ECLI:NL:RBOVE:2025:3975

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
ak_24_3044_t
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidspercentage

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 20 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, die als metselaar heeft gewerkt, had zich ziek gemeld en het UWV had zijn arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 34,09%, wat hem geen recht op een WIA-uitkering gaf. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat het UWV een onjuist indexcijfer heeft gebruikt bij de berekening van het maatmaninkomen. De rechtbank stelt dat het UWV had moeten uitgaan van het indexcijfer van januari 2024, dat op 9 februari 2024 bekend werd, in plaats van het indexcijfer van december 2023. De rechtbank geeft het UWV de gelegenheid om dit gebrek te herstellen en een nieuw arbeidskundig onderzoek uit te voeren. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3044 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. M.P. Smit,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen(UWV),
gemachtigde: L.A.P. ter Laak.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 12 februari 2024 afgewezen, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage minder dan 35% was vastgesteld, namelijk
33,96%. Met het bestreden besluit van 30 mei 2024 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij gewijzigd vastgesteld op 34,09%.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door zijn echtgenote en zijn gemachtigde, en de gemachtigde van het UWV.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en twee keer aanvullende vragen gesteld aan het UWV over de berekening van het maatmaninkomen met de
CBS-indexcijfers. Eiser heeft daarop gereageerd.
1.5.
De rechtbank heeft de zaak op 22 mei 2025 opnieuw op zitting behandeld. Hieraan hebben, via videobellen, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft als metselaar gewerkt. Voor het laatst werkte hij tot 1 december 2018 bij [werkgever] B.V. voor 40 uur per week. Op 29 november 2018 heeft hij zich voor het eerst ziek gemeld vanwege klachten aan zijn rechterknie. Het UWV heeft vervolgens een uitkering toegekend op grond van de Ziektewet (ZW). Na een eerstejaars ZW-beoordeling is die uitkering beëindigd en kreeg eiser recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Vervolgens heeft eiser zich op 31 maart 2021 ziek gemeld vanuit de WW. Deze ziekmelding heeft niet geleid tot een recht op een ZW-uitkering. Op
26 januari 2022 heeft eiser zich opnieuw ziekgemeld vanuit de WW. Het UWV heeft vervolgens wel een ZW-uitkering aan eiser toegekend. Op 23 oktober 2023 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd.

Standpunt van het UWV

3. Volgens het UWV heeft eiser per 24 januari 2024 geen recht op een
WIA-uitkering omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage minder is dan 35%, namelijk 34,09%. Eiser wordt in staat geacht om de functies productiemedewerker industrie, textielproductenmaker en telefonist (centrale), medewerker callcenter (inbound) te kunnen verrichten. Op basis van het middelste uurloon van deze functies, afgezet tegen het uurloon van € 16,50 dat eiser verdiende voordat hij zich ziek meldde (maatmanuurloon) is de mate van arbeidsongeschiktheid met een indexering van het uurloon als volgt berekend:
[(€ 19,20 - € 12,65) / € 19,20] x 100% = 34,09%. Hiervoor baseert het UWV zich op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en op de rapporten van 9 februari 2024 en 27 mei 2024 van de arbeidsdeskundigen.

Standpunten van eiser

4. Eiser is van mening dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft afgezien van een nader medisch onderzoek. Ook stelt eiser dat hij meer en verdergaand beperkt is dan is vastgesteld in de functionele mogelijkhedenlijst (FML). Zo is hij vanwege zijn klachten aan zijn rechterknie niet in staat om te buigen, te knielen en te hurken. Ook kan hij niet klimmen en klauteren. De complicaties na de knieoperatie in mei 2023 zijn ernstiger dan is aangenomen. Hij gebruikt een stok tijdens het lopen om het rechterbeen te ontzien. Ook zijn de maagklachten waarvoor hij maagzuurremmers slikt en zijn polsklachten onvoldoende bij de beoordeling betrokken. Tijdens de zitting heeft eiser informatie van 21 januari 2025 van de huisarts overgelegd. Verder voert eiser aan dat hij vanwege zijn gezondheidsklachten niet in staat is om de geselecteerde functies te verrichten en dat de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage / de indexering onduidelijk is.

Beoordeling door de rechtbank

5. Het beroep is gegrond, omdat de arbeidskundige beoordeling niet zorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank licht dit vanaf 5.7 verder toe. Eerst gaat de rechtbank in op de verzekeringsgeneeskundige beoordeling.
5.1.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA bestaat recht op een WIA-uitkering als een betrokkene ten minste 35% arbeidsongeschikt is. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt berekend door het loon dat een betrokkene in zijn laatste werk nog had kunnen verdienen, te vergelijken met het loon dat hij of zij kan verdienen in passende theoretische functies.
5.2.
Het UWV mag de besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten.
Verzekeringsgeneeskundige beoordeling
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat er zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden. Zowel de arts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben eisers rechterknie onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarbij ook informatie van
31 oktober 2023 van de orthopeed betrokken. De beroepsgrond dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser nader had moeten onderzoeken slaagt niet. Deze gaat uit van de veronderstelling dat dit onderzoek niet heeft plaatsgevonden. Die veronderstelling is onjuist.
5.4.
De arts van het UWV heeft in het rapport van 16 januari 2024 vermeld dat bij eiser sprake is van een beperkte rechterkniefunctie vanwege gonartrose, nadat bij een operatie in mei 2023 een hemi-prothese is geplaatst. De eerder geplaatste prothese werd daarbij vervangen en de behandeling is afgerond. Volgens de arts is eiser hierdoor aangewezen op werk waarbij zijn rechterknie niet overmatig belast wordt. Daarom zijn met de FML van 12 januari 2024 beperkingen vastgesteld in de rubrieken ‘persoonlijk functioneren’, ‘fysieke omgevingseisen’, ‘dynamische handelingen’ en ‘statische houdingen’. Zo gelden er beperkingen voor duwen/trekken, tillen en dragen, staan, lopen, traplopen, klimmen en afwisseling van houding. Voor knielen of hurken is een lichte beperking vastgesteld.
5.5.
In het rapport van 23 april 2024 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is vermeld dat eisers rechterknie dikker is dan de linkerknie waarbij de atrofie van het rechterbovenbeen opvalt. De extensie van het rechterbeen is maximaal maar de flexie is vergeleken met links submaximaal. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is eiser meer beperkt dan de arts in de FML heeft vastgesteld. Door de aangeboren maagaandoening is hij aangewezen op werk zonder buikdrukverhogende activiteiten. Ook is eiser beperkt voor beroepsmatig vervoer en voor frequent buigen tijdens het werk geldt een sterke beperking (item 4.10). Bij het onderdeel lopen (item 4.16) is in de toelichting vermeld dat eiser ongeveer een kwartier achtereen kan lopen met een stok. De lichte beperking die de arts voor knielen of hurken heeft aangenomen is ook gewijzigd naar een sterke beperking (item 4.20). Ook kan eiser geen pedaal met rechts bedienen. Daarnaast geldt ook een lichte beperking voor ‘zitten tijdens het werk’ (item 5.2). Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep moet eiser zich namelijk kunnen vertreden. Deze toelichting en (verdergaande) beperkingen zijn vastgesteld in de FML van 23 april 2024.
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de belastbaarheid van eiser inzichtelijk en navolgbaar heeft gemotiveerd. Voor de gezondheidsklachten van eiser zijn beperkingen vastgesteld. Dat meer of verdergaande beperkingen nodig zijn voor zijn knie, pols- en maagklachten is onvoldoende onderbouwd. De informatie van de huisarts geeft de rechtbank geen aanleiding om aan de beoordeling te twijfelen, omdat daarin alleen informatie staat uit 2008 en 2013.
Arbeidskundige beoordeling
5.7.
Op grond van artikel 1 van de Wet WIA wordt onder maatmaninkomen verstaan: hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen.
5.8.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsongeschikt hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
5.9.
Op grond van artikel 8, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (hierna: Schattingsbesluit) worden bij de vaststelling van het maatmaninkomen, bedoeld in artikel 6, eerste en derde lid, en artikel 1 van de Wet WIA, het inkomen, de inkomsten uit arbeid en de verdiensten, bedoeld in artikel 7, eerste lid, die bij toepassing van artikel 7a in aanmerking worden genomen, vanaf het begin van het eerste in aanmerking genomen aangiftetijdvak aangepast aan de eerst-gepubliceerde cijfers van de index van de CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen, zoals die uiterlijk ten tijde van het arbeidsdeskundige onderzoek, bedoeld in artikel 5, door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gepubliceerd.
5.10.
Op grond van artikel 8, tweede lid, van het Schattingsbesluit wordt, nadat een eerste beoordeling in verband met de vaststelling, bedoeld in artikel 5, heeft plaatsgevonden, bij een hernieuwde vaststelling, een heropening, een herleving of een herziening van de uitkering geen rekening gehouden met na die eerste beoordeling opgetreden wijzigingen in het maatmaninkomen, met dien verstande dat bij de hernieuwde vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid het maatmaninkomen wordt aangepast aan de eerst-gepubliceerde cijfers van de index van de CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen, zoals dit uiterlijk ten tijde van het arbeidsdeskundige onderzoek door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gepubliceerd.
Geselecteerde functies
5.11.
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 27 mei 2024 navolgbaar heeft gemotiveerd dat de voorbeeldfuncties in theorie passend zijn voor eiser. De functies passen binnen de vastgestelde belastbaarheid van de FML en de signaleringen zijn voldoende gemotiveerd.
Indexering van het maatmanloon
5.12.
Naar aanleiding van de vraagstelling van de rechtbank heeft het UWV in de brief van 20 maart 2025 de volgende toelichting gegeven:
“In uw brief van 12 februari 2025 heeft u verwezen naar de indexering van het maatmaninkomen met de indexcijfers 134,3 en 115,4. U heeft verzocht te motiveren waarom deze indexcijfers zijn gebruikt en waar deze indexcijfers te vinden zijn. Na overleg hierover met de arbeidskundige bezwaar en beroep mevrouw [naam] reageren wij met deze brief op uw vragen.
Het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (SB) schrijft voor dat wordt geïndexeerd aan de hand van de eerst-gepubliceerde cijfers van de index van de CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen, zoals die uiterlijk ten tijde van het arbeidsdeskundig onderzoek, door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wordt gepubliceerd. Het CBS publiceert de indexcijfers kort na afloop van een maand. Iedere 10 jaar wisselt het CBS van basisjaar en wordt gerekend met een nieuwe reeks. Na oktober 2023 is het CBS gestopt met de reeks 2010=100 en gestart met de reeks 2020=100.
Het indexcijfer 115,4 heeft betrekking op de maand november 2019 en is te vinden op de site van het CBS (reeks 2010=100, eerst-gepubliceerde cijfers). Hierna lichten we toe waarom is uitgegaan van het indexcijfer van de maand november 2019.
Betrokkene heeft een ZW-uitkering ontvangen vanwege een ziekmelding per 29 november 2018. Bij de zg. eerstejaars ziektewetbeoordeling is vastgesteld dat hij per 28 november 2019 in staat was meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen. Bij deze beoordeling is een maatmaninkomen vastgesteld, geïndexeerd naar november 2019. De
ZW-uitkering werd beëindigd en aansluitend werd een WW-uitkering toegekend. Betrokkene heeft zich per 26 januari 2022 vanuit de WW opnieuw ziekgemeld, in welk kader de beoordeling heeft plaatsgevonden per einde wachttijd WIA 24 januari 2024. Omdat het maatmaninkomen WIA wordt vastgesteld aan de hand van dezelfde arbeid als die op basis waarvan reeds eerder het maatmaninkomen ZW is vastgesteld (betrokkene heeft tussentijds niet hervat), is het maatmaninkomen ZW met toepassing van artikel 6, lid 7, SB, geïndexeerd van november 2019 (115,4) tot en met december 2023 (134,3). (Het indexcijfer van de maand januari was ten tijde van de vaststelling van het maatmaninkomen door de arbeidsdeskundige op 22 januari 2024 nog niet bekend.)
Het indexcijfer 134,3 van december 2023 betreft een door UWV tijdelijk omgerekend indexcijfer en is opgenomen in het overzicht van omgerekende indexcijfers in de bijlage bij deze brief. Het - tijdelijk- gebruik van omgerekende indexcijfers door het UWV houdt verband met de overgang van het CBS in november 2023 naar de nieuwe reeks indexcijfers 2020=100. Om beoordelingen uniform en efficiënt uit te kunnen voeren maken de arbeidsdeskundigen gebruik van digitale ondersteuning. Het was voor UWV niet mogelijk de indexcijfers uit de nieuwe reeks van het CBS 2020=100 op korte termijn in het
ICT-systeem te verwerken. Als tijdelijke oplossing zijn de indexcijfers uit de reeks 2020=100 vanaf november 2023 omgerekend naar indexcijfers met basisjaar 2010=100, zodat de digitale ondersteuning nog steeds gebruikt kon worden. Naar verwachting rekent het UWV-systeem vanaf 14 maart 2025 weer met de eerst-gepubliceerde CBS- indexcijfers.
Volledigheidshalve geven we hierna voor deze casus ook de indexering weer van het
maatmaninkomen met de door het CBS gepubliceerde indexcijfers, vanaf november 2019 naar december 2023. Omdat het CBS na oktober 2023 geen indexcijfers meer heeft gepubliceerd met basisjaar 2010 wordt hierbij éérst met indexcijfers van de reeks 2010=100 geïndexeerd van november 2019 (115,4) tot en met oktober 2023 (133,6). Vervolgens wordt met de reeks 2020=100 geïndexeerd van oktober 2023 (113,4) naar december 2023 (114). Dit geeft het volgende resultaat: € 16,50 x (133,6 / 115,4) x (114 / 113,4) = € 19,20. Dit is gelijk aan het maatmaninkomen dat de arbeidsdeskundige B&B in zijn rapport heeft benoemd.”
5.13.
Niet (langer) in geschil is dat de methode waarbij eerst met indexcijfers van de reeks 2010=100 wordt geïndexeerd tot en met oktober 2023 (133,6), en daarna met de reeks 2020=100 vanaf oktober 2023 (113,4), juist is. In geschil is wel of het UWV bij de indexering met de reeks 2020=100 vanaf oktober 2023 terecht heeft gerekend met het indexcijfer van december 2023, of dat het indexcijfer van januari 2024 had moeten worden gebruikt.
5.14.
Ter zitting heeft het UWV desgevraagd toegelicht dat de CBS-indexcijfers doorgaans elke eerste donderdag van de maand bekend zijn. In dit geval was het indexcijfer van januari 2024 bekend op dinsdag 6 februari 2024.
5.15.
De rechtbank stelt vast dat het maatmaninkomen dient te worden aangepast aan de eerst-gepubliceerde cijfers van de index van de CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen, zoals dit uiterlijk ten tijde van het arbeidsdeskundige onderzoek door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gepubliceerd. Ter discussie staat wat onder de zinsnede “ten tijde van het arbeidsdeskundige onderzoek” moet worden verstaan.
5.16.
De rechtbank volgt het UWV niet in zijn standpunt dat daaronder de datum van de raadpleging van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) moet worden verstaan. Een redelijke wetsuitleg is dat moet worden uitgegaan van de datum dat het onderzoek is afgerond. In dit geval heeft de arbeidsdeskundige op 22 januari 2024 het CBBS geraadpleegd, heeft het gesprek met eiser plaatsgevonden op 8 februari 2024 en is het rapport opgemaakt op 9 februari 2024. Gelet hierop moet ervan worden uitgegaan dat het onderzoek is afgerond op 9 februari 2024. [1] Omdat op 9 februari 2024 het nieuwe indexcijfer 117 van januari 2024 bekend was had van dit indexcijfer moeten worden uitgegaan en niet van dat van december 2023, 114. Hierdoor bedraagt eisers maatmanloon:
€ 16,50 x (133,6 / 115,4) x (117 / 113,4) = € 19,71.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd, omdat het onjuiste indexcijfer is gebruikt. Dit is in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.1.
De rechtbank ziet aanleiding om het UWV in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat kan met een aanvullende motivering of met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen moet een nieuw arbeidskundig onderzoek plaatsvinden waarbij het indexcijfer 117 van januari 2024 wordt gebruikt. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV de gebreken kan herstellen op vier weken na verzenddatum van deze uitspraak.
6.2.
Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. In beginsel, ook in de situatie dat het UWV de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder derde zitting uitspraak doen op het beroep.
6.3.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat de rechtbank over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het UWV op binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om de gebreken te herstellen;
- stelt het UWV in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eikelenboom, rechter, in aanwezigheid van
J.T. Boddeüs, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
De rechter is verhinderd te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 mei 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:5937