Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 8 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van Viverion
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
[gedaagde]zich niet als goed huurder heeft gedragen. De gedragingen van [naam 1] , die dus geen huurder is maar medegebruiker van de woning, zijn wel van belang, maar niet beslissend. In het arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat een vordering van een verhuurder tot ontbinding van de huurovereenkomst niet kan worden toegewezen op de enkele grond dat een derde die de woning mede gebruikt, gedragingen heeft verricht die, als zij zouden zijn verricht door de huurder, in strijd zouden zijn met diens verplichting tot goed huurderschap. Voor zover het betreft gedragingen van een derde als hier bedoeld is volgens het arrest beslissend of de huurder zich, in het licht van de gedragingen van de derde, zelf niet als een goed huurder heeft gedragen. Daarbij moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de vraag of er een voldoende verband bestaat tussen de gedragingen van die derde en het gebruik van het gehuurde. Uit het arrest volgt dat daarvan in ieder geval sprake is als de huurder van (het voornemen tot) de gedragingen van de derde op de hoogte was, of daarmee ernstig rekening had moeten houden, maar heeft nagelaten de in verband daarmee redelijkerwijs van haar te verlangen maatregelen te treffen.