ECLI:NL:RBOVE:2025:2931

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
11379253 \ CV EXPL 24-3906
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor gebrekkige dakconstructie en schadevergoeding

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een woning, een overeenkomst gesloten met gedaagde, een aannemer, voor het plaatsen van een nieuw dak op zijn aanbouw. Eiser heeft gedaagde tijdig en herhaaldelijk geïnformeerd over lekkages die zijn ontstaan na de werkzaamheden. Gedaagde heeft nagelaten om de gebreken aan de dakconstructie en dakbedekking op te lossen, wat heeft geleid tot verdere schade aan de woning van eiser, waaronder schade aan een wasmachine en een piano. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. Eiser heeft de gebreken laten herstellen door een ander bedrijf en vordert nu vervangende schadevergoeding. De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen, inclusief schadevergoeding voor de herstelkosten, schade aan de wasmachine en piano, en de kosten van een bouwkundig onderzoek. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 13.324,46, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11379253 \ CV EXPL 24-3906
Vonnis van 6 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. B.J.J. Locate (LegalGuard),
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [bedrijf 1],
te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. S. van Steenwijk.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben een overeenkomst tot aanneming van werk gesloten voor het plaatsen van een nieuw dak op de aanbouw van [eiser]. De kantonrechter komt tot het oordeel dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting, omdat hij geen waterdicht dak heeft gerealiseerd. [eiser] heeft voldaan aan zijn klachtplicht door tijdig en herhaaldelijk bij [gedaagde] te klagen over de lekkages. [eiser] heeft de gebreken aan de dakbedekking laten herstellen door een ander aannemingsbedrijf. Uit het bouwkundig onderzoek dat [eiser] nadien heeft laten uitvoeren blijkt dat [gedaagde] zowel de dakconstructie als de dakbedekking ondeugdelijk heeft aangebracht. Hierdoor moet alsnog het hele dak vervangen worden. De kantonrechter veroordeelt [gedaagde] tot het betalen van vervangende schadevergoeding en vergoeding van de schade aan de wasmachine en piano.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 oktober 2024;
- de conclusie van antwoord van 30 december 2024;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 19 maart 2025.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is eigenaar van de woning gelegen aan het [adres]. Tussen de garage en de woning zit een aangebouwde bijkeuken. Deze aanbouw had een golfplaten dak.
3.2.
Op 2 mei 2018 heeft de eenmanszaak [bedrijf 1] een offerte uitgebracht voor het vervangen van het dak van de aanbouw van [eiser] voor een bedrag van € 7.745,45 inclusief btw. De uit te voeren werkzaamheden zijn als volgt beschreven in de offerte:
“1. Aanbrengen nieuwe dak
2. Aanbrengen stucplaten
3. Aanbrengen spotjes
4. Aanbrengen buiten kant isolatie 6 cm dik
5. maken met de rest van het dak Overstek gelijk
6. Aanbrengen epdm dakbedekking
7. Loodplaatsen tussen bestaande woning en dak aanbouw
8. 2 x Aanbrengen nieuwe hwa”.
3.3.
De offerte is mondeling geaccepteerd. Voor aanvang van de werkzaamheden heeft [eiser] op 11 juni 2018 een bedrag van € 1.936,36 aanbetaald.
3.4.
[eiser] heeft het golfplaten dak zelf verwijderd. Vervolgens is [gedaagde] van 5 juli 2018 tot 9 juli 2018 bezig geweest met het uitvoeren van de werkzaamheden zoals beschreven in de offerte.
3.5.
Op 15 juli 2018 heeft [eiser] de eindfactuur van € 5.862,64 voldaan.
3.6.
Op 28 juli 2018 heeft [eiser] lekkage gehad en dit bij [gedaagde] gemeld. [gedaagde] is langsgekomen om een regenpijp aan te passen.
3.7.
[eiser] heeft op 13 augustus 2018 per e-mail aan [gedaagde] laten weten dat zijn verzekeraar de geleden waterschade wijt aan een constructiefout van [gedaagde]. Hierdoor wil de verzekeraar de schade aan de wasmachine, als gevolg van door lekkage ontstane kortsluiting, niet vergoeden.
3.8.
Op 27 november 2019 bericht de partner van [eiser] aan [gedaagde] per e-mail dat wanneer het regent, er op minstens vier plekken verspreid over een paar meter waterstralen langs de muur lopen. Daarnaast meldt zij dat er verschillende schimmelplekken op de muur en het plafond zitten en verzoekt zij dringend om het waterdicht maken van het dak.
3.9.
Op 7 december 2019 meldt [eiser] per e-mail aan [gedaagde] dat regenwater te lang op het dak blijft liggen en dan gaten vindt in de constructie. [eiser] geeft aan dat het belangrijk is dat de lekkages zo snel mogelijk blijvend worden gerepareerd. Daarnaast maakt hij melding van vochtschade aan de constructie.
3.10.
[eiser] heeft [gedaagde] per e-mail en aangetekende brief op 13 december 2019 in gebreke gesteld voor de lekkages. [eiser] verzoekt om herstel binnen zeven dagen en geeft aan anders een andere onderneming daartoe de opdracht te geven. In deze brief maakt [eiser] verder melding van meerdere lekkages over de volle breedte van het dak.
3.11.
Na wederom een grote lekkage te hebben gehad stuurt [eiser] op 7 april 2021 opnieuw per e-mail en aangetekende brief een ingebrekestelling. Daarin krijgt [gedaagde] tot 9 april 2021 om met een permanente oplossing te komen voor de lekkages. Als [gedaagde] niet zelf het dak repareert geeft [eiser] de reparatie uit handen en verhaalt hij de kosten op [gedaagde].
3.12.
Uit een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel volgt dat dat de eenmanszaak [bedrijf 1] met ingang van 1 juli 2021 is voortgezet door de vennootschap onder firma [bedrijf 1]. Vennoten van de vof zijn [gedaagde] en [naam 1].
3.13.
In januari 2023 heeft de piano van [eiser] waterschade opgelopen door een nieuwe lekkage.
3.14.
Op 6 april 2023 heeft gemachtigde namens [eiser] de verjaring van zijn rechtsvordering gestuit.
3.15.
Op 8 augustus 2023 heeft gemachtigde namens [eiser] per e-mail en aangetekende brief de verbintenis tot nakoming omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Voor zover relevant, wordt het volgende gemeld:
(…)
Door de lekkages is er daarnaast schade ontstaan aan de wasmachine, piano en de muur van cliënten. De schade van cliënten bestaat uit:
- €6.606,60 herstelwerkzaamheden Dakdekker [naam 2], bijlage 7;
- €379,- schade wasmachine, bijlage 8;
- €380,46 herstelkosten piano, bijlage 9;
- €685,09 materiaalkosten herstel muur, bijlage 10.
U dient het totaalbedrag van €8.051,15 te betalen. U dient dit bedrag binnen 14 dagen over te maken (…).
(…)
[gedaagde] heeft niet op deze omzettingsverklaring gereageerd.
3.16.
In oktober 2023 heeft [eiser] aan [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2]) de opdracht gegeven om het dak van de aanbouw gedeeltelijk te vernieuwen, zodat het dak niet meer zou lekken. [bedrijf 2] heeft blijkens de factuur de volgende werkzaamheden uitgevoerd:
- Het schoon, droog en stofvrij maken van de huidige bitumen ondergrond (…).
- Het verwijderen en afvoeren van de huidige dak bedekking die zich op het dak bevind.(…)
- onderlaag aanbrengen en deze met druk verdeel plaatjes vast zetten. (…)
- Het uitsnijden en vernieuwen van de hemelwaterafvoer (…) en deze monteren op de onderconstructie door middel van parkers. (…)
- Het aanbrengen van (…) kantbaan als eerste randstrook op de dakranden door middel van het brandsysteem (…).
- Het leveren en plaatsen van de nieuwe daktrimmen (…). (…)
- Het aanbrengen van de Toplaag (…) op het dakoppervlak door middel van het brandsysteem. (…)
- Het aanbrengen van de weefselstroken in de daktrimmen (…).
- overgang van dak naar dakgoot oplossen door een loodvervanger of dakleer.
[eiser] heeft hiervoor € 2.964,50 betaald.
3.17.
[eiser] heeft, om de daadwerkelijke oorzaak van de lekkages te achterhalen, het Bureau voor Bouwpathologie ingeschakeld. Op 10 april 2024 is een bouwkundig onderzoek uitgevoerd. In het opgemaakte bouwkundig rapport (hierna: bouwrapport) van 26 juni 2024 is, voor zover relevant, het volgende vermeld:
‘’(…)
De wederpartij is uitgenodigd om bij het onderzoek ter plaatse aanwezig te zijn, maar er is geen reactie ontvangen op de uitnodiging en was NIET aanwezig
(…)
Tijdens het onderzoek ter plaatse was naast ondergetekende alleen u aanwezig.
(…)
Vraag 1:Wat is de algehele conditie van het dak?
Antwoord:Het constructie van het dak is niet deugdelijk aangebracht. Dit is niet wat er verwacht mag worden van een aannemer. De dakbedekking is eind 2023 hersteld. De conditie van de dakbedekking is op dit moment goed. Hoe dat voorheen was ten tijde van de lekkages, is niet meer zichtbaar, maar dat zal gezien de lekkages niet goed zijn geweest.
Vraag 2:Op verschillende plekken is er in de afgelopen jaren lekkage ontstaan. Wat heeft u hiervan vastgesteld?
Antwoord:Aan de onderzijde van het dakbeschot en op de wand is waterschade zichtbaar van eerdere lekkages. Het dakbeschot en wanden zijn nu meetbaar droog.
Vraag 3:De exacte oorzaak van de lekkages is onbekend. Wat is de oorzaak van de lekkages?
Antwoord:Er zijn verschillende oorzaken van waterschades. Op de ontvangen foto’s 03 en 04 is te zien dat de randen van het dak zijn niet deugdelijk uitgevoerd. Het dak is inmiddels hersteld, maar de aansluiting op de oorspronkelijke tuinmuur is niet hersteld en nog steeds niet goed uitgevoerd. Een oud boeiboord met houten afdekking is laten zitten, waardoor het nu nog mogelijk is op inwateren. Het is geprobeerd om met kit af te dichten. Het is niet
zichtbaar wat onder de houten afdekking zit, of er nog oude dakbedekking aanwezig is en hoe de aansluiting is. Op de ontvangen foto 02 is te zien dat de aansluiting onder het balkon
niet was opgezet tegen het metselwerk, zodat inwateren mogelijk was. Waar de uitloop van de schuur op het dak van de uitbouw spuwt gaat het oude zink over op nieuw aangebrachte
waterkering. Dit is een zwakke aansluiting, waarbij het mogelijk is op inwateren. Op de ontvangen foto’s 03 en 04 is te zien dat de dakbedekking boven de schuifpui om gezet is en plaatselijk is vastgezet.
(…)
Vraag 5:Voldoet het geleverde dak naar uw mening aan de verwachtingen die een consument daarvan mag hebben?
Antwoord:Het is niet helemaal duidelijk, wat het geleverde dak is/was en wat latere aanpassingen zijn. Dit is niet een dak wat je van een aannemer mag verwachten. Onderstaand volgt een opsomming van wat er mis is/was:
Op ontvangen foto’s 04 en 05 is te zien dat de dakbalken in eerste instantie op de schuifpui zijn aangebracht. Later is een stalen ligger onder de dakbalken en boven de schuifpui aangebracht. De stalen ligger is opgelegd in het metselwerk van de schuur en op een houten regelwerk (ontvangen foto 01). Indien de stalen ligger te licht is gedimensioneerd zal de ligger doorbuigen en op de pui drukken. De oplegging verschuift dan naar de stijlen naast de te schuiven delen. De schuifdeuren zullen door de druk moeilijk te schuiven zijn. Dit is nu niet het geval. De dakbalken zijn met flenzen en klossen opgelegd op de stalen balk. De klossen zijn niet op de juiste hoogte aangebracht, waardoor de balken niet op de stalen balk liggen. Hierdoor zijn de dakbalken niet op gelijke hoogte. Verder is de stalen balk geroest en moet nog behandeld worden.
(…)
Op ontvangen foto 02 is te zien dat er onder het balkon de aansluiting van het dak op het metselwerk en een aftimmering geen waterkering was aangebracht. Dit is inmiddels hersteld door de ruimte tussen het balkon en het dak van de uitbouw dicht te zetten en van een waterkering te voorzien.
De buis van de droger komt uit de muur op dezelfde hoogte als het dak. De kans op inwateren onder het balkon is met deze oplossing mogelijk. Aan de waterschade aan de binnenzijde te zien, is dit ook gebeurd. Dit is inmiddels opgelost door de ruimte tussen het balkon en het dak van de uitbouw dicht te zetten en van een waterkering te voorzien.
Een oud boeiboord met houten afdekking op de oorspronkelijke tuinmuur is laten zitten, waardoor inwateren mogelijk is. Dit is aan de waterschade binnen te zien ook gebeurd. Dit is nog niet hersteld.
Waar de uitloop van de schuur op het dak van de uitbouw spuwt gaat het oude zink over op nieuw aangebrachte waterkering. Dit is een zwakke aansluiting, waarbij het mogelijk is op inwateren. Dit is, aan de waterschade binnen te zien, ook is gebeurd. Dit is nog niet hersteld.
Vraag 6:Is herstel nodig? Zo ja, op welke manier?
Antwoord:De dakconstructie moet aangepast worden. Het hele dak zal verwijderd moeten worden om nieuwe dakbalken aan te brengen die op de juiste manier opgelegd zijn op de stalen ligger. Het oude boeiboord op de oorspronkelijke tuinmuur moet verwijderd worden en alle aansluitingen met een waterdichte waterkering.
Vraag 7:Wat zijn de herstelkosten?
Antwoord:De kosten van bovengenoemde herstelmaatregelen zijn € 9.000,-- (excl. BTW). Hierin zijn opgenomen 2 man 5 dagen werk en materiaalkosten.
(…)
De door Bouwpathologie genoemde herstelkosten zijn bepaald op basis van een stabiele marktsituatie. Op dit moment is de bouw zodanig gespannen dat prijzen/offertes van aannemers sterk uiteen kunnen lopen. Zo ook zal de constatering bij zogenaamd “besmet werk” voor aannemers zeer prijsverhogend kunnen werken.‘’
3.18.
Op 18 juli 2024 is de vof ‘[gedaagde] Bouw’ uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 16.288,96, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenissen voortvloeiende uit de overeenkomst van aanneming van werk. [gedaagde] heeft de constructie van het dak en de dakbedekking niet deugdelijk aangebracht, wat heeft geleid tot meerdere lekkages. [gedaagde] heeft het dak niet binnen een redelijke termijn waterdicht gemaakt, nadat hij daartoe in de gelegenheid is gesteld. Hierdoor verkeert hij in verzuim. [eiser] heeft de verbintenis op grond van artikel 6:87 van het Burgerlijk Wetboek (BW) omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. [gedaagde] moet € 10.890,00 (inclusief btw) aan herstelkosten voor het dak, € 2.964,50 aan herstelkosten voor [bedrijf 2], € 379,00 voor een nieuwe wasmachine, € 380,46 aan herstelkosten voor de piano en € 1.675,00 voor het bouwkundig onderzoek betalen. Over al deze bedragen is [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd. Ook moet [gedaagde] de buitengerechtelijke kosten van € 1.134,85 vergoeden, aldus [eiser].
4.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Het verweer van [gedaagde] komt er kort samengevat op neer dat [gedaagde] ontkent tekortgeschoten te zijn in de nakoming van zijn verbintenis. Daarnaast doet hij een beroep op de klachtplicht.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] is tekortgeschoten in de werkzaamheden die hij heeft verricht aan het dak van de aanbouw van [eiser], waardoor hij gehouden is (vervangende) schadevergoeding te betalen.
Wat zijn partijen overeengekomen?
5.2.
Om te kunnen beoordelen of [gedaagde] is tekortgeschoten moet allereerst vastgesteld worden wat partijen zijn overeengekomen. Uit de door [eiser] geaccepteerde offerte van 2 mei 2018 volgt dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] een geheel nieuw dak op de aanbouw zou plaatsen. Hieronder vielen zowel de dakconstructie als de dakbedekking. Zoals besproken op de mondelinge behandeling, en niet betwist door [gedaagde], zou het nieuwe dak waterdicht en stuc klaar zijn.
Is [gedaagde] tekortgeschoten?
5.3.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de hiervoor omschreven werkzaamheden. Hierbij maakt de kantonrechter onderscheid tussen de werkzaamheden aan de dakconstructie en die aan de dakbedekking.
5.4.
Over de dakconstructie stelt [eiser] onder verwijzing naar het bouwrapport, dat deze niet deugdelijk is. [gedaagde] is van mening dat de dakconstructie prima in orde is. Volgens hem liggen de houten dakbalken vast en recht in de stalen liggers. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de stelling van [eiser], dat de dakconstructie ondeugdelijk is aangebracht, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat hij de werkzaamheden aan de constructie wel goed heeft uitgevoerd, maar uit het bouwrapport blijkt dat dit niet het geval is. Gezien de bevindingen van de bouwdeskundige had het op de weg van [gedaagde] gelegen zijn standpunt dat de werkzaamheden wel degelijk deugdelijk zijn uitgevoerd nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van een visie van een andere deskundige. Dit heeft [gedaagde] nagelaten.
5.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] vanaf 28 juli 2018 last heeft gehad van meerdere lekkages aan het dak van zijn aanbouw. Over de eerste lekkage stelt [eiser] dat deze is ontstaan door een open ruimte bij het rolluik, die [gedaagde] niet heeft dichtgemaakt. [eiser] heeft naar eigen zeggen bij [gedaagde] geïnformeerd of dit wel een goede voorziening was, waarop [gedaagde] heeft verklaard dat daar geen water kon komen omdat de ruimte zich onder het balkon bevindt. Volgens [gedaagde] is de eerste lekkage veroorzaakt door een losgeslagen regenpijp. Hij wijst op de hoeveelheid troep op het dak, in de goot en in de regenpijp en het gebrek aan onderhoud van de dakgoten. Hij stelt dat water vanaf het dak van de aanbouw onder het balkon terechtkwam en via een gat in het dak op de plaats waar het rolluik zit naar binnen is gestroomd. [gedaagde] heeft [eiser] gewaarschuwd dat dit kon gebeuren, nadat gebleken was dat [eiser] het rolluik wilde handhaven op de bestaande plek.
5.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de eerste lekkage van 28 juli 2018 al een gebrek ongeacht de vraag of deze werd veroorzaakt door een verstopping van de dakgoot. [eiser] en [gedaagde] zijn overeengekomen dat het dak waterdicht zou zijn en hier mocht [eiser] dus ook van uitgaan. De stelling dat [gedaagde] [eiser] heeft gewaarschuwd dat hij de ruimte rondom het rolluik niet goed dicht kon maken heeft hij niet onderbouwd. En ook al zou [gedaagde] [eiser] hiervoor wel gewaarschuwd hebben, dan nog mag er van een aannemer verwacht worden een oplossing te bedenken om de mogelijkheid tot inwateren te voorkomen. Het gegeven dat [bedrijf 2] hier wel toe in staat was door de ruimte geheel dicht te zetten bevestigt ook dat dit mogelijk is.
5.7.
Dat de latere lekkages zijn ontstaan als gevolg van de door [gedaagde] ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden aan de dakbedekking, vindt de kantonrechter voldoende onderbouwd. [eiser] heeft verwezen naar het bouwrapport, waaruit volgt dat sprake is van verschillende gebreken aan de dakbedekking, terwijl [gedaagde] in deze procedure daarover geen onderbouwd standpunt heeft ingenomen. Het bouwrapport benoemt onder meer dat de randen van het dak niet deugdelijk zijn uitgevoerd, de aansluiting op de tuinmuur niet goed is uitgevoerd, de aansluiting onder het balkon niet was opgezet tegen het metselwerk en er geen waterkeringen waren aangebracht op diverse plaatsen (zie r.o. 3.17). Deze gebreken, die de mogelijkheid tot inwateren hebben geboden, houden blijkens de verwijzingen uit het bouwrapport naar de situatie van voor de herstelwerkzaamheden door [bedrijf 2], verband met de werkzaamheden van [gedaagde].
5.8.
De gebreken aan de dakbedekking zijn inmiddels, al dan niet tijdelijk, hersteld door [bedrijf 2]. De kantonrechter stelt vast dat er hierdoor op dit moment geen lekkages meer zijn.
5.9.
Het betoog van [gedaagde] dat [bedrijf 2] door werkzaamheden te verrichten aan het dak daarmee het dak, en haar constructie als ondergrond, als deugdelijk heeft geaccepteerd slaagt niet. Op zitting heeft [eiser] aangegeven om financiële redenen en de noodzaak de lekkages te stoppen eerst voor deze (tijdelijke) oplossing heeft gekozen. Dit is, in het licht van de omstandigheden dat er al meerdere malen tevergeefs via [gedaagde] geprobeerd is een waterdicht dak te krijgen, naar het oordeel van de kantonrechter niet onbegrijpelijk. Dat [bedrijf 2] de dakconstructie niet aangepakt heeft, moet ook in dat licht worden gezien en betekent niet dat [bedrijf 2] het dak als deugdelijk heeft beoordeeld, nog daargelaten of dat dan ook voor rekening van [eiser] zou komen.
5.10.
Gelet op voorgaande overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde], zowel wat betreft de dakconstructie als de dakbedekking, is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
Is er voldaan aan de klachtplicht?
5.11.
[gedaagde] voert verder als verweer aan dat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn klachtplicht. Na de lekkage van 28 juli 2018 is er anderhalf jaar lang niets gebeurd. Pas op, 27 november 2019 zou per e-mail melding zijn gemaakt van lekkage op vier plekken. [gedaagde] stelt dat hij deze e-mail, evenals de e-mails van 7 en 13 december 2019, niet heeft ontvangen. Hij is 7 april 2021 pas voor het eerst in gebreke gesteld voor de lekkages aan het dak. [gedaagde] is van mening dat [eiser] hiermee niet binnen bekwame spoed heeft geklaagd. Daarmee heeft [eiser] zijn rechten en bevoegdheden, die hem op grond van eventuele gebrekkigheid ten dienst stonden, verloren, aldus [gedaagde].
5.12.
[eiser] stelt dat er wel tijdig geklaagd is. Na op 28 juli 2018 de eerste lekkage te hebben gemeld, heeft [eiser] last gekregen van meer lekkages op verschillende plaatsen. [eiser] heeft dit telkens bij [gedaagde] gemeld, zoals ook valt af te leiden uit de overgelegde e-mails. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [eiser] daarnaast aangegeven niet in te zien welk nadeel [gedaagde] zou hebben geleden door een late klacht.
5.13.
Voorop staat dat in artikel 6:89 BW is bepaald dat de schuldeiser geen beroep kan doen op een gebrek in de prestatie, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd. Toepassing van deze bepaling vergt een waardering van enerzijds het belang dat de schuldeiser heeft bij handhaving van zijn rechten en anderzijds het belang van de schuldenaar dat zou worden geschaad bij het niet tijdig protesteren tegen de gebrekkige prestatie. In die beoordeling speelt het tijdsverloop tussen het moment waarop het gebrek in de prestatie is ontdekt of redelijkerwijs had moeten worden ontdekt weliswaar een belangrijke, maar geen doorslaggevende rol. De enkele omstandigheid dat het lang heeft geduurd voordat er is geklaagd, zonder daarbij de overige omstandigheden van het geval te betrekken, zoals de aanwezigheid van nadeel bij de schuldenaar door tijdsverloop, is ontoereikend voor een succesvol beroep op artikel 6:89 BW. Indien de belangen van de schuldenaar niet zijn geschaad, zal er niet spoedig voldoende reden zijn de schuldeiser een gebrek aan voortvarendheid te verwijten.
5.14.
De kantonrechter stelt vast dat er na 28 juli 2018 meerdere lekkages zijn geweest. [eiser] heeft met de e-mails en aangetekende brieven van 28 juli 2018, 13 augustus 2019, 27 november 2019, 7 december 2019, 13 december 2019 en 7 april 2021 aangetoond dat dit in ieder geval op die momenten aan [gedaagde] is gemeld. Hoewel [gedaagde] betwist de e-mails van 27 november 2019, 7 december 2019 en 13 december 2019 te hebben ontvangen, heeft [gedaagde] niet betwist dat de e-mails naar het juiste e-mailadres zijn gestuurd. [gedaagde] heeft ook niet betwist de aangetekende brief van 13 december 2019 te hebben gekregen. Daarnaast hebben beide partijen verklaard dat [gedaagde] eind 2019 langs is geweest om de situatie te bekijken. Duidelijk is daarmee dat [gedaagde] eind 2019 bekend was met de problemen. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat dit tijdsverloop zodanig was, dat niet meer kan worden gesproken van klagen binnen bekwame tijd zoals bedoeld in artikel 6:89 BW. Daarnaast heeft [gedaagde] onvoldoende aangetoond dat [eiser] al eerder dan op basis van het bouwrapport had moeten weten dat de hele constructie niet deugde. De stelling dat [eiser] op de hoogte was van de situatie die is opgeleverd is hiertoe niet voldoende, omdat toen voor [eiser] redelijkerwijs nog niet duidelijk hoefde te zijn dat de constructie niet in orde was. Van een concreet nadeel voor [gedaagde] als gevolg van het moment van de klacht is daarnaast onvoldoende gebleken.
5.15.
Dit alles leidt tot de conclusie dat het beroep op de klachtplicht niet slaagt.
Moet [gedaagde] vervangende schadevergoeding betalen?
5.16.
Dat [gedaagde] is tekortgeschoten en dat het beroep op de klachtplicht niet slaagt brengt in beginsel met zich dat [eiser] aanspraak kan maken op herstel. [eiser] vordert in dit geval echter geen herstel, maar vervangende schadevergoeding. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
5.17.
De tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan de zijde van [gedaagde] is ten aanzien van het volledig vervangen van het dak niet blijvend onmogelijk. Dat heeft tot gevolg dat de verbintenis tot nakoming alleen kon worden omgezet in een verbintenis is tot vervangende schadevergoeding, indien [gedaagde] in verzuim is. Dat is het geval. Op 7 april 2021 is [gedaagde] voor de laatste keer in gebreke gesteld. [eiser] heeft hem toen tot 9 april 2021 gegeven om te berichten of [gedaagde] alsnog deugdelijk wilde nakomen en de gebreken wilde oplossen. Hier heeft [gedaagde] niet op gereageerd en dus is hij vanaf 9 april 2021 in verzuim met betrekking tot het repareren van het dak.
5.18.
Op 8 augustus 2023 heeft [eiser] de verbintenis tot nakoming op grond van artikel 6:87 BW omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. De omzettingsverklaring zag voor het herstel van het dak op een bedrag van € 6.606,60. Dit is lager dan het bedrag van € 10.890,00 (inclusief btw) waarvoor vervangende schadevergoeding wordt gevorderd in de dagvaarding. De functie van de omzettingsverklaring is om aan de schuldenaar kenbaar te maken dat niet langer nakoming wordt gevorderd maar schadevergoeding. Dat uiteindelijk uit het bouwrapport blijkt dat ook de constructie niet deugt en de omvang van de schade hierdoor groter is dan aanvankelijk is aangegeven, doet niet aan af aan de werking van de omzettingsverklaring.
Welke schadeposten zijn toewijsbaar?
5.19.
[eiser] heeft dus recht op vervangende schadevergoeding voor de herstelwerkzaamheden voor het dak. Daarnaast heeft hij op grond van artikel 6:74 BW recht op vergoeding van de gevolgschade.
5.20.
[eiser] vordert een bedrag van € 10.890,00 (inclusief btw) aan vervangende schadevergoeding. Dit bedrag volgt uit het bouwrapport (zie r.o. 3.17): “
De kosten van bovengenoemde herstelmaatregelen zijn € 9.000,-- (excl. BTW)”. De kosten worden gemaakt voor de volgende herstelwerkzaamheden: “
De dakconstructie moet aangepast worden. Het hele dak zal verwijderd moeten worden om nieuwe dakbalken aan te brengen die op de juiste manier opgelegd zijn op de stalen ligger. Het oude boeiboord op de oorspronkelijke tuinmuur moet verwijderd worden en alle aansluitingen met een waterdichte waterkering”.De kantonrechter neemt de begroting van de schade uit het bouwrapport over. De kantonrechter acht de begroting duidelijk en goed gemotiveerd en heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan het opgestelde bouwrapport. De hoogte van het bedrag is daarnaast niet weersproken door [gedaagde]. De vordering van € 10.890,00 zal daarom worden toegewezen.
5.21.
[eiser] vordert ook vergoeding van de kosten, ter waarde van € 2.964,50, die hij betaald heeft aan [bedrijf 2] voor het vervangen van de toplaag van het dak. De kantonrechter stelt vast dat er voor deze kosten sprake is van een dubbeling en zal deze afwijzen. Deze kosten zijn namelijk al meegenomen bij de vaststelling van het bedrag voor het vervangen het hele dak en kunnen daarom niet kwalificeren als herstelkosten.
5.22.
Nu de kantonrechter heeft vastgesteld dat de eerste lekkage van 28 juli 2018 door de tekortkoming van [gedaagde] is veroorzaakt en hierdoor kortsluiting is ontstaan, zal de kantonrechter het bedrag van € 379,00 aan schadevergoeding voor de wasmachine toewijzen.
5.23.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de kantonrechter de herstelkosten voor de piano moet afwijzen, omdat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht. [gedaagde] stelt dat [eiser], nu hij wist van lekkages, de piano niet onbeschermd in de aanbouw had moeten neerzetten. De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer niet slaagt. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat deze lekkage is ontstaan op een plek waar het daarvoor niet eerder gelekt had. [eiser] heeft dus wel degelijk voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht. Het is daarnaast niet redelijk om van [eiser] te eisen in het geheel geen gebruik meer te maken van de aanbouw. De kantonrechter zal de herstelkosten van € 380,46 daarom toewijzen, nu deze zijn veroorzaakt als gevolg van de tekortkoming van [gedaagde].
5.24.
De kosten voor het bouwkundig onderzoek van het Bureau voor Bouwpathologie ten bedrage van € 1.675,00 wijst de kantonrechter eveneens toe. Deze kwalificeren als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en zijn derhalve toewijsbaar op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW. [gedaagde] heeft ook geen onderbouwd verweer gevoerd tegen (de hoogte van) deze vordering.
Rente
5.25.
[eiser] heeft over de volledige hoofdsom wettelijke rente gevorderd vanaf 20 december 2019. Dit is de verzuimdatum na de eerste ingebrekestelling van 13 december 2019. Deze datum kan niet gelden als ingangsdatum voor de wettelijke rente. Op 8 augustus 2023 is namelijk de omzettingsverklaring uitgebracht waardoor [gedaagde] pas vanaf die datum weet dat [eiser] geen nakoming meer verlangt, maar vervangende schadevergoeding. Voor het bedrag waar de omzettingsverklaring op zag (€ 6.606,60 aan herstelwerkzaamheden voor het dak, € 379,00 voor schade aan de wasmachine, € 380,46 voor herstelwerkzaamheden aan piano, in totaal € 7.366,06) is de wettelijke rente toewijsbaar vanaf 8 augustus 2023. Het gaat hier namelijk om een verbintenis die strekt tot schadevergoeding die niet terstond is nagekomen. Hierdoor is het verzuim op grond van artikel 6:83 sub b BW zonder ingebrekestelling ingetreden. Voor het resterende bedrag voor de herstelwerkzaamheden van het dak (€ 10.890,00 (inclusief btw) - € 6.606,60 = € 4.283,40) en de kosten voor het bouwkundig onderzoek (€ 1.675,00) van in totaal € 5.958,40, is de wettelijke rente pas toewijsbaar vanaf 9 oktober 2024. Voor deze laatste kosten is [gedaagde] vanaf het moment van de dagvaarding in verzuim. Toen is hij namelijk voor het eerst bekend geworden met deze kosten.
Buitengerechtelijke kosten
5.26.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door de kantonrechter gevolgde aanbevelingen van het Rapport BGK-integraal - worden afgewezen. [eiser] heeft immers nagelaten een omschrijving te geven van de voor zijn rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. De kosten waarvan [eiser] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
Proceskosten
5.27.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Het salaris van de gemachtigde is afgestemd op de vordering zoals deze toewijsbaar is gebleken. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.789,72

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 13.324,46, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW;
over een bedrag van € 7.366,06, vanaf 8 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling,
over een bedrag van € 5.958,40, vanaf 9 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.789,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.R.H. Lutjes en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2025.