In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 15 juli 2025 uitspraak gedaan over de redelijkheid van de aanvangshuurprijs van een appartement dat door de besloten vennootschap IJSSELBOUW B.V. aan [partij B] is verhuurd. De procedure is gestart na een verzoek van [partij B] bij de Huurcommissie om de redelijkheid van de overeengekomen huurprijs van € 1.015,50 te toetsen. De Huurcommissie heeft op 7 oktober 2024 geoordeeld dat de overeengekomen huurprijs niet redelijk was en heeft een maximale huurprijs van € 740,14 vastgesteld, gebaseerd op een puntenaantal van 125. IJSSELBOUW heeft hiertegen in conventie geprocedeerd, waarbij zij de kantonrechter verzocht om de overeengekomen huurprijs te bevestigen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurprijs op basis van een puntenaantal van 160, dat door IJSSELBOUW werd gepresenteerd, een redelijke huurprijs van € 989,65 oplevert, wat boven de liberalisatiegrens ligt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overeengekomen huurprijs van € 1.015,50 dus redelijk is. In reconventie heeft [partij B] zijn vorderingen tot bevestiging van de uitspraak van de Huurcommissie afgewezen zien worden. De proceskosten zijn toegewezen aan IJSSELBOUW, die in het gelijk is gesteld in zowel conventie als reconventie.