ECLI:NL:RBOVE:2025:4477

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
8/078575-25, 08/176003-24 en 08/409836-24 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens diefstal en belediging van een ambtenaar

Op 7 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 50-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal van fietsen en belediging van een buitengewoon opsporingsambtenaar. De rechtbank legt de verdachte een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaren. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stelen van een elektrische fiets van het merk Gazelle en een lokfiets van de politie, evenals het verduisteren van twee andere fietsen. Daarnaast heeft hij meermalen een ambtenaar beledigd tijdens de rechtmatige uitoefening van haar functie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een hoog recidiverisico heeft en dat eerdere straffen niet hebben geleid tot gedragsverandering. De rechtbank oordeelt dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de maatschappij te beschermen en om de verdachte de kans te geven zijn verslavingsproblematiek aan te pakken. De vordering van de benadeelde partij, [bedrijf 1] B.V., tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 825,62, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/078575-25, 08/176003-24 en 08/409836-24 (gev. ttz) (P)
Datum vonnis: 7 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de BRP op het adres van en verblijvende in de P.I. [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 juni 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08/176003-24
een elektrische fiets van [bedrijf 1] heeft verduisterd, althans heeft gestolen.
parketnummer 08/409836-24
buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 1] heeft beledigd;
parketnummer 08/078575-25
feit 1:een lokfiets van de politie heeft geheeld, althans heeft gestolen;
feit 2:een fatbike van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
feit 3:een fatbike van [bedrijf 2] heeft verduisterd;
feit 4:[slachtoffer 2] heeft opgelicht;
feit 5:[slachtoffer 3] heeft opgelicht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08/176003-24
hij op of omstreeks 11 mei 2024 te Enschede, althans in Nederland, opzettelijk een elektrische fiets (merk: Gazelle, type: Orange C7) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als houder en/of potentieel koper en/of degene die een proefrit maakt, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 mei 2024 te Enschede een elektrische fiets (merk: Gazelle, type: Orange C7), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 08/409836-24
hij op of omstreeks 17 december 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk een ambtenaar,te weten [verbalisant 1] , werkzaam als toezichthouder bij [bedrijf 3] en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar meermalen, althans eenmaal, de woorden toe te voegen: “kankerhoer”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
parketnummer 08/078575-25
1
hij op of omstreeks 13 maart 2025 te Almelo, althans in Nederland een elektrische (lok-)fiets van het merk Cortina, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 maart 2025 te Almelo, althans in Nederland een elektrische (lok-)fiets van het merk Cortina, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 28 februari 2025 te Almelo een fatbike V20, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 22 februari 2025 te Apeldoorn, althans in Nederland opzettelijk een fatbike V8, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten voor het maken van een proefrit als potentiële koper, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4
hij op of omstreeks 22 januari 2025 te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van 492 euro, door zich met een SMS-bericht voor te doen als medewerker van de Belastingdienst, en die [slachtoffer 2] voornoemd te bewegen een geldbedrag van 492 euro over te maken;
5
hij op of omstreeks 17 januari 2025 te Amsterdam, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van 492 euro, door zich met een SMS-bericht voor te doen als medewerker van de Belastingdienst, en die [slachtoffer 3] voornoemd te bewegen een geldbedrag van 492 euro over te maken.

3.De voorvragen

Parketnummer 08/409836-24
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing tot voorwaardelijk sepot van, onder meer, de belediging van een buitengewoon opsporingsambtenaar van
31 december 2024, niet op de juiste wijze aan verdachte werd betekend, waardoor de proeftijd van één jaar niet is gaan lopen en dus geen sprake kan zijn van schending van de voorwaarden door het plegen van nieuwe strafbare feiten. Als gevolg daarvan is de officier van justitie ten aanzien van dit feit niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vraag over de niet-ontvankelijkheid gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vraag over de ontvankelijkheid van de officier van justitie het volgende.
De rechtbank overweegt als volgt. De afdoening middels een voorwaardelijk sepot, zoals genoemd in artikel 242, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), is, in dit geval, een eenzijdig wilsbesluit van de zijde van de officier van justitie, gelet op het feit dat de voorwaarde die aan het sepot is gesteld, namelijk het zich niet schuldig maken aan enig strafbaar feit, onafhankelijk van het sepot bestaat. De verplichting om geen strafbare feiten te plegen vloeit immers voort uit het materiele strafrecht. Nu sprake is van een eenzijdig wilsbesluit is niet vereist dat verdachte de voorwaarde heeft aanvaard om het voorwaardelijk sepot in werking te doen treden en verdachte en de officier van justitie daaraan te binden. Wel is, op grond van artikel 243 Sv, vereist dat de mededeling van het sepot aan verdachte is betekend. De rechtbank stelt vast dat in het onderhavige geval niet is gebleken dat de mededeling tot het voorwaardelijk sepot op de juiste wijze aan verdachte is betekend. Het ontbreken van een juiste betekening van de mededeling betekent dat het voorwaardelijk sepot nog niet van kracht is gegaan, omdat niet is gebleken dat verdachte bekend was met het bestaan van het voorwaardelijk sepot. Dat betekent, naar het oordeel van de rechtbank, echter ook dat de officier van justitie niet was gebonden zich te onthouden van een vervolgingsbeslissing. Het stond de officier van justitie derhalve vrij om alsnog tot een andere vervolgingsbeslissing over te gaan. De officier van justitie is dan ook ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder parketnummer 08/176003-24 primair en onder parketnummer 08/409836-24 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ook de feiten 1 subsidiair, 2 en 3 onder parketnummer 08/078575-25 kunnen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Wat betreft de feiten 1 primair, 4 en 5 heeft de officier van justitie gevorderd verdachte vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de onder parketnummers 08/176003-24 en 08/409836-24 ten laste gelegde feiten, alsmede de onder parketnummer 08/078575-25 onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 08/078575-25 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde heling bewezen kan worden verklaard, waardoor de rechtbank niet meer toekomt aan de beoordeling van de subsidiair ten laste gelegde diefstal.
Wat betreft de feiten 4 en 5 onder parketnummer 08/078575-25 heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken, wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 08/176003-24
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08/409836-24
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het laste gelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08/078575-25
Feit 1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 10 maart 2025 werd door de politie een elektrische lokfiets van het merk Cortina (type Original) op het Stationsplein in Hengelo geplaatst. De fiets stond op slot en was voorzien van een track- en tracesysteem. Op 13 maart 2025 om 09:20 uur was, via het track- en tracesysteem, zichtbaar dat de fiets in beweging kwam. De lokfiets bevond zich korte tijd daarna in de Intercity van Hengelo naar Almelo en kwam om 09:35 uur aan in Almelo.
Verbalisanten doorzochten de trein en troffen verdachte aan met een bigshopper en de lokfiets naast zich. De conducteur verklaarde voorts dat hij verdachte met de fiets op het station van Hengelo de trein in had zien lopen. In de bigshopper die verdachte bij zich had, bevonden zich, onder meer, een slijptol, meerdere slijpschijven en een inbussleutel.
Nader onderzoek aan de lokfiets wees uit dat het slot van de fiets was doorgeslepen en dat er een sleutel in het slot was gepropt.
Overwegingen en conclusies
Vasstaat dat de lokfiets op 13 maart 2025 om 09:20 uur werd gestolen vanaf het Stationsplein in Hengelo. Ook staat vast dat verdachte zich, korte tijd na die diefstal, met de lokfiets in de Intercity van Hengelo naar Almelo bevond, waarna hij, na aankomst van de trein om 09:35 uur, met de fiets in zijn bezit werd aangehouden.
Verdachte heeft over zijn betrokkenheid bij de politie verklaard dat hij de fiets heeft gekocht van een onbekende die hem aansprak op straat bij het Station Hengelo en vroeg of hij belang had bij een fiets. Verdachte zou de fiets hebben gekocht voor een bedrag van € 400,00, dat hij contant zou hebben afgerekend. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de fiets kocht in het parkje achter het station, van een bekende die hij toevallig tegenkwam. De slijpmachine, de slijpschijven en de inbussleutel had hij bij zich, omdat hij die gereedschappen nodig heeft voor zijn werk in het oud ijzer.
De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, de gestolen lokfiets heeft gekocht van een al dan niet onbekende ander en daarmee vervolgens naar Almelo is gereisd, of dat hij de fiets zelf heeft gestolen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Volgens de dienstregeling van de NS rijdt de Intercity in elf minuten rechtstreeks van Station Hengelo naar Station Almelo. De rechtbank leidt daaruit af dat de Intercity, die om 09:35 uur aankwam in Almelo, om 09:24 uur moet zijn vertrokken uit Hengelo. Dat betekent dat er hooguit vier minuten waren verstreken tussen het moment dat de lokfiets werd gestolen van het Stationsplein in Hengelo (om 09:20 uur) en het moment dat verdachte met de lokfiets in de trein richting Almelo stapte.
De rechtbank acht het, gelet op het tijdsverloop van maximaal vier minuten, praktisch onmogelijk dat verdachte de lokfiets in zijn bezit heeft gekregen door tussenkomst van een ander. Zij is van oordeel dat het, gelet op dit zeer korte tijdsbestek, bezien in samenhang met het feit dat het slot van de lokfiets werd doorgeslepen en verdachte de daarvoor benodigde gereedschappen bij zich had, niet anders kan dan dat verdachte zelf het slot van de lokfiets heeft doorgeslepen, de fiets heeft weggenomen en vervolgens met de fiets in de Intercity van Hengelo naar Almelo is gestapt. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, nog afgezien van het feit dat hij op punten wisselend heeft verklaard, onaannemelijk en schuift deze dan ook terzijde.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat een veroordeling wegens heling van een goed onmogelijk is als vaststaat dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van datzelfde goed. De rechtbank zal, gelet daarop, verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit en komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
Feiten 2 en 3
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feiten 4 en 5
De rechtbank acht, net als de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan. In de tenlasteleggingen is geen enkele deelnemingsvorm opgenomen en zowel het onderliggende procesdossier als het verhandelde ter terechtzitting biedt geen enkel aanknopingspunt dat het verdachte is geweest die de beide oplichtingen heeft gepleegd.
De rechtbank zal verdachte, gelet op het vorenstaande, vrijspreken van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 08/176003-24, het laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 08/409836-24 en de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 08/078575-25 heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08/176003-24
hij op 11 mei 2024 te Enschede opzettelijk een elektrische fiets (merk: Gazelle, type: Orange C7) toebehorende aan [bedrijf 1] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als degene die een proefrit maakt, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
parketnummer 08/409836-24
hij op 17 december 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , werkzaam als toezichthouder bij [bedrijf 3] en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar meermalen het woord toe te voegen: “kankerhoer”;
parketnummer 08/078575-25
1
hij op 13 maart 2025 te Almelo een elektrische (lok-)fiets van het merk Cortina, die aan Nationale Politie toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op 28 februari 2025 te Almelo een fatbike V20, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 22 februari 2025 te Apeldoorn opzettelijk een fatbike V8, toebehorende aan [bedrijf 2] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten voor het maken van een proefrit, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 266, 267, 310 en 321 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08/176003-24
primair
het misdrijf:
verduistering;
parketnummer 08/409836-24
het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
parketnummer 08/078575-25
feit 1 subsidiair en feit 2
telkens, het misdrijf:
diefstal;
feit 3
het misdrijf:
verduistering.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft kenbaar gemaakt dat verdachte wil meewerken aan een klinische opname, maar niet binnen het kader van de ISD-maatregel. De raadsman heeft derhalve verzocht geen ISD-maatregel op te leggen, maar om verdachte vanuit de voorlopige hechtenis op te laten nemen in een kliniek.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft twee fietsen gestolen en twee fietsen verduisterd. Daarmee heeft hij zijn eigen (financieel) belang ten onrechte boven dat van anderen gesteld en geen respect getoond voor de eigendommen van anderen. Dergelijke feiten zorgen voor hinder en praktische problemen en dragen bovendien bij aan gevoelens van wantrouwen en onveiligheid bij de gedupeerden en bij de maatschappij in het algemeen. Ook heeft verdachte een ambtenaar in functie meerdere malen beledigd, wat getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Toezichthouders, politieagenten en hulpverleners in het algemeen doen belangrijk werk voor de samenleving en moeten daarbij verschoond blijven van beledigingen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 8 mei 2025. Uit dit overzicht blijkt dat verdachte veelvuldig met politie en justitie in aanraking is geweest, met name in verband met diefstallen. In de afgelopen vijf jaren is de verdachte meermalen tot gevangenisstraffen veroordeeld, terwijl drie van die straffen inmiddels geheel ten uitvoer zijn gelegd. De rechtbank heeft in dat verband in het bijzonder gelet op de navolgende onherroepelijke veroordelingen ter zake van misdrijven:
  • het vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 8 oktober 2020 waarbij verdachte werd veroordeeld tot, onder meer, een gevangenisstraf van vier maanden;
  • het vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 25 mei 2022, waarbij verdachte werd veroordeeld tot vier weken gevangenisstraf;
  • het vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 25 januari 2023, waarbij verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van verdachte is beëindigd.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies over de persoon van verdachte van 5 juni 2025, van Tactus Verslavingszorg, opgemaakt door
[reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker, en [reclasseringswerker 2] , unitmanager. In dit rapport staat dat verdachte bekend staat als zeer actieve veelpleger en in die hoedanigheid besproken is bij het Zorg- en Veiligheidshuis Twente. Het ontbreekt verdachte aan stabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Er is sprake van fors middelengebruik en het ontbreekt verdachte aan een positief netwerk. Daarnaast is er geen sprake van stabiele huisvesting en financiën. Binnen het meest recente schorsingstoezicht is geprobeerd om enige stabiliteit aan te brengen in het leven van verdachte, door middel van het stellen van meerdere bijzondere voorwaarden, maar verdachte kwam een aantal in dat kader gemaakte afspraken niet na en hield zich herhaaldelijk niet aan de gestelde voorwaarden. Er is sprake van een hoog recidiverisico en de reclassering acht zich, met de beschikbare middelen, niet in staat om dit risico beheersbaar te maken of te beïnvloeden. Gehoopte gunstige effecten van een gedwongen justitieel kader bleven tot op heden uit. De reclassering schat in dat een langdurige klinische opname gevolgd door een ambulante behandeling en begeleid- en beschermd wonen, waarbij tevens aandacht is voor de financiële situatie van verdachte, noodzakelijk is ter vermindering van de kans op recidive. Nu de mogelijkheden van de reclassering zijn uitgeput, ziet de reclassering geen andere mogelijkheid dan de oplegging van een onvoorwaardelijke
ISD-maatregel te adviseren.
Uit het advies van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie van 7 juni 2024, opgemaakt door F. Scholten, GZ-psycholoog, komt naar voren dat verdachte een zeer uitgebreid justitieel verleden heeft en bekend staat als zeer actieve veelpleger. De tot op heden ingezette interventies hebben niet geleid tot een gedragsverandering en recidivevermindering, waarbij de ontkennende en zorgmijdende houding van betrokkene een complicerende factor is om hem adequate zorg en begeleiding te bieden. De psycholoog ziet geen contra-indicaties voor de tenuitvoerlegging van een ISD-maatregel. Wel worden aanwijzingen gezien voor de aanwezigheid van psychopathologie. Eventueel diagnostisch onderzoek zou kunnen worden vormgegeven binnen de ISD-maatregel.
Ter terechtzitting heeft verdachte kenbaar gemaakt dat hij wil meewerken aan een klinische opname om te werken aan zijn verslavingsproblematiek. Bij verdachte bestaat derhalve (enige mate van) probleembesef. Verdachte heeft ook kenbaar gemaakt geen vertrouwen te hebben in een klinische opname in het kader van een ISD-maatregel. Zijn vrees is dat hij in dat geval, alvorens te worden opgenomen in een kliniek, langere tijd in detentie zal moeten verblijven, waar hij verdovende middelen zou kunnen blijven gebruiken.
De ISD-maatregel
De bewezenverklaarde diefstallen zijn feiten waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 67, eerste lid, aanhef en onder a, Sv, voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarmee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 38m, eerste lid, aanhef en onder 1, Sr. Uit het reclasseringsadvies volgt dat de kans op herhaling van het plegen van strafbare feiten als hoog wordt ingeschat. Verdachte is een hardnekkig recidivist. Gelet hierop en op het hiervoor genoemde uittreksel uit de Justitiële Documentatie wordt tevens voldaan aan het bepaalde in artikel 38m, eerste lid, aanhef sub 2 en 3, Sr, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal begaan en de veiligheid van goederen oplegging van een
ISD-maatregel eist.
Bij het opleggen van de ISD-maatregel dient enerzijds te worden afgewogen het belang van de maatschappij om beveiligd te worden tegen de aantasting van de veiligheid van personen of goederen door misdrijven als deze en anderzijds het onder meer in artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden neergelegde recht op persoonlijke vrijheid. De rechtbank is zich bewust van de zwaarte van de onderhavige maatregel en erkent dat de maatregel zou kunnen betekenen dat verdachte langere tijd in detentie zal moeten verblijven, alvorens de weg naar een klinische opname openstaat. Enerzijds heeft dit te maken met praktische zaken, zoals wachtlijsten. Anderzijds, benadrukt de rechtbank dat de houding van verdachte en de mate waarin hij medewerking zal verlenen aan het traject, de tijd in detentie positief kunnen beïnvloeden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat het belang van de maatschappij om tegen verdachtes handelen te worden beschermd dient te prevaleren. Een alternatieve, minder ingrijpende wijze van afdoening is ontoereikend voor gedragsverandering en risicobeperking. De maatschappij kan daarom niet op andere wijze in voldoende mate worden beschermd, dan door het opleggen van de ISD-maatregel. Zonder deze maatregel moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zijn huidige levenswijze niet vrijwillig kan en zal opgeven en ook in de toekomst misdrijven zal blijven plegen. De beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van verdachtes criminele recidive eisen aldus het opleggen van die maatregel. Tegelijkertijd kan de ISD-maatregel, zeker nu sprake is van een hulpvraag en enig probleembesef bij verdachte, mogelijk bijdragen aan het oplossen van de (verslavings)problematiek van verdachte.
De rechtbank legt deze ISD-maatregel op voor de duur van twee jaren, zonder op voorhand te bepalen dat een tussentijdse toetsing zal plaatsvinden. De rechtbank acht het van belang dat er voldoende tijd is om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen om de bescherming van de samenleving te optimaliseren en de behandeling van verdachte alle kansen te geven, waaronder het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek. De rechtbank ziet mede daarom geen aanleiding om op grond van artikel 38n, tweede lid, Sr rekening te houden met de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. In een op de problematiek van de verdachte toegespitste behandeling kan gewerkt worden naar een leven waarin verdachte, met zijn aan te leren vaardigheden, andere keuzes zal kunnen maken binnen zijn mogelijkheden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Parketnummer 08/078575-25
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de op de beslaglijst van
16 april 2025 genoemde goederen moeten worden verbeurdverklaard.
De raadsman heeft betoogd dat de op de beslaglijst van 16 april 2025 genoemde goederen van verdachte dienen te worden geretourneerd, nu er geen sprake was van diefstal en voorts geen diefstal met braak ten laste is gelegd. Verdachte heeft verklaard deze goederen, te weten een slijpmachine, meerdere slijpschijven en twee inbussleutelsets, nodig te hebben voor zijn werk.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst van 16 april 2025 vermelde voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen waarmee het feit is begaan. Dat op de tenlastelegging niet staat vermeld dat de diefstal gepaard is gegaan met verbreking doet daar niet aan af.

8.De schade van benadeelde

Parketnummer 08/176003-24
8.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever 4] heeft zich, namens [bedrijf 1] B.V., als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Op basis van de vordering tot schadevergoeding, die via het daarvoor bestemde schadevergoedingsformulier is ingediend, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 999,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de waarde van de fiets (van het merk Gazelle en het type Orange C7 HMS) die door verdachte werd verduisterd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente, geheel kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade kan worden toegewezen, na aftrek van 21% btw, gelet op het feit dat de benadeelde partij, als ondernemer, de verkoopprijs van de fiets als schadebedrag heeft opgevoerd en derhalve de btw kan terugvragen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is, afgezien van de vraag of wel of geen btw dient te worden vergoed, niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
Wat betreft het gevorderde bedrag aan btw overweegt de rechtbank het volgende. De benadeelde partij is een onderneming. Uit de jurisprudentie kan worden afgeleid dat het uitgangspunt is dat een vordering tot schadevergoeding van een onderneming exclusief btw dient te worden toegewezen, omdat de onderneming de btw terugkrijgt van de belastingdienst. Dit is anders indien de gevorderde schadevergoeding ziet op een geleverd(e) dienst of product waarvoor de ondernemer niet is betaald, zoals bij delicten als oplichting en flessentrekkerij. In dat geval dient de vordering inclusief btw te worden toegewezen. [1]
De rechtbank stelt vast dat de schade van de benadeelde partij in dit geval niet is ontstaan als gevolg van het niet betalen van een geleverd(e) dienst of product, aangezien tussen de benadeelde partij en verdachte geen sprake was van een koopovereenkomst met betrekking tot de (verduisterde) fiets. De rechtbank wijst het gevorderde daarom toe tot een bedrag van € 825,62, zijnde de verkoopprijs minus de btw, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De vordering wordt voor het overige afgewezen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met zestien dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 57 en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
parketnummer 08/078575-25
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
parketnummer 08/176003-24
- verklaart bewezen dat verdachte het primair laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

parketnummer 08/409836-24

- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

parketnummer 08/078575-25

- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08/176003-24
primair, het misdrijf:
verduistering;
parketnummer 08/409836-24
het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
parketnummer 08/078575-25
feit 1 subsidiair en feit 2, telkens, het misdrijf:
diefstal;
feit 3, het misdrijf:
verduistering;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
maatregel
- legt op de maatregel tot
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
schadevergoeding
parketnummer 08/176003-24
- wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] B.V. toe tot een bedrag van € 825,62 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 1] B.V. van een bedrag van € 825,62, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2024;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 825,62 (zegge: achthonderdvijfentwintig euro en tweeënzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van zestien dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
de in beslag genomen voorwerpen
parketnummer 08/078575-25
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen op de beslaglijst van 16 april 2025, te weten de slijpmachine, de slijpschijven (8 stuks) en de inbussleutelsets (2 stuks).
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. T.H. Kapinga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2025.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 08/176003-24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024215138 van 29 mei 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 juni 2025;
het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] van 13 mei 2024 (pagina’s 6 tot en met 8).
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 08/409836-24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024590492 van 24 december 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 juni 2025;
het proces-verbaal van bevindingen van [bedrijf 3] van 17 december 2024 (pagina’s 5 tot en met 7).
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 08/078575-25
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2025087232 van 14 maart 2025. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van 13 maart 2025 (pagina’s 53 en 54), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 10 maart 2025 is de elektrische fiets van het merk Cortina, type Original met
framenummer [nummer] als lokfiets ingezet. De fiets is ingezet op het NS station aan de Stationsplein 1 te Hengelo voor een periode van 10 maart 2025 tot en met 18 maart 2025. De fiets is uitgerust met een track- en tracesysteem en werd wel slotvast afgesloten.
2.
Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte van 13 maart 2024 (pagina’s 19 tot en met 23) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 13 maart 2025 was ik, verbalisant [verbalisant 2] , in dienst met collega
[verbalisant 3] . Deze lokfiets was om 09:20 uur in beweging gekomen ter hoogte van het Stationsplein 1 te Hengelo. Deze lokfiets zou onderweg zijn in de trein richting van Borne. Ik las dat er om 09:30 uur de informatie kwam dat de trein mogelijk de intercity van Hengelo naar Almelo betrof. Deze zou om 09:35 uur aankomen in Almelo op spoor vier. Toen de trein om 09:35 uur aankwam hebben wij reizigers in laten stappen waarna de deuren sloten. Collega [verbalisant 3] hoorde, via de onderlinge lijn met de collega's uit Hengelo, dat de weggenomen fiets een zwarte, elektrische damesfiets betrof van het merk Cortina. Ik zag dat er een man op een klapstoeltje zat die een big shopper naast zich had staan. Voor hem stond een zwarte, elektrische damesfiets. Hierop zag ik dat de man zijn telefoon pakte en een foto een geldig legitimatiebewijs liet zien.
Hierop bleek hij te zijn:
Naam: [verdachte] ;
Geboortedatum: [geboortedatum] 1974;
Vervolgens kwamen de collega's van de 22.02 onze richting op waarna onze collega [verbalisant 4] zei dat de conducteur getuige was waarbij hij [verdachte] met de fiets de trein in had zien komen lopen. Ik bekeek de big shopper die hij met zich droeg en ik zag dat hier een slijptol, slijpschijven, inbussleutel en een autoruitbreker zaten.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van 13 maart 2025 (pagina’s 55 en 56), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde van hem dat het fietsenslot op de fiets was doorgeslepen. Ik hoorde dat er een fietsensleutel in het slot was gepropt, om kennelijk te doen lijken dat de fiets niet gestolen was.
Feit 2
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 juni 2025;
het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] van 5 maart 2025 (pagina’s 59 en 60);
Feit 3
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 juni 2025;
het proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] van 22 februari 2025 (pagina’s 107-111).

Voetnoten

1.HR 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:512, NJ 2019/166.