ECLI:NL:RBOVE:2025:4576

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
c08331473_beschikking_26052025
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing bij vader naast jeugdreclassering

In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 mei 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De Stichting Jeugdbescherming Overijssel, de gecertificeerde instelling, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing op het adres van de vader. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar zijn het niet eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder voelt zich in de steek gelaten door de jeugdbeschermer, terwijl de vader zich afvraagt naar de noodzaak van de verlenging nu er ook jeugdreclassering is betrokken. De kinderrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling opgemerkt dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige nog steeds aanwezig is, wat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk maakt. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat de jeugdzorgwerkster van de GI een belangrijke rol speelt in het gezinssysteem en dat de betrokkenheid van de jeugdzorgwerkster noodzakelijk is voor de ondertoezichtstelling. Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar te verlengen, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Almelo
Zaaknummer: C/08/331473 / JE RK 25-601
Datum uitspraak: 26 mei 2025
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
de gecertificeerde instelling,
gevestigd te Hengelo (O),
hierna te noemen de GI,
met betrekking tot
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
en
[minderjarige].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 8 april 2025 is het verzoekschrift met bijlagen van de GI ingekomen bij de griffie.
1.2.
Op 19 april 2025 is het toetsingsformulier van de Raad van de
Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) over het voorgenomen besluit verlenging
ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing na twee jaar ingekomen bij de griffie.
1.3.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
  • de moeder;
  • [naam] namens de GI.
1.4.
Op 26 mei 2025 heeft iemand van de JJI [locatie] de griffie telefonisch laten weten dat [minderjarige] aldaar verblijft, maar dat hij niet naar de zitting zal komen en dat hij ook niet via Teams wil aansluiten.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft momenteel in de JJI in [locatie] .
2.3.
Bij beschikking van 28 november 2024 zijn de ondertoezichtstelling en de
machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] op het adres van vader verlengd voor de duur van zes maanden tot 6 juni 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] op het adres van vader te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling en om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Voor de onderbouwing van het verzoek wordt hier verwezen naar het verzoek en de bijlagen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI toegelicht dat [minderjarige] een week na de indiening van het verzoekschrift is aangehouden op verdenking van een strafbaar feit. [minderjarige] verblijft nu in de JJI in [locatie] . Er is een jeugdreclasseerder van de GI betrokken bij de zaak en er zal een schorsingsplan worden gemaakt. Er is voor ouders kennelijk onduidelijkheid wat de jeugdreclasseerder (de heer [jeugdreclasseerder] ) doet en wat de jeugdbeschermer (mevrouw [naam] ) doet en daarover is binnenkort een intern overleg.

4.De standpunten

4.1.
[minderjarige] is tijdens de mondelinge behandeling niet verschenen en heeft zijn standpunt niet kenbaar gemaakt.
4.2.
Moeder is het niet eens met het verzoek. Ze voelt zich in de steek gelaten door de jeugdbeschermer en heeft geen vertrouwen in de GI. [minderjarige] zit vanaf 11 april 2025 vast en de jeugdbeschermer is niet bij [minderjarige] op bezoek geweest. [minderjarige] is teleurgesteld dat de jeugdbeschermer niet op bezoek komt en hem niet belt. Volgens moeder is het moeilijk om met iemand samen te werken die niet veel om [minderjarige] geeft. Er zijn al veel instanties betrokken waardoor de GI op de achtergrond staat.
4.3.
Vader stelt dat er veel gesprekken zijn geweest, onder andere met school, de jeugdreclasseerder, de gemeente en de leerplichtambtenaar. Binnenkort is de zitting over de schorsing van de voorlopige hechtenis. Om te kunnen schorsen werd gezegd dat er eerst een plan van aanpak moest komen. Er is druk gewerkt aan het plan van aanpak en ouders hebben tegen [minderjarige] gezegd dat hij zich aan dit plan moet houden. [minderjarige] zit nu vast en ouders bellen elke dag met hem. Ouders vragen zich af waarom de ondertoezichtstelling verlengd moet worden met een jaar en zijn het er niet mee eens. Nu er sprake is van jeugdreclassering blijft de jeugdzorgwerkster immers op de achtergrond. De jeugdreclasseerder [jeugdreclasseerder] heeft ook gezegd dat er nu teveel mensen betrokken zijn waar afspraken mee gemaakt moeten worden. Mocht de ondertoezichtstelling verlengd worden dan wil vader liever dat de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden wordt verlengd in plaats van voor de duur van een jaar.

5.De beoordeling

5.1.
Een verzoek van de GI tot verlenging van een ondertoezichtstelling met een uithuisplaatsing gaat, indien die ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing twee jaar of langer heeft geduurd, op grond van artikel 1:265j, derde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW), vergezeld van een advies van de raad. Uit de stukken blijkt dat de raad instemt met het voorgenomen besluit van de GI om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing op het adres van vader na twee jaar te verlengen.
5.2.
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken blijkt naar het oordeel van de kinderrechter dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] nog niet is weggenomen en dat is voldaan aan het wettelijk criterium van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:255 BW. Verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk.
5.3.
[minderjarige] wordt nog steeds in zijn ontwikkeling bedreigd. De zorgen over [minderjarige] zijn sinds de vorige zitting alleen maar toegenomen. Er is sprake van veelvuldig schoolverzuim, middelengebruik, zelfbepalend gedrag en veelvuldig contact met de politie. Op dit moment is hij zelfs gedetineerd vanwege verdenking van een kennelijk vrij ernstig strafbaar feit. De school maakt zich ook zorgen over het gedrag van [minderjarige] en de leerplichtambtenaar is betrokken. Accare is betrokken geweest om meer zicht te krijgen op de ontwikkeling van [minderjarige] , maar Accare heeft in december het dossier gesloten omdat [minderjarige] niet wil meewerken. Begin januari 2025 is de Ambulante spoedhulp (ASH) van Ambiq ingezet, maar Ambiq heeft al snel besloten om de ASH te stoppen omdat [minderjarige] niet gemotiveerd is en niet open staat voor hulp. De GI heeft de situatie voorgelegd bij het Regionaal Expertisecentrum en het advies is gegeven om Team AnderS in te zetten.
5.4.
Op 12 april 2025 is [minderjarige] aangehouden en in verzekering gesteld vanwege diefstal met geweldpleging. [minderjarige] zit momenteel in de JJI en er zal een schorsingsplan worden opgesteld. De ouders zijn het niet eens met de ondertoezichtstelling en vragen zich af wat de noodzaak is van een ondertoezichtstelling nu er ook sprake is van jeugdreclassering. De kinderrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat de strafzaak op dit moment leidend is en dat de jeugdbeschermer en de jeugdreclasseerder samen afspraken kunnen maken wie wat zal doen. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is nodig omdat [minderjarige] , als hij vrijkomt uit de JJI, als voorheen in de afgelopen jaren dan weer feitelijk bij vader woont, terwijl zijn formele hoofdverblijfplaats bij de moeder is bepaald.
5.5.
Op dit moment is het tussen ouders kennelijk weer koek en ei, maar dat is in de afgelopen jaren ook wel eens heel anders geweest. Toen waren ze het regelmatig niet eens over de woonplek van hun zoon. Die shopte tussen beide ouders. Als hij het niet meer naar de zin had bij moeder dan ging hij naar vader. En omgekeerd. Vader heeft hem wel eens de deur gewezen vanwege zijn gedrag. Moeder heeft hetzelfde gedaan. Als [minderjarige] geen zin had om naar school te gaan dan ging hij niet naar school. Zonder dat ouders daar enige invloed op hadden. Nu hij gedetineerd zit hebben ouders kennelijk de rijen gesloten en zijn zij samen boos op de GI, die in hun beleving te weinig doet. Daarbij zien zij wat de kinderrechter betreft toch enigszins over het hoofd dat zij als ouders er niet in zijn geslaagd om hun zoon op het rechte pad te houden. [minderjarige] vertoont al jaren zelfbepalend en crimineel gedrag en trekt zich als hem dat zo uitkomt helemaal niets aan van zijn ouders en evenmin van de GI en welke hulpverleners dan ook. Mogelijk gaat dat straks anders worden als er een schorsing van de voorlopige hechtenis zou komen waarbij hij zich aan bepaalde voorwaarden moet houden om op vrije voeten te kunnen blijven, waaronder zonder twijfel de voorwaarde om alles te doen wat jeugdreclasseerder [jeugdreclasseerder] van hem verlangt. Mogelijk gaat dat voor een ommekeer zorgen.
5.6.
Het is wrang om ter zitting van ouders te horen dat de hulpverlening niet deugt en niets om hun zoon geeft. Zij zouden er goed aan doen zelf eerst in de spiegels thuis te kijken en handen in eigen boezem te steken. De kinderrechter heeft in deze casus een geheel ander beeld van wat de GI allemaal heeft gedaan voor [minderjarige] .
5.7.
De kinderrechter heeft ter zitting aan ouders ook uitgelegd dat mocht er mogelijk op enig moment een andere plek voor [minderjarige] gezocht worden en er een andere machtiging tot uithuisplaatsing wenselijk is, dat de ondertoezichtstelling daarvoor de mogelijkheid biedt. De jeugdzorgwerkster van de GI kan immers de kinderrechter verzoeken een dergelijke machtiging te verlenen. De kinderrechter heeft uitgelegd dat de jeugdreclasseerder een dergelijk verzoek formeel niet kan doen. Daar komt bij dat de jeugdreclasseerder zich formeel alleen, in elk geval voornamelijk met [minderjarige] bezighoudt. De jeugdzorgwerkster is er voor het gehele gezinssysteem en kan bijvoorbeeld jeugdhulp inzetten voor het verbeteren van de band van [minderjarige] met vader en of moeder. [jeugdreclasseerder] en [naam] hebben aldus verschillende taken en bevoegdheden. Daarom is de kinderrechter van oordeel dat de ook betrokkenheid van de jeugdzorgwerkster van de GI in het kader van ondertoezichtstelling wel noodzakelijk is.
5.8.
Gelet op het bovenstaande verlengt de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] op het adres van vader voor de duur van een jaar.
5.9.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar tot 6 juni 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] op het adres van vader voor de duur van een jaar tot 6 juni 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2025 door
mr. J.H. Olthof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E. Fleurke als griffier en op schrift gesteld op 28 mei 2025.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.