3.2.In de Omgevingswet is de vergunning voor een bouwactiviteit gesplitst in een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit (geregeld in artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet) en een omgevingsvergunning voor de (technische) bouwactiviteit (geregeld in artikel 5.1, tweede lid, onder a, van de Omgevingswet). Dit is de zogenaamde “knip”. De technische bouwactiviteit ziet op technische aspecten zoals voorheen geregeld in het Bouwbesluit 2012. In het kader van de omgevingsplanactiviteit wordt er getoetst aan de ruimtelijke bouwregels van het Omgevingsplan.
De besluitvorming ten aanzien van stuw 1
4. Het college heeft het bouwwerk getoetst aan de eisen uit hoofdstuk 4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving en de maatwerkregels uit het omgevingsplan. Volgens het college is aannemelijk gemaakt dat het bouwwerk voldoet aan deze voorschriften en kan de omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit worden verleend.
Het college heeft verder vastgesteld dat de aangevraagde activiteit (het vervangen van stuw 1 in de Kramerswatergang) in strijd is met het omgevingsplan. Het plan voldoet niet aan artikel 48.13.1 van de regels uit het Omgevingsplan Losser, onderdeel bestemmingsplan ‘Buitengebied’. Er vindt namelijk nieuwbouw plaats waarbij de oppervlakte van het bouwwerk iets toeneemt en een nieuwe fundering wordt gemaakt. Op basis van artikel 48.13.2 van de regels uit dit Omgevingsplan kan echter worden afgeweken van het bestemmingsplan. Volgens het college vindt het bouwen plaats ten behoeve van de bestemming ‘Water’, de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterbergingsgebied’ en de gebiedsaanduiding ‘Speciale beschermingszone 1’. Nu uit de toetsing door de stadsbouwmeester blijkt dat er geen onevenredige afbreuk plaatsvindt aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en het bouwplan aan de welstandscriteria voldoet, kan de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit (omgevingsplan) worden verleend.
Voor wat betreft het aanleggen van een bedding (stortbed en ontvangstbed) op de bodem van de Kramerswatergang voldoet de aanvraag volgens het college aan de voorschriften uit het omgevingsplan. Hierbij is in aanmerking genomen dat het college wil voorkomen dat percelen minder geschikt worden voor de (toekomstig) geldende bestemmingen en het waterschap geen bezwaren ziet voor de gevolgen van de waterhuishouding.
De besluitvorming ten aanzien van stuw 2
5. Het college heeft het bouwwerk getoetst aan de eisen uit hoofdstuk 4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving en de maatwerkregels uit het omgevingsplan. Volgens het college is aannemelijk gemaakt dat het bouwwerk voldoet aan deze voorschriften en kan de omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit worden verleend.
Het college heeft verder vastgesteld dat de aangevraagde activiteit (het vervangen en verplaatsen van stuw 2 in de Kramerswatergang) in strijd is met het omgevingsplan. Het plan voldoet niet aan artikel 48.13.1 van de regels uit het Omgevingsplan Losser, onderdeel bestemmingsplan ‘Buitengebied’. Er vindt namelijk nieuwbouw plaats waarbij de oppervlakte van het bouwwerk iets toeneemt en een nieuwe fundering wordt gemaakt.
Op basis van artikel 48.13.2 van de regels uit voornoemd Omgevingsplan kan echter worden afgeweken van het bestemmingsplan. Volgens het college vindt het bouwen plaats ten behoeve van de bestemming ‘Water’, de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterbergingsgebied’ en de gebiedsaanduiding ‘Vrijwaringszone – water’, ‘Speciale beschermingszone 1’ en ‘reconstructiezone – extensiveringsgebied’. Nu uit de toetsing door de stadsbouwmeester blijkt dat er geen onevenredige afbreuk plaatsvindt aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en het bouwplan aan de welstandscriteria voldoet, kan de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit (omgevingsplan) worden verleend.
Voor wat betreft het aanleggen van een bedding (stortbed en ontvangstbed) op de bodem van de Kramerswatergang voldoet de aanvraag volgens het college aan de voorschriften uit het omgevingsplan. Hierbij is in aanmerking genomen dat het college wil voorkomen dat percelen minder geschikt worden voor de (toekomstig) geldende bestemmingen en het waterschap geen bezwaren ziet voor de gevolgen van de waterhuishouding.