ECLI:NL:RBOVE:2025:4949

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
08.075762.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak door meerdere personen met braak en verbreking

Op 28 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal in een woning, gepleegd door meerdere personen, waarbij de toegang tot de woning werd verkregen door middel van braak en verbreking. De feiten vonden plaats op 12 februari 2024, toen de verdachte samen met medeverdachten inbrak in een woning in [plaats 1]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn afwezigheid tijdens de zitting, voldoende betrokkenheid bij de inbraak had, gezien zijn aanwezigheid in de auto met de gestolen goederen en het ontbreken van een verklaring voor zijn handelen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De benadeelde partij, [slachtoffer], vorderde schadevergoeding, maar de rechtbank verklaarde de vordering niet-ontvankelijk wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 62, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.075762.24 (P)
Datum vonnis: 28 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juli 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door de raadsvrouw mr. S. Schilder, advocaat in Utrecht , namens verdachte naar voren is gebracht. Verdachte is ter zitting van 14 juli 2025 niet verschenen.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat door de benadeelde partij [slachtoffer] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig, op neer dat verdachte:
feit 1:op 12 februari 2024 samen met anderen heeft ingebroken in en goederen heeft gestolen uit een woning aan de [adres 1] (
feit 1 primair), dan wel medeplichtig is aan die inbraak (
feit 1 subsidiair);
feit 2:zich op 12 februari 2024 in [plaats 1] schuldig heeft gemaakt aan de heling van meerdere goederen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1 primairhij op of omstreeks 12 februari 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten[adres 1] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegende wil van de rechthebbende bevond(en),- twee, althans een of meer autosleutels van twee, althans een of meer auto’s vanhet merk MG en/of- een grote hoeveelheid sieraden (onder meer zestien horloges, twee ringen en tweehalskettingen) en/of- een herdenkingsmunt en/of- een tas (van TAG Heuer)in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elkgeval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)heeft weggenomenmet het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van hetmisdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen autosleutels ensieraden onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
feit 1 subsidiair[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) op of omstreeks 12februari 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten[adres 1] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegende wil van de rechthebbende bevond(en),- twee, althans een of meer autosleutels behorende tot twee, althans een of meerauto’s van het merk MG en/of- een grote hoeveelheid sieraden (onder meer zestien horloges, twee ringen en tweehalskettingen) en/of- een herdenkingsmunt en/of- een tas (van TAG Heuer)in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elkgeval aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hunmededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zichwederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/ofzijn/hun mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebbenverschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereikheeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of eenvalse sleutelbij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 12 februari 2024te [plaats 1] , althans in Nederland,opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/ofinlichtingen heeftverschaft, door na de gepleegde inbraak de buit met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]en/of zijn/hun mededader(s) te vervoeren;
feit 2hij op of omstreeks 12 februari 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,- twee, althans een of meer autosleutels behorende tot twee, althans een of meerauto’s van het merk MG en/of- een grote hoeveelheid sieraden (onder meer zestien horloges, twee ringen en tweehalskettingen) en/of- een herdenkingsmunt en/of- een tas (van TAG Heuer)althans een goed/goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeftovergedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,althansredelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregengoed/goederen betrof;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Daarbij heeft de officier van justitie gesteld dat het onder feit 2 ten laste gelegde niet kan worden gekwalificeerd als heling, omdat verdachte pleger van de woninginbraak is.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs integraal van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de hieronder opgenomen feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen [1] zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De feiten en omstandigheden
Team Nodale Oriëntatie van de politie heeft als doel zicht te krijgen op personen en hun voertuigen waarvan vermoeden bestaat dat die personen strafbare feiten plegen die op heterdaad kunnen worden ontdekt. Bij dit team zijn medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna [medeverdachte 1] ) alsmede de op zijn naam staande zwarte Opel Corsa met kenteken [kenteken] in beeld gekomen. Onder deze Opel Corsa is een technisch hulpmiddel geplaatst, waarmee de locatie van het voertuig gevolgd kan worden. [2]
Op 11 februari 2024 wordt het voertuig gevolgd door verbalisanten. Die dag om 23:50 uur stopt het voertuig bij het Shell-tankstation op de Daam Fockemalaan in Amersfoort. Een verbalisant ziet dat er op dat moment één man in het voertuig zit met de uiterlijke kenmerken van [medeverdachte 1] . Vervolgens rijdt het voertuig naar [adres 2] en stopt ter hoogte van de woning met nummer [nummer] , de woning van verdachte. De verbalisant ziet dat er tenminste één persoon instapt aan de bijrijderszijde. Daarna rijdt het voertuig vanuit [plaats 2] via de A28 in de richting van Zwolle. Om 1:44 uur parkeert het voertuig bij het gemeentehuis van [plaats 1] . Een verbalisant ziet drie volledig in het zwart geklede mannen met bivakmutsen over hun hoofd uit de richting van het voertuig lopen. Zij lopen in de richting van de Bruinleeuwstraat. De verbalisant heeft tot 6.15 uur zicht op het voertuig en ziet dat er geen beweging is bij het voertuig. Aan de hand van het technisch hulpmiddel is te zien dat het voertuig om 7:08 uur in beweging komt en zonder onderweg nog te stoppen terugrijdt naar de A28. [3] Bij een tankstation wordt het voertuig gecontroleerd door de politie. De bestuurder van het voertuig is [medeverdachte 1] . Op de passagiersstoel zit medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en achterin de auto zit verdachte. De Opel Corsa is door de politie doorzocht. In het portiervak aan de bestuurderszijde ligt een setje schroevendraaiers. Achter de bijrijderstoel ligt een losse autosleutel met daarop de letters van het automerk MG. Hierbij ligt een leren etuitje met daaraan nog een autosleutel met de letters MG. Op de achterbank van de Opel Corsa ligt een zwarte bivakmuts, een losse handschoen en meerdere jassen. Op de bodemplaat achter de stoelen achter de bijrijdersstoel, ligt ook een witte papieren zak met een etiket waarop de volgende gegevens staan.
Naam :
de heer [slachtoffer]Adres :
[adres 1]Postcode :
[postcode]In deze zak zitten meerdere polshorloges, van onder meer het merk Tag Heuer en Seiko. In de zak zit een blauwe sok met nog meer polshorloges. [4]
Verbalisanten gaan naar de [adres 1] . Zij zien braaksporen bij meerdere kozijnen en het keukenraam staat op een kier. In de woning staan meerdere kasten en lades open. In de slaapkamer op de begane grond staan meerdere kasten open, liggen sieradendoosjes op bed en in de inloopkast is een kluis opengebroken. [5]
De bewoner van het huis, [slachtoffer] , verklaart dat meerdere goederen uit zijn woning zijn meegenomen. Uit de opengebroken kluis ontbreken zes horloges, twee ringen, een gouden ketting en een gouden bedelarmband. Daarnaast ontbreken twee autosleutels van het merk MG. [6] Aanvullend laat aangever weten dat nog elf horloges, een herdenkingsmunt, een TAG Heuer tas, een gouden halsketting met gouden A, een Grieks oog met blauw steentje, een à twee andere gouden hangertjes en een aantal gouden oorbellen ontbreken. Verder ontbreekt een klein juwelendoosje met kleine sieraden en een gouden zegelring met de inscriptie WAJN. [7]
De telefoon van verdachte [medeverdachte 1] is onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat in de periode 10 februari 2024 tot en met 11 februari 2024 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen de gebruiker van het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 1] ) en de gebruiker van het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] (verdachte). [8]
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij en de bestuurder van het voertuig de jongen die achterin de auto zat, ophaalden in Overvecht. Daarna zijn zij gezamenlijk naar [plaats 1] gereden. [9]
De forensische opsporing heeft in de woning aan de [adres 1] diverse schoensporen veiliggesteld. [10] Uit het vergelijkend schoenonderzoek blijkt dat er in ieder geval twee verschillende schoensporen in de woning aan de [adres 1] zijn aangetroffen. [11]
Overwegingen en oordeel
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat op 12 februari 2024 is ingebroken in de woning aan de [adres 1] . Uit de bewijsmiddelen volgt dat uit de woning twee autosleutels, een grote hoeveelheid sieraden (onder meer zestien horloges, twee ringen en twee halskettingen), een herdenkingsmunt en een TAG Heuer tas zijn weggenomen.
Medeplegen
De verdediging heeft aangevoerd dat van medeplegen geen sprake is omdat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte in of nabij de woning aan de [adres 1] is geweest.
Voor een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair ten laste gelegde medeplegen is vereist dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meer anderen. Daarbij moet de rechtbank vaststellen of verdachte aan het delict een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. Bij medeplegen ligt het accent op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Bij de vorming van het oordeel of sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder andere de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraak het volgende af.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte heeft in de dagen voorafgaand aan de inbraak telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1] . Uit de verklaring van [medeverdachte 2] en waarnemingen van de politie volgt dat verdachte een paar uur voor de inbraak door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij zijn woning in [plaats 2] is opgehaald, waarna zij gezamenlijk naar [plaats 1] zijn gereden. De politie ziet in [plaats 1] drie in het zwart geklede mannen met bivakmutsen uit de richting van het voertuig lopen. In de woning aan de [adres 1] blijken na de inbraak verschillende schoensporen te zijn achtergelaten, waaruit de rechtbank opmaakt dat meerdere personen in de woning binnen zijn geweest. Na de gepleegde inbraak is verdachte samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de auto, met daarin bivakmutsen, schroevendraaiers en de buit, teruggereden in de richting van [plaats 2] . Toen de politie de auto controleerde, zat verdachte achterin de auto, daar waar een groot deel van de buit en een zwarte bivakmuts zijn aangetroffen.
Door verdachte is geen enkele verklaring gegeven waarom hij in deze auto met daarin de bij de woninginbraak gestolen goederen zat, waarom hij met deze twee medeverdachten naar [plaats 1] is gereden en wat hij dan in [plaats 1] heeft gedaan. Dit terwijl de omstandigheden waaronder verdachte is aangetroffen, wel ‘schreeuwen om een verklaring’.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid opzich dat de verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden ter zake van het voorhanden hebben van de gestolen goederen op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in art. 29, eerste lid, Sv, niet tot het bewijs kan bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter, indien de verdachte voor omstandigheden die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kunnen worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken (vgl. HR 3 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0733, NJ 1997/584).
In een geval als het onderhavige kan met betrekking tot de toedracht van de inbraak
worden vastgesteld dat deze door “verenigde personen” is begaan, maar kan niet direct worden vastgesteld door wie precies. Nu de verdachte zelf kort na de inbraak is aangetroffen
onder omstandigheden die op betrokkenheid bij het strafbare feit duiden, is
sprake van een situatie waarin het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de
verdachte, van belang is voor de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen. Verdachte is immers samen met anderen aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij de inbraak duiden, terwijl er geen contra-indicaties met betrekking tot het medeplegen door verdachte zijn aangevoerd.
Gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ter zake van de woninginbraak. Hoewel niet is uit te sluiten dat geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering ten tijde van de wegnemingshandelingen in de woning, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank, ook als hij niet lijfelijk in de woning aanwezig is geweest, gelet op bovenstaande omstandigheden, van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij hem aangetroffen goederen zelf heeft gestolen. Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat een veroordeling ter zake van heling is uitgesloten, indien uit het onderzoek ter terechtzitting aannemelijk wordt dat de verdachte de voorwerpen zelf door enig misdrijf heeft verkregen. [12] De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 2 ten laste gelegde.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 februari 2024 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met anderen in een woning, te weten [adres 1] , alwaar verdachte en zijn mededaders zich buiten weten of tegende wil van de rechthebbende bevonden,- twee autosleutels van twee auto’s van het merk MG,- een grote hoeveelheid sieraden (onder meer zestien horloges, twee ringen en tweehalskettingen),- een herdenkingsmunt,- een tas (van TAG Heuer)die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen autosleutels ensieraden onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft geëist dat aan het voorwaardelijk strafdeel de door Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen en aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie (dan wel gevangenisstraf) op te leggen waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van de inverzekeringstelling. Daarnaast heeft de raadsvrouw betoogd een taakstraf op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan een woninginbraak. De bewoner van de gekozen woning was op dat moment op vakantie. In de woning heeft een zoektocht naar waardevolle spullen plaatsgevonden waarbij meerdere kasten en lades in de woning overhoop zijn gehaald, kleding en goederen zijn besmeurd en er een grote puinhoop is ontstaan. Daarnaast hebben verdachte en zijn medeverdachten een kluis opengebroken en de waardevolle goederen meegenomen. Het slachtoffer van de inbraak heeft nog altijd niet alle goederen teruggekregen. Met zijn handelen heeft verdachte het eigendomsrecht van het slachtoffer aangetast en een inbreuk gemaakt op zijn gevoel van veiligheid en de privacy. Een woning is juist een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Woninginbraken kunnen daarnaast bij omwonenden voor gevoelens van angst en onveiligheid zorgen. Verdachte heeft kennelijk alleen uit het oogpunt van eigen financieel gewin gehandeld en zich niets aangetrokken van dat wat hij bij zijn slachtoffer teweeg heeft gebracht. Dit alles neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 11 juni 2025. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden meermaals voor andersoortige strafbare feiten is veroordeeld. De rechtbank stelt vast dat artikel 63 Sr van toepassing is, omdat verdachte op 22 maart 2024 door de kantonrechter is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsrapport van
11 juli 2025. Hierin staat onder meer dat verdachte een zorgelijke geschiedenis op het gebied van geweldsdelicten heeft. De omgang met personen met antisociaal gedrag is een risicofactor. Opvallend is dat verdachte zijn delictgedrag veelal ontkent of bagatelliseert. Deze houding bemoeilijkt het aanpakken van het recidiverisico. Verdachte is in 2020 gediagnosticeerd met ADHD, ODD en zwakbegaafdheid, grenzend aan een licht verstandelijke beperking. Een risicofactor voor delictgedrag is verder dat verdachte geen zinvolle dagbesteding en een laag inkomen heeft. Jarenlange inzet door de jeugdreclassering heeft niet geleid tot een diploma of werk. Verdachte woont bij zijn ouders, maar zij kunnen weinig pedagogische ondersteuning bieden omdat zij geen zicht op zijn leven buitenshuis hebben en verdachte zelfbepalend is. Er zijn geen duidelijke beschermende factoren te benoemen. De kans op recidive wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen en vindt toezicht noodzakelijk om verder afglijden in de criminaliteit te voorkomen. De reclassering adviseert de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandeling, het hebben van zinvolle dagbesteding, het meewerken aan middelencontrole, een contactverbod met medeverdachten en het geven van inzage in zijn financiën.
Toepassing volwassenenstrafrecht
Ten tijde van het bewezen verklaarde was verdachte net 20 jaren oud. Uitgangspunt is dan toepassing van het volwassenenstrafrecht. De rechtbank ziet in dit geval geen reden om daarvan af te wijken. Zij volgt het advies van de reclassering en zal het volwassenenstrafrecht toepassen.
De strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. Vanwege de ernst van de feiten is de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. In de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt voor een woninginbraak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden genoemd. De rechtbank neemt dit als uitgangspunt. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening mee dat de woninginbraak in vereniging is gepleegd en dat er veel schade aan de eigendommen van het slachtoffer is aangericht. Daarnaast heeft verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor de door hem gepleegde inbraak. Verdachte heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen en was ter zitting niet aanwezig.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding hiervan een deel voorwaardelijk op te leggen en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te koppelen. Het is voor de rechtbank onduidelijk of verdachte zich aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden wil conformeren, omdat verdachte ter zitting niet aanwezig was en zich hierover dus niet heeft kunnen uitlaten.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.611,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Deze gevorderde materiële schade bestaat uit de nog niet door de verzekering vergoede schade aan het huis.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de daartoe geldende wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade onvoldoende vast is komen te staan. In de bij de vordering van de benadeelde partij overlegde brief van Univé van 13 juni 2024 staat dat de benadeelde partij € 4.181,52 en € 6.230,-- aan schadevergoeding heeft ontvangen voor schade aan de inboedel en lijfsieraden. In deze brief staat tevens dat de schade aan het woonhuis al eerder aan de benadeelde partij is betaald. Ter zitting heeft de benadeelde partij mondeling te kennen gegeven dat die uitbetaalde schadevergoeding zag op een noodreparatie aan de woning. Voor de rechtbank is, gelet op de inhoud van de brief van Univé, onvoldoende duidelijk welke schade nog niet door de verzekeraar is vergoed. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de artikelen 62, 63 en 311 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 maanden;
schadevergoeding
-
bepaaltdat de benadeelde partij [slachtoffer] in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen/veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap voorzitter, mr. C.W. Couperus-van Kooten en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Drent, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2025.
Buiten staat
Mr. C.W. Couperus-van Kooten is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024252603. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 12 februari 2024 (pagina’s 31 tot en met 34).
3.Het proces-verbaal van bevindingen van 12 februari 2024 (pagina’s 24 tot en met 27).
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 12 februari 2024 (pagina’s 35 tot en met 39).
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 12 februari 2024, inclusief de fotobijlage (pagina’s 79 tot en met 91).
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 13 februari 2024 (pagina’s 94 tot en met 99).
7.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer] van 21 februari 2024 (pagina 103 tot en met 106).
8.Het proces-verbaal van bevindingen van 11 juni 2024 (pagina’s 219 tot en met 222).
9.Het proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [medeverdachte 2] van 12 februari 2024 (pagina’s 293 tot en met 301).
10.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 1] [plaats 1] ) van 19 februari 2024 (pagina’s 112 tot en met 118).
11.Het proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek van 30 april 2024 (pagina’s 163-167 en foto 39 op pagina 149 en foto 43 op pagina 152).
12.HR 30 oktober 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD5149.