met anderen heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door:
- [medeverdachte 1] , en
- [verdachte] , en
- [medeverdachte 5] , en
- [bedrijf 3] B.V., en
- [bedrijf 4] B.V., en
- [bedrijf 5] B.V.,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het plegen van belastingfraude en
- het plegen van witwassen,
van welke organisatie verdachte (feitelijk) oprichter en (feitelijk) mede- bestuurder was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 140 en 420ter Sr en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 en 2, telkens:
het misdrijf: het medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: opdracht geven tot of feitelijke leiding geven aan het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf: het medeplegen van gewoontewitwassen in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf;
feit 6
het misdrijf: opdracht geven tot of feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van gewoontewitwassen in de uitoefening van haar bedrijf;
feit 7
het misdrijf: als bestuurder deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan een half jaar voorwaardelijk, wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een taakstraf of geldboete op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft jarenlang een criminele organisatie geleid die zich schuldig maakte aan belastingfraude en gewoontewitwassen. De organisatie dreef een onderneming die gebruik maakte van loodgieters die als zzp’er werkten. De organisatie trok het beheer over de administratie en zakelijke bankrekeningen van de loodgieters naar zich toe. Op die manier kon de organisatie beschikken over de omzetten van de loodgieters. De loodgieters ontvingen zelf slechts een gering percentage van hun eigen omzet en droegen forse bedragen per maand aan administratiekosten af. De rest van de omzet was voor de organisatie. Er werd gebruik gemaakt van meerdere (buitenlandse) bankrekeningen waarover het geld zonder redelijke economische grond werd verplaatst. De organisatie heeft gedurende enkele jaren onjuiste belastingaangiften gedaan voor de betrokken ondernemingen, met een belastingnadeel van ongeveer € 2.500.000,-- tot gevolg. Hierdoor is de maatschappij ernstig benadeeld.
Het uit de belastingfraude verkregen criminele vermogen werd witgewassen. Witwassen vormt een inbreuk op de integriteit van het financiële en economische verkeer. Ook wordt door het witwassen de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd.
De organisatie had enkel het eigen financieel gewin voor ogen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij deze organisatie heeft geleid en geprofiteerd heeft van de gepleegde misdrijven.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 27 februari 2025. Hieruit blijkt dat aan hem in de afgelopen jaren twee strafbeschikkingen voor verkeersovertredingen zijn opgelegd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de organisatie onder andere oplichting tot oogmerk had en heeft dat meegewogen in haar strafeis. Nu de rechtbank dit niet bewezen acht, ziet zij aanleiding om een lagere straf op te leggen dan de geëiste straf. Niettemin kan, gezien de ernst van de gepleegde feiten, niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard.
De raadsman heeft betoogd dat het bewijs ontbreekt dat de inbeslaggenomen gelden afkomstig zijn uit enig strafbaar feit en daarom niet kunnen worden verbeurdverklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen die verdachte geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 51 en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft gedaan en spreekt
hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 2, telkens:
het misdrijf: het medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: opdracht geven tot of feitelijke leiding geven aan het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf: het medeplegen van gewoontewitwassen in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf;
feit 6
het misdrijf: opdracht geven tot of feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van gewoontewitwassen in de uitoefening van haar bedrijf;
feit 7
het misdrijf: als bestuurder deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers:
1. 1 STK Vorderingen Rabobank [rekeningnummer 10] (€ 44.544,89);
2. 1 STK Vorderingen Volksbank [rekeningnummer 11] (€ 36.054,87);
3. 1 STK Vorderingen Bunq [rekeningnummer 5] (€ 13.076,32);
27. 1 STK Onroerende registergoederen [adres 1] ;
30. 1 STK Vorderingen ING Bank [rekeningnummer 12] (€ 6.485,92).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Campen, voorzitter, mr. H. Stam en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD/Belastingdienst met nummer 71028 (onderzoek Waterscheerling). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. De verklaring van verdachte [medeverdachte 2] ter terechtzitting van 3 maart 2025, inhoudende, voor zover van belang:
Mijn broer was bezig met loodgieterswerk. Ik heb me bij hem aangesloten. Ik heb mijn eenmanszaak [bedrijf 8] ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Ik ben aan het werk gegaan als monteur. Ik kreeg opdrachten via WhatsApp. In die groepsapp zaten ik, mijn broer [verdachte] en een aantal centralisten.
Ik heb zelf geen gebruik gemaakt van onderaannemers. In een later stadium werd er wel onder mijn naam gewerkt, toen de rekeningen blokkeerden.
Ik heb het werk een jaar gedaan. Daarna ben ik de buitendienst gaan doen. Ik haalde nieuwe monteurs binnen en zorgde dat zij een auto en materialen kregen. [verdachte] wist dat er genoeg werk was en dat er mensen nodig waren.
Ik beschikte niet zelf over de bankrekening van [bedrijf 8] . Ik leverde de pinpas en codes in bij mijn broer [verdachte] . Waarschijnlijk kon [verdachte] wel inloggen op telebankieren. Ik werd elke maand uitbetaald. Ik werd vanuit [bedrijf 8] uitbetaald op mijn privérekening. Later ben ik in loondienst gegaan en kreeg ik een vast bedrag.
De administratie hield ik niet zelf bij. Ik deed het uitvoerende werk en leverde de bonnetjes in bij mijn broer.
Elke onderaannemer had zelf een zakelijke rekening. De betalingen van de klanten werden bijgeschreven op de zakelijke rekeningen van de monteurs.
Bij mij was het niet zo dat klanten vonden dat ze teveel moesten betalen. Vaak maakte ik van tevoren een betaalafspraak en ging ik dan aan het werk.
Ik was verantwoordelijk voor het rekruteren van monteurs. Ik moest dan een auto, materialen en een tablet voor ze regelen. Als ik materiaal voor onderaannemers moest aanschaffen, dan gaf ik dat aan bij mijn broer. Dan kreeg ik het geld op mijn privérekening.
Iedereen die bij ons in dienst kwam, vroeg een zakelijke bankrekening aan. Ze leverden het bankpasje bij ons in. Ik weet niet waarom. Ik nam het pasje in en gaf het door.
De monteurs kregen de opdrachten via de tablet. De monteurs leverden hun pinpas, pincode, DigiD en een uittreksel van de Kamer van Koophandel bij mij in.
2. De verklaring van verdachte [medeverdachte 4] ter terechtzitting van 3 maart 2025, inhoudende, voor zover van belang:
[verdachte] en [medeverdachte 1] hielden de administratie bij. Zij hadden de beschikking over mijn DigiD. U vraagt mij of [verdachte] en [medeverdachte 1] ook de belastingaangifte deden. Ja. Alles werd uit handen gegeven aan [bedrijf 11] , want zij heeft er voor gestudeerd.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] (G-007-01), inhoudende, voor zover van belang:
Ik heb me aangemeld bij [medeverdachte 2] . Ik ben met [medeverdachte 2] naar de KvK geweest. Toen moest ik nog een pinautomaat en een tablet. De administratie werd door hen geregeld. Boekhouding, belastingaangifte en dergelijke. Toen ben ik gaan werken. Van de maandopbrengst kreeg ik 15%. Daarop werd nog boekhouding voor mij ingehouden. Ik kreeg een lijstje met tarieven op de tablet. Ik deed vooral ontstoppingen.
Zij hadden het gereedschap en een busje voor mij. Klanten konden bellen naar het algemene nummer. Als klanten het callcenter belden met een klacht, dan regelden zij iemand anders om je klacht op te lossen.
Klanten konden betalen met een Tikkie, cash, pinnen of door het geld over te maken. We maakten de facturen, maar we zagen ze nooit. Het pinapparaat was van [bedrijf 9] .
De administratie van mijn eenmanszaak werd verzorgd door [verdachte] . Ze hadden een boekhouder voor de belastingaangiften. Ik heb de pas van de ABN AMRO-rekening aan [medeverdachte 2] afgegeven. Zij geven mij de opdrachten en betalen mij uit met het geld dat op die rekening komt. Zij betalen daar ook hun kosten mee. Ik heb ook de inloggegevens afgegeven.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] (G-009-01), inhoudende, voor zover van belang:
[medeverdachte 2] vroeg mij te beginnen in het loodgieten. Hij vertelde mij dat ik een KvK moest maken. Zijn broer is de echte leider, [verdachte] . Ik werd ingewerkt. Ik kreeg maar 15% van de totale omzet. Alle monteurs hebben het zo.
De organisatie had geen naam. Iedereen was ZZP-er. Na zeven, acht maanden kreeg [verdachte] problemen met de bank. Iedereen die nieuw was moest een bankrekening openen. Zij deden dat. Ik kreeg opeens een berichtje van de bank. Die aanvraag hadden zij gedaan. Toen vertelden ze dat iedereen via de eigen rekening moest werken.
Zij stortten geld op mijn privé-rekening bij de ING. Zij hebben altijd toegang gehad tot de bankrekening bij de ABN. Iedere monteur moest dit inleveren.
Alles ging via [verdachte] . Zijn neefjes [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] deden alles voor hem. Ook zijn broer luisterde naar hem. Toen je op kantoor kwam zag je dat [verdachte] de baas was. Als er iets geregeld moest worden belden ze [verdachte] en vroegen ze toestemming.
Het kantoor is aan de [adres 1] .
[verdachte] had mijn DigiD en vertelde mij dat zijn vrouw de boekhouding verzorgde en dat ik hen moest vertrouwen.
De btw-aangiften deden zij. [medeverdachte 5] had een bericht gestuurd naar mij, dat ik een sms’je kreeg van DigiD. Ik moest de code sturen naar [medeverdachte 5] . Daarna vertelde hij mij dat de aangifte btw werd gedaan.
Als ik een blauwe brief kreeg, moest ik die brief brengen. Ik gaf in het begin alles aan [medeverdachte 2] . Daarna heb ik alles aan [verdachte] of [medeverdachte 5] gegeven.
Ik sprak een prijs af met klanten. Na akkoord ging ik aan het werk. De klant krijgt de factuur op de e-mail binnen. De klant betaalt via het [bedrijf 9] pinapparaat, via Tikkie of contant.
Op een gegeven moment kreeg ik een SMS van de ABN dat ik een afspraak had om een rekening te openen. Dat had [medeverdachte 5] voor mij geregeld.
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] (G-010-01), inhoudende, voor zover van belang:
[verdachte] vroeg mij voor hem te komen werken. Hij zei: wij gaan je helpen met de KvK, boekhouding, want zij hadden een eigen boekhouder. Hij vertelde dat ik een bepaald deel van de omzet zou krijgen en hoe het met de belastingaangiften zou gaan.
Ik heb ook mijn DigiD-inloggegevens en wachtwoord aan [medeverdachte 2] gegeven. De ABN-rekening inclusief pinpas en code heb ik aan de organisatie gegeven. Op die rekening kwam de omzet van de klanten binnen. Op mijn zakelijke ING-rekening kwam mijn percentage van 15%-20% binnen. [verdachte] heeft voor mij een BUNQ-rekening aangevraagd. Dat was volgens mij puur voor Tikkie.
Elke dag was ik wel € 80,-- tot € 90,-- aan brandstofkosten kwijt. Ik was ook veel geld kwijt aan de boekhouder.
De boekhouder deed de aangiften btw voor mijn eenmanszaak.
De betalingen voor de werkzaamheden liepen via Tikkie. Dat geld ging naar een rekening die de organisatie beheerde.
Ik kreeg een [bedrijf 9] -kastje waarop de klanten konden pinnen. Zij hebben de inloggegevens van [bedrijf 9] aangemaakt.
Er waren mensen die op de [adres 1] werkten, maar die werden allemaal aangestuurd door [verdachte] .
6. Een geschrift, te weten de administratie van [naam 4] van april (DOC-126), inhoudende, voor zover van belang:
Administratie -363,00
7. Het proces-verbaal aanvraag bevel onderzoek na inbeslagneming naar gegevens opgeslagen op elders aanwezig geautomatiseerd werk (AMB-015), inhoudende, voor zover van belang:
Op 31 oktober 2022 zijn twee iPhones van [gebruikersnaam] [verdachte] in beslag genomen. Tussen de gegevens van de Apple iPhone 12 Pro zag ik een e-mail van 24 oktober 2022 om 10.03 uur van [e-mailadres 2] aan [e-mailadres 3] met onderwerp ‘ [medeverdachte 1] en 2 anderen hebben wijzigingen aangebracht in je gedeelde mappen’, zag ik dat [gebruikersnaam] [verdachte] middels Dropbox toegang had tot gedeelde mappen met de mappen ‘BV’s’, ‘ [mapnaam 1] ’ en ‘ [mapnaam 2] ’. Onder de map ‘ [mapnaam 1] ’ stonden url’s van xlsx-bestanden met de namen ‘ [bestandsnaam 1] ’, ‘ [bestandsnaam 2] ’ en ‘ [bestandsnaam 3] ’, welke op 19 oktober 2022 bewerkt waren door een gebruiker met de naam ‘ [medeverdachte 1] ’.
8. Het proces-verbaal van ambtshandeling Netwerkzoeking na IBN 557 Sv (AMB-013), inhoudende, voor zover van belang:
Op een iPhone toestel met IBN [nummer] waren e-mails aangetroffen van een Dropbox-account [e-mailadres 3] . Op 3 november 2022 heb ik toegang verkregen tot het Dropbox-account. Ik heb van alle mappen de toegang in beeld gebracht.
[afbeelding]
Het viel mij op dat de eigenaar van deze mappen [bedrijf 11] ( [e-mailadres 1] ) of [medeverdachte 1] ( [e-mailadres 4] ) was.
9. Een geschrift, te weten een overzicht van monteurs, bankrekeningen, pincodes en inloggegevens (DOC-119).
10. Een geschrift, te weten facturen van [medeverdachte 5] aan [bedrijf 4] B.V. in de periode januari tot en met december 2021 (DOC-167).
11. Een geschrift, te weten facturen van [medeverdachte 5] aan [bedrijf 4] B.V. in de periode januari tot en met september 2022 (DOC-168).
12. Een geschrift, te weten een lijst verbeterpunten [medeverdachte 5] (DOC-292).
13. Het proces-verbaal van inbeslagname (IBN-015-01), inhoudende, voor zover van belang:
Op 1 mei 2023 is ten laste van [medeverdachte 5] in beslag genomen:
F.01.01.004, ICT/laptop, HP, Pavilion, grijs.
14. Het proces-verbaal van ambtshandeling Handelingen aan digitale gegevensdragers (AMB-034-03), inhoudende, voor zover van belang:
Op 10 augustus 2023 heeft een netwerkzoeking plaatsgevonden op een laptop die in beslag was genomen en daarbij de code F.01.01.004 kreeg. Mijn handelingen leidden tot de volgende bestanden:
[bestandsnaam 4]
[bestandsnaam 5]
[bestandsnaam 6]
[bestandsnaam 7]
[bestandsnaam 8]
[bestandsnaam 9]
[bestandsnaam 10]
[bestandsnaam 11]
[bestandsnaam 12]
[bestandsnaam 13]
[bestandsnaam 14]
[bestandsnaam 15]
[bestandsnaam 16]
[bestandsnaam 17]
[bestandsnaam 18]
15. Het proces-verbaal Zaaksdossier 1 (ZD-001-01), p. 50, inhoudende, voor zover van belang:
Op 1 mei 2023 is tijdens de aanhouding van [medeverdachte 5] zijn laptop in beslag genomen. In deze laptop is een Excelbestand aangetroffen (DOC-213).
16. Een geschrift, te weten een schermafbeelding van een bestand aangetroffen in de laptop van [medeverdachte 5] (DOC-213), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
17. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] (V-006-01), p. 4, voor zover inhoudende:
Vraag verbalisanten:
Op welk telefoonnummer bent u bereikbaar?
Antwoord gehoorde:
[telefoonnummer 2] .
18. Een geschrift, te weten een afschrift van chatgesprekken tussen [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 1] ) en [telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 5] ) (DOC-249), inhoudende, voor zover van belang:
4-11-2022
[telefoonnummer 2] :
Voornaam: [naam 9]
Achternaam: [naam 9]
Geboortedatum: [geboortedatum 2] -1995
Bedrijfsnaam: [bedrijf 16]
Straat: [adres 2]
Postcode: [adres 2]
Stad: [adres 2]
Kvk: [KvK-nummer]
IBAN: [rekeningnummer 13]
Email: [e-mailadres 5]
Wachtwoord: [wachtwoord 1]
Wachtwoord [bedrijf 9] : [wachtwoord 2]
-----------------
Subaccounts
[e-mailadres 6]
( [naam 9] )
[wachtwoord 3]
__________________
[e-mailadres 7]
( [alias 2] )
[wachtwoord 4]
11-11-2022
[telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 1] ): Kan je misschien €2.000 van die wise rekening als deel salaris oktober naar mij overmaken. Anders kan ik volgende week de huur enz niet betalen.
[telefoonnummer 2] : Salaam oke, is besproken met [verdachte] ?
[telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 1] ): Nee wil je dat is dat eerst vraag?
[telefoonnummer 2] : Ja is goed.
31-1-2023
[telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 1] ): Ik ga je btw doen dus je gaat sms krijgen van digid
13-2-2023
[telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 1] ): We gaan weer [bedrijf 17] rekening vullen. Je deed toch elke maand gewoon per monteur. Niet een monteur meerdere keren per maand?
[telefoonnummer 2] : Ja 1 keer per maand. Stuur maar wat je gaat overmaken dan maak ik er een factuur bij.
19. Een geschrift, te weten een factuur van KPN aan [bedrijf 5] B.V., ten name van [medeverdachte 5] , van 31 augustus 2021 (DOC-172, p. 1).
20. Een geschrift, te weten een factuur van KPN aan [bedrijf 5] B.V., ten name van [medeverdachte 5] , van 6 mei 2022 (DOC-172, p. 2).
21. Een geschrift, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 22 februari 2022 (DOC-004), inhoudende, voor zover van belang:
Handelsnaam: [bedrijf 1]
[bedrijf 2]
Rechtsvorm: eenmanszaak
Startdatum onderneming: 10-11-2014
Activiteiten: Interieurreiniging van gebouwen, algemene burgerlijke en utiliteitsbouw, elektrotechnische bouwinstallatie, overige afwerking van gebouwen, loodgieters- en fitterswerk, installatie van sanitair
Bezoekadres: [adres 3]
Eigenaar: [verdachte] , [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum 1] -1986
Datum in functie: 10-11-2014
22. Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring inkomstenbelasting van de Belastingdienst betreffende [verdachte] van 14 maart 2022 (DOC-010), met bijlagen.
Aangifte inkomstenbelasting 2018
Ondertekening [medeverdachte 1] en [verdachte]
Datum en tijd ondertekening 2021-01-03 00:18
Belastbare winst € 0,--
Naam onderneming [bedrijf 1]
Netto omzet € 32.600,--
Aangifte inkomstenbelasting 2019
Ondertekening [verdachte]
Datum en tijd ondertekening 2021-01-03 00:37
Belastbare winst € 2.386,--
Naam onderneming [bedrijf 1]
Netto omzet € 163.800,--
23. Een geschrift, te weten de analyse bankrekeningen van [verdachte] (DOC-008-01).
24. Het proces-verbaal Zaaksdossier 1 (ZD-001-01), p. 18, inhoudende, voor zover van belang:
4.2.7.1.2 Inkomstenbelasting
2018
[verdachte] ontvangt op zijn persoonlijke en zakelijke bankrekeningen in 2018 in totaal € 301.174,-- exclusief belastingen aan inkomsten, vermoedelijk afkomstig van rioolontstopping-gerelateerde werkzaamheden.
2019
[verdachte] ontvangt op zijn persoonlijke en zakelijke bankrekeningen in 2019 in totaal € 1.158.585,-- exclusief belastingen aan inkomsten, vermoedelijk afkomstig van rioolontstopping-gerelateerde werkzaamheden.
25. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] (G-001-01), inhoudende, voor zover van belang:
Ik zag dat de meeste activiteiten gaan via het IP-adres [IP-adres] . Ik zag dat meerdere sofinummers gebruik maakten van dit IP-adres. Op 3 januari 2021 om 00:18 uur de aangifte inkomstenbelasting 2018 ten name van [medeverdachte 1] bij de Belastingdienst is ingediend en dat op hetzelfde tijdstip de aangifte inkomstenbelasting 2018 ten name van [verdachte] bij de Belastingdienst is ingediend. Op dezelfde datum om 00:37 uur wordt via hetzelfde IP-adres de aangifte inkomstenbelasting 2019 ten name van [verdachte] bij de Belastingdienst ingediend. Verder zie ik dat veel aangiften omzetbelasting van veel verschillende ondernemers bij de Belastingdienst worden ingediend. Op basis van deze bevindingen denk ik dat [medeverdachte 1] gebruiker is van het IP-adres [IP-adres] en dat zij dus betrokken is bij het indienen van al deze aangiften.
26. Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting van de Belastingdienst betreffende [verdachte] van 14 maart 2022 (DOC-009), met bijlagen, inhoudende, voor zover van belang:
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-07-2018 t/m 30-09-2018
Ondertekening: [bedrijf 11]
Authenticatietijdstip: 31-10-2018
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 0,--
Omzetbelasting hoog: € 0,--
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-04-2019 t/m 30-06-2019
Ondertekening: [bedrijf 11]
Authenticatietijdstip: 14-08-2019
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: €43.558,--
Omzetbelasting hoog: € 9.147,--
27. Het proces-verbaal Zaaksdossier 1 (ZD-001-01), p. 4, inhoudende, voor zover van belang:
Uit de chatconversatie tussen + [telefoonnummer 1] [medeverdachte 1] en + [telefoonnummer 3] (DOC-166) maak ik op dat [medeverdachte 1] de gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer 1] omdat:
- De naam [medeverdachte 1] achter het nummer vermeld staat;
- [medeverdachte 1] de wetenschap heeft waar haar man [verdachte] exact is;
- [medeverdachte 1] diverse foto’s stuurt van haar kinderen;
- [medeverdachte 1] zegt dat een e-mailbericht verzonden naar [bedrijf 11] bij haar binnenkomt.
28. Het proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking historische gegevens (BOB-001), inhoudende, voor zover van belang:
Aanvraag verstrekking historische gegevens ten aanzien van:
Bankrekeningnummer: [rekeningnummer 1]
Soort rekening: Privérekening
Ten name van: [verdachte]
Bankrekeningnummer: [rekeningnummer 3]
Soort rekening: Privérekening
Ten name van: [verdachte]
Bankrekeningnummer: [rekeningnummer 2]
Soort rekening: Zakelijke rekening
Ten name van [verdachte]
29. Het proces-verbaal inzake de verdenkingen tegen [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (AMB-001), p. 10, inhoudende, voor zover van belang:
2.4.1
[verdachte]
ontving op de zakelijke bankrekening [rekeningnummer 2] inkomsten in batch-vorm van [bedrijf 12] . Daarnaast ontving [verdachte] op de bankrekeningen [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 1] door middel van een Tikkie-bijschrijving dan wel reguliere bijschrijving, inkomsten afkomstig van bedrijven en particulieren onder vermelding van een factuurnummer dan wel omschrijvingen die waren te koppelen aan rioolontstopping-gerelateerde werkzaamheden. Ook waren er overboekingen zonder omschrijving, die vermoedelijk ook bijschrijvingen zijn van inkomsten gerelateerd aan rioolontstopping-werkzaamheden.
[afbeelding]
[afbeelding]
2.4.2
[medeverdachte 2]
ontving op de bankrekeningen [rekeningnummer 14] en [rekeningnummer 15] inkomsten in batch-vorm van [bedrijf 18] .
[afbeelding]
2.4.3
[medeverdachte 3]
ontving op de bankrekeningen [rekeningnummer 16] en [rekeningnummer 17] inkomsten in batch-vorm van [bedrijf 12] en [bedrijf 18] . Daarnaast ontving [medeverdachte 3] op de bankrekeningen [rekeningnummer 16] en [rekeningnummer 17] door middel van Tikkie-bijschrijvingen dan wel reguliere bijschrijvingen inkomsten afkomstig van bedrijven en particulieren onder vermelding van een factuurnummer dan wel omschrijvingen die te koppelen waren aan rioolontstopping-gerelateerde werkzaamheden. Ook waren er overboekingen zonder omschrijving, die vermoedelijk ook bijschrijvingen zijn van inkomsten gerelateerd aan rioolontstopping-werkzaamheden.
[afbeelding]
2.4.4
[medeverdachte 4]
ontving op de privé en zakelijke bankrekeningen [rekeningnummer 18] en [rekeningnummer 19] door middel van Tikkie-bijschrijvingen dan wel reguliere bijschrijvingen inkomsten afkomstig van bedrijven en particulieren onder vermelding van een factuurnummer dan wel omschrijvingen die waren te koppelen aan rioolontstopping-gerelateerde werkzaamheden. Daarnaast waren er ook overboekingen zonder omschrijving, die vermoedelijk ook bijschrijvingen zijn van inkomsten gerelateerd aan rioolontstopping-werkzaamheden.
[afbeelding]
30. Een geschrift, te weten de brief van de Belastingdienst aan de FIOD van 6 december 2023 betreffende de nadeelberekening [verdachte] (DOC-284), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
[afbeelding]
31. Een geschrift, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 13 oktober 2022 (DOC-023), inhoudende, voor zover van belang:
Rechtspersoon: [bedrijf 3] B.V.
Datum akte van oprichting: 20-12-2019
Activiteiten: Holdings
Bezoekadres: [adres 4]
Bestuurder: [medeverdachte 5]
Datum in functie: 10-05-2021
32. Een geschrift, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 20 oktober 2022 (DOC-043), inhoudende, voor zover van belang:
Historie – [bedrijf 3] B.V.
Bestuurder: [verdachte] , [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum 1] -1986
Infunctietreding: 20-12-2019
Uit functie: 11-05-2021
33. Een geschrift, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 13 oktober 2022 (DOC-024), inhoudende, voor zover van belang:
Rechtspersoon: [bedrijf 4] B.V.
Datum akte van oprichting: 14-09-2020
Bezoekadres: [adres 4]
Activiteiten: Facility management, zakelijke dienstverlening, met name acquisitie van opdrachten binnen diverse facilitaire gebieden
Enig aandeelhouder [bedrijf 3] B.V.
en bestuurder
Datum in functie 08-09-2020
34. Een geschrift, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 16 augustus 2020 (DOC-025), inhoudende, voor zover van belang:
Rechtspersoon: [bedrijf 5] B.V.
Datum akte van oprichting: 17-09-2020
Bezoekadres: [adres 5]
Activiteiten: Overige zakelijke dienstverlening, advisering, consultancy, management, begeleiding, bemiddeling
Bestuurders: [medeverdachte 5]
[naam 10]
[naam 11]
35. Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting van de Belastingdienst betreffende [bedrijf 3] B.V. van 31 januari 2023 (DOC-156), met bijlagen, inhoudende, voor zover van belang:
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-01-2020 t/m 31-03-2020
Ondertekening: [bedrijf 11]
Authenticatietijdstip: 24-05-2020
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 161.184,--
Omzetbelasting hoog: € 33.849,--
Aangifte omzetbelasting 01-04-2020 t/m 30-06-2020
Ondertekening: [bedrijf 11]
Authenticatietijdstip: 31-07-2020
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 12.650,--
Omzetbelasting hoog: € 2.657,--
Aangifte omzetbelasting 01-07-2020 t/m 30-09-2020
Ondertekening: [bedrijf 11]
Authenticatietijdstip: 29-04-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 0,--
Omzetbelasting hoog: € 0,--
Aangifte omzetbelasting 01-10-2020 t/m 31-12-2020
Ondertekening: [bedrijf 11]
Authenticatietijdstip: 29-04-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 0,--
Omzetbelasting hoog: € 0,--
Aangifte omzetbelasting 01-01-2021 t/m 31-03-2021
Ondertekening: [bedrijf 11]
Authenticatietijdstip: 29-04-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 0,--
Omzetbelasting hoog: € 0,--
36. Een geschrift, te weten de brief van de Belastingdienst aan de FIOD van 6 december 2023 betreffende de nadeelberekening [bedrijf 3] (DOC-289), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
37. Een geschrift, te weten de brief van de Belastingdienst aan de FIOD van 6 december 2023 betreffende de nadeelberekening [medeverdachte 2] (DOC-286), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
38. Een geschrift, te weten de brief van de Belastingdienst aan de FIOD van 6 december 2023 betreffende de nadeelberekening [medeverdachte 3] (DOC-287), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
39. Een geschrift, te weten de brief van de Belastingdienst aan de FIOD van 6 december 2023 betreffende de nadeelberekening [medeverdachte 4] (DOC-288), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
40. Een geschrift, te weten de brief van de Belastingdienst aan de FIOD van 6 december 2023 betreffende de nadeelberekening [bedrijf 4] B.V. (DOC-290), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
[afbeelding]
41. Een geschrift, te weten de brief van de Belastingdienst aan de FIOD van 6 december 2023 betreffende de nadeelberekening [bedrijf 5] B.V. (DOC-291), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
[afbeelding]
42. Het proces-verbaal Zaaksdossier 1 (ZD-001-01), p. 56, inhoudende, voor zover van belang:
In het digitale beslag van de laptop van [medeverdachte 5] zag ik Excel-bestanden met bestandsnamen [bestandsnaam 19] en [bestandsnaam 20] . In deze bestanden zag ik overzichten inzake de aangiften omzetbelasting op naam van [bedrijf 5] B.V.
43. Een geschrift, te weten het Excel-bestand ‘ [bestandsnaam 19] ’, aangetroffen op de laptop van [medeverdachte 5] (DOC-262).
44. Een geschrift, te weten het Excel-bestand ‘ [bestandsnaam 20] ’, aangetroffen op de laptop van [medeverdachte 5] (DOC-263).
45. Het proces-verbaal inzake de verdenking witwassen (AMB-003), inhoudende, voor zover van belang:
Op bankrekeningnummer:
- [rekeningnummer 16] op naam van [medeverdachte 3] ;
worden gelden ontvangen via de volgende Bulgaarse bankrekeningen:
- [rekeningnummer 20] op naam van [medeverdachte 3] ;
- [rekeningnummer 21] op naam van [naam 12]
Op bankrekeningnummer:
- [rekeningnummer 19] op naam van [medeverdachte 4] ;
worden gelden ontvangen via de volgende Bulgaarse bankrekeningen:
- [rekeningnummer 22] op naam van [medeverdachte 4] ;
- [rekeningnummer 21] op naam van [naam 12]
Op de bankrekeningnummers:
- [rekeningnummer 15] op naam van [medeverdachte 2] ;
- [rekeningnummer 14] op naam van [medeverdachte 2]
worden gelden ontvangen via de volgende Bulgaarse bankrekening:
- [rekeningnummer 23] op naam van [medeverdachte 2]
In 2020 wordt veelal € 25.000,-- per keer met als omschrijving ‘kosten/sparen’ vanaf de Bulgaarse bankrekeningen overgeboekt. In 2021 worden heel specifieke bedragen overgemaakt met de omschrijving ‘E-MONEY REDEMPTION’.
De overboekingen die worden gedaan vanaf de Bulgaarse bankrekeningen en de netto omzetten worden een op een doorgestort naar een van de bankrekeningen van de verdachten in Nederland. Verdachte [verdachte] ontvangt € 1.508.210,01.
Zodra bedragen vanaf de Bulgaarse bankrekeningen op de Nederlandse zakelijke bankrekeningen zijn gestort, worde aanzienlijke bedragen doorgestort.
[medeverdachte 3]
Ontvangsten op [rekeningnummer 16] ten name van [medeverdachte 3]
[afbeelding]
[afbeelding]
[medeverdachte 4]
Ontvangsten op [rekeningnummer 19] ten name van [medeverdachte 4]
[afbeelding]
[afbeelding]
[medeverdachte 2]
Ontvangsten op [rekeningnummer 15] ten name van [medeverdachte 2] [afbeelding]
[afbeelding]
Ontvangsten op [rekeningnummer 14] ten name van [bedrijf 8]
[afbeelding]
[afbeelding]
46. Het proces-verbaal van aanvulling (AMB-040), inhoudende, voor zover van belang:
In ZD-002-01 staat vermeld dat [verdachte] € 1.508.210,01 ontvangt van bankrekeningen op naam van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] . Dit bedrag is inclusief de omzetten van [bedrijf 3] B.V. (€ 945.620,64) en [bedrijf 4] B.V. (€ 390.090,98).
Onder hoofdstuk 2.3 van ZD-002-01 is een organogram opgenomen met afgeronde omzetontvangsten van de onderaannemers en afgeronde geldstromen daaropvolgend. Ik heb het betreffende organogram gesplitst omdat [medeverdachte 5] in mei 2021 bestuurder is geworden van [bedrijf 5] B.V. en [bedrijf 3] B.V.
In de periode voor 10 mei 2021 heeft [bedrijf 4] € 824.059,-- ontvangen van de onderaannemers. Daarvan heeft [verdachte] € 34.104 ontvangen.
In de periode na 10 mei 2021 heeft [bedrijf 4] € 2.825.686,-- ontvangen van de onderaannemers. Daarvan heeft [verdachte] € 35.222,-- ontvangen.
In de periode voor 10 mei 2021 heeft [bedrijf 3] € 945.620,-- ontvangen van de onderaannemers. Daarvan heeft [verdachte] € 107.774,-- ontvangen.
In de periode na 10 mei heeft [bedrijf 3] via [bedrijf 4] € 445.728,-- ontvangen van de onderaannemers. Daarvan heeft [verdachte] € 77.770,-- ontvangen.
In de periode na 1 mei 2021 heeft [bedrijf 5] € 527.839,-- ontvangen van de onderaannemers. Daarvan heeft [verdachte] € 55.232,-- ontvangen.
47. Het zaaksproces-verbaal ZD-002-01, p. 12, inhoudende, voor zover van belang:
2.4.1
contante geldopnamen
Bij het analyseren van de bankrekeningen [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 4] op naam van [verdachte] zag ik het navolgende:
In de periode van 18 augustus 2018 tot en met 13 augustus 2020 is in totaal
€ 438.000,-- contant opgenomen.
48. Het proces-verbaal inzake betalingen aan [bedrijf 13] B.V. (AMB-022), inhoudende, voor zover van belang:
Via diverse zakelijke bankrekeningen op naam van de onderaannemers is
€ 802.600,-- gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer 24] t.n.v. [bedrijf 13] B.V.
[afbeelding]
[bedrijf 13] betaalde € 625.100,-- door aan in Duitsland gevestigde autohandelaren.
49. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] (G-002-01), inhoudende, voor zover van belang:
[naam 1] komt hier vaker op het bedrijf, [bedrijf 13] B.V. Hij had klanten die auto’s voor de export hadden. Die heren zochten een bedrijf om de export-papierwinkel te regelen. De auto’s moesten vanuit Duitsland naar Marokko getransporteerd worden.
We hebben een wagen doorgefactureerd aan [bedrijf 19] , gevestigd in [vestigingsplaats] , Marokko. Wij hebben de papierwinkel geregeld en daar bemiddelingskosten voor ontvangen.
50. Een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 20] GmbH aan [verdachte] , factuurnummer [factuurnummer 1] (DOC-124).
51. Een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 21] GmbH aan [bedrijf 19] , factuurnummer [factuurnummer 2] (DOC-140).
52. Een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 13] B.V. aan [bedrijf 19] , factuurnummer [factuurnummer 3] (DOC-145).
53. Een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 22] aan [bedrijf 13] B.V. van 16 september 2021, factuurnummer [factuurnummer 4] (DOC-146).
54. Een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 13] B.V. aan [bedrijf 19] van 17 december 2021, factuurnummer [factuurnummer 5] (DOC-147).
55. Een geschrift, te weten een overzicht van de aanschaf van luxe goederen (DOC-277), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
56. Het zaaksproces-verbaal ZD-002-01, p. 12 t/m 13 en 20 t/m 23, inhoudende, voor zover van belang:
2.3
geldstromen via bankrekeningen vennootschappen
Op 27 oktober 2020 heeft een betaling van € 140.000,-- aan [bedrijf 7] B.V. plaatsgevonden vanaf bankrekeningnummer [rekeningnummer 9] op naam van [bedrijf 3] B.V. Bij de omschrijving staat het woord ‘investering’ vermeld. Het bezoekadres van [bedrijf 7] B.V. is het vestigingsadres van het kantoor van de Kamer van Koophandel in [plaats 2] . De enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 7] is [naam 8] . De gemeente heeft de gegevens met betrekking tot de verblijfplaats van [naam 8] in onderzoek. Dat gebeurt over het algemeen bij personen zonder vaste woon- of verblijfplaats.
2.5.2
ANM Auto’s
Er is een vordering uitgebracht bij [bedrijf 6] in verband met een betaling van € 32.480,--. De eigenaar van [bedrijf 6] , de heer [naam 7] , is gehoord. Daarnaast heeft de boekhouder van [naam 7] , de heer [naam 13] , verklaard:
‘ [medeverdachte 4] heeft regelmatig contact met [naam 7] . [naam 7] verkoopt met zekere regelmaat auto’s aan [medeverdachte 4] . [naam 7] overhandigt [naam 13] regelmatig een overzicht van personen en/of bedrijven en bedragen met het verzoek om voor deze personen en/of bedrijven een factuur te maken voor verkoop en/of onderhoud.’
In de bankmutaties van [rekeningnummer 25] ten name van [bedrijf 6] zie ik de volgende bijschrijvingen:
[afbeelding]
De betalingen hebben plaatsgevonden via bankrekeningen die op naam van de verdachten in het onderzoek stonden en op naam van de onderaannemers werkende voor de organisatie.
Er is geen enkele betaling aangetroffen die wijst naar een eventuele inkoop van een enkele bedrijfsauto. In het HSB-bestand (houderschapsbelasting) van de Belastingdienst zijn geen kentekens van ingekochte bedrijfsauto’s op naam van [bedrijf 6] aangetroffen.
Ik zag in het interne klantbestand van de Belastingdienst dat de aangegeven omzetten van [bedrijf 6] op de aangiften omzetbelasting over het derde respectievelijk het vierde kwartaal van 2021 € 457,-- respectievelijk € 3.090,-- waren. In de aangiften omzetbelasting over het jaar 2021 is door [bedrijf 6] geen voorbelasting geclaimd.
2.5.4
Aankoop bedrijfspand [adres 1]
Van bankrekening [rekeningnummer 3] op naam van [verdachte] is op 21 juli 2020 een bedrag van € 20.129,76 en op 6 oktober 2020 een bedrag van € 164.106,68 overgeboekt naar bankrekening [rekeningnummer 6] en [rekeningnummer 7] op naam van [bedrijf 14] .
Op 23 november 2020 is van bankrekening [rekeningnummer 3] een bedrag van €16.216,51 overgeboekt naar bankrekening [rekeningnummer 8] op naam van [bedrijf 15] B.V.
In de periode van 2 januari 2018 tot en met 22 januari 2021 is de bankrekening [rekeningnummer 3] op naam van [verdachte] gevoed wordt door de omzet van [bedrijf 1] (€ 279.200,--) en [bedrijf 3] (€ 108.075,--).
57. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 7] (G-004-01), inhoudende, voor zover van belang:
Ik ben de eigenaar van [bedrijf 6] .
Opmerking verbalisanten:
Op 13 oktober 2021 zien wij op bankrekening [rekeningnummer 16] t.n.v. [medeverdachte 3] h/o [bedrijf 2] een betaling op bankrekening [rekeningnummer 25] op naam van [bedrijf 6] , van € 32.480,--.
Ik heb auto’s verkocht. De ontvangen € 32.480,-- heeft betrekking op twee Caddy’s, een Fiat, een Crafter en een Opel Combi. Het zijn allemaal bedrijfswagentjes. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn bij mij op het bedrijf geweest.
58. Een geschrift, te weten kladaantekeningen facturenopmaak, ontvangen van de heer [naam 13] (DOC-276).
59. De verklaring van [medeverdachte 4] ter terechtzitting van 3 maart 2025, inhoudende, voor zover van belang:
Ik ben wel eens naar de garage van [naam 7] geweest om een bus te brengen of te halen.
60. De verklaring van [medeverdachte 3] ter terechtzitting van 3 maart 2025, inhoudende, voor zover van belang:
Ik kwam bij [bedrijf 6] om auto’s te laten maken.
61. Een geschrift, te weten een afschrift uit het openbaar register van het Kadaster betreffende het pand aan de [adres 1] 10 7N (DOC-021).
62. Een geschrift, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 11 oktober 2022 (DOC-203), inhoudende, voor zover van belang:
Rechtspersoon: [bedrijf 7] B.V.
Datum akte van oprichting: 09-09-2020
Bezoekadres: [adres 6]
Activiteiten: Financiële holdings
Enig aandeelhouder en [naam 8]
bestuurder

Voetnoten

1.De rechtbank heeft in dit verband mede acht geslagen op het arrest van het Gerechtshof Arnhem/Leeuwarden van 21 mei 2025, ECLI:NL:GHARL:2024:3602.
3.HR 7 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2774.
4.HR 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN0578.