In deze zaak vordert eiser, eigenaar van het paard [paard naam], dat bij gedaagde in de stal stond en door haar werd getraind, de afgifte van het paardenpaspoort dat bij het paard hoort. Eiser heeft het paard teruggenomen, maar gedaagde heeft het paspoort nog niet aan hem afgegeven. Gedaagde is niet verschenen in de procedure. De voorzieningenrechter heeft verstek verleend tegen gedaagde en heeft de vorderingen van eiser toegewezen. Eiser vordert dat gedaagde binnen 24 uur na betekening van het vonnis het paspoort aan hem ter hand stelt, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag, met een maximum van € 25.000,-, en veroordeling in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek van gedaagde om uitstel van de mondelinge behandeling afgewezen, omdat dit verzoek niet tijdig was ingediend. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat aan alle wettelijke vereisten voor betekening van de dagvaarding is voldaan, waardoor verstek tegen gedaagde kon worden verleend. De vordering van eiser is niet onrechtmatig of ongegrond bevonden en is toegewezen, met de bepaling dat gedaagde het paspoort binnen twee dagen na betekening van het vonnis moet afgeven.
Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 1.370,14. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.