ECLI:NL:RBOVE:2025:5070

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
C/08/333724 / KG ZA 25-109
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van een paardenpaspoort in kort geding

In deze zaak vordert eiser, eigenaar van het paard [paard naam], dat bij gedaagde in de stal stond en door haar werd getraind, de afgifte van het paardenpaspoort dat bij het paard hoort. Eiser heeft het paard teruggenomen, maar gedaagde heeft het paspoort nog niet aan hem afgegeven. Gedaagde is niet verschenen in de procedure. De voorzieningenrechter heeft verstek verleend tegen gedaagde en heeft de vorderingen van eiser toegewezen. Eiser vordert dat gedaagde binnen 24 uur na betekening van het vonnis het paspoort aan hem ter hand stelt, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag, met een maximum van € 25.000,-, en veroordeling in de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van gedaagde om uitstel van de mondelinge behandeling afgewezen, omdat dit verzoek niet tijdig was ingediend. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat aan alle wettelijke vereisten voor betekening van de dagvaarding is voldaan, waardoor verstek tegen gedaagde kon worden verleend. De vordering van eiser is niet onrechtmatig of ongegrond bevonden en is toegewezen, met de bepaling dat gedaagde het paspoort binnen twee dagen na betekening van het vonnis moet afgeven.

Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 1.370,14. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/333724 / KG ZA 25-109
Vonnis in kort geding van 31 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J. van Groningen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiser] is eigenaar van het paard [paard naam] , dat bij [gedaagde] in de stal stond en door haar werd getraind. [eiser] heeft het paard teruggenomen, maar het paardenpaspoort dat hoort bij [paard naam] heeft [gedaagde] volgens [eiser] nog niet aan hem afgegeven. [eiser] vordert in dit kort geding daarom afgifte van het paardenpaspoort. [gedaagde] is niet in de procedure verschenen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft verstek tegen [gedaagde] verleend en zal de vorderingen van [eiser] toewijzen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- het bericht van [eiser] met aanvullende productie 1;
- de e-mail van [gedaagde] van 17 juli 2025 met daarin het verzoek om de mondelinge behandeling te verplaatsen;
- de e-mail van de rechtbank van 17 juli 2025 met de afwijzing van het verzoek van [gedaagde] ;
- de mondelinge behandeling van 17 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij [eiser] een pleitnota heeft overgelegd;
- het tijdens de mondelinge behandeling tegen [gedaagde] verleende verstek.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - [gedaagde] te veroordelen binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis het paspoort van het paard [paard naam] aan [eiser] ter hand te stellen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 25.000,-, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

4.De beoordeling

Het verzoek om uitstel
4.1.
[gedaagde] heeft de voorzieningenrechter bij e-mail van 17 juli 2025, 5:41 uur verzocht de mondelinge behandeling van 11:00 uur te verplaatsen omdat zij geen geld heeft voor een advocaat en omdat zij ook onvoldoende tijd heeft gehad om een advocaat in te schakelen. De voorzieningenrechter heeft dat verzoek afgewezen omdat een verzoek tot verplaatsing van de mondelinge behandeling op grond van artikel 9.1 van het procesreglement uiterlijk 24 uur vóór de zitting moet worden gedaan en er voor [gedaagde] , nadat zij op de hoogte was gebracht van de datum van de mondelinge behandeling, voldoende tijd was om juridische bijstand te zoeken, of eerder een verzoek om uitstel te doen.
Verstek
4.2.
Aan alle wettelijke vereisten voor betekening van de dagvaarding is voldaan. Tegen [gedaagde] is daarom ter zitting verstek verleend.
4.3.
Het gevorderde komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn waarop [gedaagde] het paspoort aan [eiser] ter hand moet stellen wordt bepaald op twee dagen na betekening van dit vonnis.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt ten overvloede nog het volgende. [eiser] heeft de e-mailberichten van [gedaagde] aan de advocaat van [eiser] van 14 en 15 juli 2025 overgelegd. In de e-mailberichten geeft [gedaagde] aan dat zij het paardenpaspoort in week 19 heeft verzonden naar het adres [adres] . Zoals [eiser] tijdens de mondelinge behandeling heeft aangevoerd is het niet aannemelijk dat [gedaagde] het paspoort daadwerkelijk heeft verzonden. [gedaagde] heeft die stelling ten eerste niet onderbouwd, terwijl zij bijvoorbeeld een verzendbewijs had kunnen overleggen. Daar komt bij dat [gedaagde] pas op 14 juli 2025, ruim twee maanden na de (beweerdelijke) verzending van het paspoort, voor het eerst aan [eiser] heeft medegedeeld dat zij het paspoort al verstuurd had, terwijl zij in die periode meerdere sommaties en ook de kortgedingdagvaarding van de advocaat van [eiser] heeft ontvangen. Ook is het volgens [eiser] niet logisch dat [gedaagde] het paspoort naar het genoemde adres heeft gestuurd, omdat [eiser] daar niet woont en dat adres ook niet aan [gedaagde] heeft doorgegeven. Bovendien hebben de eigenaren van de woning waar [gedaagde] het paspoort naartoe zou hebben gestuurd, aan [eiser] aangegeven dat het paspoort niet bij hen is bezorgd. Het verweer van [gedaagde] gaat daarom, ook als zij in de procedure was verschenen, niet op.
4.5.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
146,14
- griffierecht
331,00
- salaris advocaat
715,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.370,14
4.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het paspoort van het paard [paard naam] aan [eiser] ter hand te stellen, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 25.000,-,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.370,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.R.H. Lutjes en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2025.