ECLI:NL:RBOVE:2025:3822

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
AK_25_695_T
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de WIA-uitkering van eiseres met betrekking tot arbeidsongeschiktheid en revalidatie

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 16 juni 2025, wordt de zaak behandeld van eiseres die bezwaar heeft gemaakt tegen een besluit van het UWV over haar WIA-uitkering. Eiseres, geboren in 1996, heeft zich op 29 juni 2021 ziek gemeld en is sindsdien arbeidsongeschikt. Het UWV heeft haar arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 53,47% en heeft haar een WIA-uitkering op basis van 80 tot 100% toegekend. Eiseres is van mening dat zij recht heeft op een IVA-uitkering vanwege volledige duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet overtuigend heeft aangetoond dat er op 22 januari 2024 voldoende kans op verbetering was, en dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank geeft het UWV de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen, met een termijn van acht weken. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid en de mogelijkheden voor revalidatie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/695 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. L. de Widt),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder (het UWV)
(gemachtigde: [gemachtigde]).

Procesverloop

1.1.
Het UWV heeft met een besluit van 11 maart 2024 het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres vastgesteld op 53,47% en haar WIA-uitkering niet gewijzigd. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Daarop heeft het UWV eiseres medegedeeld dat hij van plan is om aan eiseres vanaf 22 januari 2024 een WIA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100% toe te kennen. Eiseres heeft op dit voornemen gereageerd. Met het bestreden besluit van 17 januari 2025 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij het voornemen gebleven en heeft het UWV aan eiseres vanaf 22 januari 2024 een WIA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100% toegekend.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. De partner van eiseres was ook aanwezig.

Overwegingen

Wat aan de besluitvorming vooraf ging
2.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1996. Zij was vanaf 3 december 2020 werkzaam als chauffeur automaterialen bij [bedrijf] B.V. voor gemiddeld 40,84 uur per week. Op
29 juni 2021 heeft eiseres zich ziek gemeld. Op 2 januari 2022 is eiseres bij haar werkgever ziek uit dienst gegaan. Het UWV heeft aan haar vanaf 3 januari 2022 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Het UWV heeft aan eiseres vanaf 27 juni 2023 een loongerelateerde uitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 53,47% toegekend. Het UWV heeft de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres vanaf 27 januari 2024 omgezet in een vervolguitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 45 tot 55%.
2.2.
Eiseres heeft op 22 januari 2024 om een herbeoordeling gevraagd. Dit heeft geleid tot de besluitvorming zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Het geschil
3. Niet in geschil is dat eiseres op de datum in geding, 22 januari 2024, volledig arbeidsongeschikt was. In geschil is of die volledige arbeidsongeschiktheid op die datum tevens duurzaam is, zodat eiseres op grond van artikel 47 van de Wet WIA recht heeft op een IVA-uitkering in plaats van een WGA-uitkering.
Standpunten van partijen
Standpunt UWV
4. Het UWV stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiseres vanaf
22 januari 2024 80 tot 100% arbeidsongeschikt is. Volgens het UWV zijn de klachten van eiseres echter niet duurzaam. Het UWV is van mening dat verbetering mogelijk is. Het UWV heeft dit gebaseerd op rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Standpunt eiseres
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij, ondanks haar jonge leeftijd, in aanmerking dient te komen voor een IVA-uitkering, omdat sprake is van volledige duurzame arbeidsongeschiktheid. Volgens eiseres is geen verbetering van haar klachten en beperkingen te verwachten. Eiseres stelt dat haar klachten duurzaam zijn.
5.1.
Eiseres heeft te maken met endometriose en adenomyose. Dit is chronisch. Zij lijdt ook aan het chronisch bekkenpijnsyndroom, waardoor zij eveneens chronisch klachten heeft en zal houden. Vooral door deze aandoeningen heeft eiseres dagelijks veel pijn.
5.2.
Verder wijst eiseres erop dat zij de lichamelijke klachten en beperkingen inmiddels al meerdere jaren (zeker drie jaren) heeft en dat deze alleen maar erger worden.
5.3.
Eiseres stelt dat de artsen/specialisten in het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en het Radboudumc weinig tot niks kunnen doen op het gebied van endometriose en adenomyose. Eiseres meldt verder dat zij volgens de artsen van het UMCG op het gebied van bekkenpijn uitbehandeld is. De artsen van het Radboudumc hebben laten weten dat het zetten van een pijnblokkade zou leiden tot toename van de pijnklachten. Deze artsen kunnen qua bekkenpijn ook niets meer voor eiseres betekenen. Zij hebben laten weten dat eiseres alle mogelijke behandelingen heeft doorlopen en dat er helaas geen verbetering mogelijk is.
5.4.
Eiseres wijst erop dat een revalidatietraject volgens de gynaecoloog te zwaar belastend voor haar is.
Reactie UWV
6. Uit het verweerschrift blijkt dat het UWV bij zijn standpunt blijft. Het UWV heeft dit gebaseerd op een nader rapport van 13 maart 2025 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank licht dit als volgt toe.
Beoordelingskader
8.1.
Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
8.2.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in zijn rechtspraak geoordeeld dat de verzekeringsarts zich een oordeel dient te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. [1] Hierbij moet hij, uitgaande van de medische situatie op de datum in geding, een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de medische situatie van de verzekerde op de datum in geding. Indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde. Daarnaast geldt dat, in het geval betrokkene bezwaar heeft gemaakt, bij deze inschatting ook medische gegevens moeten worden betrokken die in bezwaar bekend zijn geworden, maar slechts voor zover die gegevens betrekking hebben op de datum met ingang waarvan de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid door het bestuursorgaan niet is aangenomen. In vaste rechtspraak heeft de CRvB in lijn met deze uitspraak ook benadrukt dat tevens de bestuursrechter bij zijn beoordeling van de juistheid van het bestreden besluit informatie zal betrekken die in beroep of hoger beroep is ingebracht, voor zover die betrekking heeft op de datum in geding. [2]
8.3.
Bij het onderzoek naar de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid hanteert het UWV een beoordelingskader voor de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen (het beoordelingskader). Op grond van het beoordelingskader wordt duurzaamheid aangenomen indien verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten, dan wel niet of nauwelijks is te verwachten. Daarnaast bevat het beoordelingskader een stappenplan ter vaststelling van de prognose van de arbeidsbeperkingen van de uitkeringsgerechtigde, uitgaande van de medische situatie op het moment van beoordeling. Samengevat weergegeven behelst stap één de beoordeling door de verzekeringsarts of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval indien er sprake is van een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Bij stap twee dient de verzekeringsarts te beoordelen in hoeverre verbetering in het eerstkomende jaar te verwachten is. Stap drie geeft criteria voor de beantwoording van de vraag of na het eerste jaar nog verbetering van de belastbaarheid te verwachten is. Dat is alleen het geval als van een behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn gericht kan zijn op verbetering van de belastbaarheid, en er sprake is van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden.
Verzekeringsgeneeskundig onderzoek
9.1.1.
Niet in geschil is dat eiseres te maken heeft met endometriose, adenomyose en het chronisch bekkenpijnsyndroom. In het rapport van 10 januari 2025 is de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingegaan op het stappenplan van het UWV. Volgens haar rapporten van
12 december 2024 en 10 januari 2025 is bij eiseres verbetering van de belastbaarheid niet uitgesloten, en bestaat in het eerstkomende jaar een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden. Betrokkene legt de nadruk vooral op de endometriose, maar er lijkt ook duidelijk sprake te zijn van een chronisch pijnsyndroom. Gezien de visie van betrokkene en het beloop tot nu toe is het de vraag in hoeverre zij van behandeling zal profiteren, maar er zijn nog wel medicamenteuze en multidisciplinaire mogelijkheden. Wat de endometriose betreft zijn er nog mogelijkheden als Danazol, een Gonadotropin-Releasing Hormone (GnRH) antagonist en aromatase inhibitors.
9.1.2.
In het rapport van 13 maart 2025 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gereageerd op de beroepsgronden van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst er opnieuw op dat de rol van de endometriose meest waarschijnlijk klein is, en dat de andere factoren behandelbaar zijn. Het gaat dan om cognities, centrale en perifere sensitisatie en hypertonie van de bekkenbodemspieren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat pijnsensitisatie een belangrijke rol kan spelen bij het ontstaan en onderhoud van chronische pijn en ervoor kan zorgen dat het steeds erger wordt. Dit vraagt om een multidisciplinaire aanpak. De behandelingen die gegeven kunnen worden richten zich dan op het verminderen van de overgevoeligheid van pijnreceptoren of op het verminderen van de overgevoeligheid van de hersenen. Een dergelijke behandeling kan gegeven worden binnen een revalidatietraject. Eiseres moet hier dan wel voor open staan. Het enkele feit dat eiseres laat weten dat zij dit nu niet aan kan wil volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet zeggen dat zij hiervan niet kan profiteren. Niet duidelijk is waarom dit voor eiseres te zwaar belastend is.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee niet voldoende heeft gemotiveerd dat op 22 januari 2024 bij eiseres nog verbetering te verwachten was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep noemt enkele hormonale opties ten aanzien van de endometriose, maar de rol van die aandoening is volgens haar waarschijnlijk klein. Voor de behandeling van het chronisch pijnsyndroom is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep een multidisciplinaire aanpak binnen een revalidatietraject mogelijk, maar de gynaecoloog bekkenpijn-specialist [naam] heeft in de brief van
19 september 2024 vermeld dat een revalidatietraject bij clinics in revalidatie (CIR) te inspannend is voor eiseres. Deze brief geeft informatie over de situatie van eiseres tot
26 februari 2024 en heeft dus betrekking op de periode rond de datum in geding
22 januari 2024. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt echter dat niet duidelijk is waarom zo’n behandeling voor eiseres te belastend zou zijn en gaat er daarom vanuit dat revalidatie wel mogelijk is. Nu de behandelend specialist van eiseres een dergelijk traject voor eiseres te inspannend vindt, is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zonder nadere informatie hierover in te winnen bij deze specialist niet kon aannemen dat op 22 januari 2024 een multidisciplinaire aanpak binnen een revalidatietraject mogelijk was.
9.3.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet overtuigend heeft gemotiveerd dat op 22 januari 2024 voldoende kans bestond op verbetering van de functionele mogelijkheden van eiseres en dat behandeling met een revalidatietraject voor eiseres tot verbetering zou kunnen leiden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit op deze punten niet zorgvuldig is voorbereid en niet toereikend is gemotiveerd.
Conclusie en gevolgen
10. Zoals hiervoor is overwogen is het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Het is daarom in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het UWV in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen.
10.1.
Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet de verzekeringsarts bezwaar en beroep kort gezegd:
a. nadere informatie opvragen bij de behandelaren van eiseres over de kansen op verbetering van de belastbaarheid van eiseres en haar mogelijkheden om een multidisciplinaire aanpak binnen een revalidatietraject te volgen;
b. met inachtneming van de nadere informatie en wat in deze uitspraak is overwogen inzichtelijk en navolgbaar motiveren of de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres op 22 januari 2024 duurzaam was.
10.2.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
10.3.
Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. In beginsel, ook in de situatie dat het UWV de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
10.4.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek;
- draagt het UWV op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het UWV in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eikelenboom, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
De rechter is verhinderd te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie onder meer CRvB 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896, CRvB 13 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1583 en CRvB 10 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:737.
2.Zie ook CRvB 1 oktober 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN9226.