ECLI:NL:RBOVE:2025:5398

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
ak_24_4431
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen huisverbod en verlenging wegens woonoverlast

Deze uitspraak betreft een beroep van [eiser] tegen een door de burgemeester van Rijssen-Holten opgelegd huisverbod van tien dagen, dat later is verlengd tot vier weken. De burgemeester heeft dit huisverbod opgelegd vanwege aanhoudende woonoverlast, waaronder geluidsoverlast en drugsgebruik, na meerdere waarschuwingen en meldingen van omwonenden en de politie. De rechtbank heeft beoordeeld of de burgemeester bevoegd was om het huisverbod op te leggen en te verlengen. De rechtbank concludeert dat de burgemeester voldoende grond had om aan te nemen dat er een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van anderen bestond, en dat het huisverbod dus rechtmatig was. Het beroep van [eiser] is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk heeft gekregen en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er procesbelang is, ondanks het verstrijken van de termijn van het huisverbod, omdat het huisverbod invloed heeft op de eer en goede naam van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/4431

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats]

en

de burgemeester van Rijssen-Holten

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het aan [eiser] opgelegde huisverbod van tien dagen en de verlenging daarvan tot het maximum van vier weken. [eiser] is het niet eens met het haar opgelegde huisverbod en de verlenging hiervan. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de burgemeester het huisverbod heeft mogen opleggen en heeft mogen verlengen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de burgemeester het huisverbod aan [eiser] heeft mogen opleggen en heeft mogen verlengen tot vier weken. [eiser] krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Wat aan de besluitvorming vooraf ging

2. De burgemeester heeft [eiser] op 21 juni 2024 een brief gestuurd waarin de burgemeester [eiser] een waarschuwing geeft voor het veroorzaken van woonoverlast. Een brief vanuit de woonomgeving van [eiser], meldingen vanuit de politie en meldingen van de verhuurder vormden de aanleiding voor deze waarschuwing. Ook is door de politie toen drugs aangetroffen in de woning van [eiser]. De burgemeester heeft zijn zorgen geuit over de gesteldheid van [eiser] en de gevolgen voor haar en haar leefomgeving en heeft een hulptraject aangeboden.
2.1.
Op 15 augustus heeft de burgemeester [eiser] een tijdelijk huisverbod voor tien dagen voor haar woning aan de [adres] opgelegd, omdat het gedrag van [eiser] niet veranderde en de woonoverlast voortduurde. De burgemeester heeft dit huisverbod op 22 augustus 2024 verlengd tot het maximum van vier weken.
2.2.
[eiser] heeft na afloop van deze periode haar woning weer betrokken.

Procesverloop

3. De burgemeester heeft [eiser] bij brief van 3 december 2024 opnieuw een voorwaarschuwing gegeven voor het opleggen van een huisverbod, omdat de burgemeester signalen ontving dat de woonoverlast door [eiser] weer toenam, onder andere door geluidsoverlast en dronkenschap.
3.1.
De burgemeester heeft met het besluit van 10 december (bestreden besluit 1) aan [eiser] een tijdelijk huisverbod opgelegd voor de duur van tien dagen voor haar woning aan de [adres]. Ook heeft de burgemeester een straatverbod voor de nabije omgeving van de woning en een contactverbod met buurtbewoners opgelegd.
3.2.
De burgemeester heeft met het besluit van 19 december 2024 (bestreden besluit 2) het opgelegde huisverbod verlengd tot het maximum van vier weken, tot 7 januari 2025, 18.00 uur. Hierbij is opnieuw een straat- en contractverbod opgelegd.
3.3.
[eiser] heeft beroep ingesteld tegen bestreden besluit 1 en bestreden besluit 2. Zij heeft ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
3.4.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is op 3 januari 2025 door de voorzieningenrechter behandeld. De voorzieningenrechter heeft onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek afgewezen. [1]
3.5.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift
3.6.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van de burgemeester deelgenomen. [eiser] is niet verschenen. De rechtbank heeft de definitieve uitnodiging voor de zitting op 30 juni 2025 per post aan [eiser] verstuurd. De rechtbank heeft deze op 15 juli 2025 retour ontvangen. De rechtbank heeft de definitieve uitnodiging voor de zitting vervolgens op 15 juli 2025 per mail aan [eiser] verzonden. Nu [eiser] zowel voor als na de zitting per mail heeft gecorrespondeerd met de rechtbank, gaat de rechtbank er vanuit dat de uitnodiging voor de zitting [eiser] heeft bereikt en dat zij op de hoogte was of redelijkerwijs kon zijn van de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang
4. Aangezien de termijn waarvoor het huisverbod en het gebiedsverbod geldt is verstreken, beoordeelt de rechtbank allereerst ambtshalve of nog sprake is van procesbelang.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de besluiten tot het opleggen en verlengen van het huisverbod. Uit vaste rechtspraak [2] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) impliceert een huisverbod immers een publiekelijke afwijzing van het gedrag van de uithuisgeplaatste. Daarom is tot op zekere hoogte aannemelijk dat [eiser] als gevolg van het huisverbod in haar eer en goede naam is geschaad. De rechtbank zal het beroep van [eiser] daarom inhoudelijk beoordelen.
Bevoegdheid opleggen huisverbod
5. [eiser] voert aan dat de bestreden besluiten inhoudelijk niet kloppen en vol staan met leugens. Volgens [eiser] hebben een aantal buren een heksenjacht geopend op haar en wordt zij zelf niet serieus genomen. De buitengewoon opsporingsambtenaren hebben haar verhaal verdraaid en in de bestuurlijke rapportage staan volgens [eiser] ten onrechte slechts de keren vermeld waarbij geluidsoverlast is geconstateerd, terwijl de keren waarbij de politie voor niets is gekomen, niet zijn opgenomen in de bestuurlijke rapportage. Zij benadrukt verder dat nooit sprake is geweest van prostitutie en dat alle strafbeschikkingen zijn geseponeerd.
5.1.
Uit vaste rechtspraak [3] van de Afdeling volgt dat het opleggen van een huisverbod een ingrijpend instrument is waarvan de toepassing zeer grote gevolgen heeft voor het privéleven van betrokkenen. De bevoegdheid daartoe is beperkt tot situaties waarin voldoende grond aanwezig is om aan te nemen, althans ernstig te vermoeden, dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen voordoet. Als dat het geval is, moet de burgemeester zorgvuldig overwegen of aanwending van de bevoegdheid aangewezen is. De rechter beoordeelt of de aangevoerde omstandigheden van dien aard waren, dat in het voorliggende geval een bevoegdheid tot opleggen van een huisverbod bestond. Als dat het geval is, wordt de afweging van de burgemeester door de bestuursrechter terughoudend getoetst. Gelet op de aard van een huisverbod, dat altijd in spoedeisende situaties wordt opgelegd, is niet vereist dat de juistheid van de aan het huisverbod ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden onomstotelijk vaststaat. Voldoende is dat aannemelijk is dat die feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan en een ernstig en onmiddellijk gevaar, dan wel een ernstig vermoeden van een dergelijk gevaar, voor de in het besluit genoemde personen opleveren.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester zich, gelet op de grote hoeveelheid meldingen, de processen-verbaal van bevindingen van toezichthouders van de gemeente en de bestuurlijke rapportage op het standpunt heeft mogen stellen dat er voldoende grond aanwezig was om aan te nemen dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen voordeed. Dat er ook momenten zijn geweest waarop er volgens [eiser] ten onrechte meldingen zijn gedaan, waarbij de politie voor niets is gekomen, doet niet af aan het feit dat uit de bestuurlijke rapportage ook blijkt dat sprake was van een toegenomen hoeveelheid incidenten die daadwerkelijke politie-inzet vroegen en die ernstiger leken te worden. Dat geen sprake is geweest van prostitutie of strafbare feiten waarvoor [eiser] wordt vervolgd, maakt dit niet anders.
5.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat de burgemeester van de bevoegdheid tot het opleggen van het huisverbod en het verlengen daarvan gebruik heeft kunnen maken. Daarbij heeft de burgemeester mogen betrekken dat hij al eerder, in augustus 2024, een huisverbod aan [eiser] heeft opgelegd, dat desondanks sprake was van een toename van meldingen en dat ook het feit dat de huurovereenkomst van [eiser] wordt ontbonden, niet heeft geleid tot verbetering. Ten aanzien van de verlenging heeft de burgemeester verder mogen betrekken dat [eiser] in de tussenliggende periode vanuit haar tijdelijke verblijfplaats wederom woonoverlast heeft veroorzaakt, onder invloed van alcohol en drugs was en onvoldoende hulp heeft gezocht.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de burgemeester het huisverbod heeft mogen opleggen en verlengen. [eiser] krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier, uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak relevante wet- en regelgeving

Gemeentewet
Artikel 125
Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang
De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
Artikel 151d
De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
De in artikel 125, eerste lid, bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.
Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.
Wet tijdelijk huisverbod
Artikel 2
De burgemeester kan een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen, behoudens verlenging overeenkomstig artikel 9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de aard van de feiten en omstandigheden die aanleiding kunnen geven om een huisverbod op te leggen.
(...)
Artikel 9
De burgemeester kan een huisverbod verlengen tot ten hoogste vier weken nadat het is opgelegd indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet. De artikelen 2, vierde lid, en 6 tot en met 8 zijn van overeenkomstige toepassing.
Het beroep of hoger beroep tegen het huisverbod heeft mede betrekking op een beschikking tot verlenging van het huisverbod als bedoeld in het eerste lid, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Rijssen-Holten
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:
a. geluid- of geurhinder;
b. hinder van dieren;
c. hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;
d. overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;
e. intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:359, en 24 november 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO4882.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3515.