ECLI:NL:RBOVE:2025:5405
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen onbevoegdverklaring in bestuursrechtelijke klachtprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 2 september 2025 uitspraak gedaan op het verzet van [opposant] tegen een eerdere uitspraak van 28 januari 2025, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om van het beroep van [opposant] kennis te nemen. Het verzet werd behandeld op 21 juli 2025, waarbij [opposant] en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl het college van bestuur van de Universiteit Twente werd vertegenwoordigd door mr. I.L. van der Woude en een andere vertegenwoordiger.
De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de eerdere beslissing om zich onbevoegd te verklaren terecht was. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 9:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat tegen een besluit over de behandeling van een klacht geen beroep kan worden ingesteld. De rechtbank concludeert dat het verzet ongegrond is, omdat de beslissing van 14 januari 2025 van het college om de klacht van [opposant] niet-ontvankelijk te verklaren, niet kan worden aangevochten bij de bestuursrechter.
De rechtbank legt uit dat, hoewel [opposant] aanvoert dat artikel 9:3 in strijd is met hogere regelgeving, de wetgever bewust heeft gekozen om dergelijke besluiten uit te sluiten van beroep. De rechtbank bevestigt dat de civiele rechter wel bevoegd is om een inhoudelijk oordeel te geven over de behandeling van de klacht. De rechtbank besluit dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.