ECLI:NL:RBOVE:2025:3078

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
11426938 \ CV EXPL 24-4260
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en schadevergoeding in het kader van vervoersovereenkomsten

In deze zaak vordert [partij A] betaling van facturen van Innodeck voor goederenvervoer. Innodeck heeft de facturen niet betaald en stelt dat de goederen beschadigd zijn tijdens het transport. De kantonrechter oordeelt dat Innodeck de facturen moet betalen, met uitzondering van één factuur, omdat de schade niet voldoende is onderbouwd. De tegenvordering van Innodeck tot schadevergoeding wordt afgewezen, omdat deze is verjaard. De kantonrechter wijst de vordering van [partij A] tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toe. Het vonnis is gewezen op 13 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11426938 \ CV EXPL 24-4260
Vonnis van 13 mei 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[partij A] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisende partij in conventie en verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij A],
gemachtigde: mr. L.M. Ravestijn,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INNODECK FLOOR SYSTEM B.V.,
gevestigd te Dedemsvaart,
gedaagde partij in conventie en eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Innodeck,
vertegenwoordigd door [naam 1].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 november 2024;
- de akte overlegging producties van [partij A];
- het proces-verbaal van de rolzitting van 3 december 2024 met daarin het mondelinge antwoord van Innodeck;
- de conclusie van antwoord van Innodeck;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 13 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.
De zaak in het kort
1.3.
[partij A] heeft in opdracht van Innodeck goederen vervoerd. [partij A] heeft daarvoor facturen bij Innodeck in rekening gebracht, maar Innodeck heeft de facturen niet betaald. [partij A] vordert betaling van de facturen. Innodeck stelt zich op het standpunt dat haar goederen zijn beschadigd tijdens het transport en dat zij daarom de facturen niet hoeft te betalen. De kantonrechter oordeelt dat Innodeck de facturen moet betalen, met uitzondering van één factuur. De tegenvordering van Innodeck tot vergoeding van schade wordt afgewezen. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.

2.De feiten

2.1.
In de periode 11 juli 2022 tot en met 11 augustus 2023 heeft transportbedrijf [partij A] in opdracht van Innodeck goederen (podiumelementen) vervoerd. [partij A] heeft hiervoor facturen van in totaal € 5.988,53 bij Innodeck in rekening gebracht. Innodeck heeft de facturen niet betaald.

3.De vordering in conventie en reconventie

3.1.
[partij A] vordert - samengevat - veroordeling van Innodeck tot betaling van € 5.988,53, vermeerderd met de wettelijke handelsrente. [partij A] vordert daarnaast veroordeling van Innodeck tot betaling van € 673,43 aan buitengerechtelijke incassokosten, afgifte van een certificaat conform artikel 53 van de Verordening EU Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2022 en de proceskosten.
3.2.
[partij A] legt aan de vordering ten grondslag dat zij met Innodeck overeenkomsten heeft gesloten op grond waarvan [partij A] goederen heeft geleverd voor Innodeck. Innodeck heeft hiervoor facturen bij Innodeck in rekening gebracht, maar Innodeck weigert betaling, ondanks sommatie.
3.3.
De kern van het verweer van Innodeck komt erop neer dat haar goederen zijn beschadigd tijdens drie leveringen. Innodeck doet daarom een beroep op verrekening van de facturen met schade.
3.4.
Daarnaast stelt Innodeck dat zij als gevolg van de gebrekkige leveringen nog meer schade heeft geleden. De schade bestaat uit het (op eigen kosten) ophalen van de beschadigde lading en de kosten voor het opnieuw laten verzenden van de nieuwe lading naar de klant. Bij wijze van tegenvordering maakt Innodeck aanspraak op een schadevergoeding van € 6.195,00.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.4. De beoordeling

In conventieDe kwalificatie van de overeenkomst
4.1.
Partijen hebben vervoersovereenkomsten met elkaar gesloten. Deze overeenkomsten kwalificeren als een overeenkomst van goederenvervoer als bedoeld in artikel 8:1090 e.v. (Boek 8, Titel 13, Afdeling 2) BW. Verder is op de vervoersovereenkomst, voor zover het om internationaal vervoer gaat, het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (hierna: het CMR-verdrag) van toepassing.
De Algemene Vervoerscondities 2002 zijn van toepassing
4.2.
Tussen partijen is in geschil of op de tussen partijen gesloten vervoersovereenkomsten, wat betreft het vervoer binnen Nederland, de Algemene Vervoerscondities 2002 (hierna ook wel AVC genoemd) van toepassing zijn. Deze vraag moet bevestigend worden beantwoord. [partij A] verwijst in al haar facturen naar de toepasselijkheid van - onder andere - de AVC. De eerste factuur is van 11 juli 2022 en daarna heeft [partij A] in opdracht van Innodeck tot in augustus 2023 verschillende vervoeropdrachten uitgevoerd. Dat Innodeck op enig moment in enigerlei vorm een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van (de toepasselijkheid van) de AVC is gesteld noch gebleken. In deze omstandigheid mocht [partij A] er dan ook op vertrouwen dat Innodeck, een professionele partij, de AVC had aanvaard en dat daarmee ook de toepasselijkheid van de AVC tussen partijen is overeengekomen. Het verweer van Innodeck dat partijen de AVC niet zijn overeengekomen gaat dus niet op.
Moet Innodeck de facturen betalen?
4.3.
Innodeck heeft niet betwist dat [partij A] de gefactureerde transportwerkzaamheden heeft verricht en dat zij de facturen in beginsel moet betalen. Ook de hoogte van de facturen is niet betwist. De vordering van [partij A] kan dus in principe worden toegewezen. Dat is alleen anders als het beroep van Innodeck op verrekening slaagt. Innodeck stelt dat zij wegens schadevergoeding een vordering op [partij A] heeft tot een hoger bedrag dan het bedrag van de facturen (€ 5.988,53) waarvan [partij A] betaling vordert. De kantonrechter zal hierna beoordelen of Innodeck de facturen verschuldigd is en of zij al dan niet op goede gronden tot verrekening is overgegaan.
4.4.
Innodeck stelt dat haar goederen zijn beschadigd bij drie leveringen. Het gaat om de leveringen naar Hamburg (Duitsland), Rathenow (Duitsland) en Slagelse (Denemarken). De facturen die op deze leveringen betrekking hebben zijn die van respectievelijk 11 oktober 2022 (€ 272,25), 1 mei 2023 (€ 709,06) en 11 augustus 2023 (€ 798,60).
de factuur van 11 oktober 2022, levering naar Hamburg4.5. Innodeck stelt weliswaar dat bij de levering schade is ontstaan, maar zij heeft de gestelde schade, overigens betwist door [partij A], op geen enkele wijze onderbouwd. Innodeck heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij bij [partij A] melding heeft gedaan van de schade en Innodeck heeft evenmin foto’s overgelegd waaruit de schade blijkt. Het is daarom niet komen vast te staan dat Innodeck schade heeft geleden als gevolg van de levering. Dit betekent dat het beroep op verrekening niet slaagt en dat Innodeck de factuur moet betalen.
de factuur van 1 mei 2023, levering naar Rathenow4.6. Innodeck stelt dat bij de levering schade is ontstaan aan vier podiumplaten. Innodeck heeft de schade bij e-mail van 20 april 2023 gemeld bij [partij A]. Innodeck heeft daarbij een foto meegestuurd waarop de schade aan de goederen te zien is. De heer [naam 2] van [partij A] heeft in reactie op de schademelding gemeld:
“Dat ziet er inderdaad niet goed uit! Ik ga gelijk navraag doen wat er gebeurd is”. Vaststaat dat [partij A] vervolgens Innodeck in het ongewisse heeft gelaten over (de verdere afhandeling van) de schademelding. Die omstandigheid komt voor rekening en risico van [partij A] en zij kan die omstandigheid niet tegenwerpen aan Innodeck. [partij A] heeft op de zitting nog aangevoerd dat de schademelding niet concreet en specifiek is en dus in strijd met artikel 15 van de AVC, maar hieraan wordt voorbijgegaan. De schademelding, zoals die is gedaan, is namelijk wel in behandeling genomen, maar [partij A] heeft alleen verzuimd daarover een beslissing te nemen.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Innodeck de schade voldoende onderbouwd. Innodeck heeft onweersproken toegelicht dat de podiumplaten na aflevering onbruikbaar waren en dat de schade het factuurbedrag van de levering overstijgt. [partij A] is als vervoerder op grond van artikel 17 lid 1 van het CMR-verdrag aansprakelijk voor beschadiging van de goederen, welke ontstaan tussen het ogenblik van de inontvangstneming van de goederen en het ogenblik van de aflevering. Dat [partij A] voor de schade niet aansprakelijk is omdat sprake is van een ontheffingsgrond zoals bedoeld in lid 4 van genoemd artikel, is gesteld noch gebleken. Dit betekent dat het beroep van Innodeck op verrekening slaagt. Innodeck hoeft de factuur van 1 mei 2023 ten bedrage van € 709,06 dus niet te betalen.
de factuur van 11 augustus 2023, levering naar Slagelse4.8. Innodeck heeft via e-mail haar beklag gedaan over de wijze van levering en zij heeft gemeld dat er twee podiumplaten zijn beschadigd tijdens het vervoer. In reactie hierop heeft de heer Kroezen van [partij A] bij e-mail van 15 november 2022 gemeld dat hij de kwestie in behandeling heeft genomen en wordt Innodeck gevraagd een onderbouwing te geven van het schadebedrag met overlegging van foto’s van de schade. Innodeck heeft op de zitting verklaard dat zij vervolgens niet meer heeft gereageerd richting [partij A]. Innodeck is er dus niet in geslaagd haar schade te onderbouwen. Voor verrekening is geen grond en Innodeck moet de factuur betalen.
4.9.
De conclusie van het voorgaande is dat Innodeck veroordeeld zal worden om een bedrag van (€ 5.988,53 minus € 709,06 =) € 5.279,47 te betalen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
[partij A] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding
voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [partij A] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De vergoeding zal worden toegewezen gerelateerd aan de toewijsbare hoofdsom (€ 5.279,47). De buitengerechtelijke incassokosten bedragen dan € 638,97. Dit bedrag wordt toegewezen. In totaal zal dus een bedrag van € 5.918,44 worden toegewezen.
Proceskosten
4.11.
Innodeck is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [partij A] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,08
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punt × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.138,08
Certificaat conform artikel 53 van de Verordening EU Nr. 1215/20124.12. Op verzoek van [partij A] zal een certificaat conform artikel 53 van de Verordening EU Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2021 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken aan dit vonnis worden gehecht.
In reconventie4.13. Innodeck vordert [partij A] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding, begroot op € 6.195,00. Innodeck stelt dat zij als gevolg van de gebrekkige leveringen schade heeft geleden, bestaande uit het (op eigen kosten) moeten ophalen van de beschadigde lading en de kosten voor het opnieuw verzenden van de nieuwe lading naar de klant(en).
4.14.
Als meest verstrekkend verweer heeft [partij A] aangevoerd dat de vordering van Innodeck tot vergoeding van schade verjaard is. Dit verweer treft doel. Artikel 32 lid 1 van het CMR-verdrag bepaalt dat de rechtsvorderingen, waartoe een aan de CMR onderworpen vervoer aanleiding geeft, verjaren door verloop van een jaar, tenzij er - kort gezegd - sprake is van opzet (dan geldt er een verjaringstermijn van drie jaar). Dat laatste is hier echter niet aan de orde. Innodeck heeft de schadevordering niet eerder dan op 3 december 2024 bij conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie ingediend. Hiervan uitgaande is de vordering in ieder geval verjaard op 11 augustus 2024 (dus één jaar na de laatste factuur d.d. 11 augustus 2023. Bij dit alles geldt dat Innodeck de door haar gestelde schade, na de gemotiveerde betwisting door [partij A], op geen enkele wijze heeft geconcretiseerd en onderbouwd. De vordering van Innodeck wordt daarom afgewezen.
4.15.
Innodeck is in het ongelijk gesteld en moet daarom ook in reconventie de proceskosten betalen. De reconventie hangt nauw samen met de conventie en de kantonrechter kent daarom een halve salarispunt toe voor het salaris gemachtigde in reconventie. Het toepasselijke liquidatietarief is € 339,00. De kantonrechter begroot het salaris gemachtigde van [partij A] in reconventie daarom op (0,5 punt × € 339,00 =) € 169,50.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt Innodeck om aan [partij A] te betalen een bedrag van € 5.918,44, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 5.279,47, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, tot de dag van de volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Innodeck in de proceskosten van € 1.138,08, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Innodeck niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in reconventie
5.3.
wijst de vordering af,
5.4.
veroordeelt Innodeck in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [partij A] vastgesteld op € 169,50,
in conventie en in reconventie
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.R.H. Lutjes en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025. (dg)