ECLI:NL:RBOVE:2025:2603

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
84.110106.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor het leiden van een criminele organisatie die belastingfraude en gewoontewitwassen pleegde

Op 28 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 34-jarige vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De vrouw was schuldig bevonden aan het jarenlang leiden van een criminele organisatie die zich bezighield met belastingfraude en gewoontewitwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk onjuiste belastingaangiften had ingediend, wat resulteerde in een aanzienlijk belastingnadeel van ongeveer € 2.500.000,--. De organisatie, die onder andere loodgieterswerkzaamheden verrichtte, had een gestructureerde aanpak waarbij de administratie en financiële afhandeling centraal werden beheerd. De verdachte had een cruciale rol als boekhouder en diende de belastingaangiften in voor verschillende ondernemingen die aan de organisatie waren verbonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, opzettelijk onjuiste aangiften had gedaan en dat zij zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van valsheid in geschrift, maar achtte de deelname aan een criminele organisatie en de belastingfraude bewezen. De straf was passend gezien de ernst van de feiten en de impact op de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.110106.22 (P)
Datum vonnis: 28 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1990 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3, 6, 10 en 13 maart 2025 en 14 april 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat namens verdachte door haar raadslieden mr. V.C. van der Velde en mr. G.I. Roos, advocaten in Almere, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 3 maart 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 1] , opzettelijk onjuiste of onvolledige aangiften voor de omzetbelasting heeft gedaan;
feit 2:tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk onjuiste of onvolledige aangiften voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen heeft gedaan;
feit 3:al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk onjuiste of onvolledige aangiften voor de omzetbelasting heeft gedaan;
feit 4:al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften;
feit 5:al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 1] tezamen en in vereniging meerdere geldbedragen en luxe artikelen heeft witgewassen, terwijl zij hiervan een gewoonte heeft gemaakt en het feit heeft gepleegd in de uitoefening van haar beroep en/of bedrijf;
feit 6:tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van valsheid in geschrift, belastingfraude, witwassen en/of oplichting, van welke organisatie zij (mede-)bestuurder was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij, al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 1] , op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei 2020 tot en met 31 juli 2020, in de gemeente(n) Almere en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting
ten name van [verdachte] , al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 1] , over:
-het eerste en/of het tweede kwartaal van 2020,
(telkens) niet of niet binnen de gestelde termijn heeft gedaan, terwijl dat/die feit(en) (telkens)
ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven;
2.
zij op of omstreeks 03 januari 2021 in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de
inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen:
-ten name van [verdachte] , al dan niet gezamenlijk met [medeverdachte 1] over 2018, en/of
-ten name van [medeverdachte 1] , al dan niet gezamenlijk met [verdachte] , over 2018 en/of
-ten name van [medeverdachte 1] , over 2019,
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben doen/laten doen,
door (telkens) op/in het/de ingeleverde/ingediende aangifte(n) een onjuist bedrag aan belastbaar inkomen op te gegeven en/of te doen/laten opgeven, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven;
3.
zij, al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 1] , op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 juli 2018 tot en met 19 augustus 2022, in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting:
-ten name van [medeverdachte 1] , al dan niet handelend onder de na(a)am(en) [bedrijf 2]
en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , over:
-het derde kwartaal van 2018, en/of
-het tweede kwartaal van 2019,
en/of
-ten name van [medeverdachte 2] , al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 4] , over: het tweede en/of het derde kwartaal van 2020,
en/of
-ten name van [medeverdachte 3] , al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 3] , over:
-het tweede en/of het derde en/of het vierde kwartaal van 2020, en/of
-het eerste en/of het tweede en/of het derde en/of het vierde kwartaal van 2021, en/of
-ten name van [medeverdachte 4] , al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 5] , over:
- het eerste en/of het tweede en/of het derde kwartaal van 2021,
en/of
-ten name van [bedrijf 6] B.V., over:
-het eerste en/of het tweede en/of het derde en/of het vierde kwartaal van 2020, en/of
-het eerste en/of het tweede en/of het derde en/of het vierde kwartaal van 2021, en/of
-het eerste en/of het tweede kwartaal van 2022, en/of
-ten name van [bedrijf 7] B.V., over:
-het vierde kwartaal van 2020, en/of
-het eerste kwartaal van 2021, en/of
-het derde en/of het vierde kwartaal van 2021, en/of
-het eerste en/of het tweede kwartaal van 2022, en/of
-ten name van [bedrijf 8] B.V., over:
-het vierde kwartaal van 2020, en/of
-het eerste en/of het tweede en/of vierde kwartaal van 2021, en/of
-het eerste en/of het tweede kwartaal van 2022,
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben doen/laten doen,
door (telkens) op/in het/de ingeleverde/ingediende aangifte(n) een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting / voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting op te geven en/of te doen/laten opgeven, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven;
4.
zij, al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 1] , op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 augustus 2019 tot en met 31 oktober 2021 in de gemeente(n) Almere en/of Utrecht en/of Woerden en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt of gebruik heeft doen maken,
van een of meer vals(e) geschrift(en) – (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – te weten een of meer
suppletie(s)met betrekking tot de omzetbelasting:
-ten name van [verdachte] , al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 1] over:
-het derde en/of het vierde kwartaal van 2020, en/of
-ten name van [medeverdachte 1] , al dan niet handelend onder de na(a)m(en) [bedrijf 2] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , over:
-het vierde kwartaal van 2018, en/of
-het eerste kwartaal 2019, en/of
-ten name van [medeverdachte 3] , al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 3] , over:
-het eerste kwartaal van 2020,
als ware die geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken (telkens) in het overleggen en/of indienen van dat/die (digita(a)l(e)) geschrift(en) aan/bij de belastingdienst,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin, dat (telkens) in die (digita(a)l(e)) geschrift(en) een onjuist bedrag aan omzet en/of af te dragen omzetbelasting was vermeld, dan wel opzettelijk zodanig die geschrift(en) heeft afgeleverd aan: aan de belastingdienst, terwijl zij weet of redelijkerwijs moest vermoeden dat die geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik;
5.
zij, al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 1] , op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met heden in de gemeente Almere, althans in Nederland en/of Bulgarije en/of Marokko, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, meermalen, althans eenmaal,
Sub a)
(telkens) van een of meer voorwerp(en), te weten van:
-(ongeveer) euro 67.500,-- , althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [bedrijf 6] B.V., en/of
-(ongeveer) euro 42.000,-- , althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [bedrijf 7] B.V., en/of
-(ongeveer) euro 73.536,-- , althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [bedrijf 8] B.V., en/of
-(ongeveer) euro 142.000,-- en/of (ongeveer) euro 30.230,-- en/of (ongeveer) euro 55.470,-- en/of (ongeveer) euro 23.500,--, althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] ,
[vindplaats: AMB-40, Excel: [bestandsnaam 21] ], en/of
-(ongeveer) euro 74.750,--, althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet contant opgenomen, en/of
-een of meer (luxe) artikelen van (het merk) Gucci, met een waarde van in totaal (ongeveer) euro 2.940,--, althans van enig geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de
verplaatsing, heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven voorwerp(en) is/was en/of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had
en/of
Sub b)
(telkens) een of meer voorwerp(en), te weten:
-(ongeveer) euro 67.500,-- , althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [bedrijf 6] B.V., en/of
-(ongeveer) euro 42.000,-- , althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [bedrijf 7] B.V., en/of
-(ongeveer) euro 73.536,-- , althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [bedrijf 8] B.V., en/of
-(ongeveer) euro 142.000,-- en/of (ongeveer) euro 30.230,-- en/of (ongeveer) euro 55.470,-- en/of (ongeveer) euro 23.500,--, althans van een of meer geldbedrag(en),
[vindplaats: AMB-40, Excel: [bestandsnaam 21] ],
-(ongeveer) euro 74.750,--, althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet contant opgenomen, en/of
-een of meer (luxe) artikelen van (het merk) Gucci, met een waarde van in totaal (ongeveer) euro 2.940,--, althans enig geldbedrag,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van
bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden, dat de/het bovenomschreven
voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – (deels) afkomstig was/waren uit enig(e)
gepleegde misdrij(f)(ven),
terwijl zij
-van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt en/of
-zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de uitoefening van zijn beroep en/of bedrijf;
6.
zij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met heden, in de gemeente(n) Almere en/of Utrecht en/of Woerden, in elk geval in Nederland,
en/of Bulgarije en/of Marokko, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door:
- [verdachte] , en/of
- [medeverdachte 1] , en/of
- [medeverdachte 2] , en/of
- [medeverdachte 5] , en/of
- [medeverdachte 3] , en/of
- [medeverdachte 4] , en/of
- [bedrijf 6] B.V., en/of
- [bedrijf 7] B.V., en/of
- [bedrijf 8] B.V., en/of
een of meer andere (rechts)perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het plegen van valsheid in geschrift en/of
- het plegen van belastingfraude en/of
- het plegen van witwassen en/of
- het plegen van oplichting,
van welke organisatie verdachte (feitelijk) (mede-)oprichter en/of (feitelijk) (mede-) bestuurder was.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde feit. Ten aanzien van de overige tenlastegelegde feiten heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten, in verband met het ontbreken van feitelijke betrokkenheid van de verdachte bij die feiten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Organisatie en werkwijze
Het onderzoek Waterscheerling is door de FIOD gestart naar aanleiding van fraudemeldingen bij de Belastingdienst en signalen van de Financial Intelligence Unit (FIU) over bedrijven die actief zijn in de riooltechniek. De meldingen hadden onder meer betrekking op de bedrijven [bedrijf 2] , [bedrijf 4] , [bedrijf 3] en [bedrijf 5] . Dit zijn eenmanszaken van respectievelijk [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . Dit zijn broers en neven van elkaar, en medeverdachten. Omwille van de begrijpelijkheid en leesbaarheid van het vonnis, worden de verdachten hierna bij hun voornaam genoemd.
De organisatie van de verdachten
De rechtbank leidt uit het dossier en de verklaringen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] op zitting het volgende af.
[medeverdachte 1] begon op 10 november 2014 met zijn eenmanszaak [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ). De eenmanszaak had onder meer als activiteit Loodgieter/Loodgieterswerk. Later breidde hij zijn activiteiten uit. Er werden verschillende B.V.’s opgericht en [medeverdachte 1] nam andere monteurs als onderaannemer in de arm die de opdrachten bij de klanten uitvoerden. Dit betroffen onder andere [medeverdachte 1] broer [medeverdachte 2] en zijn neven [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] . In totaal hebben enkele tientallen monteurs voor [medeverdachte 1] gewerkt.
-
De B.V.’s
Op 20 december 2019 is [bedrijf 6] B.V. opgericht. Tot en met 10 mei 2021 was [medeverdachte 1] enig bestuurder. Zijn broer [medeverdachte 5] werd enig bestuurder vanaf 10 mei 2021.
[bedrijf 6] B.V. is een holding, en enig bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 7] B.V.
[bedrijf 7] B.V. is op 8 september 2020 opgericht en heeft als activiteiten acquisitie van opdrachten binnen diverse facilitaire gebieden.
[bedrijf 8] B.V. is op 17 september 2020 opgericht en heeft als activiteiten overige zakelijke dienstverlening. [medeverdachte 5] was vanaf 1 mei 2021 één van de bestuurders.
-
De bedrijfsvoering
De opdrachten kwamen binnen via ‘de centrale’. Hier werkten onder andere [medeverdachte 1] en zijn broer [medeverdachte 5] . [medeverdachte 5] zette vanuit [bedrijf 8] B.V. het callcenter voor de organisatie op. [medeverdachte 1] zorgde ervoor dat bij zoekopdrachten via Google de contactgegevens van de eenmanszaken hoog op de lijst stonden, zodat potentiële klanten met name bij spoedopdrachten terechtkwamen bij de organisatie. In het callcenter werden de telefonische opdrachten aangenomen en uitgezet naar de diverse monteurs. Ook werd vanuit het callcenter de klachtenafhandeling gedaan. [medeverdachte 5] ontving hiervoor een managementvergoeding, die hij in de periode van januari 2021 tot en met september 2022 factureerde aan [bedrijf 7] B.V.
Nieuwe monteurs startten op verzoek van [medeverdachte 1] een eigen eenmanszaak, openden een zakelijke bankrekening en leverden hun pinpas, pincode en DigiD in bij de organisatie.
De monteurs voerden de opdrachten bij de klanten uit. Zij kregen daartoe een tablet, waarop zij hun planning konden zien en waarin zij de door hen verrichte werkzaamheden registreerden. Ook kregen ze een mobiel pinapparaat. In het onderzoek zijn pinapparaten van [bedrijf 9] en van [bedrijf 10] gevonden. Betaling door de klanten vond plaats door gebruikmaking van de pinapparaten, via een Tikkie, overboeking of contant. De niet-contante betalingen kwamen aanvankelijk binnen op de zakelijke bankrekeningen van de monteurs, die door de organisatie werden beheerd. Later begonnen de banken vragen te stellen over de geldstromen op de bankrekeningen, en werden ook bankrekeningen afgesloten. Vervolgens werden er Bulgaarse bankrekeningen op naam van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] geopend, waarop geldbedragen die door opdrachtgevers werden betaald via [bedrijf 10] terecht kwamen. De gelden werden vervolgens overgemaakt naar bankrekeningen van [bedrijf 6] B.V., [bedrijf 7] B.V. en [bedrijf 8] B.V.
De monteurs ontvingen 15% tot 20% van de door hen gerealiseerde omzet. Ze betaalden
€ 363,-- per maand aan administratiekosten aan de organisatie.
Vanaf het moment dat er meerdere monteurs werkzaam waren voor de organisatie, stopten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] met hun monteurswerkzaamheden en verrichtten zij meer faciliterende werkzaamheden. Zij voorzagen nieuwe monteurs van vervoermiddelen, zoals een busje, gereedschappen en materialen en stonden monteurs bij die hulp nodig hadden. [medeverdachte 2] haalde ook nieuwe monteurs binnen. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] namen ook van monteurs bankpassen, pincodes en de DigiD in ontvangst om die vervolgens af te geven aan [medeverdachte 1] .
[verdachte] , de vrouw van [medeverdachte 1] , had een administratiekantoor, genaamd [bedrijf 1] . Zij deed met [medeverdachte 1] de administratie van alle eenmanszaken en de B.V.’s en diende de belastingaangiften in. De administratie van de organisatie werd beheerd via Dropbox en was toegankelijk voor meerdere personen. De ‘eigenaar’ van de verschillende digitale mappen met administratie was [verdachte] .
Uit het onderzoek van de FIOD is naar voren gekomen dat een groot deel van de aangiften voor de omzetbelasting van eenmanszaken [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 4] , [bedrijf 5] en [bedrijf 3] en de vennootschappen [bedrijf 6] B.V., [bedrijf 7] B.V. en [bedrijf 8] B.V. onjuist en/of onvolledig zijn gedaan.
Het oogmerk van de organisatie
De verdachten wordt onder andere verweten dat zij hebben deelgenomen aan een criminele organisatie die het plegen van onder meer oplichting tot oogmerk had. Nu dit verwijt bij de behandeling van de strafzaken veel aandacht heeft gehad, zal de rechtbank zich daarover eerst uitlaten.
Het dossier bevat zeven aangiften van oplichting tegen met name [medeverdachte 3] en twee meldingen over [bedrijf 2] en [bedrijf 3] .
In de meldingen wordt gesteld dat de bedrijven slecht werk leverden. Verstoppingen zouden niet verholpen zijn en er zouden extreem hoge bedragen in rekening zijn gebracht. Monteurs zouden zich hebben voorgedaan als werknemer van een ander bedrijf. Ook zouden monteurs onduidelijk zijn over de tarieven.
Het dossier bevat verder berichtgeving van de televisieprogramma’s Tros Opgelicht?! en Max Meldpunt over ‘malafide rioolontstoppers’. Uit die berichtgeving is echter niet af te leiden of dit over aan de organisatie gelieerde monteurs gaat.
Een aantal monteurs die als onderaannemer voor de organisatie hebben gewerkt, is door de FIOD verhoord. Over de werkwijze van de organisatie hebben zij het volgende verklaard.
[naam 1] is ingewerkt door een neef van [medeverdachte 1] . Die neef vroeg enorme bedragen. De monteurs mochten hun eigen bedragen bepalen. [naam 1] vroeg zelf nooit veel. Hij sprak een prijs af met de klant en ging na akkoord van de klant aan het werk. Ook [naam 2] verklaarde dat hij de prijzen zelf mocht vaststellen. Hij rekende een starttarief inclusief voorrijkosten. Dan nam hij de meters door. Hij rekende nooit meer meters spiraal dan hij gebruikte.
[naam 3] verklaarde dat hij werd ingewerkt door iemand en dat hij schrok van de prijzen die werden gerekend. Verder verklaarde hij dat de organisatie een boete in rekening bracht bij monteurs als een klant een klacht indiende.
Ook [naam 4] noemde de prijzen die werden gerekend absurd hoog.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de wijze van het presenteren van diensten en tarieven, de aanname van een valse hoedanigheid (het zich voordoen als een werknemer van een ander bedrijf), het in strijd met de waarheid verkondigen dat de kosten gedekt worden door de verzekering en het melden van de kosten van het gebruik per meter spiraal, maar niet vermelden om hoeveel meter het gaat, geconcludeerd kan worden dat sprake was van oplichting.
De rechtbank overweegt dat voor het bewijs van het oogmerk van de organisatie onder meer betekenis kan toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, en aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op het doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
De rechtbank stelt vast dat de meldingen van klanten niet verder zijn onderzocht. De aangiften van oplichting die tegen [medeverdachte 3] zijn gedaan, zijn geseponeerd. Daar waar het de oplichting betreft, is dus geen sprake van concrete, binnen de organisatie reeds gepleegde misdrijven waaruit het oogmerk van de organisatie blijkt.
Vast staat dat in bepaalde gevallen hoge prijzen werden gerekend. Hiermee staat echter niet vast dat de organisatie het plegen van oplichting tot oogmerk had.
Uit de verklaringen van de monteurs volgt dat monteurs vrij waren om hun eigen prijzen te bepalen. In de periode van 20 juli 2020 tot en met 26 april 2023 is in totaal € 35.533.575,77 omgezet. Dat is een omzet van meer dan € 1.000.000,-- per maand, waarvoor honderden opdrachten werden uitgevoerd. In de gehele periode zijn tientallen monteurs actief geweest voor de organisatie. In dat verband zijn de zeven aangiften en twee meldingen die uit het dossier blijken volstrekt onvoldoende voor de conclusie dat de gehele organisatie het oogmerk had tot het plegen van oplichting.
Ook de door de officier van justitie gestelde leugenachtige mededelingen kunnen niet leiden tot het oordeel dat de organisatie het plegen van oplichting tot oogmerk had. [1]
Wel volgt uit het dossier dat door de organisatie structureel onjuiste belastingaangiften werden gedaan en dat de opbrengsten hiervan werden witgewassen. De rechtbank zal dit in de navolgende paragrafen per tenlastegelegd feit bespreken.
3.3.2
De belastingaangiften
3.3.2.1 Feit 1 – De aangiften voor de omzetbelasting van [bedrijf 1]
De feiten en omstandigheden
Op 9 september 2011 is [verdachte] gestart met haar eenmanszaak [bedrijf 1] . Op de zakelijke bankrekening [rekeningnummer 1] van [bedrijf 1] is in 2020 in totaal € 249.970,-- aan omzet ontvangen, met omschrijvingen als 'voorschot', 'werkzaamheden' of 'april', afkomstig van [bedrijf 3] , [bedrijf 11] , [bedrijf 7] B.V., [bedrijf 6] BV en [bedrijf 4] . Ook is € 30.839,-- ontvangen zonder omschrijving, afkomstig van [bedrijf 6] BV, [medeverdachte 1] , [bedrijf 4] en [bedrijf 2] .
Op 31 maart 2020 is [verdachte] uitgenodigd tot het doen van aangifte voor de omzetbelasting over (onder meer) het eerste en tweede kwartaal van 2020. Op 20 juli 2022 had zij over het eerste en het tweede kwartaal van 2020 geen aangifte voor de omzetbelasting gedaan. In deze twee kwartalen heeft [bedrijf 1] in totaal € 78.470,-- aan omzet gehad. Daarover was zij € 13.620,-- aan omzetbelasting verschuldigd.
3.3.2.2 Feit 2 – De aangiften voor de inkomstenbelasting
De feiten en omstandigheden
Op 3 januari 2021 (om 00:18 uur) hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] een gezamenlijke aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 2018 ingediend. In deze aangifte is € 32.600,-- aan inkomsten uit de onderneming van [medeverdachte 1] en een belastbare winst van € 0,-- aangegeven. Uit de bankmutaties van [bedrijf 2] blijkt echter een omzet van € 301.174,--. De Belastingdienst heeft het belastbaar inkomen herberekend op € 226.552,--. Het nadeel bedraagt € 88.801,--
Op 3 januari 2021 (om 00:37 uur) is eveneens de aangifte voor de inkomstenbelasting van [medeverdachte 1] over het jaar 2019 ingediend. In deze aangifte is € 163.800,-- aan inkomsten uit onderneming en een belastbare winst van € 2.386.-- aangegeven. Uit de bankmutaties van [bedrijf 2] blijkt echter een omzet van € 1.158.585,--. De Belastingdienst heeft het belastbaar inkomen herberekend op € 857.902,--. Het nadeel bedraagt € 434.314,--.
De aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 2018 en 2019 zijn ingediend via het IP-adres [IP-adres] . [verdachte] maakt gebruik van dit IP-adres.
3.3.2.3 Feit 3 – De aangiften voor de omzetbelasting van de eenmanszaken en de B.V.’s
De feiten en omstandigheden
[bedrijf 2]
[medeverdachte 1] beschikte over verschillende bankrekeningen. Op zijn privérekening [rekeningnummer 2] en zakelijke rekening [rekeningnummer 3] ontving hij inkomsten afkomstig van bedrijven en particulieren onder vermelding van een factuurnummer, dan wel omschrijvingen die zijn te koppelen werkzaamheden die gerelateerd zijn aan rioolontstopping. Op de zakelijke rekening ontving hij ook inkomsten via [bedrijf 12] , een onderneming die de transacties van bedrijven verwerkt.
In het derde kwartaal van 2018 heeft [medeverdachte 1] in totaal € 131.485,-- aan inkomsten ontvangen. Daarover is hij € 22.819,-- aan omzetbelasting verschuldigd. Over dat kwartaal is op 31 oktober 2018 een aangifte voor de omzetbelasting ingediend. Daarin is geen omzet aangegeven. De aangifte is ondertekend door [bedrijf 1] . Het telefoonnummer van de contactpersoon is [telefoonnummer 1] .
Het totale nadeel aan niet afgedragen omzetbelasting bedraagt € 22.819,--.
In het tweede kwartaal van 2019 heeft [medeverdachte 1] in totaal € 278.103,-- aan inkomsten ontvangen. Daarover is hij € 48.265,-- aan omzetbelasting verschuldigd.
Op 14 augustus 2019 is de aangifte voor de omzetbelasting van [bedrijf 2] ingediend, waarin
€ 43.558,-- aan omzet en een verschuldigde omzetbelasting van € 9.147,-- is aangegeven. Ook deze aangifte is ondertekend door [bedrijf 1] , onder vermelding van telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Het totale nadeel aan niet afgedragen omzetbelasting bedraagt € 39.118,--
Met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zijn chatgesprekken gevoerd, waarbij achter dit telefoonnummer de naam [verdachte] vermeld stond en de gebruiker wist waar ‘ [alias 1] ’ was. Ook schrijft de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] dat e-mailberichten van [e-mailadres 1] bij diegene binnenkomen.
[bedrijf 6] B.V.
[medeverdachte 1] was in de periode van 20 december 2019 tot en met 10 mei 2021 bestuurder van [bedrijf 6] B.V.
Over alle kwartalen van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 zijn aangiften voor de omzetbelasting op naam van [bedrijf 6] B.V. ingediend door [bedrijf 1] . Daarbij werd steeds als telefoonnummer van de contactpersoon het telefoonnummer [telefoonnummer 1] vermeld.
Op 24 mei 2020 werd de aangifte voor de omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2020 ingediend. Aangegeven werd dat de omzet in dat kwartaal € 161.184,-- en de af te dragen omzetbelasting € 33.849,-- bedroeg.
Op de bankrekening van [bedrijf 6] B.V. is in dit kwartaal echter € 234.752,-- ontvangen, waarover [bedrijf 6] B.V. € 49.297,-- aan belasting verschuldigd was.
Op 31 juli 2020 werd de aangifte voor de omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2020 ingediend. Aangegeven werd dat de omzet € 12.650,-- en de af te dragen omzetbelasting
€ 2.657,-- bedroeg.
Op de bankrekening van [bedrijf 6] B.V. is in dit kwartaal echter € 306.679,-- ontvangen, waarover [bedrijf 6] B.V. € 64.401,-- aan belasting verschuldigd was.
Op 29 april 2021 werden de aangiften voor de omzetbelasting over het derde en vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 ingediend. Dit betroffen nihilaangiften.
[bedrijf 6] B.V. ontving in het derde kwartaal van 2020 echter € 240.801,--, in het vierde kwartaal van 202 € 68.181,-- en in het eerste kwartaal van 2021 € 66.115,-- aan inkomsten. Hierover was [bedrijf 6] in totaal € 78.770,-- aan omzetbelasting verschuldigd.
[medeverdachte 5] was vanaf 10 mei 2021 bestuurder van [bedrijf 6] B.V.
In de periode van 30 juli 2021 tot en met 19 oktober 2022 zijn de aangiften voor de omzetbelasting over het tweede, derde en vierde kwartaal van 2021 en het eerste en tweede kwartaal van 2022 ingediend. De aangiften over 2021 zijn ingediend door [bedrijf 1] . De aangiften over 2022 zijn ingediend door [bedrijf 6] B.V. Alle aangiften betroffen nihilaangiften.
Uit analyse van de bankrekening van [bedrijf 6] B.V. is gebleken dat in elk van de kwartalen wel omzet is gerealiseerd. Daarover was [bedrijf 6] B.V. in totaal
€ 106.826,-- aan omzetbelasting verschuldigd.
[bedrijf 7] B.V.
[medeverdachte 5] was vanaf 10 mei 2021 middellijk bestuurder van [bedrijf 7] B.V.
In de periode van 30 juli 2021 tot en met 19 augustus 2022 zijn de aangiften voor de omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2020, het eerste en vierde kwartaal van 2021 en het eerste en tweede kwartaal van 2022 ingediend. De aangiften over 2020 en 2021 zijn ingediend door [bedrijf 1] . De aangiften over 2022 zijn ingediend door [bedrijf 7] B.V. Met uitzondering van de aangifte over het vierde kwartaal van 2021 stond bij elke aangifte het telefoonnummer [telefoonnummer 1] vermeld.
De aangifte over het vierde kwartaal van 2020 betrof een nihilaangifte. Uit analyse van de bankrekening van [bedrijf 7] B.V. bleek dat de daadwerkelijke omzet in dat kwartaal
€ 631.653,-- bedroeg en dat [bedrijf 7] B.V. daarover € 132.647,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
In de aangifte over het eerste kwartaal van 2021 werd een omzet van € 35.451,-- en een verschuldigde omzetbelasting van € 7.445,-- aangegeven. Op de bankrekening van [bedrijf 7] B.V. is in dit kwartaal echter € 46.929,-- ontvangen, waarover [bedrijf 7] B.V.
€ 9.855,--aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen belasting bedraagt € 2.410,--.
In de aangifte over het vierde kwartaal van 2021 werd een omzet van € 210.529,-- en een verschuldigde omzetbelasting van € 44.211,-- aangegeven. Op de bankrekening van [bedrijf 7] B.V. is in dit kwartaal echter € 412.484,-- ontvangen, waarover [bedrijf 7] B.V.
€ 86.621,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen belasting bedraagt € 42.410,--.
In de aangifte over het eerste kwartaal van 2022 werd een omzet van € 265.870,-- en een verschuldigde omzetbelasting van € 55.833,-- aangegeven. Op de bankrekening van [bedrijf 7] B.V. is in dit kwartaal echter € 606.841,-- ontvangen, waarover [bedrijf 7] B.V.
€ 127.436,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen belasting bedraagt € 71.603,--.
In de aangifte over het tweede kwartaal van 2022 werd een omzet van € 138.450,-- en een verschuldigde omzetbelasting van € 29.075,-- aangegeven. Op de bankrekening van [bedrijf 7] B.V. is in dit kwartaal echter € 368.255,-- ontvangen, waarover [bedrijf 7] B.V.
€ 77.333,--aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen belasting bedraagt € 48.258,--.
[bedrijf 8] B.V.
Vanaf 1 mei 2021 is [medeverdachte 5] een van de bestuurders van [bedrijf 8] B.V.
In de periode van 21 januari 2021 tot en met 18 augustus 2022 zijn de aangiften voor de omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2020, het eerste, tweede en vierde kwartaal van 2021 en het eerste en tweede kwartaal van 2022 ingediend. Bij alle aangiften stond het telefoonnummer [telefoonnummer 1] vermeld.
De aangiften over het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 betroffen nihilaangiften. In deze kwartalen heeft [bedrijf 8] B.V. wel omzet gemaakt. In het vierde kwartaal van 2020 kwam op de bankrekening van [bedrijf 8] B.V. € 30.330,-- binnen. Daarover was [bedrijf 8] € 6.369,-- aan omzetbelasting verschuldigd. In het eerste kwartaal van 2021 bedroeg de omzet € 168.023,--, waarover [bedrijf 8] B.V. € 35.284,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
In de aangifte over het tweede kwartaal van 2021 werd een omzet van € 33.000,-- en een verschuldigde omzetbelasting van € 6.930,-- aangegeven. Op de bankrekening van [bedrijf 8] B.V. is in dit kwartaal echter € 171.676,-- ontvangen, waarover [bedrijf 8] B.V. € 36.052,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen belasting bedraagt € 29.122,--.
In de aangifte over het vierde kwartaal van 2021 werd een omzet van € 363.431,-- en een verschuldigde omzetbelasting van € 76.320,-- aangegeven. Op de bankrekening van [bedrijf 8] B.V. is in dit kwartaal echter € 380.565,-- ontvangen, waarover [bedrijf 8] B.V. € 79.918,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen belasting bedraagt € 3.598,--.
In de aangifte over het eerste kwartaal van 2022 werd een omzet van € 256.945,-- en een verschuldigde omzetbelasting van € 53.958,-- aangegeven.
Op de bankrekening van [bedrijf 8] B.V. is in dit kwartaal echter € 264.679,-- ontvangen, waarover [bedrijf 8] B.V. € 55.582,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen belasting bedraagt € 1.624,--.
In de aangifte over het tweede kwartaal van 2022 werd een omzet van € 320.443,-- en een verschuldigde omzetbelasting van € 67.293,-- aangegeven.
Op de bankrekening van [bedrijf 8] B.V. is in dit kwartaal echter € 328.855,-- ontvangen, waarover [bedrijf 8] B.V. € 69.059,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen belasting bedraagt € 1.766,--.
3.3.2.4 Beoordeling feiten 1 t/m 3
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de in de tenlastelegging onder de feiten 1 tot en met 3 genoemde belastingaangiften onjuist zijn. Steeds is te weinig inkomen dan wel omzet aangegeven. Daardoor is steeds te weinig belasting geheven dan wel afgedragen.
De rechtbank acht bewezen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] nauw en bewust hebben samengewerkt en overweegt daartoe het volgende.
[medeverdachte 1] was de leider van de organisatie. Hij bepaalde het beleid binnen de organisatie. Er gebeurde niets zonder zijn toestemming. Zowel met zijn eenmanszaak [bedrijf 2] als in zijn hoedanigheid van bestuurder van [bedrijf 6] B.V. tot 10 mei 2021 was [medeverdachte 1] gehouden om omzetbelastingaangifte te doen voor deze bedrijven en [bedrijf 7] B.V.
Als bestuurder was ook [medeverdachte 5] gehouden om omzetbelastingaangifte te doen voor [bedrijf 6] B.V. en [bedrijf 7] B.V. (vanaf 10 mei 2021) en [bedrijf 8] B.V.
De administratie van alle ondernemingen die deel uit maakten van de organisatie, werd centraal beheerd door [bedrijf 1] . Bijna alle in de tenlastelegging genoemde aangiften voor de omzetbelasting van [bedrijf 2] , [bedrijf 6] B.V., [bedrijf 7] B.V. en [bedrijf 8] B.V. zijn ingediend door [bedrijf 1] . Veelal staat telefoonnummer [telefoonnummer 1] vermeld als telefoonnummer van de contactpersoon. Dit is het telefoonnummer van [verdachte] . Bij de aangiften die niet door [bedrijf 1] zijn ingediend, staat wel het telefoonnummer van [verdachte] vermeld.
[verdachte] wordt door medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] genoemd als degene die de belastingaangiften deed. Dit blijkt ook uit chatgesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 5] , waarin [verdachte] schrijft btw-aangifte te zullen doen en in de digitale map die haar naam draagt, zijn ook Excel bestanden met omzet en belastingaangiften aangetroffen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] de feitelijke indiener van de in de tenlastelegging genoemde belastingaangiften was.
Dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 5] op de hoogte waren van de werkelijke omzet van de organisatie blijkt uit overzichten van de btw-aangiften van [bedrijf 8] B.V. over de jaren 2021 en 2022, die zijn aangetroffen in de administratie van de organisatie. In deze overzichten staat ook de werkelijke omzet per kwartaal vermeld. Deze cijfers komen nagenoeg overeen met de onderzoeksresultaten van de FIOD. Uit het feit dat de administratie van alle aan de organisatie gelieerde ondernemingen centraal door [bedrijf 1] werd beheerd, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 5] zicht hadden op de omzetten van de verschillende ondernemingen, waaronder ook de omzetten van [bedrijf 2] , [bedrijf 6] B.V., [bedrijf 7] B.V. en [bedrijf 8] B.V. De verklaring van [medeverdachte 1] dat de organisatie te hard groeide en dat de administratie hem boven het hoofd groeide, stelt de rechtbank dan ook als ongeloofwaardig terzijde. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 5] opzettelijk, wetende wat de werkelijke omzetten van [bedrijf 2] , [bedrijf 6] B.V., [bedrijf 7] B.V. en [bedrijf 8] waren, onjuiste aangiften voor de omzetbelasting hebben gedaan.
[medeverdachte 1] heeft beide aangiften voor de inkomstenbelasting ondertekend; de aangifte over 2018 is gezamenlijk gedaan en mede door [verdachte] ondertekend. Beide aangiften zijn op dezelfde datum in een kort tijdsbestek van nog geen twintig minuten ingediend, via een IP-adres dat in gebruik was bij [verdachte] .
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 5] tezamen en in vereniging opzettelijk onjuiste aangiften voor de inkomstenbelasting en omzetbelasting hebben gedaan.
Gedeeltelijke vrijspraak
Uit de nadeelberekening van de Belastingdienst ten aanzien van [bedrijf 7] B.V. volgt dat de aangifte voor de omzetbelasting van [bedrijf 7] B.V. over het derde kwartaal van 2021 weliswaar onjuist is, maar dat in die aangifte teveel omzet is aangegeven, waardoor over dat kwartaal teveel belasting is geheven. De rechtbank zal [verdachte] ten aanzien van deze aangifte vrijspreken, nu in dit geval niet is voldaan aan het strekkingsvereiste.
Verder wordt [verdachte] verweten dat zij onjuiste belastingaangiften heeft ingediend voor [medeverdachte 2] ( [bedrijf 4] ) en [medeverdachte 3] ( [bedrijf 3] ). De rechtbank stelt voorop dat als pleger van het onjuist doen van de aangiften voor de omzetbelasting alleen kan worden aangemerkt degene die tot het doen van die aangifte gehouden was.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] worden bij vonnis van heden vrijgesproken van het doen van onjuiste belastingaangiften. De rechtbank heeft vastgesteld dat de organisatie de zakelijke bankrekeningen van de onderaannemers beheerde en dat [verdachte] alle belastingaangiften indiende. De onderaannemers beschikten zelf niet over hun zakelijke bankrekeningen. Dit gold ook voor [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Zij hebben beiden verklaard dat zij als monteur hebben gewerkt binnen de organisatie en dat [medeverdachte 2] later faciliterende werkzaamheden heeft verricht. Hij zorgde dat de monteurs beschikten over een bedrijfsauto, gereedschappen en materialen en fungeerden als achtervang. Uit het dossier blijkt niet dat zij betrokken waren bij of inzicht hadden in de administratie van de organisatie. Evenmin is gebleken dat zij wisten of konden weten dat de aangiften voor de omzetbelasting die voor hen werden ingediend, onjuist waren en dat daardoor te weinig belasting werd geheven. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat zij opzettelijk onjuiste belastingaangiften hebben ingediend of laten indienen. Nu [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] niet als pleger worden aangemerkt van het onjuist indienen van belastingaangiften, kan [verdachte] evenmin worden aangemerkt als medepleger van deze feiten. De rechtbank zal haar daarom vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde feit, voor zover het de aangiften ten name van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betreft.
3.3.5
Vrijspraak feit 4 – Valsheid in geschrift
Aan [verdachte] is tenlastegelegd het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften, te weten een aantal suppletieaangiften voor de omzetbelasting die met betrekking tot [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] zijn ingediend.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze suppleties te laat ingediende aangiften voor de omzetbelasting betreffen, die zijn gedaan nadat naheffingsaanslagen waren opgelegd en daarom zijn aan te merken als bezwaarschriften. De verdediging heeft dit standpunt onderschreven.
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 17 december 2024 [2] overweegt de rechtbank dat aan een tegen een belastingaanslag gericht bezwaarschrift als zodanig, voor zover het bezwaarschrift ertoe strekt het bedrag van de aanslag tot een bepaald bedrag te verminderen, in het maatschappelijk verkeer niet een zodanige betekenis voor het bewijs van de inhoud ervan pleegt te worden toegekend dat daaraan een bewijsbestemming in de zin van artikel 225 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) toekomt.
De rechtbank zal [verdachte] dan ook vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde feit.
3.3.6
Feit 5 – Witwassen
Onder feit 5 van de tenlastelegging wordt [verdachte] verweten dat zij, kort gezegd, al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 1] , een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van meerdere geldbedragen.
Met betrekking tot de handelingen met de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen
-
Geldstromen B.V.’s
De omzetten van de onderaannemers vloeiden voor een deel richting de B.V.’s. In de periode voor 10 mei 2021 ontving [verdachte] € 67.500,-- van de omzetten van de onderaannemers via [bedrijf 6] B.V. en € 42.000,-- via [bedrijf 7] B.V. Na 1 mei 2021 ontving ze
€ 73.536,-- via [bedrijf 8] B.V.
-
Geldstromen Bulgaarse bankrekeningen
Zoals hiervoor onder 3.3.1 vastgesteld beschikte de organisatie over Bulgaarse bankrekeningen op naam van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] . Op deze bankrekeningen werden de pinbetalingen van klanten via [bedrijf 10] gestort. De inkomsten op de Bulgaarse bankrekeningen werden in grotere afgeronde bedragen overgeboekt naar Nederlandse bankrekeningen op naam van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] onder vermelding van de omschrijvingen ‘kosten/sparen’ of ‘E-MONEY REDEMPTION’. De geldstromen die op deze bankrekeningen binnen kwamen, werden doorgestort naar Nederlandse bankrekeningen van de verdachten in het onderzoek. [verdachte] ontving daarvan in totaal € 251.200,--. Van de bankrekening op naam van [medeverdachte 3] ontving zij € 142.000,--, van de bankrekening op naam van [medeverdachte 4] € 30.230,-- en van de bankrekening op naam van [medeverdachte 2] € 55.470,-- en
€ 23.500,--.
-
Contante opnamen
In de periode van 5 januari 2018 tot en met 24 april 2019 is in totaal € 74.750,-- contant opgenomen van de bankrekeningen [rekeningnummer 4] , [rekeningnummer 5] en [rekeningnummer 6] ten name van [verdachte] en [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] h/o [bedrijf 1] .
-
Luxe goederen
Op 12 mei 2021 en 24 juni 2021 zijn van bankrekening [rekeningnummer 4] op naam van [verdachte] uitgaven gedaan bij [bedrijf 13] . In totaal is € 2.940,-- uitgegeven.
Met betrekking tot de criminele herkomst van de geldbedragen
De rechtbank heeft onder 1 en 3 bewezen verklaard dat [verdachte] – alleen dan wel als medepleger – opzettelijk onjuiste aangiften voor de omzetbelasting op eigen naam en op naam van [bedrijf 2] , [bedrijf 6] B.V., [bedrijf 7] B.V. en [bedrijf 8] B.V. heeft gedaan. Ook zijn de aangiften omzetbelasting over het derde kwartaal van 2018 tot en met het vierde kwartaal van 2022 op naam van (de eenmanszaken van) [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] opzettelijk onjuist gedaan.
Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een patroon van belastingfraude bij alle bij de organisatie betrokken ondernemingen, dat zich in elk geval vanaf het derde kwartaal van 2018 tot en met het vierde kwartaal van 2022 heeft voorgedaan.
De rechtbank overweegt in dit verband vervolgens dat vermogensbestanddelen waarover men de beschikking heeft doordat belasting is ontdoken, kunnen worden aangemerkt als voorwerpen ‘afkomstig (...) uit enig misdrijf’ in de zin van de artikelen 420bis, 420ter en 420quater Sr. [3]
In het geval dat van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen zijn vermengd met vermogensbestanddelen die zijn verkregen door middel van legale activiteiten, kan het aldus vermengde vermogen worden aangemerkt als “mede” of “deels” uit misdrijf afkomstig. [4]
In dit geval staat vast dat [verdachte] , de medeverdachten en de B.V.’s een deel van hun vermogen hadden moeten afdragen aan de Belastingdienst, als over de jaren 2018 tot en met 2022 juiste aangiften omzetbelasting waren ingediend.
Hierdoor zijn van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen vermengd met legale inkomsten.
Gelet op het totale door de Belastingdienst berekende bedrag van € 1.234.777,-- dat aan omzetbelasting en inkomstenbelasting betaald had moeten worden, is in ieder geval sprake van een aanzienlijk geldbedrag dat kan worden aangemerkt als van misdrijf afkomstig.
Met betrekking tot het verbergen of verhullen van de criminele herkomst
Tenlastegelegd is dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Bewezenverklaard kan worden dat die geldbedragen (in ieder geval deels) afkomstig zijn uit eigen misdrijf.
Voor een bewezenverklaring van (gewoonte)witwassen moet in geval van geldbedragen die afkomstig zijn uit eigen misdrijf sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft. Daarbij geldt dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf, niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp.
De rechtbank overweegt in dit verband dat de inkomsten van de pinbetalingen via [bedrijf 10] onder vermelding van een algemene omschrijving als ‘kosten/sparen’ of ‘E-MONEY REDEMPTION’ werden overgeboekt naar de Nederlandse bankrekeningen van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] en van daaruit verder verdeeld over de bankrekeningen van de verdachten. Ook is in de tenlastegelegde periode een deel van de omzetten van de onderaannemers via de bankrekeningen van de B.V.’s naar de bankrekening van [verdachte] gevloeid. Gelet op de rolverdeling binnen de organisatie, zoals die onder 3.3.1 is besproken, acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] de verschillende bankrekeningen beheerden en deze overboekingen hebben verricht.
Door deze constructie waarbij zonder redelijke economische grond met geld wordt geschoven waarbij gebruik wordt gemaakt van meerdere (buitenlandse) rekeningen en gelet op de verhullende omschrijvingen bij de transacties is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van het verbergen en verhullen van de werkelijke aard, herkomst en rechthebbende van dat die geldbedragen en het verwerven, voorhanden hebben en overdragen van die bedragen.
[verdachte] heeft in totaal € 74.750,-- contant opgenomen van vier van haar bankrekeningen. Daardoor is sprake geweest van het verbergen en verhullen van de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding en verplaatsing van dat geld en het voorhanden hebben en omzetten van dat bedrag.
Verder heeft [verdachte] € 2.940,-- gebruikt voor aankopen van luxe goederen bij Gucci. Daardoor heeft zij dat geld overgedragen en daarvan gebruik gemaakt.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met anderen in de periode van 1 januari 2018 tot heden schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van meerdere geldbedragen en goederen.
Gelet op de duur van de periode, het aantal en de omvang van de transacties is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Ook is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] heeft witgewassen in de uitoefening van haar bedrijf, nu de witwashandelingen hebben plaatsgevonden in het kader van de organisatie.
3.3.7
Feit 6 – Deelname aan een criminele organisatie
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie onder een organisatie in de zin van artikel 140 Sr wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen ten minste twee personen. Van deelneming aan een dergelijke organisatie kan slechts sprake zijn, als verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel deze ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk. Voor deelneming is voldoende dat verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
De rechtbank heeft hiervoor reeds bewezen verklaard dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 5] zich in de periode van 1 januari 2018 tot en met heden schuldig hebben gemaakt aan belastingfraude en witwassen.
Het samenwerkingsverband en het oogmerk
Op basis van al hetgeen hiervoor is overwogen, stelt de rechtbank vast dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband. Hoewel op het oog normale bedrijfsactiviteiten (namelijk loodgieterswerkzaamheden) ontplooid werden, had de organisatie het doel om belastingfraude en witwassen te plegen. Dat blijkt uit de bedrijfsvoering van de organisatie. De organisatie faciliteerde monteurs bij hun werkzaamheden en nam hen vervolgens hun administratie en financiële bedrijfsvoering uit handen. De organisatie deed de administratie en de belastingaangiften van de eenmanszaken van de monteurs en had de beschikking over hun bankgegevens, bankpassen en pincodes.
Daardoor was de organisatie in staat de omzetten van de verschillende onderaannemers te beheren. De geldstromen werden, soms met verhullende omschrijvingen, over de zakelijke bankrekeningen van de onderaannemers en de B.V.’s en de Bulgaarse bankrekeningen op naam van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] geleid. Binnen deze constructie kon de organisatie belastingfraude plegen en grote bedragen witwassen.
De taakverdeling
Binnen de organisatie was sprake van een taakverdeling. De rechtbank verwijst voor wat betreft de rollen van de deelnemers aan de organisatie naar hetgeen daarover in paragraaf 3.3.1 is overwogen. Daaruit volgt dat [medeverdachte 1] is aan te merken als de oprichter en leider van de organisatie. Hij stuurde de organisatie aan en bepaalde het beleid.
[verdachte] was de boekhouder van de organisatie. Zij deed de administratie en diende de belastingaangiften in, waardoor zij een cruciale rol vervulde binnen de organisatie. Door de cruciale rol die zij vervulde, is ook zij aan te merken als medebestuurder.
[medeverdachte 5] ondersteunde [verdachte] , door gegevens met haar te delen en door te overleggen over de geldstromen die over de verschillende bankrekeningen liepen. Vanaf mei 2021 was hij (middellijk) bestuurder van [bedrijf 6] B.V., [bedrijf 7] B.V. en [bedrijf 8] B.V. Hij was op de hoogte van de werkelijke omzet van deze drie B.V.’s en van de onjuiste belastingaangiften die namens deze B.V.’s werden ingediend. In de hoedanigheid van (middellijk) bestuurder heeft hij feitelijke leiding gegeven aan het door de B.V.’s opzettelijk indienen van onjuiste belastingaangiften. Ook [medeverdachte 5] is aan te merken als medebestuurder van de organisatie.
[medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 5] wisten van het criminele oogmerk van de organisatie en streefden met de werkzaamheden die zij binnen de organisatie hebben verricht de verwezenlijking van dat oogmerk na.
[bedrijf 6] B.V., [bedrijf 7] B.V. en [bedrijf 8] B.V. werden gebruikt om de zakelijke activiteiten van de organisatie te ontplooien. Deze vennootschappen fungeerden als doorgeefluik van de omzetten van de onderaannemers. Ook zij hebben deelgenomen aan de organisatie, door belastingfraude te plegen en het van die belastingfraude afkomstige vermogen wit te wassen.
Uit het voorgaande blijkt dat de samenwerking van de (rechts)personen een duurzaam en gestructureerd karakter had en dat [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 5] en de vennootschappen een groot aandeel hebben gehad en ondersteuning hebben geboden aan de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met het verwezenlijken van het oogmerk van de organisatie. Eerder heeft de rechtbank overwogen dat bewezen is dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 5] belastingfraude hebben gepleegd en dat zij voorwerpen hebben witgewassen. Zij wisten dan ook dat de organisatie het oogmerk had misdrijven te plegen.
De monteurs
Zoals overwogen, voerden de monteurs de loodgieterswerkzaamheden uit. Zij moesten de bankgegevens en bankpas van hun zakelijke bankrekening en hun DigiD-inloggegevens afstaan, maar hadden geen zicht op de (verweten) gedragingen van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 5] . De monteurs ontvingen alleen een overzicht van hun eigen omzet, waarvan een percentage werd uitbetaald op hun privérekening.
Hoewel [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] , respectievelijk als broer en neven van [medeverdachte 1] , in de ogen van sommige monteurs een hogere positie binnen de organisatie hadden, verschilde hun rol binnen de organisatie niet wezenlijk van die van de andere monteurs. Zij zijn alle drie gestart als monteur. Ook zij hebben hun bankgegevens en DigiD afgestaan aan de organisatie en hadden geen zicht op de administratie of financiële bedrijfsvoering. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] zijn in een later stadium andere, faciliterende werkzaamheden gaan verrichten, waarbij zij werden aangestuurd door [medeverdachte 1] .
Met het genereren van omzet voor de organisatie, hebben [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] weliswaar een bijdrage geleverd aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie, maar het dossier bevat onvoldoende bewijs dat zij wetenschap hadden van het criminele oogmerk.
[medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat zij niets wisten van de Bulgaarse bankrekeningen die op hun naam stonden. Uit het onderzoek is gebleken dat ook [verdachte] voor die rekeningen gemachtigd was. Niet kan worden vastgesteld door wie de Bulgaarse bankrekeningen zijn geopend. Voor zover de door belastingfraude verkregen gelden op de Nederlandse bankrekeningen van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] zijn ontvangen, geldt dat het grootste deel daarvan naar hun zakelijke rekeningen is gegaan. Zoals vastgesteld hadden zij geen zicht op wat er op die zakelijke rekeningen gebeurde. Voor zover zij gelden op hun privérekeningen hebben ontvangen en daarvan uitgaven hebben gedaan, geldt dat dit, gelet op de door hen verrichte werkzaamheden, geen opmerkelijk hoge bedragen waren.
Alles afwegende acht de rechtbank niet bewezen dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] wetenschap hadden van het criminele oogmerk van de organisatie.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een criminele organisatie, die werd gevormd door [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 5] , [bedrijf 6] B.V., [bedrijf 7] B.V. en [bedrijf 8] B.V., die tot oogmerk had het plegen van belastingfraude en witwassen, en waarvan [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 5] oprichter en/of mede-bestuurder waren.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij, al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 1] , in de periode van 01 mei 2020 tot en met 31 juli 2020, in Nederland,
telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een digitale aangifte voor de omzetbelasting ten name van [verdachte] , al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 1] , over:
- het eerste en het tweede kwartaal van 2020,
telkens niet heeft gedaan, terwijl dat feit telkens
ertoe strekte dat te weinig belasting wordt geheven;
2.
zij op 3 januari 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een digitale aangifte voor de
inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen:
- ten name van [verdachte] , gezamenlijk met [medeverdachte 1] over 2018, en
- ten name van [medeverdachte 1] , gezamenlijk met [verdachte] , over 2018 en
- ten name van [medeverdachte 1] , over 2019,
telkens onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
door telkens op/in de ingeleverde/ingediende aangifte een onjuist bedrag aan belastbaar inkomen op te geven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting wordt geheven;
3.
zij, al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 1] , in de periode van 31 juli 2018 tot en met 19 augustus 2022, in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een digitale aangifte voor de omzetbelasting:
- ten name van [medeverdachte 1] handelend onder de na(a)am(en) [bedrijf 2]
en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] , over:
- het derde kwartaal van 2018, en
- het tweede kwartaal van 2019,
en
- ten name van [bedrijf 6] B.V., over:
- het eerste en het tweede en het derde en het vierde kwartaal van 2020, en
- het eerste en het tweede en het derde en het vierde kwartaal van 2021, en
- het eerste en het tweede kwartaal van 2022, en
- ten name van [bedrijf 7] B.V., over:
- het vierde kwartaal van 2020, en
- het eerste kwartaal van 2021, en
- het vierde kwartaal van 2021, en
- het eerste en het tweede kwartaal van 2022, en
- ten name van [bedrijf 8] B.V., over:
- het vierde kwartaal van 2020, en
- het eerste en het tweede en vierde kwartaal van 2021, en
- het eerste en het tweede kwartaal van 2022,
telkens onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
door telkens op/in de ingeleverde/ingediende aangifte een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting op te geven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting wordt geheven;
5.
zij, al dan niet handelend onder de naam [bedrijf 1] , in de periode van 1 januari 2018 tot en met heden in Nederland en/of Bulgarije en/of Marokko, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
sub a)
telkens van een voorwerp, te weten van:
-euro 67.500,-- , via [bedrijf 6] B.V., en
- euro 42.000,-- , via [bedrijf 7] B.V., en
-euro 73.536,-- , via [bedrijf 8] B.V., en
-euro 142.000,-- en euro 30.230,-- en euro 55.470,-- en euro 23.500 via [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] ,
en
- euro 74.750,--, contant opgenomen, en
- ( luxe) artikelen van (het merk) Gucci, met een waarde van in totaal euro 2.940,--,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de
verplaatsing, heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven voorwerp(en) is/was en/of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had
en
sub b)
telkens een voorwerp, te weten:
- euro 67.500,-- , via [bedrijf 6] B.V., en
- euro 42.000,-- , via [bedrijf 7] B.V., en
- euro 73.536,-- , via [bedrijf 8] B.V., en
- euro 142.000,-- en euro 30.230,-- en euro 55.470,-- en euro 23.500,--,
- euro 74.750,--, contant opgenomen, en
- ( luxe) artikelen van (het merk) Gucci, met een waarde van in totaal euro 2.940,--,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van
bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij wist, dat de bovenomschreven
voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – deels afkomstig waren uit enig
gepleegd misdrijf,
terwijl zij
- van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt en
- zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de uitoefening van
haarberoep en/of bedrijf;
6.
zij in de periode van 1 januari 2018 tot en met heden, in Nederland,
en/of Bulgarije en/of Marokko, tezamen en in vereniging met anderen heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door:
- [verdachte] , en
- [medeverdachte 1] , en
- [medeverdachte 5] , en
- [bedrijf 6] B.V., en
- [bedrijf 7] B.V., en
- [bedrijf 8] B.V.,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het plegen van belastingfraude en
- het plegen van witwassen,
van welke organisatie verdachte (feitelijk) mede- bestuurder was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 140 en 420ter Sr en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feiten 2 en 3, telkens:
het misdrijf: het medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf: het medeplegen van gewoontewitwassen in de uitoefening van haar beroep of bedrijf;
feit 6
het misdrijf: als bestuurder deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan zes maanden voorwaardelijk, wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, of om een taakstraf of geldboete op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich schuldig maakte aan belastingfraude en gewoontewitwassen. De organisatie dreef een onderneming die gebruik maakte van loodgieters die als zzp’er werkten. De organisatie trok het beheer over de administratie en zakelijke bankrekeningen van de loodgieters naar zich toe. Op die manier kon de organisatie beschikken over de omzetten van de loodgieters. De loodgieters ontvingen zelf slechts een gering percentage van hun eigen omzet en droegen forse bedragen per maand aan administratiekosten af. De rest van de omzet was voor de organisatie. Er werd gebruik gemaakt van meerdere (buitenlandse) bankrekeningen waarover het geld zonder redelijke economische grond werd verplaatst. De organisatie heeft gedurende enkele jaren onjuiste belastingaangiften gedaan voor de betrokken ondernemingen, met een belastingnadeel van ongeveer € 2.500.000,-- tot gevolg. Hierdoor is de maatschappij ernstig benadeeld.
Het uit de belastingfraude verkregen criminele vermogen werd witgewassen. Witwassen vormt een inbreuk op de integriteit van het financiële en economische verkeer. Ook wordt door het witwassen de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd.
De organisatie had enkel het eigen financieel gewin voor ogen. De rechtbank rekent verdachte haar aandeel daarin aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 27 februari 2025. Hieruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de organisatie onder andere oplichting tot oogmerk had en heeft dat meegewogen in haar strafeis. Nu de rechtbank dit niet bewezen acht, ziet zij aanleiding om een lagere straf op te leggen dan de geëiste straf. Niettemin kan, gezien de ernst van de gepleegde feiten, niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen die verdachte geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt haar daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feiten 2 en 3, telkens:
het misdrijf: het medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf: het medeplegen van gewoontewitwassen in de uitoefening van haar beroep of bedrijf;
feit 6
het misdrijf: als bestuurder deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 5 en 6 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers:
1. STK Vorderingen Rabobank [rekeningnummer 7] (€ 21.342,09);
2. 1 STK Vorderingen ING Bank [rekeningnummer 6] (€ 6.278,16).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Campen, voorzitter, mr. H. Stam en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD/Belastingdienst met nummer 71028 (onderzoek Waterscheerling). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. De verklaring van verdachte [medeverdachte 2] ter terechtzitting van 3 maart 2025, inhoudende, voor zover van belang:
Mijn broer was bezig met loodgieterswerk. Ik heb me bij hem aangesloten. Ik heb mijn eenmanszaak [bedrijf 4] ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Ik ben aan het werk gegaan als monteur. Ik kreeg opdrachten via WhatsApp. In die groepsapp zaten ik, mijn broer [medeverdachte 1] en een aantal centralisten.
Ik heb zelf geen gebruik gemaakt van onderaannemers. In een later stadium werd er wel onder mijn naam gewerkt, toen de rekeningen blokkeerden.
Ik heb het werk een jaar gedaan. Daarna ben ik de buitendienst gaan doen. Ik haalde nieuwe monteurs binnen en zorgde dat zij een auto en materialen kregen. [medeverdachte 1] wist dat er genoeg werk was en dat er mensen nodig waren.
Ik beschikte niet zelf over de bankrekening van [bedrijf 4] . Ik leverde de pinpas en codes in bij mijn broer [medeverdachte 1] . Waarschijnlijk kon [medeverdachte 1] wel inloggen op telebankieren. Ik werd elke maand uitbetaald. Ik werd vanuit [bedrijf 4] uitbetaald op mijn privérekening. Later ben ik in loondienst gegaan en kreeg ik een vast bedrag.
De administratie hield ik niet zelf bij. Ik deed het uitvoerende werk en leverde de bonnetjes in bij mijn broer.
Elke onderaannemer had zelf een zakelijke rekening. De betalingen van de klanten werden bijgeschreven op de zakelijke rekeningen van de monteurs.
Bij mij was het niet zo dat klanten vonden dat ze teveel moesten betalen. Vaak maakte ik van tevoren een betaalafspraak en ging ik dan aan het werk.
Ik was verantwoordelijk voor het rekruteren van monteurs. Ik moest dan een auto, materialen en een tablet voor ze regelen. Als ik materiaal voor onderaannemers moest aanschaffen, dan gaf ik dat aan bij mijn broer. Dan kreeg ik het geld op mijn privérekening.
Iedereen die bij ons in dienst kwam, vroeg een zakelijke bankrekening aan. Ze leverden het bankpasje bij ons in. Ik weet niet waarom. Ik nam het pasje in en gaf het door.
De monteurs kregen de opdrachten via de tablet. De monteurs leverden hun pinpas, pincode, DigiD en een uittreksel van de Kamer van Koophandel bij mij in.
2. De verklaring van verdachte [medeverdachte 4] ter terechtzitting van 3 maart 2025, inhoudende, voor zover van belang:
[medeverdachte 1] en [verdachte] hielden de administratie bij. Zij hadden de beschikking over mijn DigiD. U vraagt mij of [medeverdachte 1] en [verdachte] ook de belastingaangifte deden. Ja. Alles werd uit handen gegeven aan [bedrijf 1] , want zij heeft er voor gestudeerd.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] (G-007-01), inhoudende, voor zover van belang:
Ik heb me aangemeld bij [medeverdachte 2] . Ik ben met [medeverdachte 2] naar de KvK geweest. Toen moest ik nog een pinautomaat en een tablet. De administratie werd door hen geregeld. Boekhouding, belastingaangifte en dergelijke. Toen ben ik gaan werken. Van de maandopbrengst kreeg ik 15%. Daarop werd nog boekhouding voor mij ingehouden. Ik kreeg een lijstje met tarieven op de tablet. Ik deed vooral ontstoppingen.
Zij hadden het gereedschap en een busje voor mij. Klanten konden bellen naar het algemene nummer. Als klanten het callcenter belden met een klacht, dan regelden zij iemand anders om je klacht op te lossen.
Klanten konden betalen met een Tikkie, cash, pinnen of door het geld over te maken. We maakten de facturen, maar we zagen ze nooit. Het pinapparaat was van [bedrijf 9] .
De administratie van mijn eenmanszaak werd verzorgd door [medeverdachte 1] . Ze hadden een boekhouder voor de belastingaangiften. Ik heb de pas van de ABN AMRO-rekening aan [medeverdachte 2] afgegeven. Zij geven mij de opdrachten en betalen mij uit met het geld dat op die rekening komt. Zij betalen daar ook hun kosten mee. Ik heb ook de inloggegevens afgegeven.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] (G-009-01), inhoudende, voor zover van belang:
[medeverdachte 2] vroeg mij te beginnen in het loodgieten. Hij vertelde mij dat ik een KvK moest maken. Zijn broer is de echte leider, [medeverdachte 1] . Ik werd ingewerkt. Ik kreeg maar 15% van de totale omzet. Alle monteurs hebben het zo.
De organisatie had geen naam. Iedereen was ZZP-er. Na zeven, acht maanden kreeg [medeverdachte 1] problemen met de bank. Iedereen die nieuw was moest een bankrekening openen. Zij deden dat. Ik kreeg opeens een berichtje van de bank. Die aanvraag hadden zij gedaan. Toen vertelden ze dat iedereen via de eigen rekening moest werken.
Zij stortten geld op mijn privé-rekening bij de ING. Zij hebben altijd toegang gehad tot de bankrekening bij de ABN. Iedere monteur moest dit inleveren.
Alles ging via [medeverdachte 1] . Zijn neefjes [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] deden alles voor hem. Ook zijn broer luisterde naar hem. Toen je op kantoor kwam zag je dat [medeverdachte 1] de baas was. Als er iets geregeld moest worden belden ze [medeverdachte 1] en vroegen ze toestemming.
Het kantoor is aan de [adres 1] .
[medeverdachte 1] had mijn DigiD en vertelde mij dat zijn vrouw de boekhouding verzorgde en dat ik hen moest vertrouwen.
De btw-aangiften deden zij. [medeverdachte 5] had een bericht gestuurd naar mij, dat ik een sms’je kreeg van DigiD. Ik moest de code sturen naar [medeverdachte 5] . Daarna vertelde hij mij dat de aangifte btw werd gedaan.
Als ik een blauwe brief kreeg, moest ik die brief brengen. Ik gaf in het begin alles aan [medeverdachte 2] . Daarna heb ik alles aan [medeverdachte 1] of [medeverdachte 5] gegeven.
Ik sprak een prijs af met klanten. Na akkoord ging ik aan het werk. De klant krijgt de factuur op de e-mail binnen. De klant betaalt via het [bedrijf 9] pinapparaat, via Tikkie of contant.
Op een gegeven moment kreeg ik een SMS van de ABN dat ik een afspraak had om een rekening te openen. Dat had [medeverdachte 5] voor mij geregeld.
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] (G-010-01), inhoudende, voor zover van belang:
[medeverdachte 1] vroeg mij voor hem te komen werken. Hij zei: wij gaan je helpen met de KvK, boekhouding, want zij hadden een eigen boekhouder. Hij vertelde dat ik een bepaald deel van de omzet zou krijgen en hoe het met de belastingaangiften zou gaan.
Ik heb ook mijn DigiD-inloggegevens en wachtwoord aan [medeverdachte 2] gegeven. De ABN-rekening inclusief pinpas en code heb ik aan de organisatie gegeven. Op die rekening kwam de omzet van de klanten binnen. Op mijn zakelijke ING-rekening kwam mijn percentage van 15%-20% binnen. [medeverdachte 1] heeft voor mij een BUNQ-rekening aangevraagd. Dat was volgens mij puur voor Tikkie.
Elke dag was ik wel € 80,-- tot € 90,-- aan brandstofkosten kwijt. Ik was ook veel geld kwijt aan de boekhouder.
De boekhouder deed de aangiften btw voor mijn eenmanszaak.
De betalingen voor de werkzaamheden liepen via Tikkie. Dat geld ging naar een rekening die de organisatie beheerde.
Ik kreeg een [bedrijf 9] -kastje waarop de klanten konden pinnen. Zij hebben de inloggegevens van [bedrijf 9] aangemaakt.
Er waren mensen die op de [adres 1] werkten, maar die werden allemaal aangestuurd door [medeverdachte 1] .
6. Een geschrift, te weten de administratie van [naam 2] van april (DOC-126), inhoudende, voor zover van belang:
Administratie -363,00
7. Het proces-verbaal aanvraag bevel onderzoek na inbeslagneming naar gegevens opgeslagen op elders aanwezig geautomatiseerd werk (AMB-015), inhoudende, voor zover van belang:
Op 31 oktober 2022 zijn twee iPhones van [gebruikersnaam] [medeverdachte 2] in beslag genomen. Tussen de gegevens van de Apple iPhone 12 Pro zag ik een e-mail van 24 oktober 2022 om 10.03 uur van [e-mailadres 2] aan [e-mailadres 3] met onderwerp ‘ [verdachte] en 2 anderen hebben wijzigingen aangebracht in je gedeelde mappen’, zag ik dat [gebruikersnaam] [medeverdachte 2] middels Dropbox toegang had tot gedeelde mappen met de mappen ‘BV’s’, ‘ [mapnaam 1] ’ en ‘ [mapnaam 2] ’. Onder de map ‘ [mapnaam 1] ’ stonden url’s van xlsx-bestanden met de namen ‘ [bestandsnaam 1] ’, ‘ [bestandsnaam 2] ’ en ‘ [bestandsnaam 3] ’, welke op 19 oktober 2022 bewerkt waren door een gebruiker met de naam ‘ [verdachte] ’.
8. Het proces-verbaal van ambtshandeling Netwerkzoeking na IBN 557 Sv (AMB-013), inhoudende, voor zover van belang:
Op een iPhone toestel met IBN [nummer] waren e-mails aangetroffen van een Dropbox-account [e-mailadres 3] . Op 3 november 2022 heb ik toegang verkregen tot het Dropbox-account. Ik heb van alle mappen de toegang in beeld gebracht.
[afbeelding]
Het viel mij op dat de eigenaar van deze mappen [bedrijf 1] ( [e-mailadres 1] ) of [verdachte] ( [e-mailadres 4] ) was.
9. Een geschrift, te weten facturen van [medeverdachte 5] aan [bedrijf 7] B.V. in de periode januari tot en met december 2021 (DOC-167).
10. Een geschrift, te weten facturen van [medeverdachte 5] aan [bedrijf 7] B.V. in de periode januari tot en met september 2022 (DOC-168).
11. Een geschrift, te weten een lijst verbeterpunten [medeverdachte 5] (DOC-292).
12. Het proces-verbaal van inbeslagname (IBN-015-01), inhoudende, voor zover van belang:
Op 1 mei 2023 is ten laste van [medeverdachte 5] in beslag genomen:
F.01.01.004, ICT/laptop, HP, Pavilion, grijs.
13. Het proces-verbaal van ambtshandeling Handelingen aan digitale gegevensdragers (AMB-034-03), inhoudende, voor zover van belang:
Op 10 augustus 2023 heeft een netwerkzoeking plaatsgevonden op een laptop die in beslag was genomen en daarbij de code F.01.01.004 kreeg. Mijn handelingen leidden tot de volgende bestanden:
[bestandsnaam 4]
[bestandsnaam 5]
[bestandsnaam 6]
[bestandsnaam 7]
[bestandsnaam 8]
[bestandsnaam 9]
[bestandsnaam 10]
[bestandsnaam 11]
[bestandsnaam 12]
[bestandsnaam 13]
[bestandsnaam 14]
[bestandsnaam 15]
[bestandsnaam 16]
[bestandsnaam 17]
[bestandsnaam 18]
14. Het proces-verbaal Zaaksdossier 1 (ZD-001-01), p. 50, inhoudende, voor zover van belang:
Op 1 mei 2023 is tijdens de aanhouding van [medeverdachte 5] zijn laptop in beslag genomen. In deze laptop is een Excelbestand aangetroffen (DOC-213).
15. Een geschrift, te weten een schermafbeelding van een bestand aangetroffen in de laptop van [medeverdachte 5] (DOC-213), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
16. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] (V-006-01), p. 4, voor zover inhoudende:
Vraag verbalisanten:
Op welk telefoonnummer bent u bereikbaar?
Antwoord gehoorde:
[telefoonnummer 2] .
17. Een geschrift, te weten een afschrift van chatgesprekken tussen [telefoonnummer 3] ( [verdachte] ) en [telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 5] ) (DOC-249), inhoudende, voor zover van belang:
4-11-2022
[telefoonnummer 2] : Voornaam: [naam 5]
Achternaam: [naam 5]
Geboortedatum: [geboortedatum 2] -1995
Bedrijfsnaam: [bedrijf 14]
Straat: [adres 2]
Postcode: [adres 2]
Stad: [adres 2]
Kvk: [KvK-nummer]
IBAN: [rekeningnummer 8]
Email: [e-mailadres 5]
Wachtwoord: [wachtwoord 1]
Wachtwoord [bedrijf 9] : [wachtwoord 2]
-----------------
Subaccounts
[e-mailadres 6]
( [naam 5] )
[wachtwoord 3]
__________________
[e-mailadres 7]
( [alias 2] )
[wachtwoord 4]
11-11-2022
[telefoonnummer 3] ( [verdachte] ): Kan je misschien €2.000 van die wise rekening als deel salaris oktober naar mij overmaken. Anders kan ik volgende week de huur enz niet betalen.
[telefoonnummer 2] : Salaam oke, is besproken met [medeverdachte 1] ?
[telefoonnummer 3] ( [verdachte] ): Nee wil je dat is dat eerst vraag?
[telefoonnummer 2] : Ja is goed.
31-1-2023
[telefoonnummer 3] ( [verdachte] ): Ik ga je btw doen dus je gaat sms krijgen van digid
13-2-2023
[telefoonnummer 3] ( [verdachte] ): We gaan weer [bedrijf 15] rekening vullen. Je deed toch elke maand gewoon per monteur. Niet een monteur meerdere keren per maand?
[telefoonnummer 2] : Ja 1 keer per maand. Stuur maar wat je gaat overmaken dan maak ik er een factuur bij.
18. Een geschrift, te weten een factuur van KPN aan [bedrijf 8] B.V., ten name van [medeverdachte 5] , van 31 augustus 2021 (DOC-172, p. 1).
19. Een geschrift, te weten een factuur van KPN aan [bedrijf 8] B.V., ten name van [medeverdachte 5] , van 6 mei 2022 (DOC-172, p. 2).
20. Een geschrift, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 10 augustus 2022 (DOC-017), inhoudende, voor zover van belang:
Handelsnaam: [bedrijf 1]
Rechtsvorm: eenmanszaak
Startdatum onderneming: 09-09-2011
Bezoekadres: [adres 1]
Eigenaar: [verdachte] , [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum 1] -1990
Datum in functie: 09-09-2011
21. Het proces-verbaal inzake de verdenkingen van onjuiste aangiften omzetbelasting over 2020 tegen [verdachte] (AMB-005), inhoudende, voor zover van belang:
In 2020 is op de zakelijke bankrekening van [bedrijf 1] [rekeningnummer 1] in totaal € 249.970,-- ontvangen met omschrijvingen als 'voorschot', 'werkzaamheden' of 'april', afkomstig van [bedrijf 3] , [bedrijf 11] , [bedrijf 7] B.V., [bedrijf 6] BV en [bedrijf 4] . Ook is € 30.839,-- ontvangen zonder omschrijving, afkomstig van [bedrijf 6] BV, [medeverdachte 1] , [bedrijf 4] en [bedrijf 2] . Vermoedelijk hebben al deze ontvangsten betrekking op administratieve werkzaamheden die [verdachte] heeft verricht.
22. Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting van de Belastingdienst betreffende [verdachte] van 20 juli 2022 (DOC-018), inhoudende, voor zover van belang:
De ondergetekende verklaart dat tot op heden geen elektronische aangiften omzetbelasting over de tijdvakken 1e kwartaal 2020 en 2e kwartaal 2020 van [verdachte] door de Belastingdienst zijn ontvangen.
23. Een geschrift, te weten de aangiftebrief omzetbelasting 2020 van 31 maart 2020 van de Belastingdienst aan [verdachte] (DOC-019), inhoudende, voor zover van belang:
In 2020 moet u aangifte omzetbelasting doen.
24. Een geschrift, te weten de brief van de Belastingdienst aan de FIOD van 19 december 2023 betreffende de nadeelberekening [verdachte] (DOC-285), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
25. Een geschrift, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 22 februari 2022 (DOC-004), inhoudende, voor zover van belang:
Handelsnaam: [bedrijf 2]
[bedrijf 3]
Rechtsvorm: eenmanszaak
Startdatum onderneming: 10-11-2014
Activiteiten: Interieurreiniging van gebouwen, algemene burgerlijke en utiliteitsbouw, elektrotechnische bouwinstallatie, overige afwerking van gebouwen, loodgieters- en fitterswerk, installatie van sanitair
Bezoekadres: [adres 3]
Eigenaar: [medeverdachte 1]
Geboortedatum: [geboortedatum 3] -1986
Datum in functie: 10-11-2014
26. Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring inkomstenbelasting van de Belastingdienst betreffende [medeverdachte 1] van 14 maart 2022 (DOC-010), met bijlagen.
Aangifte inkomstenbelasting 2018
Ondertekening [verdachte] en [medeverdachte 1]
Datum en tijd ondertekening 2021-01-03 00:18
Belastbare winst € 0,--
Naam onderneming [bedrijf 2]
Netto omzet € 32.600,--
Aangifte inkomstenbelasting 2019
Ondertekening [medeverdachte 1]
Datum en tijd ondertekening 2021-01-03 00:37
Belastbare winst € 2.386,--
Naam onderneming [bedrijf 2]
Netto omzet € 163.800,--
27. Een geschrift, te weten de analyse bankrekeningen van [medeverdachte 1] (DOC-008-01).
28. Het proces-verbaal Zaaksdossier 1 (ZD-001-01), p. 18, inhoudende, voor zover van belang:
4.2.7.1.2 Inkomstenbelasting
2018
[medeverdachte 1] ontvangt op zijn persoonlijke en zakelijke bankrekeningen in 2018 in totaal € 301.174,-- exclusief belastingen aan inkomsten, vermoedelijk afkomstig van rioolontstopping-gerelateerde werkzaamheden.
2019
[medeverdachte 1] ontvangt op zijn persoonlijke en zakelijke bankrekeningen in 2019 in totaal € 1.158.585,-- exclusief belastingen aan inkomsten, vermoedelijk afkomstig van rioolontstopping-gerelateerde werkzaamheden.
29. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] (G-001-01), inhoudende, voor zover van belang:
Ik zag dat de meeste activiteiten gaan via het IP-adres [IP-adres] . Ik zag dat meerdere sofinummers gebruik maakten van dit IP-adres. Op 3 januari 2021 om 00:18 uur de aangifte inkomstenbelasting 2018 ten name van [verdachte] bij de Belastingdienst is ingediend en dat op hetzelfde tijdstip de aangifte inkomstenbelasting 2018 ten name van [medeverdachte 1] bij de Belastingdienst is ingediend. Op dezelfde datum om 00:37 uur wordt via hetzelfde IP-adres de aangifte inkomstenbelasting 2019 ten name van [medeverdachte 1] bij de Belastingdienst ingediend. Verder zie ik dat veel aangiften omzetbelasting van veel verschillende ondernemers bij de Belastingdienst worden ingediend. Op basis van deze bevindingen denk ik dat [verdachte] gebruiker is van het IP-adres [IP-adres] en dat zij dus betrokken is bij het indienen van al deze aangiften.
30. Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting van de Belastingdienst betreffende [medeverdachte 1] van 14 maart 2022 (DOC-009), met bijlagen, inhoudende, voor zover van belang:
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-07-2018 t/m 30-09-2018
Ondertekening: [bedrijf 1]
Authenticatietijdstip: 31-10-2018
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 0,--
Omzetbelasting hoog: € 0,--
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-04-2019 t/m 30-06-2019
Ondertekening: [bedrijf 1]
Authenticatietijdstip: 14-08-2019
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: €43.558,--
Omzetbelasting hoog: € 9.147,--
31. Het proces-verbaal Zaaksdossier 1 (ZD-001-01), p. 4, inhoudende, voor zover van belang:
Uit de chatconversatie tussen + [telefoonnummer 3] [verdachte] en + [telefoonnummer 4] (DOC-166) maak ik op dat [verdachte] de gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer 3] omdat:
- De naam [verdachte] achter het nummer vermeld staat;
- [verdachte] de wetenschap heeft waar haar man [medeverdachte 1] exact is;
- [verdachte] diverse foto’s stuurt van haar kinderen;
- [verdachte] zegt dat een e-mailbericht verzonden naar [bedrijf 1] bij haar binnenkomt.
32. Het proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking historische gegevens (BOB-001), inhoudende, voor zover van belang:
Aanvraag verstrekking historische gegevens ten aanzien van:
Bankrekeningnummer: [rekeningnummer 2]
Soort rekening: Privérekening
Ten name van: [medeverdachte 1]
Bankrekeningnummer: [rekeningnummer 3]
Soort rekening: Zakelijke rekening
Ten name van [medeverdachte 1]
33. Het proces-verbaal inzake de verdenkingen tegen [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (AMB-001), p. 10, inhoudende, voor zover van belang:
2.4.1 [medeverdachte 1]
ontving op de zakelijke bankrekening [rekeningnummer 3] inkomsten in batch-vorm van [bedrijf 12] . Daarnaast ontving [medeverdachte 1] op de bankrekeningen [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 2] door middel van een Tikkie-bijschrijving dan wel reguliere bijschrijving, inkomsten afkomstig van bedrijven en particulieren onder vermelding van een factuurnummer dan wel omschrijvingen die waren te koppelen aan rioolontstopping-gerelateerde werkzaamheden. Ook waren er overboekingen zonder omschrijving, die vermoedelijk ook bijschrijvingen zijn van inkomsten gerelateerd aan rioolontstopping-werkzaamheden.
[afbeelding]
[afbeelding]
34. Een geschrift, te weten de brief van de Belastingdienst aan de FIOD van 6 december 2023 betreffende de nadeelberekening [medeverdachte 1] (DOC-284), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
35. Een geschrift, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 13 oktober 2022 (DOC-023), inhoudende, voor zover van belang:
Rechtspersoon: [bedrijf 6] B.V.
Datum akte van oprichting: 20-12-2019
Activiteiten: Holdings
Bezoekadres: [adres 4]
Bestuurder: [medeverdachte 5]
Datum in functie: 10-05-2021
36. Een geschrift, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 20 oktober 2022 (DOC-043), inhoudende, voor zover van belang:
Historie – [bedrijf 6] B.V.
Bestuurder: [medeverdachte 1]
Geboortedatum: [geboortedatum 3] -1986
Infunctietreding: 20-12-2019
Uit functie: 11-05-2021
37. Een geschrift, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 13 oktober 2022 (DOC-024), inhoudende, voor zover van belang:
Rechtspersoon: [bedrijf 7] B.V.
Datum akte van oprichting: 14-09-2020
Bezoekadres: [adres 4]
Activiteiten: Facility management, zakelijke dienstverlening, met name acquisitie van opdrachten binnen diverse facilitaire gebieden
Enig aandeelhouder [bedrijf 6] B.V.
en bestuurder
Datum in functie 08-09-2020
38. Een geschrift, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 16 augustus 2020 (DOC-025), inhoudende, voor zover van belang:
Rechtspersoon: [bedrijf 8] B.V.
Datum akte van oprichting: 17-09-2020
Bezoekadres: [adres 5]
Activiteiten: Overige zakelijke dienstverlening, advisering, consultancy, management, begeleiding, bemiddeling
Bestuurders: [medeverdachte 5]
[naam 6]
[naam 7]
39. Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting van de Belastingdienst betreffende [bedrijf 6] B.V. van 31 januari 2023 (DOC-156), met bijlagen, inhoudende, voor zover van belang:
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-01-2020 t/m 31-03-2020
Ondertekening: [bedrijf 1]
Authenticatietijdstip: 24-05-2020
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 161.184,--
Omzetbelasting hoog: € 33.849,--
Aangifte omzetbelasting 01-04-2020 t/m 30-06-2020
Ondertekening: [bedrijf 1]
Authenticatietijdstip: 31-07-2020
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 12.650,--
Omzetbelasting hoog: € 2.657,--
Aangifte omzetbelasting 01-07-2020 t/m 30-09-2020
Ondertekening: [bedrijf 1]
Authenticatietijdstip: 29-04-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 0,--
Omzetbelasting hoog: € 0,--
Aangifte omzetbelasting 01-10-2020 t/m 31-12-2020
Ondertekening: [bedrijf 1]
Authenticatietijdstip: 29-04-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 0,--
Omzetbelasting hoog: € 0,--
Aangifte omzetbelasting 01-01-2021 t/m 31-03-2021
Ondertekening: [bedrijf 1]
Authenticatietijdstip: 29-04-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 0,--
Omzetbelasting hoog: € 0,--
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-04-2021 t/m 30-06-2021
Ondertekening: [bedrijf 1]
Ontvangstdatum: 30-07-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Verschuldigde omzetbelasting: € 0
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-07-2021 t/m 30-09-2021
Ondertekening: [bedrijf 1]
Ontvangstdatum: 21-10-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Verschuldigde omzetbelasting: € 0
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-10-2021 t/m 31-12-2021
Ondertekening: [bedrijf 1]
Ontvangstdatum: 30-01-2022
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 5]
Verschuldigde omzetbelasting: € 0
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-01-2022 t/m 31-03-2022
Ondertekening: [bedrijf 6] B.V.
Ontvangstdatum: 25-05-2022
Naam contactpersoon: [medeverdachte 2]
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Verschuldigde omzetbelasting: € 0
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-04-2022 t/m 30-06-2022
Ondertekening: [bedrijf 6] B.V.
Ontvangstdatum: 19-08-2022
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Verschuldigde omzetbelasting: € 0
40. Een geschrift, te weten de brief van de Belastingdienst aan de FIOD van 6 december 2023 betreffende de nadeelberekening [bedrijf 6] (DOC-289), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
41. Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting van de Belastingdienst betreffende [bedrijf 7] B.V. van 31 januari 2023 (DOC-157), met bijlagen, inhoudende, voor zover van belang:
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-10-2020 t/m 31-12-2020
Ondertekening: [bedrijf 1]
Ontvangstdatum: 30-07-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Verschuldigde omzetbelasting: € 0
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-01-2021 t/m 31-03-2021
Ondertekening: [bedrijf 1]
Ontvangstdatum: 30-07-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 35.451
Omzetbelasting hoog: € 7.445
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-10-2021 t/m 31-12-2021
Ondertekening: [bedrijf 1]
Ontvangstdatum: 30-01-2022
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 5]
Omzet hoog: € 210.529
Omzetbelasting hoog: € 44.211
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-01-2022 t/m 31-03-2022
Ondertekening: [bedrijf 7] B.V.
Ontvangstdatum: 21-06-2022
Naam contactpersoon: [medeverdachte 2]
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 265.870
Omzetbelasting hoog: € 55.833
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-04-2022 t/m 30-06-2022
Ondertekening: [bedrijf 7] B.V.
Ontvangstdatum: 19-08-2022
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 138.450
Omzetbelasting hoog: € 29.075
42. Een geschrift, te weten de brief van de Belastingdienst aan de FIOD van 6 december 2023 betreffende de nadeelberekening [bedrijf 7] B.V. (DOC-290), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
43. Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting van de Belastingdienst betreffende [bedrijf 8] B.V. van 31 januari 2023 (DOC-158), met bijlagen, inhoudende, voor zover van belang:
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-10-2020 t/m 31-12-2020
Ondertekening:” [bedrijf 1]
Authenticatietijdstip: 21-01-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Verschuldigde omzetbelasting: € 0,--
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-01-2021 t/m 31-03-2021
Ondertekening: [bedrijf 1]
Authenticatietijdstip: 29-04-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Verschuldigde omzetbelasting: € 0,--
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-04-2021 t/m 30-06-2021
Ondertekening: [bedrijf 1]
Authenticatietijdstip: 30-07-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 33.000,--
Omzetbelasting hoog: € 6.930,--
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-10-2021 t/m 31-12-2021
Ondertekening: [bedrijf 8]
Functie: boekhouder
Authenticatietijdstip: 30-01-2022
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 363.431,--
Omzetbelasting hoog: € 76.320,--
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-01-2022 t/m 31-03-2022
Ondertekening: [bedrijf 8]
Datum ondertekening: 18-08-2022
Naam contactpersoon: [medeverdachte 2]
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 256.945,--
Omzetbelasting hoog: € 53.958,--
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-04-2022 t/m 30-06-2022
Ondertekening: [bedrijf 8] B.V.
Datum ondertekening: 18-08-2022
Naam contactpersoon: [medeverdachte 2]
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 320.443,--
Omzetbelasting hoog: € 67.293,--
44. Een geschrift, te weten de brief van de Belastingdienst aan de FIOD van 6 december 2023 betreffende de nadeelberekening [bedrijf 8] B.V. (DOC-291), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
[afbeelding]
45. Het proces-verbaal Zaaksdossier 1 (ZD-001-01), p. 56, inhoudende, voor zover van belang:
In het digitale beslag van de laptop van [medeverdachte 5] zag ik Excel-bestanden met bestandsnamen [bestandsnaam 19] en [bestandsnaam 20] . In deze bestanden zag ik overzichten inzake de aangiften omzetbelasting op naam van [bedrijf 8] B.V.
46. Een geschrift, te weten het Excel-bestand ‘ [bestandsnaam 19] ’, aangetroffen op de laptop van [medeverdachte 5] (DOC-262).
47. Een geschrift, te weten het Excel-bestand ‘ [bestandsnaam 20] ’, aangetroffen op de laptop van [medeverdachte 5] (DOC-263).
48. Het proces-verbaal van aanvulling (AMB-040), inhoudende, voor zover van belang:
Onder hoofdstuk 2.3 van ZD-002-01 is een organogram opgenomen met afgeronde omzetontvangsten van de onderaannemers en afgeronde geldstromen daaropvolgend. Ik heb het betreffende organogram gesplitst omdat [medeverdachte 5] in mei 2021 bestuurder is geworden van [bedrijf 8] B.V. en [bedrijf 6] B.V.
Voor 10 mei 2021 heeft [bedrijf 7] € 824.059,-- ontvangen van de onderaannemers. Daarvan heeft [verdachte] € 42.000,-- ontvangen.
Voor 10 mei 2021 heeft [bedrijf 6] € 945.620,-- ontvangen van de onderaannemers. Daarvan heeft [verdachte] € 67.500,-- ontvangen.
Na 1 mei 2021 heeft [bedrijf 8] € 527.839,-- ontvangen van de onderaannemers. Daarvan heeft [verdachte] € 73.536,-- ontvangen.
49. Het proces-verbaal inzake de verdenking witwassen (AMB-003), inhoudende, voor zover van belang:
Op bankrekeningnummer:
- [rekeningnummer 9] op naam van [medeverdachte 3] ;
worden gelden ontvangen via de volgende Bulgaarse bankrekeningen:
- [rekeningnummer 10] op naam van [medeverdachte 3] ;
- [rekeningnummer 11] op naam van [naam 8]
Op bankrekeningnummer:
- [rekeningnummer 12] op naam van [medeverdachte 4] ;
worden gelden ontvangen via de volgende Bulgaarse bankrekeningen:
- [rekeningnummer 13] op naam van [medeverdachte 4] ;
- [rekeningnummer 11] op naam van [naam 8]
Op de bankrekeningnummers:
- [rekeningnummer 14] op naam van [medeverdachte 2] ;
- [rekeningnummer 15] op naam van [medeverdachte 2]
worden gelden ontvangen via de volgende Bulgaarse bankrekening:
- [rekeningnummer 16] op naam van [medeverdachte 2]
De overboekingen die worden gedaan vanaf de Bulgaarse bankrekeningen en de netto omzetten worden een op een doorgestort naar een van de bankrekeningen van de verdachten in Nederland. Verdachte [verdachte] ontvangt € 251.200,--.
50. Een geschrift, te weten een Excel-bestand ‘ [bestandsnaam 21] ’, inhoudende, voor zover van belang:
Via de bankrekening van [medeverdachte 3] ontvangt [verdachte] in privé
€ 142.000,--.
Via de bankrekening van [medeverdachte 4] ontvangt [verdachte] in privé
€ 30.230,--.
Via de bankrekening van [medeverdachte 2] ontvangt [verdachte] in privé
€ 55.470,-- en € 23.500,--.
51. Een geschrift, te weten een overzicht van contante opnamen van en stortingen op bankrekeningen op naam van [verdachte] (DOC-052).
52. Een geschrift, te weten een overzicht van de aanschaf van luxe goederen (DOC-277), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]

Voetnoten

1.De rechtbank heeft in dit verband mede acht geslagen op het arrest van het Gerechtshof Arnhem/Leeuwarden van 21 mei 2025, ECLI:NL:GHARL:2024:3602.
3.HR 7 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2774.
4.HR 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN0578.