ECLI:NL:RBOVE:2025:2774

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
11406804 \ CV EXPL 24-2263
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en schadevergoeding na sluiting pand op grond van de Opiumwet

In deze zaak vorderen de eisers, bestaande uit de gezamenlijke erven van de overleden vader en moeder, een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst met gedaagde 1 is ontbonden. De huurovereenkomst werd buitengerechtelijk ontbonden door de eisers omdat de burgemeester het pand had gesloten op basis van de Opiumwet en er een huurachterstand was ontstaan. De eisers vorderen daarnaast betaling van de huurachterstand, schadevergoeding voor gederfde huurinkomsten, schade aan het pand, een contractuele boete, buitengerechtelijke kosten en een proceskostenveroordeling. De kantonrechter oordeelt dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden en dat gedaagde 1 aansprakelijk is voor de schade die de eisers hebben geleden. Ook gedaagde 2, die zich borg heeft gesteld, wordt veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en schadeposten. De kantonrechter wijst de vorderingen van de eisers grotendeels toe, inclusief de huurachterstand en schadevergoeding voor huurderving, en legt een contractuele boete op. De vordering tot betaling van wettelijke rente wordt afgewezen, omdat de contractuele boete deze vervangt. Het vonnis is uitgesproken op 6 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11406804 \ CV EXPL 24-2263
Vonnis van 6 mei 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats 1] (Portugal)
2.
DE GEZAMENLIJKE ERVEN VAN [eiser 2],
1.
[eiser 3] ,
te [woonplaats 2]
2.
[eiser 4]
te [woonplaats 3] (Pakistan)
3.
[eiser 5]
te [woonplaats 4] (Pakistan)
4.
[eiser 6]
te [woonplaats 5] (Pakistan)
5.
[eiser 7]
te [woonplaats 6] (Pakistan)
6.
[eiser 8]
te [woonplaats 7] (Pakistan)
7.
[eiser 9]
te [woonplaats 8] (Pakistan)
8.
[eiser 10]
te [woonplaats 9] (Pakistan)
woonplaats kiezende te [woonplaats 10] ,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. J. Bouter,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V.,

te Almelo,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 11] ,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] ,
gemachtigde: [gemachtigde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 6 september 2024 en 7 november 2024,
  • het verwijzingsvonnis van 30 oktober 2024,
  • het verzoek tot uitstel van 19 november 2024,
  • het verzoek tot uitstel van 17 december 2024,
  • conclusie van antwoord van 21 januari 2025,
  • akte overlegging producties van 21 maart 2025 van [eisers] ,
  • de mondelinge behandeling van 2 april 2025. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de gemachtigden van [eisers] en van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verschenen. Partijen zelf zijn niet verschenen op de mondelinge behandeling,
  • de pleitaantekeningen van [eisers]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
[gedaagde 1] heeft een pand gehuurd van [eisers] . [eisers] heeft de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden omdat de burgemeester het pand heeft gesloten op grond van de Opiumwet en er sprake is van een huurachterstand. [eisers] vordert een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst is ontbonden. Daarnaast vordert zij betaling (van [gedaagde 1] en van bestuurder [gedaagde 2] op grond van borgstelling) van onder meer de huurachterstand, schadevergoeding voor gederfde huurinkomsten, schade aan het pand, een contractuele boete, buitengerechtelijke kosten en een volledige proceskostenveroordeling.
2.2.
De kantonrechter concludeert dat de huurovereenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden en verklaart dit voor recht. [gedaagde 1] moet de schade vergoeden die [eisers] heeft geleden als gevolg van het handelen van [gedaagde 1]. Naast [gedaagde 1] zal ook [gedaagde 2] als bestuurder van [gedaagde 1] worden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, schadeposten en de contractuele boete, omdat hij zich borg heeft gesteld voor de verplichtingen uit de huurovereenkomst.

3.De feiten

3.1.
[eisers] zijn de negen kinderen geboren uit het huwelijk tussen wijlen de heer [naam] (hierna: vader) en [eiser 2] (hierna: moeder).
3.2.
Vader was oorspronkelijk enig eigenaar van het bedrijfspand met een woongedeelte gelegen aan de [adres] (hierna: het pand). Vader is overleden op [overlijdensdatum 1] 2019, moeder op [overlijdensdatum 2] 2021. Uit de akte van (partiële) verdeling, verleden op 15 februari 2024 voor mr. R. Wilbrink, notaris te Hengelo, blijkt dat [eisers] – na het overlijden van zowel vader als moeder – gezamenlijk gerechtigd is tot de gehele nalatenschap van vader en moeder. Daarnaast volgt uit die akte, dat het pand is toebedeeld aan één van de kinderen, [eiser 1] , onder de verplichting om wegens overbedeling aan de overige kinderen een bedrag in contanten uit te keren.
3.3.
[gedaagde 1] en [eisers] [1] hebben op 1 maart 2020 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot het pand (artikel 7:231a BW) met ingang van 1 maart 2020 voor bepaalde tijd met bestemming:
“bedrijfsruimte met woonruimte en kantoor.”De huurovereenkomst heeft een duur van twee jaar, en zou dus eindigen op 28 februari 2022. De huurprijs voor het pand bedraagt € 3.800,00 per maand. Partijen zijn geen verrekening van BTW overeengekomen.
3.4.
Door [gedaagde 1] is een waarborgsom gestort van € 7.600,00.
3.5.
Er is een allonge gesloten op de huurovereenkomst op 26 februari 2020, waarbij [gedaagde 2] zich persoonlijk borg heeft gesteld voor de nakoming van de verplichtingen van [gedaagde 1] uit de huurovereenkomst.
3.6.
Op de huurovereenkomst zijn de ‘algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte, versie 17 februari 2015’ (hierna: de algemene bepalingen) van toepassing.
3.7.
In de algemene bepalingen is onder meer opgenomen:
Betalingen
23.1
De betaling van de huurprijs en van al hetgeen verder krachtens deze huurovereenkomst is verschuldigd, zal uiterlijk op de vervaldata in wettig Nederlands betaalmiddel – zonder opschorting, aftrek of verrekening met een vordering welke Huurder op Verhuurder heeft- geschieden door storting dan wel overschrijving op een door Verhuurder op te geven rekening. Huurder kan alleen dan verrekenen als de vordering door de rechter is vastgesteld. Dit laat onverlet de bevoegdheid van Huurder om gebreken zelf te verhelpen en de redelijke kosten daarvan in mindering te brengen op de huur indien Verhuurder met het verhelpen daarvan in verzuim is. Het staat Verhuurder vrij door middel van schriftelijke opgave aan Huurder wijziging aan te brengen in de plaats of wijze van betaling. Verhuurder is gerechtigd te bepalen op welke openstaande vordering uit de huurovereenkomst een door hem van Huurder ontvangen betaling in mindering komt.
23.2
Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door Huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt Huurder aan Verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 1% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300 per maand. De hiervoor bedoelde boete(rente) is niet verschuldigd indien Huurder voor de in artikel 23.1 genoemde vervaldatum per aangetekende brief een gemotiveerde vordering bij Verhuurder heeft ingediend en Verhuurder binnen 4 weken na ontvangst van deze brief inhoudelijk daarop niet heeft gereageerd.
Kosten, verzuim
28.1
In alle gevallen waarin (Ver)Huurder een sommatie, een ingebrekestelling of een exploot aan (Ver)Huurder doet uitbrengen, of in geval van procedures tegen (Ver)Huurder om deze tot nakoming van de huurovereenkomst of Huurder tot ontruiming te dwingen, is (Ver)Huurder verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, zowel in als buiten rechte - met uitzondering van de ingevolge een definitieve rechterlijke beslissing door (Ver)Huurder te betalen proceskosten - aan (Ver)Huurder te voldoen. De gemaakte redelijke kosten worden tussen partijen bij voorbaat vastgesteld op een bedrag dat als volgt wordt berekend; 15% over de hoofdsom met een maximum van € 25.000 per geval exclusief de griffierechten. Bij een procedure worden de kosten van experts (advocaten, deurwaarders ed.) door de in het ongelijk gestelde partij vergoed. Artikel 6: 96 Burgerlijk Wetboek leden 4 en 6, waaronder uitdrukkelijk begrepen de verwijzing naar het maximaal te vergoeden bedrag aan buitengerechtelijke kosten, is daarmee tussen partijen niet van toepassing.
28.2 (
(Ver)Huurder is in verzuim door het enkele verloop van een bepaalde termijn.
Boetebepaling
29Indien Huurder zich, na door Verhuurder behoorlijk in gebreke te zijn gesteld, niet houdt aan de in de artikelen 5.1, 8, 12.1 en 24.1 opgenomen voorschriften, verbeurt Huurder aan Verhuurder, voor zover geen specifieke boete is overeengekomen, een direct opeisbare boete van minimaal € 250 per kalenderdag voor elke kalenderdag dat Huurder in verzuim is. Het vorenstaande laat onverlet de bevoegdheid van Verhuurder om gebruik te maken van zijn overige rechten, waaronder het recht op nakoming en het recht op volledige schadevergoeding voor zover de geleden schade de verbeurde boete overtreft.
3.8.
Vanaf september 2020 is [gedaagde 1] gestopt met het betalen van de huur.
3.9.
Nadat [eisers] niet meer in contact kwam met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , is [eisers] medio maart 2021 naar het pand gegaan. Ter plekke werd geconstateerd dat het pand is gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet door de burgemeester van 9 februari 2021 tot en met 9 augustus 2021.
3.10.
De gemachtigde van [eisers] heeft bij brief van 10 april 2021 aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] medegedeeld de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden per 1 mei 2021. Tevens heeft de gemachtigde van [eisers] in deze brief [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in gebreke en aansprakelijk gesteld voor de huurachterstand en de schade die [eisers] lijdt als gevolg van het handelen van [gedaagde 1].

4.Het geschil

4.1.
[eisers] vordert dat de kantonechter uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de huurovereenkomst tussen partijen van de onroerende zaak gelegen te [adres] is ontbonden per 1 mei 2021 dan wel subsidiair de huurovereenkomst tussen partijen van de onroerende zaak gelegen te [adres] te ontbinden
en voorts gedaagden hoofdelijk veroordeelt, des de één betaalt, de ander daarvan zal zijn bevrijd, om binnen twee weken na het in deze te wijzen vonnis over te gaan tot het betalen van:
II. primair de totale schade met een beloop ad € 131.913,88 (zegge: honderd éénendertigduizend negenhonderd dertien euro en achtenachtig cent) dan wel subsidiair een in goede justitie te bepalen bedrag,
III. het betalen van primair € 2.094,77 wegens buitengerechtelijke incassokosten over het onder II genoemde bedrag, dan wel subsidiair een bedrag zoals door UEA in goede justitie te bepalen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot volledige betaling,
IV. van, primair, de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over de op te leggen hoofdsom genoemd onder I en wel primair vanaf de dag der dagvaarding dan wel subsidiair vanaf een door UEA te bepalen datum en subsidiair, zo de handelsrente niet kan worden toegewezen, de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de op te leggen hoofdsom genoemd onder I, primair vanaf de dag der dagvaarding dan wel subsidiair vanaf een door UEA te bepalen datum, in alle gevallen tot de dag der algehele voldoening,
V. de proceskosten, een salaris van de advocaat van eisers daarin begrepen, primair zijnde 15 % van de op te leggen hoofdvordering zoals genoemd in punt 29 van het lichaam van deze dagvaarding, subsidiair ad. € 11.632,50 aan advocaatkosten, meer subsidiair een redelijk door UEA te bepalen bedrag en uiterst subsidiair een proceskostenveroordeling conform het liquidatietarief, een en ander voor zover vereist te vermeerderen met de kosten van het door eisers te betalen griffiegeld en de deurwaarderskosten en met de verklaring dat over de op te leggen proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van 14 dagen na de datum van het te dezen te wijzen vonnis,
VI. de nakosten ad € 131,00 zonder betekening, dan wel € 199,00 met betekening van het vonnis.
4.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer.

5.De beoordeling

[eisers] is aan te merken als verhuurder
5.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren aan dat er geen juridische relatie bestaat tussen hen en [eisers] , waardoor de grondslag voor de vordering ontbreekt. [eisers] heeft zich namelijk niet gesteld als zijnde de erfgenamen van vader, noch als benadeelde partij. [eisers] kan voor het tijdvak - ná het overlijden van vader en vóór het overlijden van moeder - geen partij zijn in deze procedure. Bovendien is het niet duidelijk dat vader in privé eigenaar was van het pand en het pand nu dus eigendom is van (één van) de kinderen.
5.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter wordt voldaan aan de kenmerken van huur, namelijk het verschaffen van het gebruik van het pand door de verhuurder, [eisers] , en het verrichten van een tegenprestatie hiervoor door de huurder, [gedaagde 1]. Nu aan beide kenmerken is voldaan, staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat er een rechtsgeldige huurovereenkomst is gesloten. Op grond van de verdelingsakte staat ook vast dat het pand nu eigendom van (één van) de kinderen is.
5.3.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat een eventuele onbevoegdheid tot verhuur van de verhuurder, bijvoorbeeld omdat de verhuurder geen eigenaar is, de totstandkoming van een huurovereenkomst niet aantast. [2]
Toewijzing verklaring voor recht dat de huurovereenkomst is ontbonden
5.4.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de ontbinding erkend. De geëiste verklaring voor recht - dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden per 1 mei 2021 – wordt dan ook gegeven.
Schade
5.5.
[eisers] vordert schadevergoeding van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . De totale omvang van de schadevergoeding heeft zij als volgt gespecificeerd:
[Afbeelding]
De kantonrechter zal hierna ingaan op de diverse schadeposten.
Betaling zuivere huurachterstand november 2020 tot mei 2021
5.6.
[eisers] vordert betaling van de huurachterstand van november 2020 tot de ontbinding van de huurovereenkomst, ofwel tot 1 mei 2021. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten de vordering wat betreft de maanden dat de burgemeester heeft besloten tot sluiting van het pand op grond van de Opiumwet. De burgemeester is verantwoordelijk voor de schade voortvloeiende uit de sluiting van het pand op grond van het verbintenissenrecht. Het bestuursrecht is van regelend recht.
5.7.
De kantonrechter volgt de redenering van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet. Het feit dat de burgemeester (al dan niet rechtmatig) tot sluiting van het pand is overgegaan, doet niet af aan het bestaan van de huurovereenkomst en aan de verplichting tot betaling van de huur.
5.8.
De kantonrechter oordeelt dat het gevorderde bedrag aan zuivere huurachterstand toewijsbaar is. [eisers] heeft onbetwist gesteld de huur voor de periode september en oktober 2020 te hebben verrekend met de door [gedaagde 1] gestorte waarborgsom. Nu de huurovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden per 1 mei 2021 en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben erkend dat sprake is van een huurachterstand vanaf de gestelde datum, is een bedrag van € 3.800,00 x 6 maanden (november tot en met april) ofwel een bedrag van € 22.800,00, toewijsbaar.
Schadevergoeding wegens huurderving van 1 mei 2021 tot en met januari 2023
5.9.
[eisers] vordert schadevergoeding vanwege van het mislopen van huurinkomsten over de periode vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst tot en met januari 2023. Vanaf februari 2023 is het pand opnieuw verhuurd. Vanwege de grote professionele hennepkwekerij, waarbij het pand compleet was ingericht voor het telen van hennepplanten, heeft [eisers] maanden werkzaamheden moeten (laten) verrichten om het pand te herstellen, waardoor geen nieuwe huurovereenkomst gesloten kon worden. Bovendien was het vinden van een nieuwe huurder in de coronaperiode lastig.
5.10.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] erkennen de vordering wat betreft de periode 9 augustus 2021 (opening van het pand) tot en met 28 februari 2022, en betwisten het meerdere. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren aan niet aansprakelijk gesteld te kunnen worden voor huurderving na het einde van de looptijd. Bovendien heeft [eisers] [gedaagde 1] niet de mogelijkheid geboden om het pand aan het einde van de huurovereenkomst in goede staat op te leveren, zoals bedoeld in artikel 7:224 lid 2 BW.
5.11.
De kantonrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat er een hennepkwekerij in het pand is geëxploiteerd en dat als gevolg hiervan schade aan het pand is ontstaan. Daarom moest het pand eerst worden hersteld, alvorens een nieuwe huurder kon worden gezocht. De kantonrechter gaat er - bij gebrek aan overlegging van een proces-verbaal van oplevering - conform artikel 22 van de algemene bepalingen vanuit dat het pand bij aanvang van de huurovereenkomst is opgeleverd in goed onderhouden staat, zonder gebreken en vrij van schade. Conform dit artikel dient de huurder het pand - behoudens normale slijtage en veroudering - ook weer in die staat aan het einde van de huurovereenkomst aan de verhuurder op te leveren.
5.12.
[eisers] heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende de omvang van de schade onderbouwd, onder meer door het overleggen van foto’s, nota’s en het proces-verbaal van constatering van 9 augustus 2021. Hierdoor is gelet op de ernst van de tekortkoming, voldoende komen vast te staan, dat het pand voor langere tijd niet kon worden verhuurd. De kantonrechter acht het dan ook redelijk om de gevorderde huurderving tot en met januari 2023 als schadevergoeding toe te wijzen. Dat [gedaagde 1] geen mogelijkheid tot herstel is geboden, kan in redelijkheid ook niet aan [eisers] worden tegengeworpen. Er is sprake van ernstige en door het plegen van strafbare feiten veroorzaakte schade, door een huurder die al maanden geen huur meer betaalde. In deze omstandigheden kon van [eisers] niet verwacht kon worden dat zij [gedaagde 1] zelf de gelegenheid zouden bieden tot herstel van het pand. De hoogte van de gevorderde schadevergoeding is gelijk aan de gederfde huurinkomsten tot en met januari 2023, dus € 3.800,00 x 21 maanden = € 79.800,00.
Kosten makelaar
5.13.
[eisers] stelt schade te hebben geleden, bestaande uit de kosten van de makelaar voor het opstellen van de huurovereenkomst tussen [eisers] en [gedaagde 1] van € 968,00. Zij legt ter onderbouwing daarvan een factuur over van Schakel makelaars van 26 februari 2020 van € 968,00.
5.14.
De kantonrechter stelt vast dat de makelaarskosten niet het gevolg zijn van de tekortkoming door [gedaagde 1] Het gaat immers om de kosten voor de totstandkoming van de huurovereenkomst met [gedaagde 1]. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
Kosten containers, bouwmateriaal, aannemer, vuilstort en brandstof
5.15.
[eisers] vordert ook vergoeding van de kosten die zij heeft moeten maken voor herstel van het pand. Het betreft de kosten voor het huren van containers voor het afvoeren van afval, aanschaf van bouwmaterialen, facturen van de aannemer, kosten voor de vuilstort, en brandstofkosten voor vervoer van en naar het pand. [eisers] heeft daartoe meerdere facturen in het geding gebracht, in totaal € 7.145,88.
5.16.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten dat zij deze kosten verschuldigd zijn, omdat zij zelf niet in staat zijn gesteld om deze werkzaamheden uit te voeren. Zij zijn niet in gebreke gesteld en dus kan van een schadevergoeding geen sprake zijn.
5.17.
De kantonrechter verwijst hierna naar rechtsoverweging 5.12. De vordering zal worden toegewezen.
Contractuele boete
5.18.
[eisers] vordert een bedrag van € 25.000,00 aan boetes. Uit het lichaam van de dagvaarding blijkt dat zij haar vordering baseert op artikel 29 van de algemene bepalingen.
5.19.
De kantonrechter wijst dit onderdeel van de vordering grotendeels af. Het is niet redelijk om naast een vergoeding van alle schade ook nog eens een enorme boete toe te wijzen. De boete wordt daarom gematigd tot een bedrag van € 4.000,00.
Buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
5.20.
[eisers] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. [eisers] vordert deze kosten op grond van artikel 28.1 van de algemene bepalingen.
5.21.
De kantonrechter concludeert dat uit artikel 28.1 van de algemene bepalingen volgt dat de gemaakte redelijke kosten worden vastgesteld op 15% over de hoofdsom met een maximum van € 25.000 per geval exclusief griffierecht. Deze bepaling ziet op de kosten gemaakt “zowel in als buiten rechte”, oftewel zowel op de buitengerechtelijke incassokosten als op de proceskosten De toegewezen hoofdsom bedraagt € 113.745,88, zodat maximaal gevorderd kan worden aan buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten een bedrag van € 17.061,88, exclusief griffierecht. [eisers] heeft aan kosten gemaakt een bedrag van in totaal € 14.740,64 , bestaande uit buitengerechtelijke incassokosten van € 2.094,77 + werkelijke proceskosten € 11.632,50 + nakosten € 131,00 + griffierecht € 732,00 + kosten van de dagvaarding € 150,37. Nu de hoogte van het gevorderde niet in strijd is met hetgeen partijen hebben overeengekomen op grond van het bepaalde in artikel 28 van de algemene bepalingen, zal de kantonrechter het gevorderde toewijzen op grond van het subsidiair gevorderde. Het primair gevorderde acht de kantonrechter niet redelijk, nu de kosten in redelijkheid niet zijn gemaakt en de buitengerechtelijke incassokosten afzonderlijk zijn gevorderd.
Wettelijke rente
5.22.
[eisers] vordert, naast de hiervoor genoemde contractuele boete, tevens de wettelijke (handels)rente over de op te leggen hoofdsom. De kantonrechter overweegt dat zowel de gevorderde wettelijke rente als de gevorderde contractuele boete een vorm van schadevergoeding betreffen, die verschuldigd is bij de vertraging in de voldoening van een geldsom. Uit artikel 6:92 lid 2 BW, dat van regelend recht is, volgt dat een verschuldigde contractuele boete in de plaats treedt van een schadevergoeding op grond van de wet, zoals bijvoorbeeld de wettelijke rente.
5.23.
De contractuele boete vervangt daarom de wettelijke rente, tenzij partijen zijn overeengekomen dat zij van deze wettelijke regeling afwijken. [eisers] heeft niet gesteld dat partijen een van de wet afwijkende regeling zijn overeengekomen, zodat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] alleen de contractuele boete verschuldigd zijn en niet tevens de wettelijke rente. De vordering tot betaling van de wettelijke rente over de huurachterstand en de gederfde huurinkomsten wordt daarom afgewezen.
5.24.
De kantonrechter zal de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW wel over de contractuele boete, buitengerechtelijke kosten, proceskosten en de kosten ‘
Kosten containers, bouwmateriaal, aannemer, vuilstort en brandstof’ toewijzen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
verklaart voor recht dat de huurovereenkomst per 21 mei 2021 is ontbonden,
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 22.800,00 voor huurachterstand,
6.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 79.800,00 voor schadevergoeding wegens huurderving,
6.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 7.145,88 voor de kosten die Karim heeft moeten maken voor herstel van het pand, te vermeerderen met de vanaf wettelijke rente 6 september 2024 tot aan de dag van volledige betaling,
6.5.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 4.000,00 aan contractuele boete, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 september 2024 tot aan de dag van volledige betaling,
6.6.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 14.740,64, aan buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, griffierecht, nakosten, en kosten van dagvaarding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 september 2024 tot aan de dag van volledige betaling,
6.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op
6 mei 2025.

Voetnoten

1.De huurovereenkomst is getekend door [eiser 3] , handelend als erfgenaam en gevolmachtigde in de nalatenschap van vader. Nadien is moeder overleden. Door erfopvolging zijn de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst onder algemene titel overgegaan op [eisers] (artikel 4:182 BW).
2.HR 23 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:284, NJ 2018/180 (Runner Truck Lease & Rental).