ECLI:NL:RBOVE:2025:4201

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
11564323 \ CV EXPL 25-654
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van betalingsverplichting voor verrichte werkzaamheden tussen onderaannemer en hoofdaannemer

In deze zaak vordert eiser, een besloten vennootschap, betaling van een factuur van € 7.250,00 van IJssel Bouw, die zij in rekening heeft gebracht voor werkzaamheden die zij zou hebben verricht op een bouwterrein. IJssel Bouw ontkent echter dat er een overeenkomst is gesloten en weigert betaling. De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen, omdat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat er een overeenkomst was tussen haar en IJssel Bouw. De kantonrechter oordeelt dat de werkzaamheden die eiser heeft verricht, niet onder de verantwoordelijkheid van IJssel Bouw vallen, aangezien de hoofdaannemer, [bedrijf], de kosten voor de werkzaamheden in rekening had gebracht bij IJssel Bouw. Eiser heeft geen bewijs geleverd voor haar stelling dat er prijsafspraken zijn gemaakt met IJssel Bouw. De kantonrechter concludeert dat er geen betalingsverplichting voor IJssel Bouw bestaat en dat eiser de proceskosten moet betalen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 100,00, omdat IJssel Bouw zich niet heeft laten bijstaan door een gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11564323 \ CV EXPL 25-654
Vonnis van 24 juni 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiser] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: Armaere B.V.,
tegen
de besloten vennootschap
IJSSEL BOUW EN ONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Kampen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: IJssel Bouw,
vertegenwoordigd door [naam 1].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 februari 2025;
- de conclusie van antwoord;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de aanvullende producties van [eiser];
- de e-mail van IJssel Bouw met een reactie op de aanvullende producties van [eiser];
- de mondelinge behandeling van 21 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.2. Samenvatting

2.1.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat zij werkzaamheden heeft verricht in opdracht en voor rekening van IJssel Bouw. [eiser] vordert op grond daarvan betaling van een factuur die zij bij IJssel Bouw in rekening heeft gebracht. IJssel Bouw ontkent dat zij een overeenkomst met [eiser] heeft gesloten. IJssel Bouw weigert daarom betaling. De kantonrechter wijst de vordering [eiser] af. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.
3. De feiten
3.1.
[eiser] heeft bij IJssel Bouw een factuur van € 7.250,00 in rekening gebracht. De factuur heeft betrekking op door [eiser] verrichte werkzaamheden op een bouwterrein. Het factuurbedrag is als volgt opgebouwd:
Aug. Bouwterrein opknappen € 4.000,00
t/m Uurtarief Shovel incl. bediening € 3.000,00 (50 uren à € 60,00 per uur)
sept. Diverse onkosten € 250,00
3.2.
IJssel Bouw heeft de factuur niet betaald.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert veroordeling van IJssel Bouw tot betaling van € 7.250,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, € 892,38 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
4.2.
[eiser] legt – kort gezegd – aan de vordering ten grondslag dat zij in opdracht en voor rekening van IJssel Bouw werkzaamheden heeft verricht. [eiser] heeft hiervoor een factuur bij IJssel Bouw in rekening gebracht, maar IJssel Bouw weigert betaling.
4.3.
IJssel Bouw betwist dat zij opdrachtgever is en zij concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiser].
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De vraag die in deze zaak centraal staat is of IJssel Bouw de factuur van [eiser] moet betalen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. Overwogen wordt als volgt.
5.2.
De onderhavige werkzaamheden hebben betrekking op het aansluiten van een bedrijfspand op de nutsvoorzieningen. IJssel Bouw heeft in dit verband uitgelegd hoe de aanvraag van de nutsaansluitingen in zijn werk gaat. Via de website mijnaansluitingen.nl wordt de gewenste (nuts)aansluiting aangevraagd. De netbeheerder schakelt vervolgens een combi-aannemer in. De combi-aannemer voert de feitelijke werkzaamheden uit, bestaande uit (onder andere) graafwerkzaamheden en het leggen van kabels en leidingen. Voor het onderhavige project was de onderneming [bedrijf] de hoofdaannemer. [bedrijf] heeft op haar beurt [eiser] ingeschakeld als onderaannemer. [eiser] heeft het voorgaande bevestigd.
5.3.
[eiser] heeft gesteld dat bij de schouw van het werk is vastgesteld dat er op het bouwterrein puinverharding lag waar het niet moest liggen en dat het tracé nog aangevuld moest worden met zand. De wegenbouwer van IJssel Bouw had, aldus [eiser], verzaakt de puinverharding weg te rijden. [eiser] kon daarom niet beginnen met de werkzaamheden waarvoor zij door hoofdaannemer [bedrijf] was ingeschakeld. [eiser] heeft toen naar eigen zeggen op het bouwterrein aan IJssel Bouw voorgesteld dat zij het puin voor € 4.000,00 zou kunnen afvoeren en dat IJssel Bouw daarmee instemde. IJssel Bouw heeft gemotiveerd betwist dat zij op het bouwterrein (afzonderlijke) prijsafspraken met [eiser] heeft gemaakt voor het afvoeren van het puin. Volgens IJssel Bouw is dat bovendien niet gebruikelijk in de werkwijze met een combi-aannemer. IJssel Bouw betaalt naar eigen zeggen enkel een vast bedrag voor de (hoofd)aansluiting.
5.4.
[eiser] heeft ook gesteld dat partijen tijdens een telefonisch onderhoud in week 33 van 2023 harde prijsafspraken hebben gemaakt voor de inzet van de shovel. IJssel Bouw heeft gemotiveerd betwist dat zij ermee heeft ingestemd dat [eiser] de shovel zou inzetten tegen € 60,00 per uur. IJssel Bouw heeft op dit punt herhaald dat het maken van afzonderlijke prijsafspraken met onderaannemers niet gebruikelijk is in de werkwijze met een combi-aannemer.
5.5.
Tegenover de gemotiveerde betwisting door IJssel Bouw heeft [eiser] haar stelling dat partijen (mondelinge) prijsafspraken hebben gemaakt op geen enkele wijze onderbouwd. [eiser] heeft volstaan met het enkel herhalen van haar blote stelling. Het procesdossier, waaronder de overgelegde WhatsApp-berichten, bevat evenmin aanknopingspunten op grond waarvan een onderbouwing van de door [eiser] bedoelde overeenkomst kan worden gedestilleerd.
Van betekenis is verder dat in eerste instantie hoofdaannemer [bedrijf] kosten voor de werkzaamheden bij IJssel Bouw in rekening heeft gebracht. Na protest door IJssel Bouw heeft [bedrijf] deze factuur ingetrokken. Eind februari 2024 was dit bekend bij [eiser], waarna zij op 7 maart 2024 haar kosten rechtstreeks in rekening heeft gebracht bij IJssel Bouw. Naar het oordeel van de kantonrechter duidt deze gang van zaken niet erop dat van meet af aan sprake is geweest van een afzonderlijke overeenkomst tussen [eiser] en IJssel Bouw.
5.6.
Al met al heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat zij een overeenkomst met IJssel Bouw heeft gesloten op grond waarvan op IJssel Bouw een betalingsverplichting rust. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen, omdat [eiser] onvoldoende heeft gesteld. De conclusie van het voorgaande is dat de vordering van [eiser] integraal wordt afgewezen.
5.7.
[eiser] heeft ongelijk gekregen en zij moet daarom de proceskosten betalen. IJssel Bouw heeft zich niet laten bijstaan door een (professioneel) gemachtigde. Aan IJssel Bouw zal daarom geen salaris gemachtigde, maar een forfaitaire vergoeding aan reis-, verblijf- en verletkosten worden toegekend. De kantonrechter begroot die kosten, gebaseerd op de aanwezigheid bij de rolzitting en bij de mondelinge behandeling, op € 100,00 (2 x € 50,00).

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die tot en met vandaag voor IJssel Bouw worden vastgesteld op een bedrag van € 100,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.R.H. Lutjes en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025. (dg)