ECLI:NL:RBOVE:2025:4962

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
ak_23_690
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een WIA-aanvraag met betrekking tot arbeidsongeschiktheid en deskundigenonderzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-aanvraag beoordeeld. Eiseres, die als schoonmaakster werkte, heeft zich op 18 maart 2020 ziek gemeld en na de wachttijd een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft haar aanvraag afgewezen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres is het niet eens met deze beslissing en heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd, waaronder onzorgvuldigheid in het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en het ontbreken van een fysiek onderzoek in de bezwaarfase. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 31 oktober 2023, waarbij ook een deskundige, psychiater D.G. Buiten, is ingeschakeld om de situatie van eiseres te beoordelen. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat de medische rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en de conclusies logisch voortvloeien uit de beschikbare informatie. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding voor eiseres. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om schadevergoeding en proceskosten toe.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/690

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. E. Visser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV,
gemachtigde: [gemachtigde].
en

de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) (de Staat).

Samenvatting

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA [1] -aanvraag. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.2
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2.1
Het UWV heeft in het besluit van 25 mei 2022 eiseres laten weten dat zij geen WIA-uitkering krijgt.
2.2
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van
31 januari 2023 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij het besluit 25 mei 2022 gebleven.
2.3
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.4
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.5
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. De dochter en schoonzoon van eiseres zijn ook verschenen.
2.6
Het onderzoek is heropend na de zitting. De rechtbank heeft psychiater D.G. Buiten (Buiten) als deskundige benoemd. De deskundige heeft op 24 mei 2024 een rapport uitgebracht.
2.7
Eiseres heeft op 17 juni 2024 gereageerd op het deskundigenrapport. Het UWV heeft op 3 juli 2024 op het rapport gereageerd. Daarbij heeft het UWV een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overgelegd.
2.8
Vanwege het verzoek van eiseres om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, heeft de rechtbank de Staat als partij aangemerkt.
2.9
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb [2] is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de rechtbank het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

Totstandkoming van het bestreden besluit

3. Eiseres werkte als schoonmaakster voor ongeveer 24 uur per week. Op 18 maart 2020 heeft eiseres zich ziek gemeld. Eiseres is ziekengeld toegekend. Na het doorlopen van de wachttijd heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek is de besluitvorming gevolgd zoals hiervoor in de inleiding is weergegeven.

Standpunten van partijen

4.1
Aan het bestreden besluit ligt het standpunt van het UWV ten grondslag dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
4.2
Eiseres voert aan – samengevat weergegeven – dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig is geweest. Het onderzoek in de primaire fase is verricht door een arts en door de verzekeringsarts gecontrasigneerd. Er heeft in de bezwaarfase geen fysiek onderzoek plaatsgevonden, zodat onduidelijk is waar de verzekeringsarts haar oordeel over de fysieke (on)mogelijkheden van eiseres op baseert. Ook is niet gemotiveerd waarom het fysieke onderzoek achterwege is gebleven.
Eiseres voert verder aan dat de inhoud van het verslag van de hoorzitting niet in lijn is met wat er is besproken. Zo is ten onrechte opgenomen dat eiseres overdag niet zou slapen. Zij slaapt juist veel overdag. Ook is ten onrechte opgenomen dat eiseres aangegeven zou hebben dat zij redelijk Nederlands spreekt. Eiseres kan zich nauwelijks verwoorden in het Nederlands.
Eiser stelt verder dat zij meer aandoeningen heeft dan de verzekeringsarts heeft aangenomen. Zij is naast de aandoeningen waar de verzekeringsarts vanuit is gegaan, bekend met een versleten wervelkolom, een gegeneraliseerd pijnsyndroom (fibromyalgie) en hoofdpijn. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar passages uit het huisartsenjournaal. Deze aandoeningen zijn niet kenbaar bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling betrokken. Niet is onderzocht hoe deze aandoeningen zich verhouden tot de aangenomen beperkingen. Eiseres stelt dat zij meer beperkingen heeft dan de verzekeringsartsen hebben aangenomen en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Zij verwijst daarbij naar een rapport van 5 juli 2023 van verzekeringsarts Van der Eijk (Van der Eijk). Daarnaast adviseert Van der Eijk een psychiatrisch deskundigenonderzoek. Ook is eiseres door haar huisarts doorverwezen voor psychiatrisch onderzoek.
Eiseres stelt verder dat zij vanwege al haar beperkingen niet in staat is om de geduide functies te verrichten. In elke functie worden schriftelijke instructies gegeven, terwijl eiseres geen Nederlands kan lezen. Verder is aangenomen dat eiseres beperkt is in duwen en trekken en hoog handelingstempo. De functie van medewerker tuinbouw/medewerker operations A is dan ook niet geschikt. Dat gebruik zou kunnen worden gemaakt van een elektrisch hulpmiddel, volgt niet uit de functieomschrijving en is evenmin door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nader onderbouwd.
Tot slot heeft eiseres verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
4.3
Naar aanleiding van wat eiseres in beroep heeft aangevoerd, heeft het UWV rapporten van 11 mei 2023 en 18 oktober 2023 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend en geconcludeerd dat geen aanleiding bestaat om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. Wel kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich vinden in het voorstel van Van Eijk om een onafhankelijke psychiater in te schakelen.

Beoordeling door de rechtbank

5.1
De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft beslist dat eiseres met ingang van 12 april 2022 (de datum in geding) niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5.2
Het UWV mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en geen tegenstrijdigheden bevatten. De conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten.
De zorgvuldigheid van het onderzoek
5.3
De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het onderzoek van de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is geweest.
De primaire arts heeft eiseres gesproken op het spreekuur en lichamelijk en psychisch onderzocht. Hij heeft dossieronderzoek verricht en een anamnese afgenomen. Daarbij heeft hij acht geslagen op de klachten en belemmeringen die eiseres ervaart en op haar medische voorgeschiedenis. Ook heeft hij gekeken naar de eventuele therapie die eiseres volgt en naar de medicatie die zij gebruikt. Verder heeft de primaire arts medische informatie van de huisarts van eiseres en van de psychiatrisch verpleegkundige bij zijn beoordeling betrokken De arts heeft zijn conclusies voldoende begrijpelijk neergelegd in het rapport van 18 mei 2022. Deze beoordeling is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een dossieronderzoek verricht. Ook heeft zij de dochter van eiseres gesproken op de hoorzitting, omdat het niet mogelijk was met eiseres zelf een gesprek te voeren. De bevindingen heeft zij neergelegd in het rapport van 31 januari 2023. Naar aanleiding van later ontvangen informatie van de huisarts heeft zij op 27 maart 2023 aanvullend gerapporteerd. In beroep is de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 11 mei 2023 ingegaan op het beroepschrift en de onderliggende stukken. In haar rapport van 18 oktober 2023 is de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingegaan op het rapport van Van der Eijk. De door eiseres naar voren gebrachte klachten en de medische informatie zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de beoordeling. De omstandigheid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres niet nogmaals lichamelijk heeft onderzocht, maakt op zichzelf niet dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Niet is gebleken dat relevante aspecten van de gezondheidstoestand van eiseres zijn gemist. Uit wat eiseres heeft aangevoerd, volgt dus niet dat de wijze van onderzoek, in zijn geheel bezien, gebreken vertoont. De rapporten zijn daarom zorgvuldig tot stand gekomen.
De verzekeringsgeneeskundige beoordeling
5.4
De primaire arts heeft aangenomen dat eiseres bekend is met een depressie, licht/matig van ernst, chronisch van aard, somatisering, COPD en coxartrose. Als gevolg van deze aandoeningen ondervindt eiseres beperkingen. Vanwege haar licht/matige (chronische) depressie is eiseres aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken en zonder hoog handelingstempo. Ook is zij aangewezen op werk dat geen leidinggevende aspecten bevat. Vanwege COPD is eiseres aangewezen op werk waarin contact met stof, rook, gassen en dampen wordt vermeden. Eiseres is vanwege coxartrose aangewezen op werk waarin koude wordt vermeden. Ook moeten grove schokken of trillingen vermeden worden. Naast degeneratieve afwijkingen aan de schouders en artrose van de heupen zijn er geen andere fysieke afwijkingen vast te stellen, aldus de primaire arts. Verder is eiseres licht beperkt voor duwen en trekken, tillen en lopen en staan (tijdens werk). Er is geen medische reden om uit te gaan van een urenbeperking. Vanwege de combinatie van een licht/matige (chronische) depressie en een slechte nachtrust is eiseres in staat om incidenteel in de avond te werken, maar moet ’s nachts werken worden vermeden. De primaire arts heeft in de FML beperkingen opgenomen voor de onderdelen ‘persoonlijk functioneren’, ‘sociaal functioneren’, ‘fysieke omgevingseisen’ ‘dynamische handelingen’, ‘statische houdingen’ en ‘werktijden’.
5.5
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de visie van de primaire arts over de belastbaarheid van eiseres gedeeld. Daarbij merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat sprake is van vele tegenstrijdigheden, dat eiseres zich apathisch presenteert en een gedrogeerde indruk maakt. Een medische onderbouwing die dit alles verklaart, ontbreekt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich daarom gebaseerd op de medische informatie die is overgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft informatie bij de huisarts van eiseres opgevraagd en ontvangen en naar aanleiding daarvan aanvullend gerapporteerd. De informatie is voor haar geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen. De FML past bij de aantoonbare diagnoses, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
5.6
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 11 mei 2023 gereageerd op wat eiseres in beroep heeft aangevoerd. Er heeft in de bezwaarfase geen lichamelijk onderzoek plaatsgevonden, omdat hiervoor geen indicatie aanwezig was. Er was voldoende medische informatie beschikbaar. Gezien de presentatie van klachten door eiseres was een fysiek bewegingsonderzoek ook niet betrouwbaar. Eiseres was op het moment van de hoorzitting gedrogeerd. Daardoor was er een ernstig risico op vallen als zij zou opstaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst er op dat uit het huisartsenjournaal blijkt dat eiser wel aanspreekbaar en helder was tijdens bezoeken aan de huisarts. Verder leidt de omstandigheid dat eiseres bekend is met spondylose niet automatisch tot beperkingen. Eiseres is reeds aangewezen geacht op licht werk en met de aanwezige spondylose zijn de geduide functies passend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst er verder op dat een gegeneraliseerd pijnsyndroom een andere benaming is voor een somatisering. Die is meegenomen in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. De behandeling voor deze klachten is enerzijds licht in beweging blijven en anderzijds afleiding, dagstructuur en passende medicatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen reden om naar aanleiding hiervan eiseres aanvullend beperkt te achten. Verder slikt eiseres teveel medicatie, ook die van haar man. Dit is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zeer onwenselijk en werkt anti-revaliderend. Eiseres dient het medicatiegebruik terug te brengen naar de voorgeschreven dosis en te starten met mobiliseren. Bij een adequate coping kan eiseres de geduide functies verrichten, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
5.7
In haar rapport van 18 oktober 2023 reageert de verzekeringsarts bezwaar en beroep op het rapport van 5 juli 2023 van Van der Eijk. In navolging van Van der Eijk beaamt zij dat veel onduidelijk is en dat een onafhankelijk psychiater uitsluitsel zou kunnen geven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om vanwege het medicatiegebruik aanvullende beperkingen op te nemen. Niet duidelijk is of de medicatie die eiseres gebruikt binnen de voorgeschreven medicatie valt. Verder wordt enkel gesproken over een licht/matige (chronische) depressie. Dit leidt niet tot het aannemen van andere beperkingen, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Het rapport van de ingeschakelde deskundige
5.8
Gelet op wat door partijen over en weer is aangevoerd, heeft de rechtbank aanleiding gezien om psychiater Buiten als onafhankelijk deskundige te benoemen,. De rechtbank heeft aan de deskundige de opdracht gegeven om eiseres te onderzoeken en - kort gezegd - gemotiveerd antwoord te geven op of hij kan instemmen met vastgestelde beperkingen en de vaststelling van de belastbaarheid in de FML. Als uitgangspunt geldt dat de rechtbank het oordeel van een onafhankelijke, door haar ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige haar overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. [3] Het is verder bij uitstek de taak van de deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een (beslissend) advies te geven.
De rechtbank is van oordeel dat het deskundigenrapport blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek en het is ook inzichtelijk en consistent. Uit dat rapport blijkt dat er psychiatrisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Eiseres is in persoon onderzocht en Buiten heeft een anamnese afgenomen. Daarnaast heeft Buiten de dochter van eiseres gesproken. Ook heeft Buiten het dossier en de aanwezige medische informatie bestudeerd, waaronder informatie van de behandelaars. Buiten heeft tevens acht geslagen op de medicatie die eiseres gebruikt. Daarnaast heeft Buiten de huisarts van eiseres gesproken en gevraagd naar het beloop van de problematiek van eiseres, of er op het gebied van stemmingsproblematiek een duidelijke startdatum is aan te geven dan wel of er bij eiseres een duidelijke persoonlijkheidsverandering is geweest.
In zijn rapport concludeert Buiten dat eiseres beperkt is in het persoonlijk functioneren, in het sociaal functioneren en op werktijden. Voor wat betreft het persoonlijk functioneren ziet Buiten beperkingen in het zelfstandig handelen, wat geïllustreerd wordt door het functioneren in de thuissituatie; eiseres doet praktisch niets. Gezien haar inactieve gedrag acht Buiten eiseres beperkt in compensatiegedrag, zich uitend in het omgaan met productiepieken of deadlines. In het sociaal functioneren ziet Buiten, vanwege de grote inactiviteit van eiseres, beperkingen op het gebied van samenwerken en leidinggeven. Op het vlak van werktijden acht Buiten eiseres niet in staat om ’s avonds of ’s nachts te werken. Dit vanwege haar vermoeidheid en aanhoudende slaapstoornis. De vraag of de beperkingen naar algemeen aanvaard wetenschappelijk inzichten een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg zijn van ziekte of gebreken, beantwoordt Buiten ontkennend. Buiten geeft aan dat geen psychiatrische diagnose kan worden vastgesteld. Er zijn wel beperkingen in het functioneren en het gedrag van eiseres, maar die berusten niet op een psychiatrische stoornis en zijn niet te verklaren vanuit een psychiatrische ziekte. Er is geen sprake van een stoornis op het niveau van het geestelijk functioneren, aldus Buiten. Bij eiseres is sprake van beperkingen op het niveau van gedragingen en/of activiteiten, namelijk inactiviteiten, slechte zelfzorg, vergrote afhankelijkheid van familie. Dit berust evenwel niet op een psychiatrische stoornis, aldus Buiten. De onderdelen die Van der Eijk als beperkt heeft aangegeven, volgt Buiten niet. Er is geen psychiatrische diagnose te stellen zodat hieruit evenmin beperking in belastbaarheid kunnen worden gegeven. Bij afwezigheid van een psychiatrische diagnose is er evenmin aanleiding om een urenbeperking aan te nemen.
5.9
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen van de door haar ingeschakelde deskundige en ziet daarom geen grond voor de conclusie dat het UWV de beperkingen van eiseres onjuist heeft vastgesteld en haar medische belastbaarheid heeft overschat. De reactie van eiseres maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Eiseres acht het gelet op de heteroanamnese en het beeld dat eiseres naar voren heeft gebracht onbegrijpelijk dat Buiten geen psychiatrische diagnose heeft gesteld. Uit het geschetste beeld komt volgens eiseres duidelijk naar voren dat zij ernstige beperkingen heeft en dat zij niet kan functioneren in een werkomgeving. Dat eiseres zich niet kan vinden in de bevindingen van de deskundige, maakt echter niet dat de rechtbank twijfelt aan het oordeel van de door haar ingeschakelde deskundige. Eiseres heeft haar standpunt niet onderbouwd met (nieuwe) medische gegevens.
5.1
De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berust.
De arbeidskundige beoordeling
5.11
Uitgaande van de medische beperkingen die het UWV heeft vastgesteld is het aannemelijk dat eiseres in staat is om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies van wikkelaar (nieuw en revisie) (SBC-code 267053), productiemedewerker textiel (geen kleding) (SBC-code 272043) en medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (SBC-code 111010) te verrichten. De arbeidsdeskundige heeft gekeken of de beperkingen die in de FML zijn opgenomen voor eiseres een belemmering zijn om deze functies uit te oefenen. Dat is niet het geval. Specifiek heeft hij gekeken naar de onderdelen waarop eiseres beperkt is geacht en die als signalering naar voren zijn gekomen; duwen en trekken, handelingstempo en reiken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft een nadere toelichting gegeven en erop gewezen dat het gaat om eenvoudige taken, waarvoor geen specifieke opleiding wordt gevraagd. Een incidentele piekbelasting in duwen of trekken is voor eiseres niet bezwaarlijk. Bovendien is de inzet van een elektrisch hulpmiddel mogelijk. De rechtbank ziet geen reden om aan de aanwezigheid van een elektrisch hulpmiddel te twijfelen. Verder heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat eiseres redelijk Nederlands spreekt en dat zij op een eenvoudig niveau Nederlands kan lezen. Ook hierbij is van belang dat het in alle gevallen gaat om eenvoudig, routinematig uitvoerend werk. Schriftelijke instructie kunnen zo nodig mondeling worden aangevuld.
In de aangevoerde beroepsgronden heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gevonden om de geselecteerde functies in arbeidskundig opzicht ongeschikt te achten voor eiseres.
Overschrijding redelijke termijn
6.1
Voor het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM [4] geldt het volgende.
6.2
In procedures als deze mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep bij de rechtbank ten hoogste anderhalf jaar duren. Doorgaans zal geen sprake zijn van een overschrijding van de redelijke termijn indien de fase van bezwaar en beroep gezamenlijk niet langer dan twee jaar heeft geduurd. [5]
De omstandigheden van het geval kunnen aanleiding geven een langere behandelingsduur te rechtvaardigen. Verder heeft de CRvB overwogen5 dat in beginsel een vergoeding van immateriële schade gepast is van € 500,- per half jaar of gedeelte daarvan waarmee de redelijke termijn in de procedure als geheel is overschreden.
6.3
Vanaf de datum van ontvangst door het UWV van het bezwaarschrift op 4 juli 2022 tot de datum van deze uitspraak heeft de procedure bijna drie jaar en één maand geduurd. Dat betekent dat de redelijke termijn is geschonden. In de zaak zelf en in de opstelling van eiseres zijn geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat in dit geval de totale lengte van de procedure meer dan twee jaar zou mogen bedragen. Het proces rond de benoeming van een deskundige in deze zaak heeft tot een langere procedure geleid. Als uitgangspunt geldt echter dat de inschakeling van een deskundige een langere behandelingsduur in de rechterlijke fase in beginsel niet rechtvaardigt. [6] De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de hiervoor genoemde behandelingsduur die voor de rechterlijke fase geldt, in het algemeen voldoende ruimte bieden voor het normale verloop van een procedure, de inschakeling van een deskundige daaronder begrepen. Dit alles leidt tot een schadevergoeding van drie maal € 500,-, in totaal € 1.500,-.
6.4
De behandeling van het bezwaar door het UWV heeft zeven maanden geduurd, zodat de redelijke termijn in de bezwaarprocedure met één maand is overschreden. Ook de redelijke termijn in de rechterlijke fase is overschreden. Voor de berekening van het bedrag aan schadevergoeding dat voor rekening komt van het UWV onderscheidenlijk van de Staat wordt de methode gevolgd die is uiteengezet in het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016 [7] . Het UWV wordt veroordeeld tot vergoeding van schade aan eiseres tot een bedrag van € 115,- (1/13 van € 1.500,-) en de Staat wordt veroordeeld tot een bedrag van € 1.385,- (12/13 van € 1.500,-).

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en het UWV terecht de WIA-uitkering per 12 april 2022 heeft geweigerd. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
8. Er bestaat wel aanleiding om de Staat en het UWV beide voor de helft te veroordelen in de proceskosten die eiseres in verband met het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn heeft moeten maken. Deze kosten worden begroot op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het verzoek om schadevergoeding, met een waarde van € 907,- per punt en wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de Staat tot betaling aan eiseres van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 1.385,-;
  • veroordeelt het UWV tot betaling aan eiseres van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 115,-;
  • veroordeelt de Staat tot vergoeding van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 226,75;
  • veroordeelt het UWV tot vergoeding van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 226,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, in aanwezigheid van
A. van den Ham, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
2.Algemene wet bestuursrecht
3.zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 3 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3822
4.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 26 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009.
6.Zie de uitspraak van de CRvB van 30 juni 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ2125.