In deze zaak hebben eisers een woning gekocht van gedaagden voor een koopprijs van € 1.875.000,00, maar hebben zij de koopprijs niet betaald, waardoor de levering van de woning niet heeft plaatsgevonden. Gedaagden vorderen een boete van € 187.500,00 wegens het niet nakomen van de overeenkomst door eisers. Eisers vorderen primair een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst is ontbonden en subsidiair matiging van de boete. De rechtbank oordeelt dat eisers de koopovereenkomst niet rechtsgeldig hebben ontbonden door het inroepen van het financieringsvoorbehoud. Echter, de rechtbank ziet aanleiding om de boete te matigen tot € 149.948,92, omdat de omstandigheden van het geval dit vereisen. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de verhouding tussen de boete en de werkelijke schade, alsook naar de aard van de overeenkomst en de omstandigheden waaronder de boete is ingeroepen. De proceskosten worden toegewezen aan gedaagden, die grotendeels in het gelijk zijn gesteld.