ECLI:NL:RBOVE:2025:5786

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
83-103445-25
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen dagvaarding inzake overtreding Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014

Op 3 juli 2025 ontving de verdachte, een B.V., een dagvaarding om op 29 september 2025 te verschijnen voor de Rechtbank Overijssel in Zwolle. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk handelen in strijd met de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 en de Verordening (EU) nr. 833/2014 door vaartuigen en speciaal ontworpen componenten aan Rusland te verkopen. De verdachte diende op 4 juli 2025 een bezwaarschrift in tegen de dagvaarding, dat op 11 september 2025 in raadkamer werd behandeld. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift tijdig was ingediend en dat de rechtbank bevoegd was om het te behandelen. De kernvraag was of de geleverde dirkkranen als 'speciaal daarvoor ontworpen onderdelen' onder het verbod van artikel 2 bis van de verordening vielen. De rechtbank concludeerde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter de tenlastegelegde feiten zou bewezen verklaren, en verklaarde het bezwaarschrift ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 83-103445-25
Bezwaarschriftnummer: 25-013790
Beschikking van de meervoudige raadkamer op het bezwaarschrift op grond van artikel 262 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verdachte] B.V.,
gevestigd aan [adres 1] ,
domicilie kiezende ten kantore van haar raadsman,
mr. R. de Bree, [bedrijf 1] N.V., [adres 2] ,
hierna te noemen: verdachte,
bijgestaan door mr. R. de Bree, advocaat in Den Haag.

1.Het verloop van de procedure

Op 3 juli 2025 is aan verdachte een dagvaarding betekend. Zij wordt hierin opgeroepen om op 29 september 2025 te verschijnen op de openbare terechtzitting van de Rechtbank Overijssel, zitting houdende in Zwolle, om terecht te staan voor de feiten zoals vermeld in die dagvaarding. Aan verdachte is, kort en zakelijk weergegeven, tenlastegelegd dat zij:
feit 1
van 9 juni 2022 tot en met 16 augustus 2022 opzettelijk en in strijd heeft gehandeld met artikel 1a van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 juncto artikel 2 bis, eerste lid, en/of artikel 12 van de Verordening (EU) nr. 833/2014 door vaartuigen (krabbenvangers in niet gemonteerde staat) en/of specifiek daarvoor ontworpen componenten (dirkkranen en/of davits) te verkopen aan Rusland en/of bewust en opzettelijk heeft deelgenomen aan activiteiten die de verbodsbepalingen van de Verordening (EU) nr. 833/2014 omzeilen door op uitvoeraangiften onjuiste goederencodes te vermelden;
feit 2
van 9 juni 2022 tot en met 16 augustus 2022 uitvoergaangiften valselijk heeft opgemaakt door daarop onjuiste goederencodes te vermelden en/of opzettelijk gebruik te maken van die valse geschriften door deze in te dienen bij de Douane.
Het bezwaarschrift, gedateerd 4 juli 2025, is op 4 juli 2025 op de griffie van deze rechtbank ontvangen en richt zich tegen de betekende dagvaarding.
Het bezwaarschrift is achter gesloten deuren behandeld op de zitting van 11 september 2025. De rechtbank heeft op de zitting gehoord:
  • de heer [naam 1] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , als wettelijk vertegenwoordiger van verdachte;
  • raadsman mr. R. de Bree;
  • de officier van justitie.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het door de officier van justitie overgelegde eindproces-verbaal in de strafzaak tegen verdachte, opgemaakt door het Team POSS (Precursoren, Strategische goederen en Sanctiewetgeving) van de Douane Groningen van
18 juli 2024, de aanvullende processen-verbaal van 19 maart 2025 en 29 juli 2025, het bezwaarschrift van 4 juli 2025, de aanvulling op het bezwaarschrift van 18 augustus 2025, het schriftelijke standpunt van de officier van justitie van 4 september 2025 en de spreekaantekeningen van de raadsman van 11 september 2025.

2.De ontvankelijkheid

De rechtbank is van oordeel dat het bezwaarschrift tijdig, dat wil zeggen binnen acht dagen na de betekening van de dagvaarding, is ingediend. Verdachte is dus ontvankelijk in het bezwaar.

3. De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank is bevoegd van het bezwaarschrift kennis te nemen.

4.Het juridisch kader

In artikel 1a van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 staat dat het verboden is te handelen in strijd met artikelen uit de Verordening (EU) nr. 833/2014 (hierna: de verordening), waaronder artikel 2 bis, eerste lid.
Het onder 1 tenlastegelegde, zoals hiervoor weergegeven, is in de kern toegespitst op overtreding van artikel 2 bis, eerste lid, van de verordening.
Artikel 2 bis, eerste lid, van de verordening bepaalt dat het verboden is om de in bijlage VII vermelde goederen en technologie die zouden kunnen bijdragen tot de militaire en technologische versterking van Rusland of tot de ontwikkeling van de defensie- en veiligheidssector, ongeacht of deze van oorsprong uit de Unie zijn, direct of indirect te verkopen, te leveren, over te dragen aan of uit te voeren naar natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Rusland of voor gebruik in Rusland.
Bijlage VII bevat een lijst van goederen en technologie als bedoeld in artikel 2 bis, op welke lijst – onder ‘categorie VI Zeewezen en schepen’, nummer X.A.VI.001 sub f – onder meer staat:

vaartuigen (bovengronds of onderwatervaartuigen), met inbegrip van opblaasbare vaartuigen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor, anders dan die welke zijn gespecificeerd in de CML of in Verordening (EU) 2021/821”.
In deze bezwaarschriftprocedure staat de vraag centraal of de door verdachte aan Russische klanten geleverde dirkkranen kunnen worden aangemerkt als ‘speciaal daarvoor ontworpen onderdelen’, als bedoeld in bijlage VII. Partijen verschillen op dit punt van mening.
De raadsman heeft daarnaast in het bezwaarschrift gesteld dat de betreffende kranen worden uitgezonderd van het verbod van artikel 3 duodecies van de verordening. De overtreding van deze verbodsbepaling is echter niet aan verdachte ten laste gelegd. Om die reden zal de rechtbank zich hierover in haar oordeel ook niet uitlaten, anders dan (summier) in het kader van de vraag of artikel 3 duodecies als een ‘specialis’ moet worden gezien van artikel 2 bis.

5.De standpunten van verdachte en de officier van justitie

5.1
Het bezwaar
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte buiten vervolging moet worden gesteld, omdat de zogenoemde dirkkranen, die verdachte in de tenlastegelegde periode aan Russische klanten heeft geleverd, niet onder het verbod van artikel 2 bis, eerste lid, van de verordening vallen, nu het geen specifiek voor vaartuigen ontworpen componenten zijn. De kranen zijn standaardkranen, die voor meerdere doeleinden gebruikt kunnen worden, aldus de raadsman. Hij heeft daarnaast bepleit dat de betreffende kranen worden uitgezonderd van het verbod van artikel 3 duodecies van de verordening.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift ongegrond moet worden verklaard. Volgens haar vallen de aan Russische klanten geleverde goederen wel degelijk onder het verbod van artikel 2 bis, eerste lid, van de verordening. De officier van justitie heeft in dit verband naar voren gebracht dat – kort gezegd – uit de uitlatingen van leverancier ‘ [bedrijf 2] GmbH’ kan worden opgemaakt dat de geleverde kranen speciaal ontworpen zijn voor de schepen die verdachte aanvankelijk wilde leveren en daarom onder het verbod van artikel 2 bis vallen en voorts dat het op dit verbod een eventuele uitzondering biedend artikel 3 duodecies toepassing mist omdat dit geen ‘specialis’ betreft van het ten laste gelegde artikel 2 bis.

6.De beoordeling

6.1
Algemeen
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een bezwaarschrift tegen de dagvaarding een summier karakter draagt. Dit onderzoek hoort niet vooruit te lopen op het latere onderzoek ter openbare terechtzitting. Het gaat immers enkel om de vraag of de vervolging lichtvaardig is, dat wil zeggen of die vervolging is ingesteld zonder dat er een redelijke kans op een veroordeling is. Een definitief oordeel ten gronde moet door de zittingsrechter worden gegeven.
De vraag die aldus voorligt is of het hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende strafrechter op basis van het aan de rechtbank voorgelegde dossier het tenlastegelegde geheel of gedeeltelijk bewezen zal verklaren. [1]
6.2
Overwegingen
Zoals hierboven weergegeven, gaat het in deze bezwaarschriftprocedure in de kern om de vraag of de door verdachte aan Russische klanten geleverde dirkkranen kunnen worden aangemerkt als ‘speciaal daarvoor ontworpen onderdelen’ (‘specially designed components therefor’), als bedoeld in bijlage VII. Volgens de verdediging moet deze vraag ontkennend worden beantwoord. Zij verwijst in dit verband ten eerste naar het – als bijlage bij de aanvulling op het bezwaarschrift gevoegde – op haar verzoek opgestelde advies van advocaat mr. [naam 4] van 1 juli 2025, en ten tweede naar de verklaring van [naam 2] , als Sales Manager werkzaam bij fabrikant [bedrijf 2] GmbH van 4 juli 2024. De officier van justitie is een andere mening toegedaan. Volgens haar is wel degelijk sprake van een ‘speciaal daarvoor ontworpen onderdeel’. Ook zij verwijst in dit verband naar de verklaring van [naam 2] , maar interpreteert deze verklaring anders dan de verdediging dat doet.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vraag of de geleverde kranen al dan niet moeten worden beschouwd als speciaal ontworpen componenten voor vaartuigen (i.c. krabbenvangers), een uitleg vergt van een bestanddeel uit een sanctiebepaling van een EU-verordening en daarmee een juridische vraag is. De rechtbank zal zich dan ook over de al dan niet doeltreffendheid van dit verweer dienen uit te laten, zulks evenwel met inachtneming van (eerdergenoemd) summiere karakter van het onderzoek. [2]
In dat verband constateert de rechtbank allereerst dat in de betreffende EU-verordening niet wordt verduidelijkt wat onder ‘speciaal daarvoor ontworpen onderdelen’ moet worden verstaan en dat de EU evenmin elders toelicht wat ‘speciaal daarvoor ontworpen componenten’ zijn. [3]
De rechtbank heeft kennis genomen van het door de verdediging in deze procedure ingebrachte advies van prof. [naam 3] , hoogleraar internationaal publiekrecht aan de Universiteit Utrecht, inhoudende – kort gezegd – dat de term wel wordt toegelicht in het ‘kennelijk’ als inspiratiebron voor artikel 2 bis dienende Amerikaanse recht inzake exportcontroles [4] en dat die toelichting (toegepast op artikel 2 bis) maakt dat dirkkranen (‘
ships’derricks’) – voor zover zij reeds als ‘speciaal ontworpen onderdelen’ moeten worden beschouwd – van het exportverbod worden uitgezonderd [5] omdat zij specifiek worden genoemd in de ‘lex specialis’ van artikel 3 duodecies, derde lid, van de verordening.
Dit leidt volgens de rechtbank echter voorshands niet zonder meer tot de gevolgtrekking dat de betreffende dirkkranen mochten worden geleverd aan Rusland.
Niet alleen kan de rechtbank niet vaststellen op welke (dossier)informatie prof. [naam 3] zijn advies heeft gebaseerd. [6] Daarnaast wordt in voornoemd advies de vraag of sprake is van ‘speciaal daarvoor ontworpen onderdelen’ in het midden gelaten. [7] Bovendien staat niet zonder meer vast dat de Europese wetgever heeft bedoeld de door [naam 3] vermelde “catch-all” clausule – die dan weer niet van toepassing zou zijn op specifiek opgesomde onderdelen en componenten (zoals i.c. de dirkkranen) – in nadere regelgeving (lex specialis) heeft willen overnemen. [8] Dit wordt overigens ook beargumenteerd tegengesproken door de officier van justitie, die erop wijst dat niet alle bestanddelen van artikel 2 bis voorkomen in
artikel 3 duodecies. [9]
Nu uit het dossier naar voren komt dat de (van ‘ [bedrijf 2] GmbH afgenomen) dirkkranen [10] (van het type [dirkkraan 1] en [dirkkraan 2] ) zondermeer op schepen kunnen worden gebruikt en ook waren ontworpen en gebouwd voor gebruik op schepen voor de krabbenvangst [11] (en, voor zover het betreft de [dirkkraan 2] , volgens leverancier [bedrijf 2] zelfs zijn aangepast ten behoeve van die krabbenvangst [12] ), kan op dit moment niet worden gezegd dat duidelijk is dat de dirkkranen geen speciaal ontworpen onderdelen zijn en het standpunt van de officier van justitie dat dit wel het geval is (en de dirkkranen dus vallen onder het verbod van artikel 2 bis) evident onjuist is. Dat wordt niet direct anders doordat leverancier [bedrijf 2] GmbH op een later moment heeft verklaard dat de betreffende kranen niet specifiek zijn ontworpen voor krabbenvangers (of andere vaartuigen) omdat het slechts ‘basis-modellen’ betreft die tevens kunnen worden gebruikt op andere zaken dan schepen [13] , nu dit een standpunt betreft dat niet hoeft te corresponderen met een (juiste) uitleg en interpretatie van artikel 2 bis. Het feit dat in de Engelse versie van de verordening de term voor een dirkkraan
ship’s derrickis, kan een indicatie zijn dat het om een voor schepen ontworpen kraan gaat.
Partijen verschillen op dit complexe punt dus duidelijk van mening terwijl niet op voorhand reeds helder is dat van ‘speciaal daarvoor ontworpen onderdelen’ geen sprake kan zijn (en de argumenten van de officier van justitie dat dit wel zo is, daartoe niet redengevend kunnen zijn). Dat maakt – gelet ook op de aard en strekking van deze procedure – dat de kwestie nader op zitting moet worden onderzocht waarbij partijen op elkaars standpunten kunnen reageren en eventueel resterende vragen kunnen worden beantwoord.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in deze stand van het geding bekende feiten en omstandigheden voorshands niet aannemelijk is geworden dat het tot vrijspraak leidende juridische verweer van de verdediging slaagt.
6.3
Conclusie
Het bovenstaande brengt met zich dat de rechtbank, met inachtneming van het toetsingskader en gelet op de inhoud van het procesdossier in de strafzaak tegen verdachte, van oordeel is dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de tenlastegelegde feiten geheel of gedeeltelijk bewezen zal verklaren.
Daarom zal de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond verklaren.

7.De beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaarschrift
ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Stam, voorzitter, mr. R.P. van Campen en
mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Mulder als griffier.

Voetnoten

1.Hoge Raad 29 september 1951,
2.Hoge Raad 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4112.
3.Dit werd ook benadrukt in het door de verdediging i.h.k.v. deze procedure ingebrachte rapport/advies van prof. [naam 3] , hoogleraar internationaal publiekrecht aan de Universiteit Utrecht, waar hij schrijft dat “deze term niet verder wordt gedefinieerd in het EU-recht”.
4.Export Administration Regulations.
5.Tot 10 juli 2022 in dit geval.
6.Prof. [naam 3] heeft zich gebaseerd op ‘
7.Terwijl de Amerikaanse definitie wel ruimte lijkt te bieden om te concluderen dat van dergelijke ‘speciaal ontworpen onderdelen’ sprake is
8.Uiteraard nog daargelaten de vraag of het dan ook zou gaan om ‘de uitvoering van contracten afgesloten voor
9.
10.Eenvoudige hijskranen, met een laadboom bevestigd aan een mast, waarvan de Engelse term ‘ship derrick’ is.
11.
12.
13.Zoals bijv. ‘offshore- en windplatformen’.