ECLI:NL:RBOVE:2025:5440

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
ak_24_4331
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen vergunning voor terrasexploitatie en wijziging van drank- en horecavergunning

Deze uitspraak betreft een geschil over een vergunning die is verleend voor de exploitatie van een terras en de wijziging van een drank- en horecavergunning. De verweerder, de burgemeester van de gemeente, heeft het bezwaar van de eisers niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat zou zijn ingediend. De rechtbank heeft beoordeeld of deze niet-ontvankelijkheid terecht was. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat de eisers meer dan een jaar na de verstrijking van de bezwaartermijn bezwaar hebben ingediend. De rechtbank benadrukt dat de rechtszekerheid van de vergunninghouder zwaar weegt in deze zaak. De eisers hebben niet tijdig gereageerd op de vergunningverlening, ondanks dat zij op de hoogte hadden kunnen zijn van de aanvraag. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eisers geen gelijk krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak is gedaan door rechter J.H.M. Hesseling, in aanwezigheid van griffier B.A.G. Bulte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/4331

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [woonplaats] , eisers

en

de burgemeester van [gemeente] , verweerder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een vergunning die verweerder heeft verleend aan [bedrijf 1] aan [adres 1] in [gemeente] voor de exploitatie van een terras en het wijzigen van lokaliteiten op de exploitatievergunning en drank- en horecavergunning. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers hiertegen niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat zou zijn ingediend. Eisers zijn het hier niet mee eens. De rechtbank beoordeelt of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat géén sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding mede omdat de rechtszekerheid van vergunninghouder in deze zaak zwaar weegt. Eisers krijgen dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten en procesverloop

2.1.
Verweerder heeft op 16 maart 2018 een drank- en horecavergunning en een exploitatievergunning verleend aan [bedrijf 1] aan [adres 1] in [gemeente] (hierna: vergunninghouder).
2.2.
Met het besluit van 16 maart 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een vergunning verleend voor de exploitatie van een terras en het wijzigen van lokaliteiten op de exploitatievergunning en drank- en horecavergunning. Eisers hebben hiertegen op 20 juni 2024 bezwaar gemaakt.
2.3.
Verweerder heeft over het bezwaar advies gevraagd aan de Algemene Bezwaarschriftencommissie van de gemeente [gemeente] (hierna: de commissie). Die commissie heeft op 21 oktober 2024 advies uitgebracht.
2.4.
Met het besluit van 23 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het advies van de commissie overgenomen en het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
2.5.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. Verweerder heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
2.6.
De rechtbank heeft het beroep op 30 juli 2025 op zitting behandeld. Hierbij was [eiser 2] aanwezig en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M.M. Hutten-Bekemeier.

Beoordeling door de rechtbank

De tijdigheid van het bezwaar
3.1.
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
3.2.
Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de bezwaartermijn aan met ingang van de dag na die, waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. [1]
3.3.
Op grond van artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb kan het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, mits de indiener de gelegenheid krijgt het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
3.4.
De bekendmaking van het primaire besluit heeft plaatsgevonden op 16 maart 2023 door toezending aan vergunninghouder. Eisers hadden tot en met 27 april 2023 de tijd om bezwaar in te dienen. Dit hebben zij echter pas op 20 juni 2024 gedaan, dat is meer dan een jaar later. Gelet op het voorgaande is er sprake van een termijnoverschrijding.
3.5.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift een niet-ontvankelijkverklaring achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Er is dan sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
3.6.
Eisers voeren aan dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding omdat, in afwijking van de standaard werkwijze van verweerder, het primaire besluit niet is gepubliceerd. Daarbij is op vragen of het klopt dat geen vergunning is verleend niet adequaat gereageerd en ook op het verzoek om geïnformeerd te worden over de vergunningverlening is niet gereageerd. Pas op 14 mei 2024 heeft een medewerker van de gemeente eisers per e-mail geïnformeerd over de verleende vergunning. Vervolgens hebben eisers zo snel mogelijk bezwaar gemaakt, gelet op gezondheidsklachten van hen beiden was dit niet eerder mogelijk dan 20 juni 2024.
Dat de aanvraag voor de vergunning wel is gepubliceerd doet hier niet aan af en aan het feitelijk dichtzetten van het looppad hebben eisers niet de conclusie hoeven verbinden dat hiervoor ook vergunning was verleend. Voor het verlenen van de vergunning was namelijk een advies van de Planadviesraad Monumenten en het Beschermd Stadsgezicht vereist, een dergelijk advies is niet ingewonnen. Door het ontbreken van dit advies was de conclusie gerechtvaardigd dat geen vergunning kon zijn verleend.
3.7.
Verweerder is van mening dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Eisers hadden er namelijk eerder van op de hoogte kunnen zijn dat de onderhavige vergunning was verleend, omdat de aanvraag voor de vergunning gepubliceerd is en de heer [eiser 2] regelmatig in [gemeente] is en daarom had kunnen zien dat het looppad op het terras van vergunninghouder is dichtgezet met terras. Bovendien procederen eisers veelvuldig en bezitten zij een zekere mate van deskundigheid, ook speelt het belang van vergunninghouder een rol en gaat het om een forse termijnoverschrijding volgens verweerder.
3.8.
De rechtbank heeft kennis genomen van de rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven over de verschoonbaarheid van termijnoverschrijding [2] . Bij de beoordeling van de verschoonbaarheid in geval van een beroep op bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen, dient een op het individuele geval gerichte, contextuele benadering te worden gevolgd. Met deze benadering wordt beoogd om, binnen het bestaande wettelijke kader, aan bestuursorganen en bestuursrechters zoveel mogelijk ruimte te bieden om maatwerk te leveren. Bij een besluit waarbij de rechtszekerheid van actuele of potentiële derden met een tegengesteld belang niet of nauwelijks in het geding is, zal er doorgaans meer ruimte zijn om verschoonbaarheid aan te nemen [3] .
3.9.
De rechtbank is van oordeel dat er géén sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Uit de hiervoor genoemde rechtspraak blijkt dat de context van belang is bij het beoordelen van de verschoonbaarheid. In de onderhavige zaak speelt met name de rechtszekerheid van vergunninghouder een rol. De vergunninghouder mag in beginsel vertrouwen op de onherroepelijkheid van de vergunning die hij heeft gekregen als de termijn waarbinnen daartegen bezwaar kan worden gemaakt, is verstreken. Aan dat vertrouwen komt meer betekenis naarmate na het einde van de bezwaartermijn meer tijd is verstreken. Eisers hebben meer dan een jaar na het verstrijken van de bezwaartermijn bezwaar ingediend. Dit te late bezwaarschrift verschoonbaar achten leidt naar het oordeel van de rechtbank tot een onaanvaardbare aantasting van de rechtszekerheid van vergunninghouder. De rechtszekerheid van vergunninghouder weegt in dit geval zwaarder dan de fouten die verweerder in deze zaak heeft gemaakt. Zo heeft de publicatie van het besluit meer dan een jaar na de vergunningverlening plaatsgevonden en is in die publicatie in strijd met de wet een bezwaartermijn opgenomen van zes weken na de publicatiedatum. Daarnaast heeft verweerder niet adequaat gereageerd op vragen van eisers naar de status van de vergunning. Toch hadden eisers ook zelf meer kunnen doen om na te gaan of de vergunning was verleend. Ze hadden in elk geval door de publicatie op de hoogte kunnen zijn van de aanvraag van de vergunning. Nadien hebben ze maar twee keer – in december 2023 en voorjaar 2024- geïnformeerd of de vergunning al was verleend. Mede gelet op het feit dat in ieder geval eiser [eiser 2] regelmatig zelf heeft kunnen constateren dat het looppad bij vergunninghouder dicht werd gezet, had hij eerder dan is gebeurd duidelijkheid kunnen eisen van verweerder over het al dan niet verleend zijn van de vergunning. Datzelfde geldt voor het feit dat eisers op 6 februari 2024 kennis hebben genomen van de verlening van een vergelijkbare vergunning als de onderhavige aan [bedrijf 2] [gemeente] aan [adres 2] . Weliswaar zijn eisers geen professioneel jurist maar procederen zij veelvuldig en hebben zij daardoor inmiddels een zekere mate van deskundigheid verworven.
3.1
Gelet op het voorgaande heeft verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A.G. Bulte, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb.
2.Het gaat om de uitspraken van het CBb van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31, ECLI:NL:CBB:2024:32, ECLI:NL:CBB:2024:33 en ECLI:NL:CBB:2024:34.
3.Zie hierover de uitspraak van het CBb van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31 r.o. 3.3.