ECLI:NL:RBOVE:2025:5212

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
C/08/331118 / FA RK 25-846
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van beide ouders op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming

Op 10 juni 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo een beschikking gegeven inzake de beëindiging van het gezag van de ouders over de minderjarigen [kind 1] en [kind 2], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank oordeelt dat de aanvaardbare termijn voor de ouders om hun verantwoordelijkheden te dragen is verstreken. De minderjarigen hebben veel last van de gebeurtenissen uit het verleden en het perspectief ligt niet bij de ouders, die niet accepteren dat de kinderen in een gezinshuis opgroeien. De rechtbank heeft eerder maatregelen van ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing getroffen, maar deze zijn onvoldoende gebleken om de kinderen de nodige rust en veiligheid te bieden. De rechtbank benoemt de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel tot voogd en schrijft een brief aan de kinderen met uitleg over de genomen beslissingen. De ouders zijn momenteel gedetineerd en hebben geen verantwoordelijkheid genomen voor hun daden, wat heeft geleid tot deze beslissing. De rechtbank benadrukt dat het belang van de kinderen voorop staat en dat zij recht hebben op een veilige en stabiele omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/331118 / FA RK 25-846
datum uitspraak: 10 juni 2025
Beschikking op verzoek tot gezagsbeëindiging
inzake
Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Almelo,
verzoeker,
verder te noemen: de raad,
betreffende
[kind 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats 1], hierna te noemen [kind 1], en
[kind 2], geboren op
[geboortedatum 2] 2018 te [geboorteplaats 2], hierna te noemen [kind 2],
voor wie bij beschikking van deze rechtbank van 16 april 2025 de rechtbank in het kader van deze procedure mevrouw drs. T.G. van den Berg, GZ-psycholoog kind en jeugd, GZ-orthopedagoog generalist als bijzondere curator heeft benoemd.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
thans verblijvende in een bij de rechtbank bekende penitentiaire inrichting in Nederland,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
thans verblijvende in een bij de rechtbank bekende penitentiaire inrichting in Nederland,
advocaat mr. L. Stam
en
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
de gecertificeerde instelling, verder te noemen: de GI,
gevestigd te Hengelo (O)
en
[kind 1]
De bijzondere curator vertegenwoordigt de minderjarigen en is eveneens belanghebbende.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 16 april 2025 heeft de rechtbank een tussenbeschikking gegeven in verband met de benoeming van een bijzondere curator voor de minderjarigen;
1.2.
Mr. Van Bruggen heeft op 9 mei 2025 met [kind 1] gesproken. Daarbij was ook de bijzondere curator aanwezig.
1.3.
Op 12 mei 2025 heeft de raad aanvullende informatie in het geding gebracht.
1.4.
De behandeling van het verzoek was aanvankelijk vastgesteld op 19 mei 2025. Nadat van de advocaten op respectievelijk 15 mei 2025 en 16 mei 2025 een verzoek om uitstel is
ontvangen, welk uitstel de rechtbank in eerste instantie had verleend, is de mondelinge
behandeling aanvankelijk bepaald op 11 augustus 2025. Op 15 mei 2025 is van de raad, in
samenspraak met de GI en de bijzondere curator, bezwaar binnengekomen tegen deze datum.
Van de GI is op 16 mei 2025 een afzonderlijk en gelijkluidend bezwaar binnengekomen.
1.5.
Op 25 mei 2025 is het verslag van de bijzondere curator binnengekomen.
1.6.
De mondelinge behandeling is vervolgens nader bepaald op 2 juni 2025.
Verschenen en gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. L. Stam,
- [naam 1] en [naam 2] namens de GI
- de bijzondere curator mevrouw T.G. van den Berg en
- [naam 3] namens de Raad voor de Kinderbescherming: verder te noemen: de raad.
De moeder heeft via de Dienst Beveiligd Vervoer laten weten afstand te doen van haar recht om vanuit detentie te worden vervoerd om aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling. Zij is niet verschenen en er heeft zich ook geen advocaat namens haar gesteld.
Gelijktijdig zijn behandeld het verzoekschrift van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing (zaaknummer 332815 JE RK 24-782), het verzoek van de GI tot gedeeltelijke gezagsuitoefening (zaaknummer 332786 JE RK 25-780) en het verzoek van de GI tot wijziging van de zorg- en contactregeling (zaaknummer 332888 JE RK 25-796).

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten wordt verwezen naar voormelde beschikking van 16 april 2025.
2.2.
Bij afzonderlijke beschikking van 3 juni 2025 heeft de rechtbank de beschikkingen van 28 maart 2023, 2 juni 2023 en 28 februari 2024 gewijzigd in die zin dat mogelijk contactherstel en omgang tussen ouders en de kinderen met ingang van de datum van de beschikking niet anders plaatsvindt dan onder regie van GI.

3.Het verzoek

3.1.
De raad verzoekt de rechtbank het ouderlijk gezag van de ouders over de [kind 1] en [kind 2] te beëindigen, de GI tot voogd te benoemen en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De raad legt aan zijn verzoek ten grondslag dat er nog steeds (risico) op) onduidelijkheid over het genomen perspectiefbesluit bestaat omdat de vader en naar verwachting ook de moeder het niet eens zijn met de beslissing dat de kinderen niet meer bij ouders of familie opgroeien. Daarbij komt dat de vader en de moeder niet erkennen dat hun handelen jegens de kinderen in de thuissituatie destijds de grondslag is geweest voor de machtiging uithuisplaatsing. De ouders nemen geen verantwoordelijkheid voor hun daden en van enige mate van zelfreflectie is geen sprake. Dit heeft geleid tot de de beslissingen die in de afgelopen jaren genomen moesten worden in het belang van [kind 1] en [kind 2]. De vader lijkt zich ook niet goed in te kunnen leven in dat wat in het belang van de kinderen is. Een recent voorbeeld daarvan is dat de vader van mening is dat de kinderen zonder problemen naar de Verenigde Staten zouden kunnen verhuizen om op te groeien bij een voor de kinderen onbekende broer van vader. Het is volgens de raad in het belang van de kinderen dat de GI met de voogdij wordt belast. Zo kan een neutrale instantie beslissingen nemen die in het belang van de kinderen zijn. Daarnaast geldt dat [kind 1] en [kind 2] klem zouden kunnen komen te zitten tussen volwassenen om hen heen, nu de vader /de ouders het nog steeds in het belang van [kind 1] en [kind 2] vinden dat ze weer thuis komen wonen bij de ouders.

4.Het standpunt van belanghebbenden

4.1.
De vader heeft ter zitting gezegd dat hoe het op 31 maart 2025 allemaal is gegaan, nooit zijn bedoeling is geweest en dat het handelen van hem en moeder op die dag is voortgekomen uit de vrees voor een mogelijke gezagsbeëindiging. In de periode dat de raad met vader heeft gesproken ging het slecht met hem, was hij arbeidsongeschikt en depressief. Dat heeft hij welbewust niet verteld aan de onderzoekers van de raad. Vader legt zich neer bij het oordeel van de rechtbank over het gezag. Hij heeft nu geen positie om zich te verweren. Vader zegt dat hij wel degelijk reflectie heeft over wat is gebeurd.
4.2.
Moeder is, ondanks het feit dat zij behoorlijk is opgeroepen en vervoer voor haar geregeld was, niet ter zitting verschenen en ze heeft ook niet op andere wijze aan de rechtbank bericht wat haar mening over het verzoek is, zodat haar standpunt niet bekend is.
De bijzondere curator adviseert de rechtbank om ook de geschiedenis van de uitvoering van het gezag en het ouderschap door de biologische ouders in de beoordeling te betrekken. Het gezag en het ouderschap van moeder staan al langere tijd onder druk, vanwege hetgeen zich in het verleden heeft voorgedaan en de wijze waarop zij hierop heeft gereageerd. Nadat de kinderen uit huis zijn geplaatst is het moeder niet gelukt om in het belang van de kinderen tot samenwerking met de GI en de verzorgers van de kinderen te komen. Er waren ook regelmatig hindernissen die door ouders zijn opgeworpen en die de voortgang sterk hebben vertraagd. Voor de kinderen was het extra moeilijk om loyaal te mogen zijn aan ouders maar ook aan de gastouder/pleegouder vanwege de vele klachten die de ouders uitten over de verzorgers en de hulpverlening. Moeder weigerde om gebruik te maken van hulpverlening en om voortzetting aan het begeleide contact te geven, ondanks verzoeken daartoe vanuit de hulpverlening. Vader heeft zich wel ingezet voor hulpverlening door GGZ Drenthe, De Bron. Het is hem echter niet gelukt om tot een goede samenwerking te komen. Vader is samen met de jeugdbescherming wel het gesprek aangegaan om de kinderen te vertellen dat hun perspectief niet langer bij ouders zou liggen. Voor de kinderen zijn veiligheid, stabiliteit en zekerheid van belang. Ook moet er op een standvastige manier voor hen worden gezorgd en de recente gebeurtenissen hebben die behoefte voor de kinderen vergroot. De bijzondere curator is het eens met de speltherapeute, die stelt dat het gezag op een betrouwbare manier uitgeoefend moet worden vanuit een neutrale positie. Wel moet rekening worden gehouden met de loyaliteit van de kinderen. Voor nu is tijd voor henzelf van belang, gezien de reactie op de gebeurtenissen van 31 maart jl.. Van belang is dat zij hun energie mogen gebruiken voor hun eigen ontwikkeling en dat er geen hindernissen door ouders opgeworpen kunnen worden.
4.3.
[kind 1] heeft haar mening kenbaar gemaakt in het gesprek dat zij op
9 mei 2025 in het gerechtsgebouw in Zwolle heeft gehad met kinderrechter
mr. Van Bruggen, lid van deze meervoudige kamer, over dit verzoek van de raad tot beëindiging van het gezag van de ouders en over de verzoeken van de GI . Zij heeft aan die kinderrechter te kennen gegeven haar mening niet te willen delen met de anderen die bij alle verzoeken betrokken zijn. Wel mocht haar mening gedeeld worden met de andere twee rechters van de meervoudige kamer. De rechtbank respecteert de wens van [kind 1]. Om die reden blijft weergave van haar standpunt in deze beschikking achterwege.

5.De beoordeling

5.1.
De inhoud van voormelde tussenbeschikking geldt als hier herhaald en ingelast.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.2.
Vader met gezag is ten tijde van de indiening van het verzoekschrift ingeschreven in België en om die reden heeft deze zaak een internationaal karakter. Ouders en de kinderen hebben allen de Nederlandse nationaliteit en de kinderen verblijven in Nederland.
5.3.
Op grond van artikel 7 van de Verordening (EU) 2019/1111 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
5.4.
Artikel 265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat in zaken betreffende minderjarigen de rechter van de woonplaats van de minderjarigen bevoegd is. Deze rechtbank acht zich op grond van deze bepalingen bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
5.5.
Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is Nederlands recht van toepassing op het verzoek.
De inhoudelijke beoordeling
5.6.
Ingevolge artikel 1:266, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen indien:
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, BW in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
Gelet op het bepaalde in artikel 3 en 20 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind overweegt de rechtbank dat bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van het gezag van de ouders de belangen van de kinderen voorop staan. Zij verblijven al langere tijd niet in het eigen gezin en hebben recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over hun opvoedingsperspectief.
5.7.
De maatregelen van ondertoezichtstelling, het verlenen van een machtiging uithuisplaatsing en het beperken van het gezag van ouders ten behoeve van de GI en vervolgens het jaarlijkse verlengen van deze maatregelen, zijn tijdelijke maatregelen, gericht op het wegnemen van ontwikkelingsbedreigingen bij een kind en op terugkeer van het kind bij ouders of een van hen in geval van uithuisplaatsing. Voor [kind 1] en [kind 2] geldt deze situatie. Uit de stukken blijkt dat instanties al vanaf 2018 op de hoogte zijn van ernstige ontwikkelingsbedreigingen op allerlei gebieden bij [kind 1] en na diens geboorte ook bij [kind 2]. In april 2021 zijn de kinderen met machtiging van de kinderrechter geplaatst in een pleeggezin. De kinderbeschermingsmaatregelen zijn daarna telkens verlengd.
5.8.
Sinds het uitspreken van de voorlopige ondertoezichtstelling op 12 april 2021 verloopt de samenwerking tussen hulpverlening en jeugdbeschermers enerzijds en ouders, met name moeder anderzijds uiterst moeizaam. Ouders blijven ontkennen of willen niet inzien dat hun handelen in de thuissituatie met betrekking tot de kinderen de reden is geweest voor de uithuisplaatsing. Zij zijn en blijven van mening dat de geconstateerde ontwikkelingsbedreiging niet aan hen te wijten is en dat deze wordt veroorzaakt door de uithuisplaatsing. Thuis bij ouders werden de kinderen volgens hen goed en liefdevol verzorgd en opgevoed. Uit niets blijkt dat het ieder van de ouders of ouders gezamenlijk lukt om de samenwerking met de GI aan te gaan en oog te hebben voor hun eigen aandeel in het geheel. Ouders zijn het op alle fronten oneens met de jeugdbeschermers, hulpverlening of andere betrokkenen. Bij herhaling hebben ouders de beschikkingen van de rechtbank bestreden en zonder het door hen gewenste resultaat voorgelegd aan het gerechtshof, heeft de rechtbank afzonderlijk moeten beslissen over de omgang, is een klachtenprocedure aanhangig gemaakt bij de raad, is de rechtbank gewraakt, is vervangende toestemming nodig geweest om [kind 1] in te schrijven op school en zo zijn er nog meer voorbeelden waaruit blijkt dat ouders het niet eens zijn met dat wat volgens hulpverleners, jeugdbeschermers en rechters goed is voor de kinderen. Er is geen enkel aanknopingspunt voor de gedachte dat de ouders daarbij de belangen van [kind 1] en [kind 2] voor ogen hadden.
5.9.
Wat betreft de omgang heeft de rechtbank alweer enige tijd geleden beslist dat een zeer beperkt begeleid contact het meest recht doet aan de belangen van de beide kinderen. Zelfs dan gaan ouders over de grenzen van hun kinderen heen én over die van de begeleiding, waardoor de omgang met moeder uiteindelijk is geschorst. Van herstel van het contact met moeder is tot op de dag van vandaag geen sprake.
5.10.
De bijzondere curator die op verzoek van vader in de loop van de periode van ondertoezichtstelling is benoemd, heeft in december 2022 een onderzoek geadviseerd door kliniek De Bron, GGZ Drenthe in Beilen gericht op de vraag of terugplaatsing bij ouders of bij een van hen een optie zou kunnen zijn. Moeder bleek hiertoe niet bereid, waardoor slechts de optie resteerde dat de kinderen eventueel bij alleen vader zouden kunnen terugkeren. In die situatie zou tde vader dan zijn relatie met moeder beëindigen. Als het verbreken van de relatie geen optie was, zou het perspectief niet meer bij ouders kunnen liggen. Vader moest dus een keuze maken tussen zijn partner en de kinderen. Hij leek aanvankelijk wel bereid om zich in te zetten voor een verblijf van de kinderen bij hem en daarmee voor opname in Beilen. Dat is hem uiteindelijk niet gelukt. Daarmee zijn alle denkbare opties uitgeput om het opgroeiperspectief van de kinderen bij de ouders of bij vader te laten zijn.Dat perspectief ligt in het gezinshuis van moeder [de moeder].
5.11.
Op grond van het hiervoor overwogene en in het bijzonder de inhoud van het rapport van de raad en de daarin genoemde gronden voor het onderhavige verzoek, die door de rechtbank worden onderschreven en overgenomen, is de rechtbank van oordeel dat de ouders niet in staat zijn gebleken om binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van [kind 1] en [kind 2] aanvaardbaar te achten termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. Die termijn is al ruim verstreken. De kinderen zullen niet meer gaan wonen bij ouders of een van hen. Hun toekomst is in het gezinshuis. Een verderstrekkende maatregel in de vorm van gezagsbeëindiging is in het belang van de kinderen noodzakelijk. Zij hebben recht op rust, continuïteit en een verder ongestoorde hechting en ontwikkeling. De gebeurtenissen van 31 maart 2025 en de rol van de ouders daarin hebben de noodzaak tot gezagsbeëindiging nog eens versterkt. De ouders hebben de kinderen toen zonder toestemming van de GI en of de gezinshuisouders weggehaald uit hun woonplaats. Met een auto zijn ze vervolgens met de kinderen naar een woning in België gegaan. Aan het verblijf in België heeft de politie een einde gemaakt, waarna de kinderen door de jeugdbeschermers zijn teruggebracht naar het gezinshuis. De ouders zijn aangehouden. Zij zijn daarna in België gedetineerd in afwachting van overlevering aan Nederland en verblijven inmiddels krachtens bevelen voorlopige hechtenis in penitentiaire inrichtingen in Nederland. De ouders worden door het Openbaar Ministerie verdacht van het onttrekken van de kinderen aan het over die kinderen gestelde bevoegde gezag van de GI. De handelwijze van de ouders is schokkend te noemen en volstrekt in strijd met het belang van de kinderen.
5.12.
De rechtbank is van oordeel dat bij de beantwoording van de vraag of het gezag van de ouders moet worden beëindigd, het belang van [kind 1] en [kind 2] om er zeker van te zijn dat ze mogen opgroeien in het gezinshuis en dat ouders geen zeggenschap meer over hen hebben, zwaarder dient te wegen dan het belang van de ouders bij behoud van hun gezag. Dat betekent gezien het voorgaande dat het verzoek van de raad zal worden toegewezen en dat het gezag van de beide ouders over de kinderen zal worden beëindigd. De rechtbank wijst er in dit kader op dat de ouders - ondanks de beëindiging van het gezag - de ouders van [kind 1] en [kind 2] blijven. Normaliter zouden zij hun ouderrechten behouden en houden zij een plaats in het leven van de kinderen met passende afspraken over regelmatige omgang. Op de in de beschikking van die datum genoemde gronden heeft de rechtbank echter op 3 juni 2025 bepaald dat begeleide omgang van ouders met de kinderen of een van hen met ingang van die datum alleen kan plaatsvinden onder regie van de GI.
5.13.
De raad heeft verzocht de GI als voogd te benoemen. Deze heeft haar bereidheid om met de voogdij te worden belast tijdens de mondelinge behandeling herhaald en daarbij desgevraagd tevens aangegeven dat het feit dat de kinderen buiten het werkgebied van de GI verblijven, geen aanleiding is om uitvoering van de voogdij over te dragen aan andere jeugdbeschermers.
De bijzondere curator
5.14.
De rechtbank stelt vast dat de taak van de bijzondere curator in deze procedure als beëindigd kan worden beschouwd over een maand na dagtekening van deze beschikking. Zij heeft dan nog de gelegenheid om de beslissingen van de rechtbank over het gezag en het contact met ouders met de kinderen te bespreken. Mocht een van partijen een rechtsmiddel instellen tegen deze beslissing dan herleeft de taak van de bijzondere curator.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt met ingang van heden het gezag van de ouders
[de moeder], geboren op [geboortedatum 3] 1979 te [geboorteplaats 3], en
[de vader], geboren op [geboortedatum 4] 1970 te [geboorteplaats 4],
over de minderjarige kinderen
[kind 1], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2013, en ,
[kind 2], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2018;
6.2.
benoemt met ingang van heden tot voogd over [kind 1] en [kind 2] de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel, gevestigd te Hengelo (O);
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
beschouwt de taak van de bijzondere curator als beëindigd een maand na dagtekening van deze beschikking, tenzij een rechtsmiddel wordt ingesteld;
6.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Olthof, mr. C.A. Peterzon en mr. M. van Bruggen en is in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2025 in tegenwoordigheid van
J.H.A.L. Koelen-Goosink, griffier.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
a.
a) door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b) door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.