ECLI:NL:RBOVE:2025:2677

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
11345076 \ CV EXPL 24-1996
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor opvang van een kind op basis van een bemiddelingsovereenkomst

In deze zaak heeft eiser, een geregistreerd gastouderbureau, een vordering ingesteld tegen gedaagden, ouders van een kind, voor betaling van facturen die voortvloeien uit een bemiddelingsovereenkomst voor de opvang van hun zoon. Eiser vordert een totaalbedrag van € 2.644,08, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagden erkennen de overeenkomst, maar betwisten de hoogte van de gefactureerde bedragen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn gedaagden niet verschenen, waardoor de kantonrechter de stellingen van eiser als onweersproken aanneemt. De kantonrechter oordeelt dat eiser voldoende bewijs heeft geleverd voor de gefactureerde bedragen en wijst de vordering toe. De kantonrechter toetst ook of de informatieplichten zijn nageleefd en of de bedingen in de overeenkomst niet oneerlijk zijn. De vordering van eiser wordt toegewezen, inclusief de gevorderde rente en incassokosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11345076 \ CV EXPL 24-1996
Vonnis van 29 april 2025
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. R. Hutjens,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [woonplaats 1],
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 2],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 oktober 2024 met producties 1 – 24,
- de e-mail van [gedaagde 1] aan de rechtbank van 23 oktober 2024,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 21 maart 2025, waarbij [eiser] is verschenen en is bijgestaan door haar gemachtigde. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn niet op de mondelinge behandeling verschenen. [eiser] heeft haar standpunt toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
[eiser] heeft met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een overeenkomst gesloten voor de opvang van hun zoon. [eiser] vordert betaling van de facturen voor die opvang op grond van nakoming van de betalingsverplichting die voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voortvloeit uit die overeenkomst. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] erkennen dat zij een overeenkomst hebben gesloten met [eiser], maar zij betwisten de hoogte van de gefactureerde bedragen.
[eiser] heeft de gefactureerde bedragen ter zitting toegelicht. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn niet verschenen bij de mondelinge behandeling en hebben deze toelichting niet weersproken. De kantonrechter neemt de stelling van [eiser] dan ook als onweersproken aan. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] met deze toelichting een voldoende feitelijke onderbouwing gegeven van de door haar gefactureerde bedragen. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] om die reden toe.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is een geregistreerd gastouderbureau dat bemiddelt bij de verzorging en opvang van kinderen door een gastouder. Zij heeft daarnaast een kassiersfunctie wat betekent dat zij de betaling door ouders doorgeleid naar de gastouder.
3.2.
[eiser] heeft op 15 november 2022 met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] telefonisch contact gehad over de opvang van hun zoon. Diezelfde dag heeft zij aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een e-mail gestuurd en haar informatieboekje als bijlage bij deze e-mail toegevoegd. In deze e-mail staat het volgende:
‘[…]
I will note the most important information below in English:
-
Parents pay us € 35,- subscription costs, when we found a childminder for them.
-
The average hourly rate of the gastouder is between € 5,50 - € 6,50. Our agency costs are € 1,15,- per hour, per child (with a minimum of € 35,- per month and a maximum of € 125,- per month). When you and your partner both work, you have the right to receive childcare allowance from the tax authorities. You will also receive childcare allowance over the agency costs.
-
You will pay the gastouder as long as she is available to take care of your child(ren). When the gastouder has a vacation or when she is ill and her daycare is closed, you will not have to pay her.
[…]’
3.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zich vervolgens op 16 november 2022 via de website van [eiser] ingeschreven.
3.4.
[eiser] heeft op 17 november 2022 aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een e-mail gestuurd met de conceptovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (de bemiddelingsovereenkomst), en tussen de gastouder en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (de opvangovereenkomst). Partijen hebben deze overeenkomsten op 29 november 2022 op de opvanglocatie bij de gastouder ondertekend.
3.5.
In de opvangovereenkomst is bepaald dat de zoon van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vanaf 9 januari 2023 naar de opvang bij de gastouder zal gaan. De opvang vindt plaats voor vijf dagen in de week (maandag tot en met vrijdag) voor negen uur per dag. Het uurtarief van de gastouder bedraagt € 6,25 per uur.
3.6.
In de bemiddelingsovereenkomst is het volgende bepaald over de inschrijvings- en gastouderbureaukosten en de opzegtermijn:

Artikel 11
De ouder(s) is (zijn) het GOB voor de inschrijving éénmalig een bedrag van € 35,00 verschuldigd. Bij een koppeling is (zijn) de ouder(s) voor de bureau- en begeleidingskosten van het GOB maandelijks een bedrag van € 1,00 (2023: € 1,15) per kind per uur verschuldigd met een minimum van € 50,00 (2023: € 35,00) per maand per gastouder en een maximum van € 125,00 per maand per gastouder.
[…]
Artikel 17
De ouder(s) kan (kunnen) of het GOB kan deze overeenkomst schriftelijk opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. Opzegging dient schriftelijk te geschieden. Gedurende de opzegtermijn wordt de reeds door de gastouder aangevangen gastouderopvang gecontinueerd.
[…]’
3.7.
Op de bemiddelingsovereenkomst zijn de Algemene Voorwaarden voor Gastouderopvang (geldig vanaf 1 januari 2017) van toepassing. Daar is het volgende in bepaald:

ARTIKEL 9 – Einde van de overeenkomst
[…]
2. Daarnaast eindigt de Overeenkomst door (tussentijdse) opzegging door één van partijen.
3. Opzegging vindt plaats door middel van een aan de andere Partij gerichte Schriftelijke verklaring met inachtneming van een opzegtermijn van één maand.
[…]
5. Gedurende de opzegtermijn duurt de betalingsverplichting van de Ouder voort. De opzegtermijn gaat in op de datum waarop de Ouder of het Gastouderbureau de verklaring van opzegging heeft ontvangen.[…]
[…]
ARTIKEL 10 – Annulering
1. De Ouder heeft de mogelijkheid om de Overeenkomst te annuleren in de periode tussen het sluiten van de Overeenkomst en de Aanvangsdatum.
[…]
ARTIKEL 18 – De betaling / Niet-tijdige betaling
[…]
2. De Ouder betaalt de eventuele bemiddelings- en begeleidingskosten en de kosten voor de Gastouderopvang op basis van een schriftelijke factuur en uiterlijk op de factuur vermelde betalingsdatum.[…]
Het Gastouderbureau vervaardigt de factuur mede op basis van de door Ouder en Gastouder aangeleverde maandelijkse urenregistratie.
[…]
4. Het Gastouderbureau zendt na het verstrijken van de betalingsdatum een Schriftelijke betalingsherinnering en geeft de Ouder de gelegenheid binnen 14 dagen na ontvangst van deze betalingsherinnering alsnog te betalen.[…]
5. Als na het verstrijken van de termijn genoemd in de betalingsherinnering nog steeds niet is betaald, kan het Gastouderbureau rente in rekening brengen vanaf het verstrijken van de in de factuur genoemde uiterste betalingsdatum. Deze rente is gelijk aan de wettelijke rente en de ouder is gehouden deze te betalen.
6. Door het Gastouderbureau gemaakte buitengerechtelijke kosten om betaling van een schuld van de Ouder af te dwingen, kunnen aan de Ouder in rekening worden gebracht en de Ouder is gehouden om deze te betalen. De hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten is onderworpen aan de wettelijke grenzen.
[…]’
3.8.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben op 22 januari 2023 per e-mail de opvang voor hun zoon opgezegd. [eiser] heeft op 23 januari 2023 per e-mail aangegeven dat de einddatum voor de opvang op 22 februari 2023 is.
3.9.
[eiser] heeft op 5 februari 2023 een factuur van € 1.116,25 gestuurd aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor de periode van januari 2023. Het gefactureerde bedrag bestaat uit € 35,00 aan eenmalige registratiekosten, € 956,25 aan opvangkosten (€ 153 uur x € 6,25 per uur), en € 125,00 aan bureaukosten. Voor de periode van februari 2023 heeft [eiser] op 13 maart 2023 aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een factuur van € 1.025,00 gestuurd. Dit bedrag bestaat uit € 900,00 aan opvangkosten (144 uur x € 6,25 per uur) en € 125,00 aan bureaukosten.
3.10.
[eiser] heeft op 22 maart 2023 aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een aanmaning gestuurd voor de betaling van deze twee facturen waarin zij ook betaling van de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten heeft aangezegd.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt om een bedrag van € 2.644,08 aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) over € 2.141,25 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling. Het door haar gevorderde bedrag van € 2.644,08 bestaat uit € 2.141,25 aan hoofdsom, € 181,64 aan verschenen wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW tot en met 2 oktober 2024, en € 321,19 aan buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] vordert tot slot dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de kosten van deze procedure betalen.
4.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer.

5.De beoordeling

Ambtshalve toetsing
5.1.
In deze zaak gaat het over de betaling van twee facturen door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als consument. De kantonrechter stelt vast dat partijen de bemiddelingsovereenkomst buiten de verkoopruimte hebben gesloten, omdat deze overeenkomst is aangegaan op de opvanglocatie bij de gastouder.
5.2.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 november 2021 overwogen dat (1) de rechter in zaken met consumenten ambtshalve moet onderzoeken of aan bepaalde essentiële informatieplichten is voldaan en (2) dat de rechter een sanctie moet toepassen als sprake is van een voldoende ernstige schending van deze informatieplichten. [1]
5.3.
[eiser] heeft voldoende onderbouwd dat is voldaan aan deze essentiële (pre)contractuele informatieplichten.
5.4.
De kantonrechter moet daarnaast ambtshalve toetsen of de bedingen die in de overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden staan en waarover partijen niet hebben onderhandeld, niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen (hierna: de Richtlijn). [2]
5.5.
In dit geval vordert [eiser] dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een bedrag van € 2.141,25 betalen op grond van nakoming van de betalingsverplichting die voor hen uit de bemiddelingsovereenkomst voortvloeit. De kantonrechter moet allereerst het kostenbeding (het beding waarin [eiser] de kosten voor haar diensten heeft vermeld) ambtshalve toetsen aan de Richtlijn.
5.6.
Het kostenbeding is een kernbeding. [3] Kernbedingen worden getoetst op oneerlijkheid in de zin van de Richtlijn als zij niet transparant zijn. Het transparantievereiste moet ruim worden opgevat: het kostenbeding moet niet alleen formeel en grammaticaal begrijpelijk zijn, maar ook op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria uiteenzetten op welke wijze de kosten voor de te verrichten dienstverlening wordt vastgesteld. Het gaat erom dat de consument in staat wordt gesteld om de financiële consequenties in te schatten die voor hem uit dat beding voortvloeien, namelijk het totale bedrag dat hij voor deze diensten zal moeten betalen. Bij die beoordeling neemt de kantonrechter alle relevante feitelijke gegevens in aanmerking rond de sluiting van de overeenkomst. [4]
5.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] voldoende heeft onderbouwd dat zij aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor het sluiten van de bemiddelingsovereenkomst die informatie heeft gegeven zodat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in staat zijn gesteld om de totale kosten in te schatten die voor hen uit deze overeenkomst voortvloeien. In de bemiddelingsovereenkomst heeft [eiser] niet alleen vermeld wat het uurtarief van de gastouder is en welke kosten [eiser] in rekening brengt, maar daarin zijn ook duidelijke afspraken gemaakt over het aantal opvanguren en -dagen bij de gastouder. Deze informatie heeft [eiser] tevens in haar e-mail van 15 november 2022 in het Engels aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verstrekt. Daarnaast heeft [eiser] ter zitting aangevoerd dat zij dit ook tijdens het koppelingsgesprek met hen in het Engels heeft besproken. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben dat niet weersproken, zodat de kantonrechter dit als onweersproken aanneemt.
5.8.
Tot slot moet de kantonrechter artikel 17 van de Algemene Voorwaarden aan de Richtlijn toetsen. In dit artikel is een rente- en incassobeding opgenomen. Deze bedingen zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden. De kantonrechter laat deze bedingen om die reden in stand.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten aan [eiser] betalen
5.9.
[eiser] vordert dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een bedrag van € 2.141,25 betalen op grond van nakoming van de betalingsverplichting die voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voortvloeit uit de bemiddelingsovereenkomst. Die overeenkomst houdt in dat [eiser] zorgdraagt voor de bemiddeling bij en de verzorging en opvang van de zoon van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Daarnaast heeft [eiser] een kassiersfunctie.
5.10.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben in de conclusie van antwoord aangevoerd dat ze erkennen een bemiddelingsovereenkomst te hebben gesloten met [eiser] voor vijf dagen opvang per week, maar dat hun zoon in totaal vijf keer bij de gastouder is geweest. Hij is daarna niet meer naar de gastouder gegaan, omdat hij erg bang was. Ze begrijpen daarom ook niet waarom zij nu zulke grote bedragen moeten betalen.
5.11.
[eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij niet wist dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ontevreden waren over het functioneren van de gastouder. Ook heeft zij toegelicht dat, in verband met haar kassiersfunctie, de door de gastouder gedeclareerde uren door de ouder moeten worden geaccordeerd. De ouder krijgt daar twee dagen de tijd voor. Als de ouder dit niet doet, accordeert [eiser] de uren automatisch en worden deze door haar gefactureerd aan de ouder. In dit geval hebben partijen afgesproken dat er voor de zoon van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor vijf dagen in de week negen uur per dag aan opvanguren bij de gastouder zouden worden gebruikt. Nadat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de bemiddelingsovereenkomst hebben opgezegd, heeft [eiser] een opzegtermijn van een maand aangehouden omdat de gastouder een opvangplek vrijhield voor hun zoon. De totale opvangperiode bij de gastouder liep daarmee van 9 januari tot en met 22 februari 2023. [eiser] heeft om die reden voor de maand januari 153 opvanguren (17 werkdagen x 9 uur) en voor de maand februari 144 opvanguren (16 werkdagen x 9 uur) bij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in rekening gebracht.
5.12.
De kantonrechter overweegt als volgt. Partijen zijn het erover eens dat ze een bemiddelingsovereenkomst hebben gesloten voor vijf dagen opvang in de week. Dit betekent dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in beginsel moeten betalen voor deze opvanguren en dat zij de door [eiser] gestuurde facturen moeten voldoen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de door [eiser] gefactureerde bedragen en de daarop gegeven toelichting, onvoldoende gemotiveerd betwist. Zij hebben bijvoorbeeld niet aangegeven waarom de gefactureerde uren niet kloppen, of waarom zij – in weerwil van het contract – alleen zouden hoeven te betalen voor de uren die hun zoon daadwerkelijk bij de opvang is geweest. Naar het oordeel van de kantonrechter is de toelichting van [eiser] een voldoende onderbouwing van de door haar gefactureerde bedragen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn niet verschenen bij de mondelinge behandeling en hebben deze toelichting niet weersproken. De kantonrechter neemt de stelling van [eiser] als onweersproken aan en zal dit deel van de vordering toewijzen, waarbij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd zijn vanaf de datum van dagvaarding (7 oktober 2024).
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn de verschenen wettelijke rente verschuldigd
5.13.
Naast betaling van de hoofdsom heeft [eiser] de betaling van € 181,64 aan verschenen wettelijke rente gevorderd. Zij stelt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in verzuim zijn geraakt vanaf 30 dagen na vervaldata van de twee facturen en dat dit de startdatum is van de verschenen rente die zal worden toegewezen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben hier geen verweer tegen gevoerd. De kantonrechter zal de gevorderde verschenen wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW om die reden als niet-weersproken toewijzen.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten de buitengerechtelijke incassokosten betalen
5.14.
[eiser] vordert tot slot dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een bedrag van € 321,19 aan buitengerechtelijke incassokosten betalen. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] consument zijn (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten. In dit geval is het beding in de Algemene Voorwaarden over de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten gelijk aan de wettelijke regeling. Verder heeft [eiser] op 22 maart 2023 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De kantonrechter zal daarom het gevorderde bedrag van € 321,19 toewijzen.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten de proceskosten betalen
5.15.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van henzelf en [eiser] betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,47
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.228,47
Hoofdelijkheid
5.16.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dit betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot het betalen van € 2.141,25 aan [eiser], te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk aan [eiser] een bedrag van € 321,19 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen,
6.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk aan [eiser] een bedrag van € 181,64 aan wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW berekend tot en met 2 oktober 2024 te betalen,
6.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.228,47, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.

Voetnoten

1.HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.Richtlijn 93/12/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
3.HvJ EU 12 januari 2023, ECLI:EU:C:2023:14, overweging 32.
4.HvJ EU 12 januari 2023, ECLI:EU:C:2023:14, overweging 36 – 38.