ECLI:NL:RBOVE:2025:3305

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11435351 \ CV EXPL 24-2395
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van koopovereenkomst en terugbetaling van koopprijs na problemen met auto

In deze zaak heeft partij A een auto gekocht van partij B, maar ondervond problemen met de auto na de aankoop. De centrale vraag was of er sprake was van non-conformiteit of dwaling, waardoor partij B de auto zou moeten terugnemen en de koopprijs aan partij A zou moeten terugbetalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake was van non-conformiteit of dwaling. De rechter oordeelde dat de auto voldeed aan de overeenkomst, ondanks de problemen die partij A ondervond. De kantonrechter wees de vorderingen van partij A af, omdat deze niet voldoende had aangetoond dat de gebreken al aanwezig waren op het moment van de levering. De kantonrechter concludeerde dat partij A de koopovereenkomst niet rechtsgeldig had ontbonden en dat er geen grond was voor vernietiging van de overeenkomst. Partij A werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11435351 \ CV EXPL 24-2395
Vonnis van 20 mei 2025
in de zaak van
[partij A],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: [partij A] ,
gemachtigde: mr. S. Yadegari,
tegen
[partij B], handelend onder de naam
[bedrijf 1],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: [partij B] ,
gemachtigde: mr. J.B.M. Swart en mr. F.B. Mahabali.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties;
- de akte van [partij A] houdende overleggen producties en conclusie van antwoord in reconventie met producties;
- de mondelinge behandeling van 22 april 2025, waarbij partijen zijn verschenen en zijn bijgestaan door hun gemachtigden. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, mede aan de hand van spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
[partij A] heeft een auto gekocht van [partij B] en heeft na de koop problemen ervaren met de auto. De vraag die in deze zaak beantwoord moet worden, is of er sprake is van non-conformiteit dan wel dwaling op grond waarvan [partij B] de auto terug moet nemen en de koopprijs aan [partij A] terug moet betalen. De kantonrechter is van oordeel dat er geen sprake is van non-conformiteit of dwaling en wijst de vorderingen van [partij A] af.

3.De feiten

3.1.
[partij A] heeft op 20 februari 2024 met [partij B] een overeenkomst gesloten voor de aankoop van een auto. Het betreft een Opel Corsa uit 2005 en met 209.129 kilometer op de teller. [partij A] heeft voor deze auto € 1.350,00 betaald. Hij heeft een proefrit gemaakt met de auto.
3.2.
Een dag voor de verkoop, op 19 februari 2024, heeft de moeder van [partij A] met [partij B] gebeld over de auto. De auto is diezelfde dag apk-goedgekeurd.
3.3.
Enkele weken na de aankoop, op 12 maart 2024, heeft [partij A] de auto naar [bedrijf 2] gebracht voor een grote onderhoudsbeurt. De reden daarvoor was het feit dat het knipperlicht snel begon te knipperen.
3.4.
Vervolgens heeft [partij A] op 26 april 2024 problemen ervaren met de auto en is stil gaan staan langs de weg. Hij heeft de auto vervolgens naar [bedrijf 2] gebracht voor een diagnosestelling. In de daaruit op 7 mei 2024 voortvloeiende diagnosestelling van [bedrijf 2] staat (voor zover relevant):
‘[…]
Klachten van de koper
Auto ratelt en tikt
[…]
Welke onderdelen zijn stuk?
Drijfstanglagers
Had de koper deze problemen op de dag van de koop makkelijk kunnen zien met het blote oog?
[…]
Nee, want: het zit in het motorblok en is niet met het blote oog te zien
[…]
Wat zijn de korte en lange termijn gevolgen als deze reparatie (incl. vervanging) niet wordt uitgevoerd?
Motorblok loopt vast
[…]
Welke reparatie is noodzakelijk?
[…]
Motorrevisie
[…]
Is de auto zonder reparatie normaal te gebruiken?
[…]
Nee
[…]
Motorblok loopt vast
Ziet u bewijs dat deze reparatie noodzakelijk is geworden omdat de auto door de huidige eigenaar misbruikt is?
[…]
Nee zeker niet
[…]’.
3.5.
[bedrijf 2] heeft op 8 mei 2024 aan [partij A] een factuur gestuurd van € 3.884,10 inclusief btw, voor de motorrevisie (€ 2.250,00) en verrichte werkzaamheden werkplaats (€ 960,00).
3.6.
[partij A] heeft de diagnosestelling van [bedrijf 2] op 20 mei 2024 aan [partij B] gestuurd, en [partij B] daarbij in gebreke gesteld. [partij B] heeft op 29 mei 2024 aan [partij A] een e-mail gestuurd over het transport van de auto naar [partij B] voor het doen van onderzoek, waarna de op 8 juli 2024 is getransporteerd.
3.7.
[naam] , automonteur bij [partij B] , heeft op 19 juli 2024 aan [partij B] een e-mail gestuurd met zijn bevindingen. In de verklaring van [naam] staat het volgende:
‘[…]
Ik heb even gekeken naar de Opel Cora Maar de nokkenas is gebroken Zie foto’s en filmpjes de lager schalen wat gezegd werd liggen er absoluut niet uit de oorzaak van een gebroken nokkenas kan zijn dat meneer Van zijn vijf na zijn twee geschakeld heeft en dat hij heel hoog in toeren gelopen heeft ik zou anders niet weten hoe een nokkenas kan breken ik heb dit in al mijn ervaring nog nooit meegemaakt.[…]
Ik kan wel zien aan de olie dat het al heel lang geleden is dat deze auto een beurt gehad heeft als de olie kwaliteit natuurlijk heel slecht is gaan er natuurlijk ook dingen extra slijten[…].’
3.8.
[partij B] heeft de bevindingen van [naam] diezelfde dag, 19 juli 2024, aan [partij A] gestuurd. [partij A] en [partij B] hebben vervolgens meermaals contact gehad over de auto en het herstel daarvan. [partij B] heeft op 19 augustus 2024 aan [partij A] een e-mail gestuurd, waarin hij onder meer voorstelt om een andere motor in de auto te bouwen voor € 600,00 in plaats van € 1.500,00.
3.9.
Op 22 augustus 2024 heeft [partij A] schriftelijk aan [partij B] bericht tot ontbinding van de koopovereenkomst over te gaan.

4.Het geschil

in conventie
4.1.1.
[partij A] vordert primair dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de koopovereenkomst op 22 augustus 2024 rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden en dat [partij B] wordt veroordeelt tot het terugbetalen van de koopsom van € 1.350,00 aan [partij A] .
4.1.2.
Subsidiair vordert [partij A] dat de kantonrechter de koopovereenkomst ontbindt op grond van non-conformiteit, dan wel deze vernietigt op grond van dwaling en [partij B] veroordeelt tot het terugbetalen van de koopsom van € 1.350,00 aan [partij A] .
4.1.3.
Meer subsidiair vordert [partij A] dat de kantonrechter [partij B] veroordeelt om de auto op te (laten) halen en de gebreken kosteloos te herstellen, als de kantonrechter tot de conclusie komt dat de overeenkomst niet kan worden ontbonden op grond van non-conformiteit en niet kan worden vernietigd op grond van dwaling. Indien [partij B] de auto nog niet onder zich heeft, dient hij op straffe van een dwangsom te worden veroordeeld tot het (laten) ophalen van de auto voor eigen rekening van [partij B] en aan [partij A] kosteloos (gelijkwaardig) vervangend vervoer te verschaffen gedurende de herstelperiode.
4.1.4.
[partij A] vordert – na eisvermindering – zowel primair, subsidiair als meer subsidiair, dat de kantonrechter [partij B] veroordeelt tot het betalen van € 1.957,09 aan schadevergoeding, te vermeerderen met € 293,56 aan buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke (handels)rente als bedoeld in artikel 6:119(a) van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW) vanaf de datum van verzuim tot de dag van volledige voldoening. Daarnaast vordert [partij A] dat [partij B] wordt veroordeeld tot het onmiddellijk vrijwaren van de auto op straffe van een dwangsom van € 500,00 per (onvoltooid deel van een) dag dat [partij B] geen deugdelijk vrijwaringsbewijs aan [partij A] verschaft en daarmee [partij A] bevrijdt van zijn kentekenhouderverplichtingen, een en ander tot een maximum van € 20.000,00. Tot slot vordert [partij A] dat [partij B] wordt veroordeeld tot het betalen van de proceskosten in conventie inclusief de nakosten.
4.2.
[partij B] voert verweer.
in (voorwaardelijke) reconventie
4.3.
Onder de voorwaarde dat de koopovereenkomst wordt ontbonden dan wel vernietigd, vordert [partij B] dat de kantonrechter – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – [partij A] veroordeelt tot teruggave van de auto binnen drie dagen na de ontbinding, op straffe van een dwangsom van € 150,00 per dag dat de teruggave uitblijft tot een maximale hoogte van € 1.500,00. Tot slot vordert [partij B] dat de kantonrechter [partij A] veroordeelt tot het betalen van de proceskosten in reconventie inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW.
4.4.
[partij A] voert verweer.

5.De beoordeling

in conventie
Ambtshalve toetsing
5.1.
In deze zaak gaat het over de ontbinding en/of vernietiging van de koopovereenkomst die [partij A] als consument is aangegaan met [partij B] (artikel 7:5 lid 1, onder a, BW). De kantonrechter stelt vast dat de koopovereenkomst binnen de verkoopruimte is gesloten, omdat deze overeenkomst is aangegaan op de locatie van het garagebedrijf van [partij B] .
5.2.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 november 2021 overwogen dat (1) de rechter in zaken met consumenten ambtshalve moet onderzoeken of aan bepaalde essentiële informatieplichten is voldaan en (2) dat de rechter een sanctie moet toepassen als sprake is van een voldoende ernstige schending van deze informatieplichten. [1]
5.3.
[partij B] heeft voldoende onderbouwd dat is voldaan aan deze essentiële (pre)contractuele informatieplichten.
De auto beantwoordt aan de overeenkomst
5.4.
In deze zaak moet de kantonrechter allereerst beoordelen of de auto aan de overeenkomst beantwoordt. De kantonrechter is van oordeel dat de auto wel aan de overeenkomst beantwoordt. Dit oordeel motiveert hij als volgt.
5.5.
De auto moet beantwoorden aan de overeenkomst. Daarvan is geen sprake als de auto, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die [partij B] over de auto heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die [partij A] op grond van de overeenkomst mocht verwachten (artikel 7:17 lid 2 BW). [partij A] mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. Hij mag ook verwachten dat de auto de eigenschappen bezit die nodig zijn voor een bijzonder gebruik, mits dit bij de overeenkomst is voorzien. Verder moet de auto geschikt zijn voor de doeleinden waarvoor de auto van hetzelfde type gewoonlijk wordt gebruikt, de kenmerken bezitten die voor hetzelfde type auto normaal zijn en die [partij A] redelijkerwijs mag verwachten, gelet op de aard van de zaak (artikel 7:18 lid 2 BW). Wat onder ‘normaal gebruik’ moet worden verstaan, is afhankelijk van de verkeersopvattingen. Volgens vaste rechtspraak wordt bij de koop van een tweedehandsauto om daarmee, naar [partij B] bekend is, aan het verkeer deel te nemen, aangenomen dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt als het gebruik van de auto een gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert door een gebrek dat niet eenvoudig door de koper kan worden ontdekt en hersteld. [2] Dit is dus de ondergrens van wat [partij A] mag verwachten. Als het gebruik van de auto door het gebrek geen gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert, moet de rechter beoordelen of het gebrek anderszins tot non-conformiteit leidt. [3]
5.6.
Voor het conformiteitsoordeel is beslissend in welke toestand de auto zich bevond ten tijde van de verkoop (dus op 20 februari 2024).
[partij A] kan als consument-koper een beroep doen op het wettelijk bewijsvermoeden van artikel 7:18a lid 2 BW. Dit bewijsvermoeden houdt in dat wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordt als de afwijking van hetgeen overeen is gekomen zich binnen één jaar na aflevering openbaart, tenzij de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet. Het is vervolgens aan de verkoper om te stellen, en, bij gemotiveerde betwisting, te bewijzen dat de zaak bij aflevering wel aan de overeenkomst beantwoordt. [4]
De kantonrechter overweegt als volgt.
a. het gebrek
5.7.
Allereerst moet worden vastgesteld wat er aan de auto mankeert. Pas als vaststaat wat het gebrek is, kan de kantonrechter beoordelen of het gebruik van de auto als gevolg van dit gebrek een gevaar voor de verkeersveiligheid opleverde op het moment van de levering of dat het gebrek anderszins tot non-conformiteit leidt.
5.8.
[partij A] stelt dat de motor ‘stuk’ is. Hij onderbouwt zijn stelling met een diagnosestelling van [bedrijf 2] waaruit blijkt dat de drijfstanglagers kapot zijn en de motor vervangen moet worden.
5.9.
[partij B] erkent dat de motor vervangen moet worden, maar hij betwist dat dit komt doordat de drijfstanglagers kapot zijn. Volgens [partij B] zijn niet de drijfstanglagers kapot, maar is de nokkenas gebroken. Dit onderbouwt hij met een verklaring van [naam] , met beeldmateriaal en met de door [naam] (ter zitting) gegeven toelichting daarop.
5.10.
[partij A] voert aan dat hij bij gebrek aan technische kennis de verklaring van [naam] en de door hem gegeven toelichting niet kan controleren. [partij A] heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat uit de door hem overgelegde video’s de aard en de omvang van het gebrek (de motor die stuk is) blijkt. Volgens [partij A] doet het er overigens niet toe of de oorzaak van de gebrekkige motor is gelegen in de drijfstanglagers die kapot zijn of de nokkenas die gebroken is: in beide gevallen levert dit volgens hem non-conformiteit op.
5.11.
De kantonrechter overweegt als volgt. Partijen zijn het erover eens dat de motor vervangen moet worden. [partij A] stelt dat de motor ‘stuk’ is, doordat de drijfstanglagers kapot zijn. Het verweer dat [partij B] tegen deze stelling heeft gevoerd, slaagt. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de verklaring van [naam] , de door [partij B] overgelegde video’s en de daarop gegeven toelichting een voldoende onderbouwing van zijn betwisting. [partij A] heeft zijn stelling in het licht van de betwisting door [partij B] onvoldoende gemotiveerd. Hij heeft bijvoorbeeld niet toegelicht waaruit blijkt dat kapotte drijfstanglagers te zien zijn op de door hem overgelegde video’s. Dit had ingevolge artikel 150 Rv wel op zijn weg gelegen, omdat hij een beroep doet op ontbinding op grond van non-conformiteit. Daarmee heeft [partij A] niet voldaan aan zijn stelplicht, zodat niet wordt toegekomen aan bewijslevering.
5.12.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is niet komen vast te staan wat er aan de auto mankeert en daarmee dus ook niet of de auto non-conform is.
5.13.
De kantonrechter overweegt dat er ook geen sprake is van non-conformiteit als wel zou komen vast te staan dat de drijfstanglagers kapot zijn of de nokkenas gebroken is. De kantonrechter motiveert dit als volgt, waarbij hij bij zijn beoordeling beide oorzaken tot uitgangspunt neemt, omdat deze – zoals [partij A] ter zitting onweersproken heeft gesteld – samenkomen in het gebrek dat de motor ‘stuk’ is.
b. geen gevaar voor de verkeersveiligheid
5.14.
De vraag die allereerst voorligt, is of het gebrek aanwezig was
op het moment van leveringen op dat moment tot gevolg had dat het gebruik van de auto een gevaar voor de verkeersveiligheid opleverde.
5.15.
[partij A] stelt dat het gebruik van de auto als gevolg van het gebrek de verkeersveiligheid aantast. De motor moet vervangen worden. De reparatiekosten hiervan bedragen € 3.884,10, zodat het gebrek niet eenvoudig te herstellen is. Het gebrek was volgens [partij A] aanwezig op het moment van de levering. Hij doet een beroep op het bewijsvermoeden van artikel 7:18a lid 2 BW, omdat hij het gebrek binnen een jaar na de verkoop, op 26 april 2024, heeft geconstateerd.
5.16.
[partij B] betwist dat het gebrek aanwezig was op het moment van de levering. Volgens [partij B] breekt een nokkenas ineens. Als de nokkenas is gebroken, trilt de auto en kan er niet of nauwelijks meer met de auto worden gereden. Op het moment van de levering heeft [partij A] zonder problemen met de auto kunnen rijden. Een gebroken nokkenas is bij de apk een dag voor de levering niet naar voren gekomen (evenmin als kapotte drijfstanglagers). En ook [bedrijf 2] heeft tijdens de grote onderhoudsbeurt op 12 maart 2024, toen de auto al enkele weken door [partij A] werd gebruikt, geen gebroken nokkenas (of kapotte drijfstanglagers) opgemerkt.
Pas op 26 april 2024, ruim 6 weken na deze grote onderhoudsbeurt, heeft [partij A] geconstateerd dat er een probleem was met de motor.
Gezien het tijdsverloop en het feit dat [bedrijf 2] onderhoudswerkzaamheden heeft verricht aan de auto, kan volgens [partij B] niet worden vastgesteld wat de precieze oorzaak is van de gebroken nokkenas en valt ook daarmee dus niet uit te sluiten dat het gebrek pas na het moment van levering is ontstaan.
5.17.
[partij A] erkent dat hij tijdens de proefrit zonder problemen heeft kunnen rijden met de auto. Ook erkent hij dat [bedrijf 2] geen kapotte drijfstanglagers en/of een gebroken nokkenas heeft geconstateerd tijdens de grote onderhoudsbeurt. Verder voert hij aan dat hij bij gebrek aan technische kennis de verklaring van [naam] en de door hem gegeven toelichting niet kan controleren. Ook kan hij niet controleren of kapotte drijfstanglagers en/of een gebroken nokkenas onderdeel zijn van de apk. Hij betwist dat het gebrek is veroorzaakt door handelen van [bedrijf 2] of door verkeerd schakelen door [partij A] zelf. Volgens [partij A] is het ook niet aan hem om te bewijzen dat het gebrek al dan niet aanwezig was op het moment van levering, omdat hij zich als consument kan beroepen op het bewijsvermoeden van artikel 7:18a lid 2 BW.
5.18.
De kantonrechter overweegt als volgt. Partijen zijn het erover eens dat de motor vervangen moet worden. Dat de auto met deze motor een gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert, heeft [partij B] onvoldoende gemotiveerd weersproken, nu hij ook ter zitting heeft toegelicht dat niet kan worden gereden met de auto als deze een gebroken nokkenas heeft. Maar naar het oordeel van de kantonrechter is niet komen vast te staan dat de auto op het moment van de levering een gevaar voor de verkeersveiligheid opleverde. De verklaring van [naam] , de door [partij B] overgelegde video’s en de daarop gegeven toelichting leveren naar het oordeel van de kantonrechter een voldoende onderbouwing dat het gebrek op het moment van de levering niet aanwezig was. Daarbij komt dat vaststaat dat de auto een dag voor de verkoop apk is goedgekeurd. [partij B] heeft onweersproken aangevoerd dat de verkeersveiligheid één van de keuringseisen is tijdens de apk. Dit versterkt ook de stelling van [partij B] .
5.19.
Dit betekent dat [partij B] is geslaagd in het leveren van het tegendeelbewijs, zodat hij het bewijsvermoeden van artikel 7:18a lid 2 BW heeft weerlegd. [5] Het is vervolgens aan [partij A] om aan te tonen dat de gebreken wel aanwezig waren op het moment van levering. Dit heeft [partij A] niet of onvoldoende gedaan, zodat ook op dit punt geen non-conformiteit is komen vast te staan. Nu hiervoor al werd geoordeeld dat [partij A] ten aanzien van de aard van het gebrek al niet voldaan heeft aan zijn stelplicht, en om die reden de gestelde non-conformiteit niet kan worden vastgesteld (en ten aanzien daarvan niet wordt toegekomen aan bewijslevering) wordt ook niet toegekomen aan bewijslevering ten aanzien van het moment waarop het gebrek dan is ontstaan.
c. anderszins ook geen non-conformiteit
5.20.
Vervolgens moet de kantonrechter beoordelen of de gebreken anderszins tot non-conformiteit leiden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de kantonrechter moet beoordelen of [partij A] op grond van de overeenkomst niet behoefde te verwachten dat de motor binnen dit tijdsverloop al aan vervanging toe was. De kantonrechter is van oordeel dat [partij A] dit wel kon verwachten en motiveert dat als volgt.
5.21.
De kantonrechter stelt vast dat [partij A] en [partij B] een koopovereenkomst hebben gesloten die inhoudt dat [partij A] van [partij B] een auto koopt voor een bedrag van € 1.350,00. Niet in geschil is dat het een auto uit 2005 betreft met, op het moment van levering, een kilometerstand van 209.129. Ook is niet in geschil dat de auto – zonder dat de kantonrechter daarbij ingaat op de reden daarvan – is verkocht zonder garantie en dat dit is besproken.
5.22.
[partij A] stelt dat hij de auto heeft gekocht met als doel om daarmee in ieder geval voor een jaar dagelijks naar zijn werk te rijden. Volgens [partij A] is dit ook besproken met [partij B] tijdens het telefoongesprek van 19 februari 2024. [partij B] heeft dat niet betwist, zodat de kantonrechter dit als onweersproken aanneemt. Dat partijen ook hebben
afgesprokendat [partij A] één jaar in de auto zou kunnen rijden zodat [partij B] dat feitelijk garandeerde, heeft [partij A] niet onderbouwd en blijkt ook niet uit de stukken in het dossier. Aan bewijslevering op dit punt wordt dan ook niet toegekomen.
5.23.
Bovendien geldt dat [partij A] een auto kocht van ruim 20 jaar oud, met 209.129 km op de teller, en voor een koopprijs van € 1.350,00. Onder die omstandigheden had [partij A] rekening moeten houden met het bestaan of snel ontstaan van mankementen. Dit is immers verdisconteerd in de koopprijs die [partij A] heeft betaald. Met [partij A] is de kantonrechter van oordeel dat het afleveren van een auto zonder garantie niet betekent dat van non-conformiteit geen sprake kan zijn. Maar het is niet zo dat dit helemaal geen juridische waarde heeft. Dit speelt namelijk wel een rol bij de vraag wat de koper mocht verwachten. Juist het feit dat [partij B] geen garantie wilde geven voor deze koopprijs, had voor [partij A] juist aanleiding moeten zijn extra alert te zijn op het risico op eventuele gebreken of het ontstaan daarvan op korte termijn. Dat [partij B] heeft gezegd dat de auto in ‘prima’ staat is, maakt dit oordeel niet anders. Deze aanprijzing is mede gelet op de leeftijd van de auto, van algemene aard en is dus geen garantie dat de auto ook daadwerkelijk in prima staat is. [6]
De tussenconclusie
5.24.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, oordeelt de kantonrechter dat geen sprake is van non-conformiteit. De auto beantwoordt dus aan de koopovereenkomst. Dit betekent dat [partij A] de koopovereenkomst niet rechtsgeldig mocht ontbinden. De kantonrechter zal de dit deel van de vordering om die reden dan ook afwijzen.
5.25.
Omdat de overige vorderingen van [partij A] zijn gebaseerd op de stelling dat sprake is van non-conformiteit, worden ook deze afgewezen.
Er is geen sprake van dwaling
5.26.
[partij A] stelt subsidiair dat de koopovereenkomst vernietigbaar is op grond van dwaling. Hij voert daartoe aan dat [partij B] de gebreken heeft verzwegen. [partij A] heeft de gebreken niet eerder waargenomen en is daar ook niet over geïnformeerd door [partij B] . Als [partij A] dit wel had geweten, had hij een andere auto gekocht.
5.27.
[partij B] betwist dit. Hij voert daartoe aan dat [partij A] op het moment van de levering zonder problemen heeft kunnen rijden met de auto, en dat een kapotte drijfstanglager en/of gebroken nokkenas ook niet bij de apk naar voren zijn gekomen. Er waren dus geen gebreken op het moment van de levering waar [partij B] [partij A] over kon informeren. Van het verzwijgen van gebreken is dan ook geen sprake.
5.28.
De kantonrechter overweegt als volgt. Naar het oordeel van de kantonrechter slaagt het beroep van [partij A] op dwaling in de zin van artikel 6:228 BW niet, omdat hij zijn stelling onvoldoende heeft gemotiveerd. Hij heeft bijvoorbeeld niet toegelicht op welke wijze hij dan zou hebben gedwaald, en op welke wijze [partij B] hem heeft laten dwalen. Bovendien heeft [partij A] zelf geen of onvoldoende onderzoek naar de staat van de auto laten uitvoeren waarmee een eventuele dwaling van zijn kant had kunnen worden voorkomen. [partij A] heeft daarmee niet voldaan aan zijn stelplicht, zodat de kantonrechter dit deel van de vordering zal afwijzen.
De conclusie
5.29.
De kantonrechter concludeert dat geen sprake is van non-conformiteit en evenmin van dwaling. Dit betekent dat [partij A] de koopovereenkomst niet rechtsgeldig heeft ontbonden, en dat er ook geen grond is voor vernietiging van de koopovereenkomst. De kantonrechter wijst de vorderingen en nevenvorderingen van [partij A] om deze redenen af.
[partij A] moet de proceskosten betalen
5.30.
[partij A] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van hemzelf en van [partij B] betalen. De proceskosten van [partij B] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
677,00
5.31.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in (voorwaardelijke) reconventie
5.32.
Nu de vordering in conventie wordt afgewezen, is de voorwaarde van [partij B] voor zijn vordering in reconventie niet in vervulling gegaan. Deze behoeft daarom geen verdere bespreking.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [partij A] af;
6.2.
veroordeelt [partij A] in de proceskosten van € 677,00, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als [partij A] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
veroordeelt [partij A] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na dit vonnis zijn betaald;
6.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de onder 6.2. en 6.3. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
in (voorwaardelijke) reconventie
6.5.
stelt vast dat de voorwaarde waaronder de reconventie is ingesteld, niet is vervuld.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.W. van Tol en in het openbaar uitgesproken door
mr. U. van Houten op 20 mei 2025.

Voetnoten

1.HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HR 15 april 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1338.
3.HR 8 juli 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3097.
4.HvJ EU 4 juni 2015, ECLI:EU:C:2015:357; HR 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1666.
5.HvJ EU 4 juni 2015, ECLI:EU:C:2015:357; HR 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1666.
6.Gerechtshof ’s-Gravenhage 17 februari 2005, ECLI:NL:GHSGR:2005:AT5501,