ECLI:NL:RBOVE:2025:3088

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
11420971 \ CV EXPL 24-2309
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van factuur door consument in het kader van juridische werkzaamheden met betrekking tot boedelverdeling

In deze zaak vordert GDO Advocaten betaling van een factuur van € 6.685,25 van gedaagde, die erkent een overeenkomst te hebben gesloten voor juridische werkzaamheden. Gedaagde stelt echter dat zijn betalingsverplichting is komen te vervallen door een creditfactuur die GDO Advocaten aan zijn GmbH heeft gestuurd. De kantonrechter oordeelt dat GDO Advocaten onvoldoende heeft onderbouwd dat er nog een vordering op gedaagde bestaat, ondanks de creditfactuur. De kantonrechter wijst de vorderingen van GDO Advocaten af, omdat niet is komen vast te staan dat gedaagde nog iets verschuldigd is. GDO Advocaten wordt bovendien veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 50,00 worden begroot. Het vonnis is uitgesproken op 13 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11420971 \ CV EXPL 24-2309
Vonnis van 13 mei 2025
in de zaak van
GDO ADVOCATEN B.V.,
te Nijmegen,
eisende partij,
hierna te noemen: GDO Advocaten,
gemachtigde: mr. A.G.W. Leysen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 november 2024 met productie,
- de conclusie van antwoord met producties,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 1 april 2025, waarbij de gemachtigde van GDO Advocaten vanwege een misverstand over de zittingsdatum via een telefoonverbinding aanwezig was en [gedaagde] fysiek is verschenen.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is geweest.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
GDO Advocaten heeft met [gedaagde] een overeenkomst gesloten voor het verrichten van juridische werkzaamheden. GDO Advocaten vordert betaling van de met betrekking tot door haar verrichte werkzaamheden aan [gedaagde] verzonden factuur.
[gedaagde] erkent dat hij een overeenkomst heeft gesloten met GDO Advocaten en dat GDO Advocaten (volgens hem ondeugdelijke) werkzaamheden voor hem heeft verricht, maar hij stelt dat zijn betalingsverplichting door creditering is komen te vervallen. Hij onderbouwt deze stelling met een creditfactuur die GDO Advocaten aan de GmbH van [gedaagde] heeft gestuurd ter hoogte van hetzelfde bedrag als het bedrag dat staat vermeld in de factuur die GDO Advocaten aan hem in privé heeft gestuurd.
GDO Advocaten heeft de verzending van de creditfactuur en de hoogte van het gecrediteerde bedrag niet weersproken.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft GDO Advocaten ter zitting desgevraagd onvoldoende onderbouwd toegelicht dat zij, ondanks die creditfactuur, toch nog een vordering op [gedaagde] heeft. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, gaat de kantonrechter ervan uit dat de creditfactuur ziet op de aan [gedaagde] in privé verzonden factuur en dat [gedaagde] per saldo niets meer aan GDO Advocaten verschuldigd is. De kantonrechter wijst de vorderingen van GDO Advocaten om die reden af.

3.De feiten

3.1.
GDO Advocaten heeft met [gedaagde] een overeenkomst gesloten voor het verrichten van juridische werkzaamheden. Zij heeft, onder meer, werkzaamheden voor [gedaagde] verricht in de periode van september tot eind november 2023.
3.2.
GDO Advocaten heeft op 1 oktober 2024 een factuur aan [gedaagde] gestuurd voor een bedrag van € 6.685,25. Dit bedrag bestaat uit € 5.525,00 aan honorarium (22,10 uren x € 250,00 per uur) en € 1.160,25 aan 21% btw.
3.3.
Vervolgens heeft GDO Advocaten aan de GmbH van [gedaagde] een creditfactuur gestuurd voor een bedrag van € 6.685,25. Dit bedrag bestaat uit € 5.525,00 aan honorarium (22,10 uren x € 250,00 per uur) en € 1.160,25 aan 21% btw.
3.4.
[gedaagde] heeft de aan hem verzonden factuur van 1 oktober 2024 niet voldaan.

4.Het geschil

4.1.
GDO Advocaten vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 6.685,25,
vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) vanaf 15 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling.
Daarnaast vordert GDO Advocaten dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van deze procedure (inclusief de nakosten).
4.2.
[gedaagde] voert verweer.
Hij stelt zich op het standpunt dat de vordering van GDO Advocaten moet worden afgewezen.

5.De beoordeling

Ambtshalve toetsing
5.1.
In deze zaak gaat het over de betaling van een factuur door [gedaagde] als consument.
De kantonrechter stelt vast dat partijen een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 BW hebben gesloten.
5.2.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 november 2021 overwogen dat (1) de rechter in zaken met consumenten ambtshalve moet onderzoeken of aan bepaalde essentiële informatieplichten is voldaan en (2) dat de rechter een sanctie moet toepassen als sprake is van een voldoende ernstige schending van deze informatieplichten. [1] De kantonrechter moet daarnaast ambtshalve toetsen of de bedingen die in de overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden staan en waarover partijen niet hebben onderhandeld, niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen (hierna: de Richtlijn). [2]
5.3.
In dit geval vordert GDO Advocaten dat [gedaagde] een bedrag van € 6.685,25 aan haar betaalt op grond van nakoming van de betalingsverplichting die voor hem uit de overeenkomst voortvloeit. De kantonrechter moet het kostenbeding (het beding waarin GDO Advocaten de kosten voor haar diensten heeft vermeld) ambtshalve toetsen aan de Richtlijn.
5.4.
Het kostenbeding is een kernbeding. [3] Kernbedingen worden getoetst op oneerlijkheid in de zin van de Richtlijn als deze niet transparant zijn. Het transparantievereiste moet ruim worden opgevat: het kostenbeding moet niet alleen formeel en grammaticaal begrijpelijk zijn, maar ook op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria uiteenzetten op welke wijze de kosten voor de te verrichten dienstverlening wordt vastgesteld. Het gaat erom dat de consument in staat wordt gesteld om de financiële consequenties in te schatten die voor hem uit dat beding voortvloeien, namelijk het totale bedrag dat hij voor deze diensten zal moeten betalen. Bij die beoordeling neemt de kantonrechter alle relevante feitelijke gegevens in aanmerking rond de sluiting van de overeenkomst. [4]
5.5.
In dit geval heeft GDO Advocaten juridische werkzaamheden verricht op basis van een uurtarief. Over de hoogte van dit uurtarief hebben partijen niet onderhandeld. GDO Advocaten heeft geen opdrachtbevestiging of overeenkomst overgelegd. Zij heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat er in dit geval geen opdrachtbevestiging of schriftelijke overeenkomst is, maar dat er wel een urenspecificatie is die betrekking heeft op de gefactureerde uren. Zij heeft deze urenspecificatie echter niet overgelegd en deze zit ook niet in het dossier. Dit heeft tot gevolg dat de kantonrechter niet ambtshalve kan toetsen of het kostenbeding waarop GDO Advocaten zich beroept, transparant is en mogelijk een oneerlijk beding is in de zin van de Richtlijn.
Ook kan de kantonrechter hierdoor niet toetsen of GDO Advocaten heeft voldaan aan de op haar rustende essentiële (pre)contractuele informatieplichten.
De kantonrechter ziet in dit geval - om proceseconomische redenen - geen aanleiding om deze stukken op te vragen, omdat zij de vordering op de hierna te noemen inhoudelijke gronden zal afwijzen.
[gedaagde] hoeft de factuur niet te betalen
5.6.
GDO Advocaten vordert dat [gedaagde] een bedrag van € 6.685,25 betaalt op grond van nakoming van de betalingsverplichting die voor [gedaagde] voortvloeit uit de overeenkomst.
Die overeenkomst houdt in dat GDO Advocaten in de periode van september tot eind november 2023 werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] heeft verricht in het kader van de boedelverdeling van [gedaagde] en zijn ex-partner, waarbij het vermogen van de GmbH in de te verdelen gemeenschap viel. GDO Advocaten heeft hiervoor op 1 oktober 2024 een factuur aan [gedaagde] gestuurd.
5.7.
[gedaagde] erkent dat hij een overeenkomst heeft gesloten met GDO Advocaten voor het verrichten van juridische werkzaamheden, maar hij betwist dat hij de factuur moet betalen. Primair stelt hij dat hij geen betalingsverplichting meer heeft, omdat GDO Advocaten een creditfactuur ter hoogte van € 6.685,25 aan de GmbH van [gedaagde] heeft gestuurd.
Subsidiair stelt [gedaagde] dat hij de factuur niet hoeft te voldoen, omdat de werkzaamheden door GDO Advocaten ondeugdelijk zijn verricht. GDO Advocaten heeft hem volgens hem van adviezen voorzien die, als hij niet alert was geweest en deze adviezen had opgevolgd, niet in zijn belang waren.
5.8.
GDO Advocaten erkent dat [gedaagde] heeft geklaagd over de factuur en zij erkent tot op zekere hoogte dat ze steken heeft laten vallen bij het verrichten van de werkzaamheden. Laatstgenoemde heeft zij volgens haar ook verdisconteerd in de factuur die zij heeft gestuurd aan [gedaagde] in privé.
GDO Advocaten heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat de factuur oorspronkelijk was gericht aan de GmbH van [gedaagde] en dat zij, toen de GmbH in gebreke bleef met de betaling van de factuur, een factuur aan [gedaagde] in privé heeft gestuurd. Zij stelt dat zij de factuur die oorspronkelijk aan de GmbH was gericht, toen heeft gecrediteerd, maar niet de factuur die is gericht aan [gedaagde] in privé.
[gedaagde] heeft die gang van zaken bestreden.
5.9.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Niet in geschil is dat partijen een overeenkomst van opdracht hebben gesloten met betrekking tot het verrichten van juridische werkzaamheden.
In dit geval stelt GDO Advocaten dat [gedaagde] een betalingsverplichting heeft uit hoofde van die overeenkomst. Het is daarom op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) aan GDO Advocaten om te stellen, en bij een voldoende gemotiveerde betwisting door [gedaagde] ook te bewijzen, dat sprake is van een verbintenis uit overeenkomst op grond waarvan [gedaagde] gehouden is om aan GDO Advocaten te betalen. GDO Advocaten heeft ter onderbouwing van haar stelling aangevoerd dat de werkzaamheden door haar zijn verricht en dat [gedaagde] daarvoor op grond van de overeenkomst moet betalen.
[gedaagde] heeft het bestaan van de overeenkomst niet betwist. Blijkens opgave in de dagvaarding ziet de factuur die GDO Advocaten aan [gedaagde] heeft gestuurd op de werkzaamheden die GDO Advocaten eind 2023 ten behoeve van [gedaagde] heeft verricht. [gedaagde] erkent dat GDO Advocaten in die periode werkzaamheden voor hem heeft verricht.
Dit betekent dat [gedaagde] in beginsel moet betalen voor deze werkzaamheden (mits deugdelijk verricht) en dat hij de door GDO Advocaten gestuurde factuur moet voldoen.
[gedaagde] heeft echter primair als verweer aangevoerd dat zijn betalingsverplichting door creditering is komen te vervallen. De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer slaagt. GDO Advocaten heeft het bestaan van de creditfactuur en de hoogte van het gecrediteerde bedrag niet weersproken. GDO Advocaten heeft ter zitting desgevraagd onvoldoende onderbouwd toegelicht dat zij, ondanks die creditfactuur, toch nog een vordering op [gedaagde] heeft. Dit had, ingevolge artikel 150 Rv, wel op haar weg gelegen nu zij zich op de rechtsgevolgen beroept.
Op grond van de stukken in het dossier is niet vast te stellen dat GDO Advocaten ook een factuur heeft gestuurd aan de GmbH van [gedaagde] voor het bedrag dat staat vermeld in de creditfactuur. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, gaat de kantonrechter ervan uit dat die creditfactuur ziet op de aan [gedaagde] in privé verzonden factuur en dat [gedaagde] dus per saldo niets meer aan GDO Advocaten is verschuldigd.
5.10.
Nu GDO Advocaten haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
5.11.
De kantonrechter zal de vordering van GDO Advocaten afwijzen.
De kantonrechter laat het subsidiair gevoerde verweer van [gedaagde] onbesproken, omdat het primaire verweer al leidt tot afwijzing van de vordering.
De conclusie
5.12.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, komt de kantonrechter tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat op [gedaagde] een betalingsverplichting rust uit hoofde van de overeenkomst. De kantonrechter zal de door GDO Advocaten gevorderde hoofdsom en de gevorderde wettelijke rente om die reden afwijzen als in de beslissing vermeld.
GDO Advocaten moet de proceskosten betalen
5.13.
GDO Advocaten is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief eventuele nakosten) van haarzelf en [gedaagde] betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- verletkosten
50,00
Totaal
50,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van GDO Advocaten af,
6.2.
veroordeelt GDO Advocaten in de proceskosten van € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als GDO Advocaten niet tijdig aan de veroordeling, voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor zover het de proceskostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Smit en op 13 mei 2025 in het openbaar uitgesproken door mr. U. van Houten.

Voetnoten

1.HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
3.HvJ EU 12 januari 2023, ECLI:EU:C:2023:14, overweging 32.
4.HvJ EU 12 januari 2023, ECLI:EU:C:2023:14, overweging 36 – 38.