ECLI:NL:RBOVE:2025:5135

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
c08332572_beschikking_14072025
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de ondertoezichtstelling

Op 14 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, een beschikking gegeven in de zaak van Stichting Jeugdbescherming Overijssel betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft de moeder aangespoord om alles in het werk te stellen om de identiteit van de biologische vader van het kind vast te stellen. De procedure begon met een tussenbeschikking op 26 mei 2025, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing werd verlengd tot 3 augustus 2025. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juli 2025 was de moeder niet aanwezig, maar haar advocaat, mr. D. Greven, was wel aanwezig. De GI heeft aangegeven dat er zorgen zijn over de opvoedcapaciteiten van de moeder, die geen eigen woning heeft en problemen ondervindt met haar financiën. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is geweest om de omgangsafspraken na te komen en dat er geen duidelijkheid is over de biologische vader van het kind. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 3 maart 2026, om de veiligheid en stabiliteit van het kind te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Almelo
Zaaknummer: C/08/332572 / JE RK 25-752
Datum uitspraak: 14 juli 2025
Beschikking verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
de gecertificeerde instelling,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Hengelo (O),
met betrekking tot
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2025 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. D. Greven.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft op 26 mei 2025 een tussenbeschikking gegeven.
1.2.
De kinderrechter heeft op 9 juli 2025 een update van de GI ontvangen.
1.3.
De voortgezette mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 14 juli 2025. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
  • namens moeder mr. D. Greven;
  • mevrouw [naam] namens de GI.
De moeder is deugdelijk opgeroepen, maar ze is niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten wordt verwezen naar voormelde tussenbeschikking van
26 mei 2025.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Bij beschikking 26 mei 2025 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinshuis verlengd voor de duur van twee maanden tot 3 augustus 2025, onder aanhouding van iedere verdere beslissing. De inhoud van voormelde tussenbeschikking geldt hier als herhaald en ingelast.
3.2.
Er dient nog beslist te worden op het aangehouden gedeelte van het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinshuis te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling tot 3 maart 2026.
Het standpunt van de GI
3.3.
De GI handhaaft het verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij toegelicht dat het tot op heden niet gelukt is om met moeder een gesprek aan te gaan over de mogelijke vader van [minderjarige] . Er zou op 7 juli 2025 een evaluatie zijn van het traject van Ambiq (Sterke Basis), maar deze afspraak heeft moeder afgezegd.
Het standpunt van de moeder
3.4.
Mr. Greven zegt dat zij weinig contact heeft gehad met moeder. Ze wist ook niet of moeder aanwezig zou zijn bij de zitting. Moeder heeft mr. Greven wel laten weten dat ze het niet trekt om [minderjarige] elke keer weer te moeten afgeven nadat ze contact hebben gehad. Mr. Greven zegt dat ze geen standpunt kan innemen namens moeder.
Het oordeel van de kinderrechter
3.5.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter met de GI en op de door deze genoemde gronden, die hij onderschrijft en overneemt, van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] ook voor de resterende duur noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] Deze machtiging is nodig om ervoor te zorgen dat [minderjarige] in het gezinshuis kan blijven wonen.
3.6.
Er zijn nog steeds vragen en zorgen over de mogelijkheden die moeder kan bieden als opvoeder van [minderjarige] . Het lijkt niet goed te gaan op meerdere leefgebieden van moeder. Zo heeft ze geen eigen woning en zijn er zorgen over haar financiën. Moeder is eind mei 2025 ontslagen uit de IBK te [plaats] en zou daarna een ambulant behandeltraject aangaan. Dit is nog niet van de grond gekomen. Ook heeft moeder nog geen urinecontroles gedaan bij Tactus sinds zij ontslagen is uit de kliniek. Daarnaast is de afgelopen periode gebleken dat moeder de omgangsafspraken niet goed is nagekomen.
3.7.
Ambiq heeft de afgelopen tijd twee omgangsmomenten begeleid tussen moeder en [minderjarige] . Het laatste contact was op 10 juni 2025 en daarna was moeder tot 23 juni 2025 uit contact met alle betrokken hulpverlening. Op 17 juni 2025 stond er een omgang gepland, maar moeder was niet aanwezig. Ook de jeugdbeschermer kreeg geen contact met moeder. Op 1 juli 2025 heeft moeder de jeugdbeschermer laten weten dat de omgangsregelingen voor haar niet voldoende zijn en dat ze naar een moeder-kindhuis wil. Op 7 juli 2025 stond er een evaluatiemoment gepland om te kijken naar het hervatten van de omgang, maar moeder gaf aan dat ze pas over twee weken weer de ruimte heeft om de omgang te hervatten. De kinderrechter acht het net als de GI zorgelijk dat het moeder op dit moment al niet lukt om het belang van [minderjarige] voorop te stellen en de omgangsafspraken na te komen. Sinds 10 juni 2025 is er geen omgang meer geweest en dit is gelet op de leeftijd van [minderjarige] niet goed voor behoud en uitbreiding van de hechting tussen moeder en kind.
3.8.
Uit het DNA-onderzoek met een mogelijke vader van [minderjarige] is gebleken dat deze persoon niet de vader is. Hiermee komt ook de eerder door moeder gememoreerde mogelijke netwerkplaatsing en betrokkenheid van deze persoon te vervallen. Eind mei 2025 wordt de jeugdbeschermer nog door een andere mogelijke vader gebeld die een DNA-test wil doen. De jeugdbeschermer heeft tegen hem gezegd dat zij hierover eerst met moeder in gesprek wil, maar moeder wil hierover niet in gesprek. De jeugdbeschermer heeft daarna ook niks meer vernomen van de mogelijke vader. Het is dus nog steeds niet duidelijk wie de biologische vader is, terwijl het kind er wel recht op heeft dat daar uitsluitsel over komt. De weigering van moeder om daar op dit moment met de GI over in gesprek en overleg te gaan is zonder nadere onderbouwing van dat standpunt, die tot nu toe ontbreekt, niet in het belang van [minderjarige] . Het lijkt erop dat vooralsnog de man die zich bij de jeugdbeschermer als kandidaat biologische vader heeft gemeld de enige bekende optie is. Als ook hij het uiteindelijk niet zou blijken te zijn dan zijn op dit moment de opties mogelijk uitgeput. Als hij het wel is dan is er duidelijkheid. Werk aan de winkel voor moeder en GI.
3.9.
De kinderrechter is gelet op het bovenstaande van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling moet worden verlengd. Voortzetting van de plaatsing van [minderjarige] in het gezinshuis is naar het oordeel van de kinderrechter nog steeds noodzakelijk om haar veiligheid en stabiliteit te waarborgen.
3.10.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinshuis voor de duur van de ondertoezichtstelling tot 3 maart 2026;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Olthof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2025 in aanwezigheid van mr. E. Fleurke als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 juli 2025.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.