Uitspraak
[partij A] B.V.,
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.De feiten
Dit rapport[kantonrechter: het rapport van [naam 5]]
heeft niks inhoudelijks tegen [partij B][kantonrechter: [partij B]]
of zijn bedrijfe. Wat moeten we hiermee, koste ons tijd energie en geld om niers inhoudelijks. [naam 1][kantonrechter: [naam 1]]
regelt alles en betalingen al jaren bij [bedrijf 1] en niemand anders. Het voelt niet goed wat july doen. die kontakten van 17 mei 2022 heb ik Wiecher [naam 4] ontertekend samen met [partij B], ik wil eerlijk zijn. En treet ermee open naar july toe. Beter met [partij B] gaan praten. Misschien komt er iets uit.
4.Het verzoek
5.Het (voorwaardelijk) tegenverzoek
6.De beoordeling van het verzoek
in de bijlage stuur ik jullie de overeenkomst zoals besproken op woensdag 5 september jl.”. Aan de blote betwisting van de ontvangst van die e-mails door [partij A] gaat de kantonrechter voorbij. De desbetreffende e-mails zijn gericht aan emailadressen van [naam 1] en [naam 2], die zij (ook) bij andere gelegenheid hebben gebruikt. Verder is van belang dat vaststaat dat [naam 1] toegang had tot de bankrekening van [bedrijf 1], en eveneens vaststaat dat er in ieder geval aan de reiskostenovereenkomst op enig moment (deels) uitvoering is gegeven. Ook wordt de reiskostenvergoeding van [partij B] door [naam 4] benoemd in zijn brief van 31 mei 2023 aan [naam 5].
7.De beoordeling van het (voorwaardelijk) tegenverzoek
Verder heeft [partij A] het loon van [partij B] meermaals te laat heeft betaald. Ook staat vast dat [partij A] [partij B] op 5 september 2022 op non-actief heeft gesteld, en [partij B] daar vervolgens bij brief van 19 januari 2023 heeft geschorst. Die schorsing heeft zeer lange tijd geduurd, en duurt zelfs tot op de dag van vandaag voort. Gedurende die zeer lange schorsing heeft [partij A] [partij B] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende op de hoogte gehouden van haar vervolgstappen. In de brief van 19 januari 2023 heeft [partij A] namelijk aangekondigd tijdens de schorsing van [partij B] een onderzoek naar zijn handelen te laten plaatsvinden. Het rapport van dat onderzoek is vervolgens pas bij brief van 24 augustus 2023 aan [partij B] toegezonden. Gedurende die tijd heeft [partij A] [partij B] niet op de hoogte gehouden van de stand van zaken van het onderzoek of wanneer de uitkomst daarvan te verwachten viel. Ook heeft [partij A] beslag laten leggen onder [partij B] en zijn vennootschappen, een ingrijpende maatregel, zonder daar een gevolg aan te geven door het instellen van een procedure. Nadat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen over een einde van de arbeidsovereenkomst, heeft het vervolgens bijna een jaar geduurd voordat [partij A] haar verzoek tot ontbinding heeft ingediend. Duidelijk is dat [partij A] zich in het geheel niet heeft ingespannen om de arbeidsrelatie in stand te houden of te verbeteren. Zo heeft [partij A] stelselmatig de vele verzoeken van [partij B] tot mediation geweigerd. Van [partij A] had verwacht mogen worden dat zij in ieder geval een poging had moeten doen om de verhouding tussen partijen te verbeteren, zeker gezien het feit dat het om een familiebedrijf gaat. [partij B] heeft onweersproken gesteld dat de mediation die er tussen partijen heeft plaatsgevonden enkel op een zakelijk geschil zag. Ten slotte neemt de kantonrechter in aanmerking dat [partij B] een kort geding heeft moeten starten tegen [partij A] om bepaalde eigendommen terug te krijgen.