7.2Op 15 mei 2023 is de betreffende melding bij de politie binnengekomen, waarna de verbalisanten diezelfde dag hebben geconstateerd dat het dode veulen niet-afgedekt in de wei lag. Ook hebben zij geconstateerd dat er vier andere paarden in de wei stonden, waarvan drie er redelijk gezond uitzagen. Het vierde paard zag er zeer vermagerd uit. Op 16 mei 2023 hebben verbalisanten, samen met een rapporteur van de LID, opnieuw het terrein van eiser bezocht. Zij troffen daar, naast het dode veulen, in totaal zes volwassen paarden aan, waarvan er dus één sterk vermagerd was. Daarnaast gaf het LID tijdens de controle aan dat één van de andere paarden veel magerder was dan twee jaar daarvoor. Verder is geconstateerd dat de paarden veel te lange hoeven hadden, dat er hooi in de weide lag dat beschimmeld was, waar paardenstront in zat en stonk, dat naast dit hooi plastic lag waar dat in verpakt had gezeten en dat op meerdere plekken in het weiland plastic en netten lagen en andere zaken die gevaar voor de paarden konden opleveren. Ook stond in de weide een waterbak waarin veel rommel en oud hooi dreef. Verder lag op sommige plekken voer op het zand, wat volgens de verbalisanten ook gevaar voor de paarden kan opleveren. Op basis van deze controle en de informatie / documentatie die al over eiser aanwezig was, heeft de officier van justitie op 16 mei 2023 besloten tot inbeslagname van alle paarden van eiser. Eiser heeft daartegen een procedure aangespannen bij de strafrechtelijke raadkamer van deze rechtbank (hierna: de raadkamer). Bij beschikking van 12 juli 2023 heeft de raadkamer gelast dat de paarden aan eiser werden teruggegeven, wat in de week van 27 juli 2023 is gebeurd. In die week heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) tevens een voerinstructie van een specialistische dierenarts aan eiser verstrekt. Deze voerinstructie is met name bedoeld voor de paarden die extra zorg nodig hadden.
Op 31 juli 2023 is een verbalisant opnieuw op het terrein van eiser gaan kijken. Toen bleek dat de zwaar vermagerde merrie drachtig was. Verder is tijdens die controle geconstateerd dat de weides in slechte staat verkeerden en vol onkruid zaten. Ook was er voor de paarden en een veulen geen beschutting om onder te schuilen voor de regen. Na de controle heeft de verbalisant gebeld met de dierenarts van de opslaghouder waar de paarden stonden na de inbeslagname. Deze dierenarts gaf aan dat meerdere paarden, waaronder de drachtige merrie en de merrie met veulen, fysiek nog onvoldoende hersteld waren om in de regen buiten te staan in een onkruidweide. Volgens deze dierenarts moest eiser deze dieren bij regen onderdak binnen geven en niet onder een natuurlijke barrière in de wei laten staan. Ook gaf de dierenarts aan dat het naleven van de voerinstructie cruciaal was voor de gezondheid en het fysieke herstel van de paarden.
Op 2, 3 en 7 augustus 2023 heeft een verbalisant opnieuw controles op of bij het terrein van eiser uitgevoerd. Daarbij heeft de verbalisant steeds geconstateerd dat de paarden zonder enige beschutting vol in de regen stonden. Ook is de verbalisant gebleken dat eiser de voerinstructie niet naleefde, dat er geen hooi of ruwvoer in de weides lag en dat enkele weides schraal van gras waren en vol met onkruid. Wel stonden op de oprijlaan naast eisers woning meer dan twintig in plastic verpakte hooibalen. Verder bleek dat er een tweede veulen in de weide liep; het veulen van de vermagerde merrie. Aan het eind van de controle op 7 augustus 2023 heeft de verbalisant met eiser gesproken. Die verklaarde desgevraagd dat hij geen plek had om de paarden onderdak te bieden tegen de regen, dat het nog niet goed was om het hooi dat op de oprijlaan stond aan de paarden te geven en dat hij de voerinstructie van de RVO als een voedingsadvies beschouwde.
De verbalisant heeft op 7 augustus 2023 contact opgenomen met de officier van justitie.
Die heeft vervolgens besloten om over te gaan tot inbeslagname van drie paarden en de twee veulens. Daartegen heeft eiser eveneens een procedure aangespannen bij de raadkamer. Die heeft bij beschikking van 13 september 2023 gelast dat de paarden aan eiser werden teruggegeven.
8. Op 20 februari 2024 heeft de officier van justitie besloten dat eiser niet wordt vervolgd voor overtreding van artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, onder de voorwaarde dat hij zich gedurende een proeftijd van 1 jaar niet schuldig maakt aan enig strafbaar feit. Uit deze beslissing blijkt dat de zaak tegen eiser voorwaardelijk is geseponeerd vanwege, volgens de officier van justitie, ‘gewijzigde omstandigheden’.
9. Naar aanleiding van een nieuwe melding heeft een verbalisant op 8 april 2024 opnieuw het terrein van eiser bezocht. Deze constateerde daar dat in één van de weilanden twee merries en twee veulens stonden die mager waren, vooral de merries. De verbalisant heeft daarvan foto’s gemaakt en die gedeeld met een dierenarts die is gespecialiseerd in paarden. Die gaf daarop aan dat de paarden er mager uitzagen en dat dat kwam doordat er weinig voedsel te vinden was op de locatie. De verbalisant heeft vervolgens contact opgenomen met eiser. Die zei dat in het bosgedeelte een voerbak met voer stond, die de verbalisant niet had gezien. Ook verklaarde eiser tegenover de verbalisant dat hij eind januari, begin februari 2024 nog contact had gehad met een dierenarts, die toen ook bij hem langs is geweest. Die dierenarts gaf toen volgens eiser ook wel aan dat de paarden wat aan de schrale kant waren.
10. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van eiser nog steeds sprake is van vrees voor misbruik van wapens. Dat de officier van justitie heeft besloten tot een voorwaardelijk sepot en dat de raadkamer tot twee keer toe de inbeslagname heeft opgeheven, neemt volgens verweerder namelijk niet weg dat er een serieuze verdenking is dat eiser de Wet dieren heeft overtreden. Bij de controle op 8 april 2024 waren de paarden nog steeds mager, wat volgens verweerder aangeeft dat zij op dat moment nog steeds te weinig voer kregen. Daarnaast heeft een dierenarts bij één van de inbeslagnames verklaard dat twee paarden extreem verwaarloosd waren. Verder heeft verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat meerdere organisaties
hebben aangegeven dat bestuursrechtelijke maatregelen moeten worden genomen, omdat
ten aanzien van de paarden geen permanente positieve verandering heeft plaatsgevonden. Ook acht verweerder van belang dat eiser de voerinstructie van de RVO niet heeft gevolgd, ondanks dat sprake is van een ernstige situatie.
11. De rechtbank stelt vast dat eiser zowel in het administratief beroep als in beroep als ter zitting op meerdere punten uit de processen-verbaal is ingegaan en daarover ‘een andere kant van het verhaal’ naar voren heeft gebracht. Dat gaat over de volgende punten.