In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld dat is ingediend door [eiser] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland. Het college had op 6 mei 2025 een last onder dwangsom opgelegd aan [eiser] wegens het zonder omgevingsvergunning uitvoeren van gevelwijzigingen aan een rijksmonument. [eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzoekt om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest voor een dwangsom van € 2.000,- per week als de overtreding niet voor 29 juli 2025 wordt beëindigd.
De voorzieningenrechter beoordeelt of het verzoek om een voorlopige voorziening kan worden toegewezen. Hij weegt de belangen van [eiser] en het college af en komt tot de conclusie dat er voldoende spoedeisend belang is bij het verzoek. [eiser] stelt dat de kozijnen die zijn geplaatst vergunningsvrij zijn, terwijl het college van mening is dat dit niet het geval is. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangen van [eiser] zwaarder wegen, vooral gezien het feit dat het handhavingstraject al sinds 2023 loopt en er naar verwachting in oktober een beslissing op het bezwaar zal komen. Hij wijst het verzoek toe en schorst het besluit van het college tot na de beslissing op bezwaar.
De voorzieningenrechter bepaalt dat het college het griffierecht van € 194,- aan [eiser] moet vergoeden en dat [eiser] recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die in totaal € 1.841,- bedragen. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken.