ECLI:NL:RBOVE:2025:2772

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
c/08/329062
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van kinderen die tijdelijk in Roemenië verblijven

Op 8 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee kinderen, [kind 1] en [kind 2], die momenteel tijdelijk in Roemenië verblijven. De kinderen zijn onder toezicht gesteld tot 16 april 2025, maar de gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om verlenging van deze ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, ondanks hun tijdelijke verblijf in Roemenië, en dat de Nederlandse rechter bevoegd is. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen en de thuissituatie in Nederland meegewogen in zijn beslissing. De moeder van de kinderen is belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over haar vermogen om de kinderen voldoende structuur en begeleiding te bieden. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling van [kind 1] te verlengen tot aan haar meerderjarigheid en die van [kind 2] voor de duur van een jaar, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat de GI een belangrijke rol speelt in het terughalen van de kinderen naar Nederland en dat er samenwerking nodig is om de situatie te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zwolle
Zaaknummer: C/08/329062 / JE RK 25-281
Datum uitspraak: 8 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
de gecertificeerde instelling, hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Zwolle,
over
[kind 1], geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats 1] (Roemenië),
hierna te noemen: [kind 1]
en
[kind 2], geboren op [geboortedatum 2] 2008 in [geboorteplaats 2] (Roemenië),
hierna te noemen: [kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1].
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende in [woonplaats 2].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende stuk mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 18 februari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [kind 1], die telefonisch apart is gehoord;
  • de moeder, in aanwezigheid van een tolk in de taal Roemeens;
- [naam] namens de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [kind 1] en [kind 2] naar hun mening gevraagd. [kind 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [kind 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. [kind 2] heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zijn mening te geven.
1.4.
De stiefvader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind 1] en [kind 2].
2.2.
[kind 1] en [kind 2] verblijven momenteel tijdelijk in Roemenië bij hun tante (moederszijde).
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 april 2024 [kind 1] en [kind 2] onder toezicht gesteld tot 16 april 2025.
2.4.
Uit de basisregistratie personen (BRP) volgt dat de moeder, [kind 1] en [kind 2] in ieder geval de Roemeense nationaliteit hebben.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind 1] te verlengen tot aan haar meerderjarigheid en de ondertoezichtstelling van [kind 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ter onderbouwing van het verzoek verwijst de GI naar de overlegde stukken.
3.2.
Ter aanvulling heeft de GI tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de huidige situatie lastig is, nu [kind 1] en [kind 2] nog in Roemenië verblijven. De GI heeft wel contact met [kind 1] en in mindere mate met [kind 2]. De GI heeft over deze situatie contact met de Centrale autoriteit, maar het kan lang duren voor zij in actie komen. De moeder moet naar Roemenië afreizen om de paspoorten voor [kind 1] en [kind 2] aan te vragen en verschillende instanties zijn bezig dit mogelijk te maken. Dat de kinderen nu niet thuis zijn neemt niet weg dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [kind 1] en [kind 2] en over de thuissituatie in Nederland.

4.De standpunten

4.1.
[kind 1] vindt de hulp van de jeugdbeschermer niet nodig. [kind 1] zegt dat het goed met haar gaat in Roemenië, maar zij wil wel tergkeren naar Nederland. Op 20 mei 2025 heeft zij een vervolgonderzoek in het ziekenhuis in Roemenië. Als [kind 1] dan weer terug in Nederland is wil zij voor dit onderzoek wel weer terug afreizen naar Roemenië. Zij gaat momenteel niet naar school en werkt ook niet.
4.2.
De moeder is het niet eens met een verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder ziet de ondertoezichtstelling als toezicht op het gehele gezin. Hierdoor ervaart zij veel stress en dat komt de familieband niet ten goede. Volgens de moeder gaat het goed met [kind 1] en [kind 2] en gaat het ook goed op school. Het gedrag dat [kind 2] laat zien hoort bij zijn leeftijd. Volgens de moeder hebben alle kinderen van die leeftijd dezelfde problemen. De moeder is van plan om deze week nog naar Roemenië af te reizen om de paspoorten voor [kind 1] en [kind 2] aan te vragen. Daarna kunnen zij weer mee terug naar Nederland. De moeder is momenteel nog gehuwd met de stiefvader, maar zij zijn uit elkaar en gaan scheiden. Zij wonen niet meer samen en de moeder heeft hem al maanden niet meer gezien.

5.De beoordeling

Het internationaal privaatrecht
5.1.
Nog niet eerder heeft de rechtbank de vraag beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt en welk recht van toepassing is. De rechter beantwoordt die vraag als volgt.
5.2.
[kind 1] en [kind 2] verblijven sinds de kerstvakantie van 2024 in Roemenië. Er zijn problemen met het regelen van de paspoorten, waardoor het niet mogelijk is gebleken voor de kinderen om op korte termijn terug te reizen naar Nederland. Het verzoekschrift van de GI is ingediend op 18 februari 2025. De rechter dient daarom te beoordelen of [kind 1] en [kind 2] hun gewone verblijfplaats in Nederland of Roemenië hebben en of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
5.3.
Het begrip ‘gewone verblijfplaats’ van het kind moet worden vastgesteld op basis van de feiten en omstandigheden van een zaak. [1] De kinderrechter stelt vast dat [kind 1] en [kind 2] sinds 2020 in Nederland (vooreerst in Hattem) wonen. [kind 1] en [kind 2] verblijven nu tijdelijk in Roemenië tot het moment dat zij weer over een geldig reisdocument beschikken. De moeder zal op korte termijn afreizen naar Roemenië om voor [kind 1] en [kind 2] een paspoort aan te vragen. Volgens de moeder zullen [kind 1] en [kind 2] daarna weer mee terugreizen naar Nederland. Er is een duidelijke intentie om op korte termijn weer terug te keren naar het woonadres van hun moeder in Nederland. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat [kind 1] en [kind 2] hun gewone, maatschappelijke verblijfplaats in Nederland hebben gehad en nog steeds hebben.
5.4.
De rechtbank Overijssel komt daarom rechtsmacht toe op grond van het bepaalde in artikel 7 lid 1 van de Verordening (EU) 2019/1111 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (Brussel II-ter), omdat de kinderen op de datum van indiening van het verzoek hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden.
5.5.
Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is Nederlands recht van toepassing nu de Nederlandse rechter bevoegd is.
De ondertoezichtstelling
5.6.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [kind 1] verlengen tot aan haar meerderjarigheid en de ondertoezichtstelling van [kind 2] verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat. De kinderrechter legt haar beslissing uit.
5.7.
De kinderrechter is van oordeel dat er nog steeds ernstige zorgen over de ontwikkeling van [kind 1] en [kind 2] zijn. In de eerste plaats worden [kind 1] en [kind 2] in hun ontwikkeling bedreigd, doordat zij nu niet thuis maar in Roemenië verblijven. Hierdoor is er onvoldoende zicht op hun huidige situatie. De kinderrechter heeft begrepen dat [kind 1] en [kind 2] momenteel niet naar school gaan en ook niet werken. Zij hebben momenteel geen zinvolle daginvulling. [kind 1] en [kind 2] kunnen momenteel niet terugreizen naar Nederland, omdat zij nieuwe paspoorten nodig hebben die enkel door de gezaghebbende ouder, de moeder, aangevraagd kunnen worden. Door een samenwerking tussen de GI, de bewindvoerder van de moeder en Tien voor Toekomst is er geld beschikbaar gekomen en kan de moeder op korte termijn naar Roemenië afreizen om de paspoorten voor de kinderen aan te vragen. De kinderrechter vertrouwt erop dat de moeder met [kind 1] en [kind 2] terugkeert naar Nederland wanneer de kinderen weer over een geldig paspoort beschikken. De kinderrechter is van oordeel dat de jeugdbeschermer een belangrijke rol speelt in het thuis krijgen van [kind 1] en [kind 2], waardoor het belangrijk is dat de jeugdbeschermer ook zicht blijft houden op deze situatie.
5.8.
Naast de problemen omtrent het huidige verblijf van [kind 1] en [kind 2] zijn er ook nog steeds ernstige zorgen over de thuissituatie in Nederland. In het afgelopen jaar heeft het gezin gedwongen moeten verhuizen, vanwege overlast door het gezin. De moeder en de stiefvader hebben veel ruzies gehad waar [kind 1] en [kind 2] getuigen van zijn geweest. Ook is de politie meerdere malen betrokken geweest naar aanleiding van deze ruzies. Op de mondelinge behandeling heeft de moeder aangegeven dat de relatie tussen haar en de stiefvader inmiddels beëindigd is. De moeder en de stiefvader zijn echter nog wel gehuwd en er is nog geen echtscheidingsverzoek ingediend. Ook blijkt uit het BRP dat de stiefvader nog ingeschreven staat op het adres van de moeder. Het is de kinderrechter dan ook onvoldoende gebleken dat de er sprake is van een nieuwe situatie, waarbij de stiefvader niet meer in beeld is. Ook als er wel sprake zou zijn van een nieuwe situatie is de kinderrechter er nog niet van overtuigd dat dit zal leiden tot een rustige en stabiele thuissituatie. Dat zal in de aankomende periode moeten blijken als [kind 1] en [kind 2] weer thuis zijn.
5.9.
Behalve de ruzies tussen de moeder en de stiefvader spelen er ook andere factoren mee, waardoor de thuissituatie niet rustig en stabiel is. Gezien wordt dat de moeder zich onvoldoende laat begeleiden en dat de samenwerking met de hulpverlening moeizaam verloopt. Er is sprake van financiële problemen, waarvoor een bewindvoerder is aangesteld. Er zijn zorgen over het gedrag, de schoolgang en daginvulling van [kind 2]. Volgens de moeder zijn er geen problemen met het gedrag van [kind 2] en gedraagt [kind 2] zich als ieder kind van zijn leeftijd. De kinderrechter volgt deze stelling van de moeder niet. Een kind van de leeftijd van [kind 2] behoort in de ochtend uit bed te komen om daarna naar school te gaan. Daarnaast moet een kind van de leeftijd van [kind 2] luisteren naar de volwassenen om zich heen en zich aan afspraken houden, zoals op gesprek komen bij de leerplichtambtenaar als hij daarvoor wordt uitgenodigd. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat het de moeder onvoldoende lukt om [kind 2] voldoende structuur en begrenzing te bieden.
5.10.
Het is de kinderrechter gebleken dat de moeder onvoldoende inziet dat er sprake is van ernstige zorgen die [kind 1] en [kind 2] bedreigen in hun ontwikkeling. De kinderrechter is van oordeel dat het belangrijk is dat de moeder inziet en erkent dat er zorgen en problemen zijn. Het erkennen van een probleem is de eerste stap die gezet moet worden om te werken aan het verhelpen van het probleem. Volgens de GI laat de moeder sinds kort de GI weer thuis toe. De kinderrechter ziet dit als een positieve stap en hoopt dan ook dat hierdoor de samenwerking tussen de moeder en de GI verbetert. Door rust te creëren in de thuissituatie, de problemen die er zijn te erkennen en door samen te werken met de hulpverlening kan de moeder een mooie bijdrage leveren aan een mooie toekomst voor [kind 1] en [kind 2].

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind 1] tot aan haar meerderjarigheid, te weten tot [geboortedatum 1] 2025;
6.2.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind 2] voor de duur van een jaar, te weten tot 16 april 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025 door mr. J.A.M. Egberink, kinderrechter, in aanwezigheid van J.G.J. Remeijsen als griffier, en op schrift gesteld op 22 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Zie: Hof van Justitie van de Europese Unie 2 december 2010, nr. C-497/10 PPU en Hoge Raad 17 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ4833.