ECLI:NL:RBOVE:2025:2604

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
84.109289.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het leiden van een criminele organisatie die zich bezighoudt met belastingfraude en gewoontewitwassen

Op 28 april 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 35-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De man was schuldig bevonden aan het leiden van een criminele organisatie die zich bezighield met belastingfraude en gewoontewitwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijke leiding had gegeven aan het indienen van onjuiste belastingaangiften voor verschillende vennootschappen, wat resulteerde in een belastingnadeel van ongeveer € 2.500.000,--. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van geldbedragen die afkomstig waren uit deze belastingfraude. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, samen met medeverdachten, een gestructureerde organisatie had gevormd die tot doel had misdrijven te plegen. De verdachte had de dagelijkse leiding over de vennootschappen en was op de hoogte van de werkelijke omzetten en de onjuiste aangiften. De rechtbank legde een aanzienlijke straf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.109289.23 (P)
Datum vonnis: 28 april 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3, 6, 10 en 13 maart 2025 en 14 april 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadslieden mr. V.C. van der Velde en mr. G.I. Roos, advocaten in Almere, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 3 maart 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:opdracht heeft gegeven tot of feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften voor de omzetbelasting;
feit 2:tezamen en in vereniging met een ander of anderen meerdere geldbedragen heeft witgewassen, terwijl hij hiervan een gewoonte heeft gemaakt en het feit heeft gepleegd in de uitoefening van zijn beroep en/of bedrijf;
feit 3:opdracht heeft gegeven tot of feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] B.V. witwassen van een geldbedrag, terwijl zij hiervan een gewoonte heeft gemaakt en het feit heeft gepleegd in de uitoefening van haar beroep of bedrijf;
feit 4:tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van valsheid in geschrift, belastingfraude, witwassen en/of oplichting, van welke organisatie hij (mede-)bestuurder was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
[bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V., en/of [bedrijf 3] B.V., op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 juli 2021 tot en met 28 oktober 2022, in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting,
ten name van [bedrijf 1] B.V., over
-het het tweede en/of het derde en/of het vierde kwartaal van 2021, en/of
-het eerste en/of het tweede en/of het derde kwartaal van 2022, en/of
ten name van [bedrijf 2] B.V., over
-het vierde kwartaal van 2020, en/of
-het eerste en/of het derde en/of het vierde kwartaal van 2021, en/of
-het eerste en/of het tweede kwartaal van 2022, en/of
ten name van [bedrijf 3] B.V., over
-het tweede en/of vierde kwartaal van 2021, en/of
-het eerste en/of het tweede kwartaal van 2022,
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben doen/laten doen, door (telkens) op/in het/de ingeleverde/ingediende aangifte(n) een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting / voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting op te geven en/of te doen/laten opgeven,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt
geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met heden in de gemeente Almere, althans in Nederland en/of Bulgarije en/of Marokko, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, meermalen, althans eenmaal,
Sub a)
(telkens) van een of meer voorwerp(en), te weten van:
-(ongeveer) euro 38.962,-- althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [bedrijf 1] B.V., en/of
-(ongeveer) euro 207.077,-- , (euro 32.121,-- en/of euro 174.956,--) althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [bedrijf 2] B.V.,
[vindplaats: AMB-40, Excel [bestandsnaam 1] ]
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing, heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven voorwerp(en) is/was en/of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had,
en/of
Sub b)
(telkens) een of meer voorwerp(en), te weten:
-(ongeveer) euro 38.962,-- althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [bedrijf 1] B.V., en/of
-(ongeveer) euro 207.077,-- , (euro 32.121,-- en/of euro 174.956,--) althans van een of meer geldbedrag(en), al dan niet via [bedrijf 2] B.V.,
[vindplaats: AMB-40, Excel [bestandsnaam 1] ]
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden, dat de/het bovenomschreven voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – (deels) afkomstig was/waren uit enig(e)
gepleegde misdrij(f)(ven),
terwijl hij
-van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt en/of
-zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de uitoefening van zijn beroep en/of bedrijf;
3.
[bedrijf 1] B.V.,
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei 2021 tot en met heden in de gemeente Almere en/of Woerden en/of Utrecht, althans in Nederland en/of Bulgarije en/of Marokko, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, meermalen, althans eenmaal,
Sub a)
(telkens) van een of meer voorwerp(en), te weten van:
-een of meer betaling(en) aan
- [naam 1] ten bedrage van in totaal (ongeveer) euro 300.000,--, althans een of meer geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing, heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven voorwerp(en) is/was en/of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had,
en/of
Sub b)
(telkens) een of meer voorwerp(en), te weten van:
-een of meer betaling(en) aan
- [naam 1] ten bedrage van in totaal (ongeveer) euro 300.000,--, althans een of meer geldbedrag(en),
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij wist(en), althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden, dat de/het bovenomschreven voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – (deels) afkomstig was/waren uit enig(e) gepleegde misdrij(f)(ven),
terwijl zij
-van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt en/of
-zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de uitoefening van zijn beroep en/of bedrijf;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
4.
hij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2018 tot en met heden, in de gemeente(n) Almere en/of Utrecht en/of Woerden, in elk geval in Nederland, en/of Bulgarije en/of Marokko,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door:
- [medeverdachte 1] , en/of
- [medeverdachte 2] , en/of
- [medeverdachte 3] , en/of
- [verdachte] , en/of
- [medeverdachte 4] , en/of
- [medeverdachte 5] , en/of
- [bedrijf 1] B.V., en/of
- [bedrijf 2] B.V., en/of
- [bedrijf 3] B.V., en/of
een of meer andere (rechts)perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het plegen van valsheid in geschrift en/of
- het plegen van belastingfraude en/of
- het plegen van witwassen en/of
- het plegen van oplichting,
van welke organisatie verdachte (feitelijk) (mede-)oprichter en/of (feitelijk) (mede-)
bestuurder was.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten.
Met betrekking tot feit 1 heeft de verdediging aangevoerd dat [verdachte] geen feitelijke leiding heeft gegeven aan [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. Hij was slechts in naam bestuurder en hield zich alleen bezig met de marketing en promotie, het verdelen van werkorders aan monteurs, supervisie van het callcenter en de afhandeling van klachten van klanten. Hij hield zich niet bezig met de administratie of het indienen van belastingaangiften. Niet is gebleken dat hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat onjuiste belastingaangiften zouden worden ingediend.
Met betrekking tot de feiten 2 en 3 heeft de verdediging gesteld dat de inkomsten van [verdachte] en de B.V.’s voortkwamen uit legale bedrijfsactiviteiten. Er is geen sprake van een criminele herkomst.
Tot slot had [verdachte] volgens de verdediging geen kennis van illegale praktijken. Hij had een uitvoerende functie en hield zich bezig met reguliere bedrijfsactiviteiten, zodat ook vrijspraak moet volgen voor de onder 4 ten laste gelegde deelneming aan een criminele organisatie.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Organisatie en werkwijze
Het onderzoek Waterscheerling is door de FIOD gestart naar aanleiding van fraudemeldingen bij de Belastingdienst en signalen van de Financial Intelligence Unit (FIU) over bedrijven die actief zijn in de riooltechniek. De meldingen hadden onder meer betrekking op de bedrijven [bedrijf 4] , [bedrijf 5] , [bedrijf 6] en [bedrijf 7] . Dit zijn eenmanszaken van respectievelijk [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . Dit zijn broers en neven van elkaar, en medeverdachten. Omwille van de begrijpelijkheid en leesbaarheid van het vonnis, worden de verdachten hierna bij hun voornaam genoemd.
De organisatie van de verdachten
De rechtbank leidt uit het dossier en de verklaringen van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] op zitting het volgende af.
[medeverdachte 2] begon op 10 november 2014 met zijn eenmanszaak [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ). De eenmanszaak had onder meer als activiteit Loodgieter/Loodgieterswerk. Later breidde hij zijn activiteiten uit. Er werden verschillende B.V.’s opgericht en [medeverdachte 2] nam andere monteurs als onderaannemer in de arm die de opdrachten bij de klanten uitvoerden. Dit betroffen onder andere [medeverdachte 2] broer [medeverdachte 3] en zijn neven [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] . In totaal hebben enkele tientallen monteurs voor [medeverdachte 2] gewerkt.
-
De B.V.’s
Op 20 december 2019 is [bedrijf 1] B.V. opgericht. Tot en met 10 mei 2021 was [medeverdachte 2] enig bestuurder. Zijn broer [verdachte] werd enig bestuurder vanaf 10 mei 2021.
[bedrijf 1] B.V. is een holding, en enig bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 2] B.V. is op 8 september 2020 opgericht en heeft als activiteiten acquisitie van opdrachten binnen diverse facilitaire gebieden.
[bedrijf 3] B.V. is op 17 september 2020 opgericht en heeft als activiteiten overige zakelijke dienstverlening. [verdachte] was vanaf 1 mei 2021 één van de bestuurders.
-
De bedrijfsvoering
De opdrachten kwamen binnen via ‘de centrale’. Hier werkten onder andere [medeverdachte 2] en zijn broer [verdachte] . [verdachte] zette vanuit [bedrijf 3] B.V. het callcenter voor de organisatie op. [medeverdachte 2] zorgde ervoor dat bij zoekopdrachten via Google de contactgegevens van de eenmanszaken hoog op de lijst stonden, zodat potentiële klanten met name bij spoedopdrachten terechtkwamen bij de organisatie. In het callcenter werden de telefonische opdrachten aangenomen en uitgezet naar de diverse monteurs. Ook werd vanuit het callcenter de klachtenafhandeling gedaan. [verdachte] ontving hiervoor een managementvergoeding, die hij in de periode van januari 2021 tot en met september 2022 factureerde aan [bedrijf 2] B.V.
Nieuwe monteurs startten op verzoek van [medeverdachte 2] een eigen eenmanszaak, openden een zakelijke bankrekening en leverden hun pinpas, pincode en DigiD in bij de organisatie.
De monteurs voerden de opdrachten bij de klanten uit. Zij kregen daartoe een tablet, waarop zij hun planning konden zien en waarin zij de door hen verrichte werkzaamheden registreerden. Ook kregen ze een mobiel pinapparaat. In het onderzoek zijn pinapparaten van [bedrijf 8] en van [bedrijf 9] gevonden. Betaling door de klanten vond plaats door gebruikmaking van de pinapparaten, via een Tikkie, overboeking of contant. De niet-contante betalingen kwamen aanvankelijk binnen op de zakelijke bankrekeningen van de monteurs, die door de organisatie werden beheerd. Later begonnen de banken vragen te stellen over de geldstromen op de bankrekeningen, en werden ook bankrekeningen afgesloten. Vervolgens werden er Bulgaarse bankrekeningen op naam van [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] geopend, waarop geldbedragen die door opdrachtgevers werden betaald via [bedrijf 9] terecht kwamen. De gelden werden vervolgens overgemaakt naar bankrekeningen van [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V.
De monteurs ontvingen 15% tot 20% van de door hen gerealiseerde omzet. Ze betaalden
€ 363,-- per maand aan administratiekosten aan de organisatie.
Vanaf het moment dat er meerdere monteurs werkzaam waren voor de organisatie, stopten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] met hun monteurswerkzaamheden en verrichtten zij meer faciliterende werkzaamheden. Zij voorzagen nieuwe monteurs van vervoermiddelen, zoals een busje, gereedschappen en materialen en stonden monteurs bij die hulp nodig hadden. [medeverdachte 3] haalde ook nieuwe monteurs binnen. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] namen ook van monteurs bankpassen, pincodes en de DigiD in ontvangst om die vervolgens af te geven aan [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 1] , de vrouw van [medeverdachte 2] , had een administratiekantoor, genaamd [bedrijf 10] . Zij deed met [medeverdachte 2] de administratie van alle eenmanszaken en de B.V.’s en diende de belastingaangiften in. De administratie van de organisatie werd beheerd via Dropbox en was toegankelijk voor meerdere personen. De ‘eigenaar’ van de verschillende digitale mappen met administratie was [medeverdachte 1] .
Uit het onderzoek van de FIOD is naar voren gekomen dat een groot deel van de aangiften voor de omzetbelasting van eenmanszaken [bedrijf 10] , [bedrijf 4] , [bedrijf 5] , [bedrijf 7] en [bedrijf 6] en de vennootschappen [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. onjuist en/of onvolledig zijn gedaan.
Het oogmerk van de organisatie
De verdachten wordt onder andere verweten dat zij hebben deelgenomen aan een criminele organisatie die het plegen van onder meer oplichting tot oogmerk had. Nu dit verwijt bij de behandeling van de strafzaken veel aandacht heeft gehad, zal de rechtbank zich daarover eerst uitlaten.
Het dossier bevat zeven aangiften van oplichting tegen met name [medeverdachte 4] en twee meldingen over [bedrijf 4] en [bedrijf 6] .
In de meldingen wordt gesteld dat de bedrijven slecht werk leverden. Verstoppingen zouden niet verholpen zijn en er zouden extreem hoge bedragen in rekening zijn gebracht. Monteurs zouden zich hebben voorgedaan als werknemer van een ander bedrijf. Ook zouden monteurs onduidelijk zijn over de tarieven.
Het dossier bevat verder berichtgeving van de televisieprogramma’s Tros Opgelicht?! en Max Meldpunt over ‘malafide rioolontstoppers’. Uit die berichtgeving is echter niet af te leiden of dit over aan de organisatie gelieerde monteurs gaat.
Een aantal monteurs die als onderaannemer voor de organisatie hebben gewerkt, is door de FIOD verhoord. Over de werkwijze van de organisatie hebben zij het volgende verklaard.
[naam 2] is ingewerkt door een neef van [medeverdachte 2] . Die neef vroeg enorme bedragen. De monteurs mochten hun eigen bedragen bepalen. [naam 2] vroeg zelf nooit veel. Hij sprak een prijs af met de klant en ging na akkoord van de klant aan het werk. Ook [naam 3] verklaarde dat hij de prijzen zelf mocht vaststellen. Hij rekende een starttarief inclusief voorrijkosten. Dan nam hij de meters door. Hij rekende nooit meer meters spiraal dan hij gebruikte.
[naam 4] verklaarde dat hij werd ingewerkt door iemand en dat hij schrok van de prijzen die werden gerekend. Verder verklaarde hij dat de organisatie een boete in rekening bracht bij monteurs als een klant een klacht indiende.
Ook [naam 5] noemde de prijzen die werden gerekend absurd hoog.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de wijze van het presenteren van diensten en tarieven, de aanname van een valse hoedanigheid (het zich voordoen als een werknemer van een ander bedrijf), het in strijd met de waarheid verkondigen dat de kosten gedekt worden door de verzekering en het melden van de kosten van het gebruik per meter spiraal, maar niet vermelden om hoeveel meter het gaat, geconcludeerd kan worden dat sprake was van oplichting.
De rechtbank overweegt dat voor het bewijs van het oogmerk van de organisatie onder meer betekenis kan toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, en aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op het doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
De rechtbank stelt vast dat de meldingen van klanten niet verder zijn onderzocht. De aangiften van oplichting die tegen [medeverdachte 4] zijn gedaan, zijn geseponeerd. Daar waar het de oplichting betreft, is dus geen sprake van concrete, binnen de organisatie reeds gepleegde misdrijven waaruit het oogmerk van de organisatie blijkt.
Vast staat dat in bepaalde gevallen hoge prijzen werden gerekend. Hiermee staat echter niet vast dat de organisatie het plegen van oplichting tot oogmerk had.
Uit de verklaringen van de monteurs volgt dat monteurs vrij waren om hun eigen prijzen te bepalen. In de periode van 20 juli 2020 tot en met 26 april 2023 is in totaal € 35.533.575,77 omgezet. Dat is een omzet van meer dan € 1.000.000,-- per maand, waarvoor honderden opdrachten werden uitgevoerd. In de gehele periode zijn tientallen monteurs actief geweest voor de organisatie. In dat verband zijn de zeven aangiften en twee meldingen die uit het dossier blijken volstrekt onvoldoende voor de conclusie dat de gehele organisatie het oogmerk had tot het plegen van oplichting.
Ook de door de officier van justitie gestelde leugenachtige mededelingen kunnen niet leiden tot het oordeel dat de organisatie het plegen van oplichting tot oogmerk had. [1]
Wel volgt uit het dossier dat door de organisatie structureel onjuiste belastingaangiften werden gedaan en dat de opbrengsten hiervan werden witgewassen. De rechtbank zal dit in de navolgende paragrafen per tenlastegelegd feit bespreken.
3.3.2
Feit 1 – De aangiften voor de omzetbelasting van de B.V.’s
3.3.2.1 De feiten en omstandigheden
[bedrijf 1] B.V.
[verdachte] was vanaf 10 mei 2021 bestuurder van [bedrijf 1] B.V.
In de periode van 30 juli 2021 tot en met 19 oktober 2022 zijn de aangiften voor de omzetbelasting over het tweede, derde en vierde kwartaal van 2021 en het eerste, tweede en derde kwartaal van 2022 ingediend. De aangiften over 2021 zijn ingediend door [bedrijf 10] . De aangiften over 2022 zijn ingediend door [bedrijf 1] B.V. Alle aangiften betroffen nihilaangiften.
Uit analyse van de bankrekening van [bedrijf 1] B.V. is gebleken dat in elk van de kwartalen wel omzet is gerealiseerd. Daarover was [bedrijf 1] B.V. in totaal
€ 112.032,-- aan omzetbelasting verschuldigd.
[bedrijf 2] B.V.
[verdachte] was vanaf 10 mei 2021 middellijk bestuurder van [bedrijf 2] B.V.
In de periode van 30 juli 2021 tot en met 19 augustus 2022 zijn de aangiften voor de omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2020, het eerste en vierde kwartaal van 2021 en het eerste en tweede kwartaal van 2022 ingediend. De aangiften over 2020 en 2021 zijn ingediend door [bedrijf 10] . De aangiften over 2022 zijn ingediend door [bedrijf 2] B.V. Met uitzondering van de aangifte over het vierde kwartaal van 2021 stond bij elke aangifte het telefoonnummer [telefoonnummer 1] vermeld.
De aangifte over het vierde kwartaal van 2020 betrof een nihilaangifte. Uit analyse van de bankrekening van [bedrijf 2] B.V. bleek dat de daadwerkelijke omzet in dat kwartaal
€ 631.653,-- bedroeg en dat [bedrijf 2] B.V. daarover € 132.647,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
In de aangifte over het eerste kwartaal van 2021 werd een omzet van € 35.451,-- en een verschuldigde omzetbelasting van € 7.445,-- aangegeven. Op de bankrekening van [bedrijf 2] B.V. is in dit kwartaal echter € 46.929,-- ontvangen, waarover [bedrijf 2] B.V.
€ 9.855,--aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen belasting bedraagt € 2.410,--.
In de aangifte over het vierde kwartaal van 2021 werd een omzet van € 210.529,-- en een verschuldigde omzetbelasting van € 44.211,-- aangegeven. Op de bankrekening van [bedrijf 2] B.V. is in dit kwartaal echter € 412.484,-- ontvangen, waarover [bedrijf 2] B.V.
€ 86.621,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen belasting bedraagt € 42.410,--.
In de aangifte over het eerste kwartaal van 2022 werd een omzet van € 265.870,-- en een verschuldigde omzetbelasting van € 55.833,-- aangegeven. Op de bankrekening van [bedrijf 2] B.V. is in dit kwartaal echter € 606.841,-- ontvangen, waarover [bedrijf 2] B.V.
€ 127.436,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen belasting bedraagt € 71.603,--.
In de aangifte over het tweede kwartaal van 2022 werd een omzet van € 138.450,-- en een verschuldigde omzetbelasting van € 29.075,-- aangegeven. Op de bankrekening van [bedrijf 2] B.V. is in dit kwartaal echter € 368.255,-- ontvangen, waarover [bedrijf 2] B.V.
€ 77.333,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen belasting bedraagt € 48.258,--.
[bedrijf 3]
Vanaf 1 mei 2021 is [verdachte] een van de bestuurders van [bedrijf 3] B.V.
In de periode van 30 juli 2021 tot en met 18 augustus 2022 zijn de aangiften voor de omzetbelasting over het tweede en vierde kwartaal van 2021 en het eerste en tweede kwartaal van 2022 ingediend. Bij alle aangiften stond het telefoonnummer [telefoonnummer 1] vermeld.
In de aangifte over het tweede kwartaal van 2021 werd een omzet van € 33.000,-- en een verschuldigde omzetbelasting van € 6.930,-- aangegeven. Op de bankrekening van [bedrijf 3] B.V. is in dit kwartaal echter € 171.676,-- ontvangen, waarover [bedrijf 3] B.V. € 36.052,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen belasting bedraagt € 29.122,--.
In de aangifte over het vierde kwartaal van 2021 werd een omzet van € 363.431,-- en een verschuldigde omzetbelasting van € 76.320,-- aangegeven. Op de bankrekening van [bedrijf 3] B.V. is in dit kwartaal echter € 380.565,-- ontvangen, waarover [bedrijf 3] B.V. € 79.918,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen belasting bedraagt € 3.598,--.
In de aangifte over het eerste kwartaal van 2022 werd een omzet van € 256.945,-- en een verschuldigde omzetbelasting van € 53.958,-- aangegeven.
Op de bankrekening van [bedrijf 3] B.V. is in dit kwartaal echter € 264.679,-- ontvangen, waarover [bedrijf 3] B.V. € 55.582,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen belasting bedraagt € 1.624,--.
In de aangifte over het tweede kwartaal van 2022 werd een omzet van € 320.443,-- en een verschuldigde omzetbelasting van € 67.293,-- aangegeven.
Op de bankrekening van [bedrijf 3] B.V. is in dit kwartaal echter € 328.855,-- ontvangen, waarover [bedrijf 3] B.V. € 69.059,-- aan omzetbelasting verschuldigd was.
Het totale nadeel aan niet afgedragen belasting bedraagt € 1.766,--.
3.3.2.2 Beoordeling
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de in de tenlastelegging onder 1 genoemde belastingaangiften onjuist zijn. Steeds is te weinig omzet aangegeven. Daardoor is steeds te weinig belasting geheven.
De rol van [verdachte]
heeft verklaard dat hij zich slechts heeft beziggehouden met reguliere bedrijfs-activiteiten en dat hij geen verantwoordelijkheden had op het gebied van de administratie en de belastingaangiften. Hij gaf naar eigen zeggen slechts informatie door aan [medeverdachte 1] als zij daar om vroeg.
De rechtbank stelt de verklaring van [verdachte] als ongeloofwaardig terzijde, op basis van de volgende feiten en omstandigheden:
  • [verdachte] was vanaf mei 2021 bestuurder van [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 3] B.V., en middellijk bestuurder van [bedrijf 2] B.V.
  • Het telefoonnummer van [verdachte] staat vermeld op de omzetbelastingaangifte van [bedrijf 1] over het eerste en derde kwartaal van 2022.
  • Op de laptop van [verdachte] is een lijst gevonden met de inloggegevens voor eHerkenning van een aantal eenmanszaken en de B.V.’s. Een aantal aangiften voor de omzetbelasting van [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. is ingediend met gebruik van eHerkenning.
  • Er zijn facturen van KPN inzake eHerkenning, gericht aan [verdachte] , gevonden.
  • Onderaannemers [naam 2] en [naam 3] hebben verklaard dat [verdachte] wist wanneer btw-aangifte werd gedaan en dat onder andere hij de boekhouding regelde.
  • Uit chatgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] blijkt dat [medeverdachte 1] de omzetten van de onderaannemers overboekte en dat [verdachte] daar achteraf facturen bij maakte.
  • Op de laptop van [verdachte] is een document met een werkinstructie voor [naam 6] gevonden, waarin instructies staan met betrekking tot werkzaamheden op het gebied van onder andere loonadministratie en het bijhouden van de bankmutaties van monteurs. [verdachte] kent dit document.
  • Daarnaast stonden op de laptop van [verdachte] overzichten van de administratie van [bedrijf 3] B.V. van de jaren 2021 en 2022, met de in de belastingaangiften vermelde omzet en de daadwerkelijk gemaakte omzet.
  • [verdachte] heeft een lijst met verbeterpunten opgesteld, waarop onder andere staat: ‘Wij moeten onszelf niet wijsmaken dat wat wij doen goed is want de constructie is niet correct. We moeten alles netjes kunnen verklaren.’
Op basis van genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] betrokken was bij en wetenschap had van de administratie van de organisatie, het (achteraf) verantwoorden van geldstromen en het indienen van onjuiste belastingaangiften.
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] daarbij nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en overweegt daartoe het volgende.
[medeverdachte 2] was de leider van de organisatie. Hij bepaalde het beleid binnen de organisatie. Er gebeurde niets zonder zijn toestemming. Zowel met zijn eenmanszaak [bedrijf 4] als in zijn hoedanigheid van bestuurder van [bedrijf 1] B.V. tot 10 mei 2021 was [medeverdachte 2] gehouden om omzetbelastingaangifte te doen voor deze bedrijven en [bedrijf 2] B.V.
Als bestuurder was ook [verdachte] gehouden om omzetbelastingaangifte te doen voor [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. (vanaf 10 mei 2021) en [bedrijf 3] B.V.
De administratie van alle ondernemingen die deel uit maakten van de organisatie, werd centraal beheerd door [bedrijf 10] . Bijna alle in de tenlastelegging genoemde aangiften voor de omzetbelasting van [bedrijf 4] , [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. zijn ingediend door [bedrijf 10] . Veelal staat telefoonnummer [telefoonnummer 1] vermeld als telefoonnummer van de contactpersoon. Dit is het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Bij de aangiften die niet door [bedrijf 10] zijn ingediend, staat wel het telefoonnummer van [medeverdachte 1] vermeld. Bij een aantal aangiften is het telefoonnummer van [verdachte] vermeld.
[medeverdachte 1] wordt door [verdachte] en [medeverdachte 4] genoemd als degene die de belastingaangiften deed. Dit blijkt ook uit chatgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , waarin [medeverdachte 1] schijft btw-aangifte te zullen doen en in de digitale map die haar naam draagt, zijn ook Excel bestanden met omzet en belastingaangiften aangetroffen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat [medeverdachte 1] de feitelijke indiener van de in de tenlastelegging genoemde belastingaangiften was.
Dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] op de hoogte waren van de werkelijke omzet van de organisatie blijkt uit overzichten van de btw-aangiften van [bedrijf 3] B.V. over de jaren 2021 en 2022, die zijn aangetroffen in de administratie van de organisatie. In deze overzichten staat ook de werkelijke omzet per kwartaal vermeld. Deze cijfers komen nagenoeg overeen met de onderzoeksresultaten van de FIOD. Uit het feit dat de administratie van alle aan de organisatie gelieerde ondernemingen centraal door [bedrijf 10] werd beheerd, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] zicht hadden op de omzetten van de verschillende ondernemingen, waaronder ook de omzetten van [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. De verklaring van [medeverdachte 2] dat de organisatie te hard groeide en dat de administratie hem boven het hoofd groeide, stelt de rechtbank dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] opzettelijk, wetende wat de werkelijke omzetten van [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] waren, onjuiste aangiften voor de omzetbelasting hebben gedaan.
Daderschap van [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V.
Vervolgens is het de vraag of het doen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting aan [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. kan worden toegerekend. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde gedragingen hebben plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersonen en in redelijkheid aan [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. kunnen worden toegerekend.
Feitelijke leiding geven
[verdachte] was vanaf mei 2021 bestuurder van [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. Hij was belast met de dagelijkse leiding van deze vennootschappen en had inzicht in de (financiële) administraties. Hij was op de hoogte van de werkelijke omzetten van deze bedrijven. Als bestuurder was [verdachte] bevoegd om maatregelen te nemen tegen het indienen van onjuiste belastingaangiften en was hij daartoe ook redelijkerwijs gehouden. Desondanks heeft hij nagelaten om in te grijpen en heeft hij de belastingfraude voort laten duren.
De rechtbank is op grond van deze overwegingen van oordeel dat [verdachte] feitelijke leiding heeft gegeven aan de onder feit 1 tenlastegelegde verboden gedragingen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk indienen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting.
Gedeeltelijke vrijspraak
Uit de nadeelberekening van de Belastingdienst ten aanzien van [bedrijf 2] B.V. volgt dat de aangifte voor de omzetbelasting van [bedrijf 2] B.V. over het derde kwartaal van 2021 weliswaar onjuist is, maar dat in die aangifte teveel omzet is aangegeven, waardoor over dat kwartaal teveel belasting is geheven. De rechtbank zal [verdachte] ten aanzien van deze aangifte vrijspreken, nu in dit geval niet is voldaan aan het strekkingsvereiste.
3.3.3
Feit 2 - witwassen
Onder feit 2 van de tenlastelegging wordt [verdachte] verweten dat hij, kort gezegd, een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van meerdere geldbedragen.
-
Geldstromen B.V.’s
De omzetten van de onderaannemers vloeiden voor een deel richting de B.V.’s. In de periode voor 10 mei 2021 ontving [verdachte] € 38.962,-- van de omzetten van de onderaannemers via [bedrijf 1] B.V. en € 32.121,-- via [bedrijf 2] B.V. Na 10 mei 2021 ontving hij nog eens € 174.956,-- via [bedrijf 2] B.V.
3.3.3.2 Beoordeling
De rechtbank heeft onder 1 bewezen verklaard dat [verdachte] – als feitelijk leidinggever – opzettelijk onjuiste aangiften voor de omzetbelasting op naam van [bedrijf 1] B.V, [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. heeft gedaan. Ook zijn de aangiften omzetbelasting over het derde kwartaal van 2018 tot en met het vierde kwartaal van 2022 op naam van (de eenmanszaken van) [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] opzettelijk onjuist gedaan.
Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een patroon van belastingfraude bij alle bij de organisatie betrokken ondernemingen, dat zich in elk geval vanaf het derde kwartaal van 2018 tot en met het vierde kwartaal van 2022 heeft voorgedaan.
De rechtbank overweegt in dit verband vervolgens dat vermogensbestanddelen waarover men de beschikking heeft doordat belasting is ontdoken, kunnen worden aangemerkt als voorwerpen ‘afkomstig (...) uit enig misdrijf’ in de zin van de artikelen 420bis, 420ter en 420quater van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). [2]
In het geval dat van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen zijn vermengd met vermogensbestanddelen die zijn verkregen door middel van legale activiteiten, kan het aldus vermengde vermogen worden aangemerkt als “mede” of “deels” uit misdrijf afkomstig. [3]
In dit geval staat vast dat de medeverdachten en de B.V.’s een deel van hun vermogen hadden moeten afdragen aan de Belastingdienst, als over de jaren 2018 tot en met 2022 juiste aangiften omzetbelasting waren ingediend.
Hierdoor zijn van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen vermengd met legale inkomsten.
Gelet op het totale door de Belastingdienst berekende bedrag van € 445.470,-- dat door [bedrijf 1] BV., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. aan omzetbelasting betaald had moeten worden, is in ieder geval sprake van een aanzienlijk geldbedrag dat kan worden aangemerkt als van misdrijf afkomstig.
Met betrekking tot het verbergen of verhullen van de criminele herkomst
Tenlastegelegd is dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Bewezenverklaard kan worden dat die geldbedragen (in ieder geval deels) afkomstig zijn uit eigen misdrijf.
Voor een bewezenverklaring van (gewoonte)witwassen moet in geval van geldbedragen die afkomstig zijn uit eigen misdrijf sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft. Daarbij geldt dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf, niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp.
In de tenlastegelegde periode is een deel van de omzetten van de onderaannemers via de bankrekeningen van de B.V.’s naar de bankrekening van [verdachte] gevloeid. Gelet op de rolverdeling binnen de organisatie, zoals die onder 3.3.1 is besproken, acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de verschillende bankrekeningen beheerden en deze overboekingen hebben verricht.
Door deze constructie waarbij zonder redelijke economische grond met geld wordt geschoven waarbij gebruik wordt gemaakt van meerdere (buitenlandse) rekeningen en gelet op de verhullende omschrijvingen bij de transacties is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van het verbergen en verhullen van de werkelijke aard, herkomst en rechthebbende van dat die geldbedragen en het verwerven, voorhanden hebben en overdragen van die bedragen.
Dat, zoals [verdachte] heeft verklaard, de betalingen vergoedingen zouden zijn geweest voor de door hem verrichte diensten, doet daar niets aan af. Gelet op hetgeen onder 3.3.2.2 is overwogen, wist [verdachte] dat het geld dat hij van [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. ontving van belastingfraude afkomstig was.
Conclusie
Op grond van voorgaande overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met anderen in de periode van 1 januari 2018 tot heden schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van meerdere geldbedragen en goederen.
Gelet op de duur van de periode, het aantal en de omvang van de transacties is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Ook is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] heeft witgewassen in de uitoefening van zijn bedrijf, nu de witwashandelingen hebben plaatsgevonden in het kader van de organisatie.
3.3.4
Feit 3 – Feitelijke leiding geven aan het witwassen door [bedrijf 1] B.V.
3.3.4.1 De feiten en omstandigheden
Onder feit 3 van de tenlastelegging wordt [verdachte] verweten dat hij feitelijk leiding/opdracht heeft gegeven aan [bedrijf 1] BV terzake van het witwassen van een betaling van ongeveer € 300.000,-- aan [naam 1] .
Met betrekking tot de betaling van ongeveer € 300.000,--
In de periode van 15 december 2021 tot en met 23 mei 2022 hebben negentien betalingen plaatsgevonden vanaf bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] B.V. op rekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van [naam 1] , onder vermelding van verschillende factuurnummers. De overboekingen bedroegen in totaal
€ 301.648,20.
Met betrekking tot de herkomst van ongeveer €300.000,--
Onder verwijzing naar hetgeen onder 3.3.3.2 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het bedrag van € 301.648,20,-- dat door [bedrijf 1] B.V. aan [naam 1] is betaald, dient te worden aangemerkt als ‘geheel of gedeeltelijk’ van misdrijf afkomstig.
Met betrekking tot de verbergen of verhullen van de criminele herkomst
Bij de aan [naam 1] gedane negentien betalingen staan factuurnummers vermeld, doch geen enkele factuur is in de administratie van [bedrijf 1] B.V. aangetroffen.
Door deze betalingen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het verbergen en verhullen van de werkelijke aard, de herkomst en de rechthebbende van dat geld en het voorhanden hebben en overdragen van dat geld.
Daderschap van [bedrijf 1] B.V.
Vervolgens is het de vraag of deze verboden gedraging aan [bedrijf 1] B.V. kan worden toegerekend. Het overboeken van geldbedragen is een gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van [bedrijf 1] B.V. De tenlastegelegde gedragingen hebben dan ook plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon en kunnen in redelijkheid aan [bedrijf 1] B.V. worden toegerekend.
Feitelijke leiding geven
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] feitelijke leiding heeft gegeven aan het witwassen door [bedrijf 1] B.V. en verwijst daarbij naar de overwegingen ten aanzien van het feitelijke leidinggeven door [verdachte] aan het onder 1 tenlastegelegde feit. [verdachte] heeft verzuimd in te grijpen, terwijl hij op de hoogte was van de belastingfraude. Daarmee wist hij ook dat het geld dat aan [naam 1] is betaald (geheel of gedeeltelijk) van misdrijf afkomstig was.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] B.V. witwassen van ongeveer € 300.000,--, terwijl zij dat heeft gedaan in de uitoefening van haar bedrijf.
3.3.5
Feit 4 – Deelname aan een criminele organisatie
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie onder een organisatie in de zin van artikel 140 Sr wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen ten minste twee personen. Van deelneming aan een dergelijke organisatie kan slechts sprake zijn, als verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel die ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk. Voor deelneming is voldoende dat verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
De rechtbank heeft hiervoor reeds bewezen verklaard dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] zich in de periode van 1 januari 2018 tot en met heden schuldig hebben gemaakt aan belastingfraude en witwassen.
Het samenwerkingsverband en het oogmerk
Op basis van al hetgeen hiervoor is overwogen, stelt de rechtbank vast dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband. Hoewel op het oog normale bedrijfsactiviteiten (namelijk loodgieterswerkzaamheden) ontplooid werden, had de organisatie het doel om belastingfraude en witwassen te plegen. Dat blijkt uit de bedrijfsvoering van de organisatie. De organisatie faciliteerde monteurs bij hun werkzaamheden en nam hen vervolgens hun administratie en financiële bedrijfsvoering uit handen. De organisatie deed de administratie en de belastingaangiften van de eenmanszaken van de monteurs en had de beschikking over hun bankgegevens, bankpassen en pincodes.
Daardoor was de organisatie in staat de omzetten van de verschillende onderaannemers te beheren. De geldstromen werden, soms met verhullende omschrijvingen, over de zakelijke bankrekeningen van de onderaannemers en de B.V.’s en de Bulgaarse bankrekeningen op naam van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] geleid. Binnen deze constructie kon de organisatie belastingfraude plegen en grote bedragen witwassen.
De taakverdeling
Binnen de organisatie was sprake van een taakverdeling. De rechtbank verwijst voor wat betreft de rollen van de deelnemers aan de organisatie naar hetgeen daarover in paragraaf 3.3.1 is overwogen. Daaruit volgt dat [medeverdachte 2] is aan te merken als de oprichter en leider van de organisatie. Hij stuurde de organisatie aan en bepaalde het beleid.
[medeverdachte 1] was de boekhouder van de organisatie. Zij deed de administratie en diende de belastingaangiften in, waardoor zij een cruciale rol vervulde binnen de organisatie. Door de cruciale rol die zij vervulde, is ook zij aan te merken als medebestuurder.
[verdachte] ondersteunde [medeverdachte 1] , door gegevens met haar te delen en door te overleggen over de geldstromen die over de verschillende bankrekeningen liepen. Vanaf mei 2021 was hij (middellijk) bestuurder van [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. Hij was op de hoogte van de werkelijke omzet van deze drie B.V.’s en van de onjuiste belastingaangiften die namens deze B.V.’s werden ingediend. In de hoedanigheid van (middellijk) bestuurder heeft hij feitelijke leiding gegeven aan het door de B.V.’s opzettelijk indienen van onjuiste belastingaangiften. Ook [verdachte] is aan te merken als medebestuurder van de organisatie.
[medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] wisten van het criminele oogmerk van de organisatie en streefden met de werkzaamheden die zij binnen de organisatie hebben verricht de verwezenlijking van dat oogmerk na.
[bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V. werden gebruikt om de zakelijke activiteiten van de organisatie te ontplooien. Deze vennootschappen fungeerden als doorgeefluik van de omzetten van de onderaannemers. Ook zij hebben deelgenomen aan de organisatie, door belastingfraude te plegen en het van die belastingfraude afkomstige vermogen wit te wassen.
Uit het voorgaande blijkt dat de samenwerking van de (rechts)personen een duurzaam en gestructureerd karakter had en dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en de vennootschappen een groot aandeel hebben gehad en ondersteuning hebben geboden aan de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met het verwezenlijken van het oogmerk van de organisatie. Eerder heeft de rechtbank overwogen dat bewezen is dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] belastingfraude hebben gepleegd en dat zij voorwerpen hebben witgewassen. Zij wisten dan ook dat de organisatie het oogmerk had misdrijven te plegen.
De monteurs
Zoals overwogen, voerden de monteurs de loodgieterswerkzaamheden uit. Zij moesten de bankgegevens en bankpas van hun zakelijke bankrekening en hun DigiD-inloggegevens afstaan, maar hadden geen zicht op de (verweten) gedragingen van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] . De monteurs ontvingen alleen een overzicht van hun eigen omzet, waarvan een percentage werd uitbetaald op hun privérekening.
Hoewel [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] , respectievelijk als broer en neven van [medeverdachte 2] , in de ogen van sommige monteurs een hogere positie binnen de organisatie hadden, verschilde hun rol binnen de organisatie niet wezenlijk van die van de andere monteurs. Zij zijn alle drie gestart als monteur. Ook zij hebben hun bankgegevens en DigiD afgestaan aan de organisatie en hadden geen zicht op de administratie of financiële bedrijfsvoering. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] zijn in een later stadium andere, faciliterende werkzaamheden gaan verrichten, waarbij zij werden aangestuurd door [medeverdachte 2] .
Met het genereren van omzet voor de organisatie, hebben [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] weliswaar een bijdrage geleverd aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie, maar het dossier bevat onvoldoende bewijs dat zij wetenschap hadden van het criminele oogmerk.
[medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] hebben verklaard dat zij niets wisten van de Bulgaarse bankrekeningen die op hun naam stonden. Uit het onderzoek is gebleken dat ook [medeverdachte 1] voor die rekeningen gemachtigd was. Niet kan worden vastgesteld door wie de Bulgaarse bankrekeningen zijn geopend. Voor zover de door belastingfraude verkregen gelden op de Nederlandse bankrekeningen van [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] zijn ontvangen, geldt dat het grootste deel daarvan naar hun zakelijke rekeningen is gegaan. Zoals vastgesteld hadden zij geen zicht op wat er op die zakelijke rekeningen gebeurde. Voor zover zij gelden op hun privérekeningen hebben ontvangen en daarvan uitgaven hebben gedaan, geldt dat dit, gelet op de door hen verrichte werkzaamheden, geen opmerkelijk hoge bedragen waren.
Alles afwegende acht de rechtbank niet bewezen dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] wetenschap hadden van het criminele oogmerk van de organisatie.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een criminele organisatie, die werd gevormd door [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [verdachte] , [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 3] B.V., die tot oogmerk had het plegen van belastingfraude en witwassen, en waarvan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] oprichter en/of mede-bestuurder waren.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
[bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V., en/of [bedrijf 3] B.V., in de periode van 30 juli 2021 tot en met 28 oktober 2022, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een digitale aangifte voor de omzetbelasting,
ten name van [bedrijf 1] B.V., over
-het tweede en het derde en het vierde kwartaal van 2021, en
-het eerste en het tweede en het derde kwartaal van 2022, en
ten name van [bedrijf 2] B.V., over
-het vierde kwartaal van 2020, en
-het eerste en het vierde kwartaal van 2021, en
-het eerste en het tweede kwartaal van 2022, en
ten name van [bedrijf 3] B.V., over
-het tweede en vierde kwartaal van 2021, en
-het eerste en het tweede kwartaal van 2022,
telkens onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, door telkens op/in de ingeleverde/ingediende aangifte een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting op te geven,
terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting wordt
geheven,
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte telkens opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met heden in Nederland en/of Bulgarije, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
sub a)
telkens van een voorwerp, te weten van:
- euro 38.962,--, via [bedrijf 1] B.V., en
- euro 207.077,-- , via [bedrijf 2] B.V.,
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven voorwerp(en) is/was,
en
sub b)
telkens een voorwerp, te weten:
- euro 38.962,--, via [bedrijf 1] B.V., en
- euro 207.077,-- , via [bedrijf 2] B.V.,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij wist, dat de bovenomschreven voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – deels afkomstig waren uit enig
gepleegd misdrijf,
terwijl hij
-van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt en
-zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de uitoefening van zijn beroep;
3.
[bedrijf 1] B.V.,
op in de periode van 1 mei 2021 tot en met heden in Nederland ,
sub a)
telkens van een voorwerp, te weten van:
- betalingen aan
- [naam 1] ten bedrage van in totaal (ongeveer) euro 300.000,--,
de werkelijke aard en/of de herkomst, heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven voorwerp(en) is/was,
en
sub b)
telkens een voorwerp, te weten van:
- betalingen aan
- [naam 1] ten bedrage van in totaal (ongeveer) euro 300.000,--,
heeft voorhanden gehad en overgedragen,
terwijl zij wist, dat de bovenomschreven voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – deels afkomstig waren uit enig gepleegd misdrijf,
terwijl zij
-van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt en
-zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen in de uitoefening van
haarbedrijf;
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit verdachte telkens opdracht heeft gegeven, en/of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
4.
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met heden, in Nederland, en/of Bulgarije en/of Marokko,
tezamen en in vereniging met anderen heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door:
- [medeverdachte 1] , en
- [medeverdachte 2] , en
- [verdachte] , en
- [bedrijf 1] B.V., en
- [bedrijf 2] B.V., en
- [bedrijf 3] B.V.,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het plegen van belastingfraude en
- het plegen van witwassen
,
van welke organisatie verdachte (feitelijk) mede-
bestuurder was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 140 en 420ter Sr en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opdracht geven tot of feitelijke leiding geven aan het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: het medeplegen van gewoontewitwassen in de uitoefening van zijn beroep;
feit 3
het misdrijf: opdracht geven tot of feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van gewoontewitwassen in de uitoefening van haar bedrijf;
feit 4
het misdrijf: als bestuurder deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk, wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, of om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich schuldig maakte aan belastingfraude en gewoontewitwassen. De organisatie dreef een onderneming die gebruik maakte van loodgieters die als zzp’er werkten. De organisatie trok het beheer over de administratie en zakelijke bankrekeningen van de loodgieters naar zich toe. Op die manier kon de organisatie beschikken over de omzetten van de loodgieters. De loodgieters ontvingen zelf slechts een gering percentage van hun eigen omzet en droegen forse bedragen per maand aan administratiekosten af. De rest van de omzet was voor de organisatie. Er werd gebruik gemaakt van meerdere (buitenlandse) bankrekeningen waarover het geld zonder redelijke economische grond werd verplaatst. De organisatie heeft gedurende enkele jaren onjuiste belastingaangiften gedaan voor de betrokken ondernemingen, met een belastingnadeel van ongeveer € 2.500.000,-- tot gevolg. Hierdoor is de maatschappij ernstig benadeeld.
Het uit de belastingfraude verkregen criminele vermogen werd witgewassen. Witwassen vormt een inbreuk op de integriteit van het financiële en economische verkeer. Ook wordt door het witwassen de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd.
De organisatie had enkel het eigen financieel gewin voor ogen. De rechtbank rekent verdachte zijn aandeel daarin aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 27 februari 2025. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de organisatie onder andere oplichting tot oogmerk had en heeft dat meegewogen in haar strafeis. Nu de rechtbank dit niet bewezen acht, ziet zij aanleiding om een lagere straf op te leggen dan de geëiste straf. Niettemin kan, gezien de ernst van de gepleegde feiten, niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard.
De raadsman heeft betoogd dat de inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden teruggegeven.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen die verdachte geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 51 en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: opdracht geven tot of feitelijke leiding geven aan het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: het medeplegen van gewoontewitwassen in de uitoefening van zijn beroep;
feit 3
het misdrijf: opdracht geven tot of feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van gewoontewitwassen in de uitoefening van haar bedrijf;
feit 4
het misdrijf: als bestuurder deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers:
1. 1 STK Horloge Rolex;
2. 1 STK Personenauto Mercedes [kenteken] ;
3. € 181,49;
4. € 17.670,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Campen, voorzitter, mr. H. Stam en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD/Belastingdienst met nummer 71028 (onderzoek Waterscheerling). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. De verklaring van verdachte [medeverdachte 3] ter terechtzitting van 3 maart 2025, inhoudende, voor zover van belang:
Mijn broer was bezig met loodgieterswerk. Ik heb me bij hem aangesloten. Ik heb mijn eenmanszaak [bedrijf 5] ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Ik ben aan het werk gegaan als monteur. Ik kreeg opdrachten via WhatsApp. In die groepsapp zaten ik, mijn broer [medeverdachte 2] en een aantal centralisten.
Ik heb zelf geen gebruik gemaakt van onderaannemers. In een later stadium werd er wel onder mijn naam gewerkt, toen de rekeningen blokkeerden.
Ik heb het werk een jaar gedaan. Daarna ben ik de buitendienst gaan doen. Ik haalde nieuwe monteurs binnen en zorgde dat zij een auto en materialen kregen. [medeverdachte 2] wist dat er genoeg werk was en dat er mensen nodig waren.
Ik beschikte niet zelf over de bankrekening van [bedrijf 5] . Ik leverde de pinpas en codes in bij mijn broer [medeverdachte 2] . Waarschijnlijk kon [medeverdachte 2] wel inloggen op telebankieren. Ik werd elke maand uitbetaald. Ik werd vanuit [bedrijf 5] uitbetaald op mijn privérekening. Later ben ik in loondienst gegaan en kreeg ik een vast bedrag.
De administratie hield ik niet zelf bij. Ik deed het uitvoerende werk en leverde de bonnetjes in bij mijn broer.
Elke onderaannemer had zelf een zakelijke rekening. De betalingen van de klanten werden bijgeschreven op de zakelijke rekeningen van de monteurs.
Bij mij was het niet zo dat klanten vonden dat ze teveel moesten betalen. Vaak maakte ik van tevoren een betaalafspraak en ging ik dan aan het werk.
Ik was verantwoordelijk voor het rekruteren van monteurs. Ik moest dan een auto, materialen en een tablet voor ze regelen. Als ik materiaal voor onderaannemers moest aanschaffen, dan gaf ik dat aan bij mijn broer. Dan kreeg ik het geld op mijn privérekening.
Iedereen die bij ons in dienst kwam, vroeg een zakelijke bankrekening aan. Ze leverden het bankpasje bij ons in. Ik weet niet waarom. Ik nam het pasje in en gaf het door.
De monteurs kregen de opdrachten via de tablet. De monteurs leverden hun pinpas, pincode, DigiD en een uittreksel van de Kamer van Koophandel bij mij in.
2. De verklaring van verdachte [medeverdachte 5] ter terechtzitting van 3 maart 2025, inhoudende, voor zover van belang:
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hielden de administratie bij. Zij hadden de beschikking over mijn DigiD. U vraagt mij of [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ook de belastingaangifte deden. Ja. Alles werd uit handen gegeven aan [bedrijf 10] , want zij heeft er voor gestudeerd.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] (G-007-01), inhoudende, voor zover van belang:
Ik heb me aangemeld bij [medeverdachte 3] . Ik ben met [medeverdachte 3] naar de KvK geweest. Toen moest ik nog een pinautomaat en een tablet. De administratie werd door hen geregeld. Boekhouding, belastingaangifte en dergelijke. Toen ben ik gaan werken. Van de maandopbrengst kreeg ik 15%. Daarop werd nog boekhouding voor mij ingehouden. Ik kreeg een lijstje met tarieven op de tablet. Ik deed vooral ontstoppingen.
Zij hadden het gereedschap en een busje voor mij. Klanten konden bellen naar het algemene nummer. Als klanten het callcenter belden met een klacht, dan regelden zij iemand anders om je klacht op te lossen.
U vraagt mij wie toegang had tot de ABN AMRO rekening [rekeningnummer 3] . Dat was de boekhouder, dat waren (…) [medeverdachte 2] en [verdachte] . Dat zijn broers.
Klanten konden betalen met een Tikkie, cash, pinnen of door het geld over te maken. We maakten de facturen, maar we zagen ze nooit. Het pinapparaat was van [bedrijf 8] .
De administratie van mijn eenmanszaak werd verzorgd door [medeverdachte 2] . Ze hadden een boekhouder voor de belastingaangiften. Ik heb de pas van de ABN AMRO-rekening aan [medeverdachte 3] afgegeven. Zij geven mij de opdrachten en betalen mij uit met het geld dat op die rekening komt. Zij betalen daar ook hun kosten mee. Ik heb ook de inloggegevens afgegeven.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] (G-009-01), inhoudende, voor zover van belang:
[medeverdachte 3] vroeg mij te beginnen in het loodgieten. Hij vertelde mij dat ik een KvK moest maken. Zijn broer is de echte leider, [medeverdachte 2] . Ik werd ingewerkt. Ik kreeg maar 15% van de totale omzet. Alle monteurs hebben het zo.
De organisatie had geen naam. Iedereen was ZZP-er. Na zeven, acht maanden kreeg [medeverdachte 2] problemen met de bank. Iedereen die nieuw was moest een bankrekening openen. Zij deden dat. Ik kreeg opeens een berichtje van de bank. Die aanvraag hadden zij gedaan. Toen vertelden ze dat iedereen via de eigen rekening moest werken.
Zij stortten geld op mijn privé-rekening bij de ING. Zij hebben altijd toegang gehad tot de bankrekening bij de ABN. Iedere monteur moest dit inleveren.
Alles ging via [medeverdachte 2] . Zijn neefjes [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] deden alles voor hem. Ook zijn broer luisterde naar hem. Toen je op kantoor kwam zag je dat [medeverdachte 2] de baas was. Als er iets geregeld moest worden belden ze [medeverdachte 2] en vroegen ze toestemming.
Het kantoor is aan de [adres 2] .
[medeverdachte 2] had mijn DigiD en vertelde mij dat zijn vrouw de boekhouding verzorgde en dat ik hen moest vertrouwen.
De btw-aangiften deden zij. [verdachte] had een bericht gestuurd naar mij, dat ik een sms’je kreeg van DigiD. Ik moest de code sturen naar [verdachte] . Daarna vertelde hij mij dat de aangifte btw werd gedaan.
Als ik een blauwe brief kreeg, moest ik die brief brengen. Ik gaf in het begin alles aan [medeverdachte 3] . Daarna heb ik alles aan [medeverdachte 2] of [verdachte] gegeven.
Ik sprak een prijs af met klanten. Na akkoord ging ik aan het werk. De klant krijgt de factuur op de e-mail binnen. De klant betaalt via het [bedrijf 8] pinapparaat, via Tikkie of contant.
Op een gegeven moment kreeg ik een SMS van de ABN dat ik een afspraak had om een rekening te openen. Dat had [verdachte] voor mij geregeld.
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (G-010-01), inhoudende, voor zover van belang:
[medeverdachte 2] vroeg mij voor hem te komen werken. Hij zei: wij gaan je helpen met de KvK, boekhouding, want zij hadden een eigen boekhouder. Hij vertelde dat ik een bepaald deel van de omzet zou krijgen en hoe het met de belastingaangiften zou gaan.
Ik heb ook mijn DigiD-inloggegevens en wachtwoord aan [medeverdachte 3] gegeven. De ABN-rekening inclusief pinpas en code heb ik aan de organisatie gegeven. Op die rekening kwam de omzet van de klanten binnen. Op mijn zakelijke ING-rekening kwam mijn percentage van 15%-20% binnen. [medeverdachte 2] heeft voor mij een BUNQ-rekening aangevraagd. Dat was volgens mij puur voor Tikkie.
Elke dag was ik wel € 80,-- tot € 90,-- aan brandstofkosten kwijt. Ik was ook veel geld kwijt aan de boekhouder.
De boekhouder deed de aangiften btw voor mijn eenmanszaak.
De betalingen voor de werkzaamheden liepen via Tikkie. Dat geld ging naar een rekening die de organisatie beheerde.
Ik kreeg een [bedrijf 8] -kastje waarop de klanten konden pinnen. Zij hebben de inloggegevens van [bedrijf 8] aangemaakt.
Er waren mensen die op de [adres 2] werkten, maar die werden allemaal aangestuurd door [medeverdachte 2] .
6. Een geschrift, te weten de administratie van [naam 3] van april (DOC-126), inhoudende, voor zover van belang:
Administratie -363,00
7. Het proces-verbaal aanvraag bevel onderzoek na inbeslagneming naar gegevens opgeslagen op elders aanwezig geautomatiseerd werk (AMB-015), inhoudende, voor zover van belang:
Op 31 oktober 2022 zijn twee iPhones van [gebruikersnaam] [medeverdachte 3] in beslag genomen. Tussen de gegevens van de Apple iPhone 12 Pro zag ik een e-mail van 24 oktober 2022 om 10.03 uur van [e-mailadres 1] aan [e-mailadres 2] met onderwerp ‘ [medeverdachte 1] en 2 anderen hebben wijzigingen aangebracht in je gedeelde mappen’, zag ik dat [gebruikersnaam] [medeverdachte 3] middels Dropbox toegang had tot gedeelde mappen met de mappen ‘BV’s’, ‘ [mapnaam 1] ’ en ‘ [mapnaam 2] ’. Onder de map ‘ [mapnaam 1] ’ stonden url’s van xlsx-bestanden met de namen ‘ [bestandsnaam 2] ’, ‘ [bestandsnaam 3] ’ en ‘ [bestandsnaam 4] ’, welke op 19 oktober 2022 bewerkt waren door een gebruiker met de naam ‘ [medeverdachte 1] ’.
8. Het proces-verbaal van ambtshandeling Netwerkzoeking na IBN 557 Sv (AMB-013), inhoudende, voor zover van belang:
Op een iPhone toestel met IBN [nummer] waren e-mails aangetroffen van een Dropbox-account [e-mailadres 2] . Op 3 november 2022 heb ik toegang verkregen tot het Dropbox-account. Ik heb van alle mappen de toegang in beeld gebracht.
[afbeelding]
Het viel mij op dat de eigenaar van deze mappen [bedrijf 10] ( [e-mailadres 3] ) of [medeverdachte 1] ( [e-mailadres 4] ) was.
9. Een geschrift, te weten facturen van [verdachte] aan [bedrijf 2] B.V. in de periode januari tot en met december 2021 (DOC-167).
10. Een geschrift, te weten facturen van [verdachte] aan [bedrijf 2] B.V. in de periode januari tot en met september 2022 (DOC-168).
11. Een geschrift, te weten een lijst verbeterpunten [verdachte] (DOC-292).
12. Het proces-verbaal van inbeslagname (IBN-015-01), inhoudende, voor zover van belang:
Op 1 mei 2023 is ten laste van [verdachte] in beslag genomen:
F.01.01.004, ICT/laptop, HP, Pavilion, grijs.
13. Het proces-verbaal van ambtshandeling Handelingen aan digitale gegevensdragers (AMB-034-03), inhoudende, voor zover van belang:
Op 10 augustus 2023 heeft een netwerkzoeking plaatsgevonden op een laptop die in beslag was genomen en daarbij de code F.01.01.004 kreeg. Mijn handelingen leidden tot de volgende bestanden:
[bestandsnaam 5]
[bestandsnaam 6]
[bestandsnaam 7]
[bestandsnaam 8]
[bestandsnaam 9]
[bestandsnaam 10]
[bestandsnaam 11]
[bestandsnaam 12]
[bestandsnaam 13]
[bestandsnaam 14]
[bestandsnaam 15]
[bestandsnaam 16]
[bestandsnaam 17]
[bestandsnaam 18]
[bestandsnaam 19]
14. Het proces-verbaal Zaaksdossier 1 (ZD-001-01), p. 50, inhoudende, voor zover van belang:
Op 1 mei 2023 is tijdens de aanhouding van [verdachte] zijn laptop in beslag genomen. In deze laptop is een Excelbestand aangetroffen (DOC-213). Ook is een document aangetroffen met de titel ‘ [bestandsnaam 20] ’. In de documenteigenschappen staat vermeld dat [verdachte] de auteur van het document is.
15. Een geschrift, te weten een schermafbeelding van een bestand aangetroffen in de laptop van [verdachte] (DOC-213), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
16. Een geschrift, te weten het bestand ‘ [bestandsnaam 20] ’ aangetroffen in de laptop van [verdachte] (DOC-216).
17. Een geschrift, te weten facturen van KPN aan [bedrijf 3] B.V., t.a.v. [verdachte] , inzake e-herkenning (DOC-172).
18. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] (V-006-01), p. 4, voor zover inhoudende:
Vraag verbalisanten:
Op welk telefoonnummer bent u bereikbaar?
Antwoord gehoorde:
[telefoonnummer 2] .
19. Een geschrift, te weten een afschrift van chatgesprekken tussen [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ) en [telefoonnummer 2] ( [verdachte] ) (DOC-249), inhoudende, voor zover van belang:
4-11-2022
[telefoonnummer 2] : Voornaam: [naam 7]
Achternaam: [naam 7]
Geboortedatum: [geboortedatum 2] -1995
Bedrijfsnaam: [bedrijf 11]
Straat: [adres 3]
Postcode: [adres 3]
Stad: [adres 3]
Kvk: [adres 3]
IBAN: [rekeningnummer 4]
Email: [e-mailadres 5]
Wachtwoord: [wachtwoord 1]
Wachtwoord [bedrijf 8] : [wachtwoord 2]
-----------------
Subaccounts
[e-mailadres 6]
( [naam 7] )
[wachtwoord 3]
__________________
[e-mailadres 7]
( [alias] )
[wachtwoord 4]
11-11-2022
[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ): Kan je misschien €2.000 van die wise rekening als deel salaris oktober naar mij overmaken. Anders kan ik volgende week de huur enz niet betalen.
[telefoonnummer 2] : Salaam oke, is besproken met [medeverdachte 2] ?
[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ): Nee wil je dat is dat eerst vraag?
[telefoonnummer 2] : Ja is goed.
31-1-2023
[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ): Ik ga je btw doen dus je gaat sms krijgen van digid
13-2-2023
[telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ): We gaan weer [bedrijf 12] rekening vullen. Je deed toch elke maand gewoon per monteur. Niet een monteur meerdere keren per maand?
[telefoonnummer 2] : Ja 1 keer per maand. Stuur maar wat je gaat overmaken dan maak ik er een factuur bij.
20. Een geschrift, te weten een factuur van KPN aan [bedrijf 3] B.V., ten name van [verdachte] , van 31 augustus 2021 (DOC-172, p. 1).
21. Een geschrift, te weten een factuur van KPN aan [bedrijf 3] B.V., ten name van [verdachte] , van 6 mei 2022 (DOC-172, p. 2).
22. Een geschrift, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 6 september 2023 (DOC-269), inhoudende, voor zover van belang:
Rechtspersoon: [bedrijf 1] B.V.
Datum akte van oprichting: 20-12-2019
Activiteiten: Holdings (geen financiële)
Bezoekadres: [adres 4]
Bestuurder: [verdachte] , [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum 1] -1989
Datum in functie: 10-05-2021
Bevoegdheid: Alleen/zelfstandig bevoegd
23. Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting van de Belastingdienst betreffende [bedrijf 1] B.V. van 31 januari 2023 (DOC-156), met bijlagen, inhoudende, voor zover van belang:
De inzending van de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken 1e kwartaal 2022 t/m 3e kwartaal 2022 heeft plaatsgevonden via de internetsite Mijn Belastingdienst Zakelijk met gebruik van eHerkenning.
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-04-2021 t/m 30-06-2021
Ondertekening: [bedrijf 10]
Ontvangstdatum: 30-07-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Verschuldigde omzetbelasting: € 0
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-07-2021 t/m 30-09-2021
Ondertekening: [bedrijf 10]
Ontvangstdatum: 21-10-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Verschuldigde omzetbelasting: € 0
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-10-2021 t/m 31-12-2021
Ondertekening: [bedrijf 10]
Ontvangstdatum: 30-01-2022
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 5]
Verschuldigde omzetbelasting: € 0
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-01-2022 t/m 31-03-2022
Ondertekening: [bedrijf 1] B.V.
Ontvangstdatum: 25-05-2022
Naam contactpersoon: [verdachte]
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Verschuldigde omzetbelasting: € 0
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-04-2022 t/m 30-06-2022
Ondertekening: [bedrijf 1] B.V.
Ontvangstdatum: 19-08-2022
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Verschuldigde omzetbelasting: € 0
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-07-2022 t/m 30-09-2022
Ondertekening: [bedrijf 1] B.V.
Ontvangstdatum 19-10-2022
Naam contactpersoon: [verdachte]
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 6]
Verschuldigde omzetbelasting: € 0
24. Een geschrift, te weten de brief van de Belastingdienst aan de FIOD van 6 december 2023 betreffende de nadeelberekening [bedrijf 1] B.V. (DOC-289), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
[afbeelding]
25. Een geschrift, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 17 augustus 2023 (DOC-256), inhoudende, voor zover van belang:
Rechtspersoon: [bedrijf 2] B.V.
Datum akte van oprichting: 08-09-2020
Activiteiten: Facility management, zakelijke dienstverlening, met name acquisitie van opdrachten binnen diverse facilitaire gebieden
Bezoekadres: [adres 4]
Enig aandeelhouder: [bedrijf 1] B.V.
Bestuurder: [bedrijf 1] B.V.
Datum in functie: 08-09-2020
Bevoegdheid: Alleen/zelfstandig bevoegd
26. Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting van de Belastingdienst betreffende [bedrijf 2] B.V. van 31 januari 2023 (DOC-157), met bijlagen, inhoudende, voor zover van belang:
De inzending van de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken 1e kwartaal 2022 t/m 3e kwartaal 2022 heeft plaatsgevonden via de internetsite Mijn Belastingdienst Zakelijk met gebruik van eHerkenning.
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-10-2020 t/m 31-12-2020
Ondertekening: [bedrijf 10]
Ontvangstdatum: 30-07-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Verschuldigde omzetbelasting: € 0
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-01-2021 t/m 31-03-2021
Ondertekening: [bedrijf 10]
Ontvangstdatum: 30-07-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 35.451
Omzetbelasting hoog: € 7.445
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-10-2021 t/m 31-12-2021
Ondertekening: [bedrijf 10]
Ontvangstdatum: 30-01-2022
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 5]
Omzet hoog: € 210.529
Omzetbelasting hoog: € 44.211
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-01-2022 t/m 31-03-2022
Ondertekening: [bedrijf 2] B.V.
Ontvangstdatum: 21-06-2022
Naam contactpersoon: [verdachte]
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 265.870
Omzetbelasting hoog: € 55.833
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-04-2022 t/m 30-06-2022
Ondertekening: [bedrijf 2] B.V.
Ontvangstdatum: 19-08-2022
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 138.450
Omzetbelasting hoog: € 29.075
27. Een geschrift, te weten de brief van de Belastingdienst aan de FIOD van 6 december 2023 betreffende de nadeelberekening [bedrijf 2] B.V. (DOC-290), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
28. Een geschrift, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 16 augustus 2022 (DOC-257)
Rechtspersoon: [bedrijf 3] B.V.
Datum akte van oprichting: 17-09-2019
Bezoekadres: [adres 5]
Activiteiten: Overige zakelijke dienstverlening, advisering, consultancy, management, begeleiding, bemiddeling
Bestuurders
Naam: [verdachte] , [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum 1] -1989
Datum in functie: 01-05-2021
Bevoegdheid: Gezamenlijk bevoegd
Naam: [naam 8]
Datum in functie: 01-05-2021
Naam: [naam 9]
Datum in functie: 17-09-2021
29. Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting van de Belastingdienst betreffende [bedrijf 3] B.V. van 31 januari 2023 (DOC-158), met bijlagen, inhoudende, voor zover van belang:
De inzending van de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken 1e kwartaal 2022 t/m 3e kwartaal 2022 heeft plaatsgevonden via de internetsite Mijn Belastingdienst Zakelijk met gebruik van eHerkenning.
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-04-2021 t/m 30-06-2021
Ondertekening: [bedrijf 10]
Authenticatietijdstip: 30-07-2021
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 33.000
Omzetbelasting hoog: € 6.930
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-10-2021 t/m 31-12-2021
Ondertekening: [bedrijf 3]
Functie: boekhouder
Authenticatietijdstip: 30-01-2022
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 363.431
Omzetbelasting hoog: € 76.320
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-01-2022 t/m 31-03-2022
Ondertekening: [bedrijf 3]
Datum ondertekening: 18-08-2022
Naam contactpersoon: [verdachte]
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 256.945
Omzetbelasting hoog: € 53.958
Aangifte omzetbelasting tijdvak 01-04-2022 t/m 30-06-2022
Ondertekening: [bedrijf 3] B.V.
Datum ondertekening: 18-08-2022
Naam contactpersoon: [verdachte]
Telefoon contactpersoon: [telefoonnummer 1]
Omzet hoog: € 320.443
Omzetbelasting hoog: € 67.293
30. Een geschrift, te weten de brief van de Belastingdienst aan de FIOD van 6 december 2023 betreffende de nadeelberekening [bedrijf 3] B.V. (DOC-291), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
31. Het proces-verbaal Zaaksdossier 1 (ZD-001-01), p. 4, inhoudende, voor zover van belang:
Uit de chatconversatie tussen + [telefoonnummer 3] [medeverdachte 1] en + [telefoonnummer 4] (DOC-166) maak ik op dat [medeverdachte 1] de gebruiker is van telefoonnummer [telefoonnummer 3] omdat:
- De naam [medeverdachte 1] achter het nummer vermeld staat;
- [medeverdachte 1] de wetenschap heeft waar haar man [medeverdachte 2] exact is;
- [medeverdachte 1] diverse foto’s stuurt van haar kinderen;
- [medeverdachte 1] zegt dat een e-mailbericht verzonden naar [bedrijf 10] bij haar binnenkomt.
32. Het proces-verbaal Zaaksdossier 1 (ZD-001-01), p. 56, inhoudende, voor zover van belang:
In het digitale beslag van de laptop van [verdachte] zag ik Excel-bestanden met bestandsnamen [bestandsnaam 21] en [bestandsnaam 22] . In deze bestanden zag ik overzichten inzake de aangiften omzetbelasting op naam van [bedrijf 3] B.V.
33. Een geschrift, te weten het Excel-bestand ‘ [bestandsnaam 21] ’, aangetroffen op de laptop van [verdachte] (DOC-262).
34. Een geschrift, te weten het Excel-bestand ‘ [bestandsnaam 22] ’, aangetroffen op de laptop van [verdachte] (DOC-263).
35. Het proces-verbaal van aanvulling (AMB-040), inhoudende, voor zover van belang:
Onder hoofdstuk 2.3 van ZD-002-01 is een organogram opgenomen met afgeronde omzetontvangsten van de onderaannemers en afgeronde geldstromen daaropvolgend. Ik heb het betreffende organogram gesplitst omdat [verdachte] in mei 2021 bestuurder is geworden van [bedrijf 3] B.V. en [bedrijf 1] B.V.
In de periode voor 10 mei 2021 heeft [bedrijf 2] 825.059,-- ontvangen van de onderaannemers. Daarvan heeft [verdachte] € 32.121,-- ontvangen.
In de periode na 10 mei 2021 heeft [bedrijf 2] € 2.825.686,-- ontvangen van de onderaannemers. Daarvan heeft [verdachte] € 174.956,-- ontvangen.
In de periode voor 10 mei 2021 heeft [bedrijf 1] € 945.620,-- ontvangen van de onderaannemers. Daarvan heeft [verdachte] € 38.962,-- ontvangen.
In de periode na 10 mei heeft [bedrijf 1] via [bedrijf 2] € 445.728,-- ontvangen van de onderaannemers. Daarvan heeft [naam 1] € 301.648,-- ontvangen.
36. Het proces-verbaal Zaaksdossier 2 (ZD-002-01), p. 12, inhoudende, voor zover van belang:
Over de periode 14 januari 2020 tot en met 2 november 2022 zijn de geldstromen vanuit alle bankmutaties tussen de onderaannemers en de rechtspersonen in kaart gebracht.
[afbeelding]

Voetnoten

1.De rechtbank heeft in dit verband mede acht geslagen op het arrest van het Gerechtshof Arnhem/Leeuwarden van 21 mei 2025, ECLI:NL:GHARL:2024:3602.
2.HR 7 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2774.
3.HR 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN0578.