ECLI:NL:RBOVE:2025:5790

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
05.086623.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor drugshandel en deelname aan criminele organisatie

Op 30 september 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in drugs en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht zich te melden bij de Reclassering. De verdachte is schuldig bevonden aan het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van harddrugs, waaronder cocaïne, amfetamine, MDMA, GHB, hasjiesj en hennep, in de periode van 1 januari 2022 tot en met 12 maart 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten een gestructureerde organisatie vormde die zich bezighield met drugshandel. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie gevolgd, die stelde dat de verdachte en zijn medeverdachten een actieve rol speelden in de drugshandel en dat er voldoende bewijs was voor hun deelname aan een criminele organisatie. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de handel in heroïne, waarop de rechtbank hem van dat feit heeft vrijgesproken. De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn gezondheidsklachten en eerdere veroordelingen, bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 05.086623.24 (P)
Datum vonnis: 30 september 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 juni 2024, 12 september 2024, 26 september 2024 en 16 september 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. K.A. Kieft, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 16 september 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 januari 2022 tot en met 12 maart 2024 samen met anderen:
feit 1:harddrugs heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd;
feit 2:softdrugs heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd;
feit 3: in dezelfde periode heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van drugsgerelateerde misdrijven en;
feit 4: op 12 maart 2024 samen met anderen een gaspistool met magazijn en knalpatronen, en een getransformeerde alarmrevolver met twee kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 12 maart 2024 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een (grote) hoeveelheid heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal/stof bevattende heroïne en/of
- een (grote) hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal/stof bevattende cocaïne en/of
- een (grote) hoeveelheid amfetamine en/of amfetamine-olie en/of speed, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal/stof bevattende amfetamine en/of
- een (grote) hoeveelheid MDMA en/of XTC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal/stof bevattende MDMA en/of
- een (grote) hoeveelheid GHB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal/stof bevattende GHB en/of
- een (grote) hoeveelheid 2C-B, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal/stof bevattende 2C-B en/of
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of GHB en/of 2C-B (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 12 maart 2024 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten
- een (grote) hoeveelheid hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hasjiesj en/of
- een (grote) hoeveelheid hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of
- een (grote) hoeveelheid 3-MMC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal/stof bevattende 3-MMC en/of zijnde hasjiesj en/of hennep en/of 3-MMC (telkens) een middel als

bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet;

3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 12 maart 2024 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven daders, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 vierde en/of vijfde lid Opiumwet;
4.
hij op of omstreeks 12 maart 2024 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een of meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een gaspistool, van het merk Browning, type/model GPDA 9, serienummer [nummer] , kaliber 9mm knal-/gaspatronen, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- (daarbij behorende) patroonhouder/magazijn en/of
- (daarbij behorende) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 47, in elk geval een of meerdere knalpatro(o)n(en) van het kaliber 9mm en/of 10, in elk geval een of meerdere gaspatro(o)n(en) van het kaliber 9mm, zijnde munitie en/of
- een getransformeerde alarmrevolver, van het merk BBM/Bruni, type/model Olympic 38, kaliber .22 Lr, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- (daarbij behorende) munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 2, in elk geval een of meerdere kogelpatro(o)n(en) van het kaliber .22 Lr, zijnde munitie

voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, primair op het standpunt gesteld dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe een verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de resultaten van de onder verdachte inbeslaggenomen iPhone 7 Plus telefoon gevoerd. De raadsvrouw heeft in dat kader aangevoerd dat in het dossier stukken ontbreken om vast te kunnen stellen wat de grondslag voor inbeslagname van deze telefoon is geweest en dat niet is gebleken dat de rechter-commissaris toestemming heeft verleend voor het onderzoeken van deze telefoon. Dit is een onherstelbaar vormverzuim ex artikel 359a Sv, waardoor de resultaten van het onderzoek aan de iPhone 7 Plus van het bewijs moeten worden uitgesloten.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op het standpunt gesteld dat niet tot een bewezenverklaring van de gehele ten laste gelegde periode kan worden gekomen en dat in het dossier geen bewijs aanwezig is dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de handel in heroïne.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft zij gesteld dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat om tot een bewezenverklaring van een criminele organisatie te komen. Zo is volgens de raadsvrouw geen sprake geweest van een zeer goed georganiseerde en professionele organisatie en heeft zij erop gewezen dat meerdere mensen gebruik maakten van het account van [alias 1] .
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte de vuurwapens voorhanden heeft gehad.
3.3
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het verweer: vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv
De rechtbank stelt voorop dat de toepassing van artikel 359a Sv is beperkt tot vormverzuimen die zijn begaan bij het “voorbereidend onderzoek”. Op grond van artikel 132 Sv moet daaronder worden verstaan het onderzoek dat voorafgaat aan de behandeling ter terechtzitting. Het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv betreft in deze zaak uitsluitend het onderzoek Bade. Uit dat onderzoek zijn de onderhavige ten laste gelegde feiten immers voortgevloeid.
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat de doorzoeking van de iPhone 7 Plus geen deel uitmaakt van het onderzoek Bade. De inbeslagneming en doorzoeking van deze telefoon heeft immers plaatsgevonden in het kader van het onderzoek ALKINA, een onderzoek naar een dodelijk verkeersongeval, waarbij verdachte betrokken was. Bij dit onderzoek bleek dat de iPhone 7 Plus werd gebruikt voor de handel in soft- en harddrugs. Daarna is het onderzoek Bade gestart.
Gezien het voorgaande oordeelt de rechtbank dat geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv in het voorbereidend onderzoek tegen verdachte ter zake van de feiten die aan hem in deze zaak ten laste zijn gelegd. Het verweer wordt dan ook verworpen.
3.4
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder
1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [1]
Feiten 1 en 2
De periode van 15 januari 2022 tot en met 3 september 2023
Uit onderzoek van de politie volgt dat de iPhone7 Plus sinds 15 januari 2022 in gebruik is [2] en dat er twee telefoonnummers op deze telefoon actief zijn geweest: het telefoonnummer [telefoonnummer 1] dat aan een privé WhatsApp account in de telefoon was gekoppeld en welk telefoonnummer onder de namen “ [alias 1] ” en “ [alias 1] ” stond opgeslagen en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] dat aan een WhatsApp Business account in de telefoon was gekoppeld en welk telefoonnummer onder de namen: “ [alias 1] ”, “ [alias 1] ” en “ [alias 1] ” stond opgeslagen. De gebruikers van beide telefoonnummers noemden zich [alias 1] . [3] Het meest recente bericht op de iPhone 7 Plus dateert van 3 september 2023 [4] , de dag dat de iPhone 7 Plus in beslag is genomen.
In de iPhone 7 Plus zijn 1653 chatberichten [5] en 445 notities [6] aangetroffen die allemaal betrekking hebben op de handel in drugs. Een deel van deze notities bevat prijslijsten van diverse soorten drugs. Die prijslijsten worden telkens afgesloten met “Gr. [alias 1] ”. [7] Daarnaast zijn er zeer veel foto’s op de telefoon aangetroffen waarop diverse soorten hard- en softdrugs te zien zijn. [8]
De iPhone 7 Plus is op 3 september 2023 onder verdachte in beslag genomen [9] . De voornaam van verdachte is 19 keer in de WhatsApp berichten aangetroffen [10] . Verder heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] drugs via de iPhone 7 Plus heeft verkocht, dat zij daarbij samen handelden onder de naam ‘ [alias 1] ’ en dat verdachte deze telefoon ook in handen heeft gehad. [11] Daarnaast is ook de voornaam van [medeverdachte 1] in WhatsApp berichten aangetroffen [12] en heeft [medeverdachte 2] tegenover de politie verklaard dat verdachte en [medeverdachte 1] samen de leiding over de drugshandel hadden en dat de beide telefoonnummers van hen zijn. [13] Bovendien heeft [getuige] als getuige op de zitting van 26 september 2024 verklaard dat hij verdachte en [medeverdachte 1] samen als ‘ [alias 1] ” ziet en dat als hij naar ‘ [alias 1] ’ appt, zij de bestelling dan af en toe zelf komen afleveren. [14]
Gezien het voorgaande oordeelt de rechtbank dat verdachte en [medeverdachte 1] samen de gebruiker van deze iPhone 7 Plus waren en dat zij afwisselend de daaraan gekoppelde telefoonnummers hebben gebruikt. Verder oordeelt de rechtbank dat verdachte en [medeverdachte 1] met gebruikmaking van deze telefoon in de periode van 15 januari 2022 tot en met
3 september 2023 veelvuldig verschillende soorten hard- en softdrugs hebben verkocht.
De periode van 3 september 2023 tot en met 12 maart 2024
Nadat de iPhone 7 Plus op 3 september 2023 in beslag is genomen heeft de politie op 13, 15 en 28 februari 2024 en op 12 maart 2024 observaties en pseudokopen gedaan.
Pseudokoop 13 februari 2024
Op 13 februari 2024 heeft de politie via WhatsApp contact met telefoonnummer
[telefoonnummer 1] gelegd, zijnde het telefoonnummer dat daarvoor in de in beslag genomen iPhone 7 Plus actief is geweest. De politie is toen doorverwezen naar een bedrijfsaccount met de naam [alias 1] en het daarbij behorende telefoonnummer [telefoonnummer 3] (hierna ook: drugslijn “ [alias 1] ”). De politie deed via dit telefoonnummer een bestelling van ‘twee hele’ en er werd met [alias 1] afgesproken bij de Praxis in [plaats 1] . Vervolgens vond daar een ontmoeting plaats tussen de pseudokoper van de politie en twee mannen in een witte Volkswagen Polo. [15]
Deze twee mannen zijn door het observatieteam herkend als [medeverdachte 1] (bestuurder) en [medeverdachte 2] (bijrijder). [16] Vervolgens heeft de pseudokoper twee wikkels voor € 90,00 van hen gekocht. De bijrijder ( [medeverdachte 2] ) stapte uit en gaf de wikkels aan de pseudokoper. De inhoud van deze wikkels werd door het NFI getest. Uit dit onderzoek is gebleken dat het ging om 1,66 gram van een materiaal bevattende cocaïne. [17]
Pseudokoop 15 februari 2024
Op 15 februari 2024 heeft de politie via WhatsApp contact gelegd met telefoonnummer
[telefoonnummer 3] en is een afspraak gemaakt voor het kopen van vier pakjes cocaïne op de carpoolplaats naast de Woonboulevard aan de [adres 1] te [plaats 1] . Vervolgens vond op de betreffende carpoolplaats een ontmoeting plaats tussen de pseudokoper van de politie en een man op een fatbike die bevestigde dat hij [alias 1] was. [18]
De man op de fatbike gaf vier kleine envelopjes aan de pseudokoper en de pseudokoper betaalde daar € 160,00 voor. Op de vraag wat de man op de fatbike nog meer kon leveren antwoordde hij: “
Wij kunnen alle soorten drugs leveren en hebben dit ook op voorraad.”. Verder bevestigde hij desgevraagd dat ze ook grotere hoeveelheden drugs verkochten en dat de koper hem altijd mocht appen voor het bestellen van drugs. [19] De man op de fatbike is door het observatieteam herkend als [medeverdachte 1] . [20]
De inhoud van de vier kleine envelopjes werd door het NFI getest. Uit dit onderzoek is gebleken dat het ging om 3,22 gram van een materiaal bevattende cocaïne. [21]
Pseudokoop 28 februari 2024
Op 28 februari 2024 heeft de politie via WhatsApp contact gelegd met telefoonnummer
[telefoonnummer 3] en is een bestelling gedaan van twee pakjes cocaïne en 100 milliliter GHB.
Vervolgens is een afspraak gemaakt voor het kopen van twee pakjes cocaïne bij de Mac Donalds aan de [adres 2] in [plaats 1] , aangezien via een WhatsApp-bericht was medegedeeld dat de GHB was uitverkocht. Vervolgens vond op de parkeerplaats bij de MacDonalds om 14:15 uur een ontmoeting plaats tussen de pseudokoper en twee mannen in een zwarte Ford Ka. De bestuurder van de Ford Ka gaf twee wikkels aan de pseudokoper van de politie en die betaalde daar € 90,00 voor.
Op de vraag van de pseudokoper wanneer de mannen weer GHB konden leveren antwoordde de bestuurder dat hij wel GHB op voorraad had en dit kon leveren. Vervolgens bestelde de pseudokoper alsnog 100 milliliter GHB. De bijrijder van de Ford Ka zei dat ze
eerst langs de stash in [plaats 2] moesten rijden om de GHB op te halen en dat de pseudokoper bij het station in [plaats 2] , gevestigd aan de Stationsstraat, moest wachten.
Op 28 februari 2024 om 14:35 uur reed de pseudokoper met zijn auto over de Stationsstraat in [plaats 2] . Hij zag daar de Ford Ka stil staan op de stoep. De bestuurder van de Ford Ka gooide een flesje met een doorzichtige vloeistof in de auto van de pseudokoper en die betaalde daar € 20,00 voor. [22]
De bestuurder van de Ford Ka is door het observatieteam herkend als verdachte en de bijrijder is door het observatieteam herkend als [medeverdachte 1] . [23]
De inhoud van twee wikkels werd door het NFI getest. Uit dit onderzoek is gebleken dat het ging om 1,58 gram van een materiaal bevattende cocaïne. [24]
De inhoud van het flesje werd door het NFI getest. Uit dit onderzoek is gebleken dat het ging om een hoeveelheid vloeistof van 150 milliliter met 183,52 gram van een materiaal bevattende GHB. [25]
Pseudokoop 12 maart 2024
Op 12 maart 2024 heeft de politie via WhatsApp contact gelegd met telefoonnummer
[telefoonnummer 3] en is een bestelling gedaan van twee pakjes cocaïne en één liter GHB. Er is
Vervolgens is een afspraak gemaakt bij het treinstation in [plaats 2] aan de Stationsstraat 31 in [plaats 2] . Vervolgens vond daar om 14.35 uur een ontmoeting plaats tussen de pseudokoper en
twee mannen in een donkere Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] . De bijrijder zei dat de koper moest wachten omdat ze nog wat spul voor hem bij de box moesten ophalen. Vervolgens reed de auto met hogere snelheid weg. [26]
De bestuurder van de Volkswagen Polo is door het observatieteam herkend als verdachte en de bijrijder is herkend als [medeverdachte 1] . Het observatieteam heeft waargenomen dat de Volkswagen Polo om 14:43 uur voor garagebox [adres 3] in [plaats 2] is geparkeerd, dat verdachte in de auto bleef zitten en dat [medeverdachte 1] uitstapte en de deur van de garagebox opende. [27] [medeverdachte 1] is kort hierna in de garagebox met twee flessen (GHB) in zijn handen aangehouden. [28] Verdachte reed weg toen hij de politie zag en reed frontaal tegen een politieauto aan die zijn doorgang blokkeerde. Hierna is verdachte in de Volkswagen Polo aangehouden. [29]
Doorzoeking garagebox [adres 3] in [plaats 2]
Na de aanhouding van verdachte en [medeverdachte 1] heeft op 12 maart 2024 een doorzoeking van de garagebox aan de [adres 3] in [plaats 2] plaatsgevonden. [30]
Daarbij werd (onder meer) een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. Het betrof 3 zakjes met wit poeder, 2 x flessen (0,5 1) met doorzichtige vloeistof, twee diepvriesdozen met witte substantie, 3 zakjes met 31 pillen, 2 zakken met hennep en 2 kleine brokjes hasj. [31] [medeverdachte 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij de garagebox huurt en dat er spullen van hem in de garagebox liggen. [32]
Doorzoeking Volkswagen Polo
Daarnaast is de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] doorzocht. [33]
Daarbij is een hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen. Bij de bijrijdersstoel werd op de grond een plastic tas met vijf bruine blokken van in totaal 479 gram hasj aangetroffen. [34] Op de bijrijdersstoel werd een tasje met verschillende gripzakjes met verschillende soorten verdovende middelen aangetroffen. Op de achterbank werd een jas met daarin het paspoort van [medeverdachte 1] en twee gripzakjes met verdovende middelen aangetroffen. Al deze goederen zijn in beslaggenomen.
De in het tasje aangetroffen verdovende middelen zijn onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat het daarbij onder meer ging om:
- 2 gripzakjes met daarin telkens 10 paars gekleurde tabletten van in totaal 9,8 gram van een materiaal bevattende MDMA; [35]
- 3 gripzakjes met daarin wit gekleurde kristalachtige poeder en brokjes van in totaal 5,32 gram van een materiaal bevattende MDMA; [36]
- 4 gripzakjes met in totaal 24 gram hennep; [37]
- 2 gripzakjes met in totaal 10 gram hasj. [38]
De in de jas aangetroffen verdovende middelen zijn ook onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat het ging om een gripzakje met 2 gram hennep [39] en een gripzakje met 4 gram hasj. [40]
Verder zijn in de Volkswagen Polo vier mobiele telefoons aangetroffen, te weten twee iPhoneX- toestellen, [41] [42] een Samsung s22 [43] , en een iPhone15. [44] Deze telefoons zijn in beslaggenomen en onderzocht.
Twee iPhoneX- toestellen
Uit onderzoek is gebleken dat op één van de iPhoneX- toestellen het nummer [telefoonnummer 1] werd gebruikt, welk nummer eerder ook in de op 3 september 2023 in beslag genomen iPhone 7 Plus actief is geweest, en dat in dit iPhoneX- toestel WhatsApp gesprekken zijn aangetroffen tussen het WhatsApp account met de naam ‘ [alias 1] ’ met nummer [telefoonnummer 1] en het WhatsApp account met de naam “ [alias 1] ” met nummer [telefoonnummer 3] . [45]
Verder is uit onderzoek gebleken dat op het andere iPhoneX- toestel het telefoonnummer [telefoonnummer 3] in gebruik was en dat op dit toestel het Whatsapp account met de gebruikersnaam " [alias 1] !!” en het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is aangetroffen. [46]
Op beide toestellen zijn chatberichten aangetroffen die betrekking hadden op de handel in drugs. Op de iPhoneX met telefoonnummer [telefoonnummer 1] is ook een WhatsApp gesprek over het dealen van drugs tussen ‘ [alias 1] ’ en “ [alias 2] ” met nummer [telefoonnummer 4] aangetroffen. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat dit zijn nummer is. [47]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte en [medeverdachte 1] , nadat de iPhone 7 Plus (dealtelefoon) op 3 september 2023 in beslag was genomen, de handel in drugs hebben voortgezet met de iPhoneX met het nummer [telefoonnummer 1] en dat zij hierna het iPhoneX toestel met het nummer [telefoonnummer 3] als nieuwe dealtelefoon hebben gebruikt. Dit wordt bevestigd door het feit dat het pseudokoopteam op 13 februari 2025 eerst via het telefoonnummer [telefoonnummer 1] contact heeft gelegd en dat het pseudokoopteam toen naar het nieuwe ‘account ‘ [alias 1] ’ met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is doorverwezen.
Samsung s22
Uit onderzoek van de politie is verder gebleken dat verdachte de gebruiker van de Samsung s22 met telefoonnummer [telefoonnummer 5] is. Dit blijkt uit het feit dat in de chats de gebruikersnaam “ [accountnaam] ” voorkomt en dat er meerdere chats tussen verdachte en zijn vriendin [naam] in de telefoon zijn aangetroffen.
De rechtbank stelt verder vast dat ook in deze Samsung s22 chatberichten zijn aangetroffen die betrekking hadden op de handel in drugs en dat verdachte in een groepschat die op deze telefoon is aangetroffen een foto heeft gedeeld waarop verdachte is te zien waarbij hij samen met [medeverdachte 1] een brood vasthoudt met de naam ‘ [alias 1] ’. [48]
iPhone15
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat [medeverdachte 1] de gebruiker van de iPhone15 met telefoonnummer [telefoonnummer 6] is. [medeverdachte 1] heeft tegenover de politie verklaard dat hij de beschikking over deze telefoon had. [49] Dat hij de gebruiker van deze telefoon is geweest blijkt ook uit het feit dat in de gebruikersaccounts zijn naam voorkomt, zijn foto als profielfoto wordt gebruikt en er in de map afbeeldingen een foto van hem is te zien waarbij hij zijn identiteitskaart in zijn hand heeft.
De rechtbank stelt vast dat ook op deze iPhone15 zeer veel chatberichten zijn aangetroffen die betrekking hebben op de handel in drugs, dat deze berichten ook dateren van na
3 september 2023 en dat deze berichten doorlopen tot en met de dag van de aanhouding van verdachte en [medeverdachte 1] op 12 maart 2024. De rechtbank stelt verder vast dat er in deze telefoon veel notities zijn aangetroffen waarin de verkoop van drugs wordt bijgehouden door namen, hoeveelheden en bedragen per persoon te noteren. [50]
Verklaringen (mede-)verdachte/getuigen
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 12 maart 2024 tegenover de politie verklaard dat hij al jaren drugs koopt bij verdachte en [medeverdachte 1] , dat hij schulden bij hen heeft en dat hij daarom drugs voor hen bij klanten aflevert. De contacten liepen via apps. Hij heeft ook samen met [getuige] drugs afgeleverd. De drugs werden contant of via een Tikkie betaald.
Verdachte en [medeverdachte 1] hebben de leiding over de drugshandel. Zij zijn [alias 1] , [alias 1] en
[alias 1] . Zij gaven hem de drugs die in een garagebox in [plaats 2] werd bewaard. Hij moest ook een keer drugs in [plaats 2] ophalen. Als het om grote hoeveelheden ging haalden verdachte en [medeverdachte 1] de drugs zelf op. [51]
[medeverdachte 2] heeft op 21 maart 2024 tegenover de politie verklaard dat hij in de zomerperiode in
2023 bij de garagebox in [plaats 2] is geweest om wat nieuwe (drugs) op te halen omdat het op was. Hij was samen met verdachte en [medeverdachte 1] . Hij heeft twee auto’s, een Opel Corsa en een Ford Ka, van hen gehad. Zij kochten de auto voor hem en [medeverdachte 2] moest de auto op zijn naam zetten. De kosten werden door verdachte en [medeverdachte 1] betaald. [medeverdachte 2] moest ook bankrekeningen voor verdachte en [medeverdachte 1] openen. Daar kreeg hij drugs voor. [52]
Op de zitting van 26 september 2024 heeft [medeverdachte 2] als getuige verklaard dat als hij drugs rondbracht hij meestal alleen reed en dat [getuige] er af en toe bij was. [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat hij twee keer met [medeverdachte 1] drugs heeft rondgebracht en dat hij contant geld van verdachte en [medeverdachte 1] kreeg in ruil voor het feit dat zij gebruik konden maken van zijn bankrekening, bankpas en pincode. [53]
[getuige] heeft op 14 maart 2024 tegenover de politie verklaard dat hij in de periode van
1 januari 2022 tot en met 3 september 2023 wel eens drugs voor verdachte en [medeverdachte 1] heeft verhandeld om zo zijn schulden in te lossen. Hij ziet verdachte en [medeverdachte 1] allebei als [alias 1] . Zij hadden allebei dezelfde rol. Zij hadden allebei de leiding. Als [getuige] in de auto stapte dan lag de drugs al in de auto in een tasje. Het geld dat hij van de klanten kreeg gaf hij aan medeverdachte [medeverdachte 2] , die de auto bestuurde. [getuige] heeft meerdere bankrekeningen voor verdachte en [medeverdachte 1] geopend. Hiermee kon hij de drugs die hij op de pof had gekocht bekostigen. Zijn bankrekeningen werden door verdachte en [medeverdachte 1] gebruikt voor de handel in soft- en harddrugs. Hij weet niet wat er is gebeurd met het geld dat op de rekeningen is gestort. [54]
Op de zitting van 26 september 2024 heeft [getuige] verklaard dat hij schulden bij verdachte en [medeverdachte 1] had opgebouwd en dat hij geen andere uitweg meer zag dan voor [alias 1] drugs weg te brengen. Hij reed met [medeverdachte 2] mee. Zij kregen dan opdrachten. Er werd hen verteld waar ze wat heen moesten brengen en welk betaalmiddel zou worden gebruikt. Hij nam het geld wel eens van klanten aan en gaf het geld dan aan [medeverdachte 2] . Hij ziet verdachte en [medeverdachte 1] samen als ‘ [alias 1] ”. Als hij naar ‘ [alias 1] ’ appt, dan komen zij de bestelling af en toe zelf afleveren. [getuige] betaalde zijn schulden ook af door middel van het ter beschikking stellen van zijn bankrekeningen. De klanten betaalden voor drugs via Tikkies. Die betalingen werden op één van zijn bankrekeningen bijgeschreven. Verdachte en [medeverdachte 1] hadden de beschikking over zijn betaalpas, zodat zij het geld van zijn rekening af konden halen. [getuige] kreeg niet betaald voor zijn diensten. Hij kreeg af en toe drugs. Rond september 2023 was het telefoonnummer van ‘ [alias 1] ’ niet meer beschikbaar. Daarna zijn het twee telefoonnummers geworden. Als [getuige] ‘ [alias 1] ’ appte dan had hij contact met één van de twee. Zij hadden de telefoons, maar kwamen de drugs zelf niet brengen. [getuige] heeft een aantal keren samen met [medeverdachte 2] drugs rondgebracht. [55]
[medeverdachte 1] heeft tegenover de politie verklaard dat [medeverdachte 2] voor verdachte en [medeverdachte 1] heeft gedeald. [medeverdachte 2] reed ook wel eens voor hen. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben een Ford Ka voor [medeverdachte 2] gekocht die hij gebruikte om soft- en harddrugs voor hen de dealen. Het was altijd anders wat iemand verdiende als deze voor hen reed. Het lag eraan hoeveel mensen er drugs bij hen kochten. [56]
Conclusie periode 1 januari 2022 tot en met 12 maart 2024
Op grond van het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat verdachte samen met anderen, waaronder medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in de periode van 1 januari 2022 tot en met 12 maart 2024 veelvuldig verschillende soorten hard- en softdrugs heeft verkocht.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde handel in harddrugs en softdrugs. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde handel in heroïne, nu hiervan uit het dossier niet blijkt.
Feit 3
Toetsingskader
De strafbaarstelling in artikel 11b van de Opiumwet (Ow) is een gekwalificeerde specialis van de algemene strafbaarstelling van deelneming aan een criminele organisatie zoals opgenomen in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Daarom moet bij de beoordeling van het bewijs worden aangesloten bij de uitleg die in dat kader aan de verschillende bestanddelen van de delictsomschrijving wordt gegeven. Voor een bewezenverklaring van deelneming aan een criminele organisatie moet de rechtbank vaststellen dat sprake is geweest van:
1) een organisatie,
2) die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, in dit geval het plegen van misdrijven in de zin van artikel 10 vierde en vijfde lid Ow; en
3) dat verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen.
Het bestanddeel ‘organisatie’ ziet op een samenwerkingsverband tussen de verdachte en tenminste één andere persoon, waarbij sprake is van een zekere duurzaamheid en structuur. [57] Duurzaamheid en structuur werken als communicerende vaten. Zowel een minder duurzaam verband van personen die voor langere duur met elkaar samenwerken als een zeer gestructureerde groep personen die pas sinds kort met elkaar samenwerken, kan worden aangemerkt als een organisatie in de zin van artikel 140 Sr. Het is niet vereist dat een samenwerkingsverband wordt gekenmerkt door hiërarchische verhoudingen. De aanwezigheid van een gelaagde rolverdeling tussen de deelnemers kan echter wel worden meegewogen bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een organisatie. [58]
Het oogmerk van de organisatie moet zijn gericht op het plegen van misdrijven. Voor een bewezenverklaring is het niet vereist dat deze misdrijven daadwerkelijk zijn gepleegd. Het gaat om het doel van de organisatie om de misdrijven te plegen. Bovendien gaat het om het oogmerk van de organisatie als geheel en niet van één of meer individuen.
In deze zaak ziet de verdenking op het deelnemen aan een organisatie met het oogmerk op het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 vierde en vijfde lid Ow.
Voor deelneming aan de organisatie is van belang dat de verdachte behoort tot de organisatie en dat hij een aandeel heeft in de gedragingen, dan wel de gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Om als deelnemer van de organisatie te kunnen worden aangemerkt is het niet vereist dat verdachte moet hebben samengewerkt, althans bekend moet zijn geweest, met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie. [59] De vraag of verdachte aan de organisatie heeft deelgenomen moet zelfstandig worden beantwoord. Het is bij die beoordeling niet relevant of andere personen meer werkzaamheden hebben verricht of een belangrijkere rol vervulden dan verdachte. [60] Ook is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte vanaf de in de tenlastelegging opgenomen aanvangsdatum aan de organisatie heeft deelgenomen. [61]
Het opzet van de verdachte moet zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van (i.c. harddrugs)misdrijven. Daartoe is het voldoende dat verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk het plegen van (i.c. harddrugs)misdrijven heeft.
Indien uit de bewijsvoering volgt dat verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt zijn wetenschap met betrekking tot het oogmerk van de organisatie daarin besloten. Volgt uit de bewijsvoering echter slechts dat verdachte voor de deelnemers van de criminele organisatie hand- en spandiensten heeft verricht zonder dat daaruit kan worden afgeleid dat hij daarbij handelde in de wetenschap dat de organisatie het plegen van (i.c. harddrugs)misdrijven tot oogmerk had, dan levert het handelen van verdachte geen deelneming aan die organisatie op. [62]
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor onder de feiten 1 en 2 opgenomen bewijsmiddelen naar voren komt dat tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 vierde en vijfde lid Ow.
Onder feit 1 is wettig en overtuigend bewezen verklaard dat verdachte zich samen met onder meer medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , schuldig heeft gemaakt aan het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van harddrugs (artikel 10 vierde lid Ow).
Verder volgt uit WhatsApp gesprekken tussen ‘ [alias 1] ’ en ‘ [alias 3] ’ en ‘ [alias 4] ’ dat verdachte en [medeverdachte 1] hebben geprobeerd om cocaïne binnen het grondgebied van Nederland te brengen door dit te importeren uit Suriname (artikel 10, vijfde lid Ow). [63]
Bij het afleveren, verstrekken en vervoeren van harddrugs was sprake van een rolverdeling inhoudende dat verdachte en [medeverdachte 1] de dealtelefoon beheerden, zij samen de leiding hadden over de organisatie en gebruik maakten van koeriers, waaronder [medeverdachte 2] en [getuige] . Verdachte en [medeverdachte 1] stuurden de koeriers aan door hen via WhatsApp-berichten instructies te geven over de wijze waarop de harddrugs moest worden verkocht en afgeleverd. [medeverdachte 2] en [getuige] hebben hun bankrekeningen aan verdachte en [medeverdachte 1] ter beschikking gesteld waarop de drugsbetalingen zijn ontvangen. Daarnaast heeft [medeverdachte 2] twee auto’s van verdachte en [medeverdachte 1] gekregen om daar drugs mee te bezorgen. Verder was sprake van een stashlocatie in de garagebox aan de [adres 3] in [plaats 2] waaruit blijkt dat er door hen voorzichtig werd geopereerd.
Uit het voorgaande komt een organisatiestructuur tot uitdrukking. Het aantal en de frequentie van de drugsafspraken waren blijkens de inhoud van de WhatsApp berichten in het dossier zeer aanzienlijk, en de duur van de samenwerking is zodanig geweest dat kan worden gesproken van een duurzaam karakter.
Tot slot kan worden vastgesteld dat verdachte in de vorm van de door hem verrichte handelingen, zoals blijkt uit de bewijslevering voor feit 1, aan de organisatie, die de handel in harddrugs als oogmerk had, heeft deelgenomen. Daarom is ook feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte van het onder 4 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De vuurwapens zijn tijdens de doorzoeking op 12 maart 2024 in de garagebox nummer [adres 3] op de [adres 3] in [plaats 2] aangetroffen. Het gaspistool met magazijn en knalpatronen lagen opgeborgen in een witte doos in een houten kast. De getransformeerde alarmrevolver met daarin twee kogelpatronen lag in een gokkast achterin de garagebox.
De vuurwapens lagen dus niet in het zicht. Verdachte ontkent van deze wapens geweten te hebben. Verder is er geen DNA van verdachte op de vuurwapens aangetroffen, werd de garagebox niet door hem gehuurd, is verdachte niet in de garagebox gezien en is niet gebleken dat hij zelfstandig toegang tot de garagebox had.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte de wapens en de munitie bewust aanwezig heeft gehad en dat hij daarover heeft kunnen beschikken. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken bij gebrek aan wettig bewijs.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2022 tot en met 12 maart 2024 te [plaats 1] en [plaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
- een hoeveelheid cocaïne en
- een hoeveelheid amfetamine en amfetamine-olie en speed, en
- een hoeveelheid MDMA en XTC, en
- een hoeveelheid GHB,
zijnde cocaïne en amfetamine en MDMA en GHB (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 1 januari 2022 tot en met 12 maart 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten
- een hoeveelheid hasjiesj, en
- een hoeveelheid hennep, en
- een hoeveelheid 3-MMC,
zijnde hasjiesj en hennep en 3-MMC (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 1 januari 2022 tot en met 12 maart 2024 te [plaats 1] en [plaats 2] , heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 vierde en vijfde lid Opiumwet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 3, 10, 11 en 11b Ow. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 3
het misdrijf:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
een misdrijf als bedoeld in artikel 10 vierde en vijfde lid van de Opiumwet.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, met een proeftijd van drie jaren, met daarbij de oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod met medeverdachte [medeverdachte 1] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een lange voorwaardelijke gevangenisstraf, met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het alcohol- en drugsverbod. De raadsvrouw heeft verzocht om in plaats hiervan als voorwaarde te stellen dat verdachte mee moet werken aan middelencontrole.
De raadsvrouw heeft verzocht hierbij rekening te houden met het feit dat verdachte kampt met gezondheidsklachten, dat sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis een positieve weg door verdachte is ingezet en dat een gevangenisstraf dit zou doorkruisen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft gedurende ruim twee jaar deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezig hield met het verhandelen van harddrugs in de Achterhoek. Verdachte heeft in deze periode samen en in vereniging met anderen soft- en harddrugs verhandeld. Verdachte beheerde samen met medeverdachte [medeverdachte 1] de dealtelefoon en gaf instructies aan koeriers die de drugs aan afnemers afgaven.
Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs schade kunnen berokkenen aan de gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Bovendien gaan de handel en het gebruik van harddrugs vaak gepaard met allerlei vormen van criminaliteit, hetgeen zorgt voor overlast voor de samenleving. Verdachte heeft zich hiervan geen rekenschap gegeven en alleen zijn eigen financiële belang voor ogen gehad.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 20 februari 2025. Hieruit blijkt dat aan verdachte bij strafbeschikking van 27 oktober 2020 een geldboete van € 350,00 is opgelegd wegens geweld tegen de politie en dat verdachte bij strafbeschikking van 17 maart 2023 een geldboete van € 150,00 is opgelegd wegens overtreding van artikel 4:8 van de APV [plaats 1] 2016. De rechtbank zal bij dit laatste feit rekening houden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsrapport van Tactus verslavingszorg van 21 augustus 2025. De reclassering adviseert om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling door Transfore, ambulante behandeling gericht op middelengebruik indien nodig, een drugsverbod, een alcoholverbod en een contactverbod met de medeverdachten.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats is. Een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zoals door de raadsvrouw is bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank legt daarbij de bijzondere voorwaarden op zoals in het reclasseringsrapport verwoord, met uitzondering van het contactverbod met medeverdachte [medeverdachte 1] .
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2, het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3, het misdrijf:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
een misdrijf als bedoeld in artikel 10 vierde en vijfde lid van de Opiumwet.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien verdachte gedurende de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Tactus Reclassering op het telefoonnummer 088 382 28 87. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Verdachte laat zich behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start indien nodig. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling
Drugsverbod
Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Alcoholverbod
Verdachte gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Contactverbod
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1997, wonende aan de [adres 4] en [getuige] , geboren op [geboortedatum 3] 2000, wonende aan de [adres 5] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. M.W. Eshuis en mr. J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2025.
Mr. J.G.M. Fluttert is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche Noord- en Oost Gelderland, met nummer ON3R023097 (onderzoek BADE). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 42 en 54.
3.Pagina 55.
4.Pagina 40
5.Pagina 64
6.Pagina 35
7.Pagina 35
8.Pagina 36
9.Pagina 29
10.Pagina 56
11.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 september 2025, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring. Verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon drie keer in handen heeft gehad.
12.Pagina’s 59 tot en met 61
13.Pagina 970
14.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 september 2024, inhoudende de door [getuige] als getuige afgelegde verklaring.
15.Pagina’s 158 tot en met 161
16.Pagina’s 118 tot en met 122
17.Pagina’s 165 en 167
18.Pagina’s 168 tot en met 173
19.Pagina’s 168 tot en met 173
20.Pagina’s 123 tot en met 126
21.Pagina’s 183 en 188
22.Pagina’s 177 tot en met 181
23.Pagina’s 137 tot en met 140
24.Pagina’s 185 en 189
25.Pagina’s 184 en 190
26.Pagina’s 193 tot en met 198
27.Pagina’s 141 tot en met 144
28.Pagina’s 868 en 869
29.Pagina’s 789 en 790
30.Pagina’s 252 tot en met 259
31.Pagina’s 260 en 261
32.Pagina’s 902 en 903
33.Pagina’s 262 tot en met 266
34.Pagina’s 265, 101, 111, 112 en 265
35.Pagina 265, 404, 409, 410 en 429
36.Pagina 266, 406, 418 en 428
37.Pagina 266, 100 en 104
38.Pagina 266, 100, 101 en 110
39.Pagina 266, 100 en 107
40.Pagina 266, 100 en 108
41.Pagina 488
42.Pagina 502
43.Pagina 568
44.Pagina 578
45.Pagina 503
46.Pagina 489
47.Pagina 984
48.Pagina’s568 tot en met 575
49.Pagina 886
50.Pagina’s 578 tot en met 708
51.Pagina’s 959 tot en met 984
52.Pagina’s 985 tot en met 997
53.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 september 2024, inhoudende de door [medeverdachte 2] als getuige afgelegde verklaring.
54.Pagina’s 1016 tot en met 1035
55.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 september 2024, inhoudende de door [getuige] als getuige afgelegde verklaring.
56.Pagina’s 926 tot en met 932
57.Hoge Raad 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969.
58.Hoge Raad 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, NJ 2006/393.
59.Hoge Raad 22 januari 2008, NJ 2008/72 o.a.
60.Hoge Raad 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969.
61.Hoge Raad 28 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1399.
62.Hoge Raad 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9814 )
63.Pagina’s 83 tot en met 86.