3.4Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder
1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De periode van 15 januari 2022 tot en met 3 september 2023
Uit onderzoek van de politie volgt dat de iPhone7 Plus sinds 15 januari 2022 in gebruik isen dat er twee telefoonnummers op deze telefoon actief zijn geweest: het telefoonnummer [telefoonnummer 1] dat aan een privé WhatsApp account in de telefoon was gekoppeld en welk telefoonnummer onder de namen “ [alias 1] ” en “ [alias 1] ” stond opgeslagen en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] dat aan een WhatsApp Business account in de telefoon was gekoppeld en welk telefoonnummer onder de namen: “ [alias 1] ”, “ [alias 1] ” en “ [alias 1] ” stond opgeslagen. De gebruikers van beide telefoonnummers noemden zich [alias 1] .Het meest recente bericht op de iPhone 7 Plus dateert van 3 september 2023, de dag dat de iPhone 7 Plus in beslag is genomen.
In de iPhone 7 Plus zijn 1653 chatberichtenen 445 notitiesaangetroffen die allemaal betrekking hebben op de handel in drugs. Een deel van deze notities bevat prijslijsten van diverse soorten drugs. Die prijslijsten worden telkens afgesloten met “Gr. [alias 1] ”.Daarnaast zijn er zeer veel foto’s op de telefoon aangetroffen waarop diverse soorten hard- en softdrugs te zien zijn.
De iPhone 7 Plus is op 3 september 2023 onder medeverdachte [medeverdachte 1] in beslag genomen.De voornaam van [medeverdachte 1] is 19 keer in de WhatsApp berichten aangetroffen.
Daarnaast is ook de voornaam van verdachte in WhatsApp berichten aangetroffen.Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij en [medeverdachte 1] samen de leiding over de drugshandel hadden en dat de beide telefoonnummers van hen zijn.Verder heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] drugs via de iPhone 7 Plus heeft verkocht en dat zij daarbij samen handelden onder de naam ‘ [alias 1] .
Bovendien heeft [getuige] als getuige op de zitting van 26 september 2024 verklaard dat hij verdachte en [medeverdachte 1] samen als ‘ [alias 1] ” ziet en dat als hij naar ‘ [alias 1] ’ appt, zij de bestelling dan af en toe zelf komen afleveren.
Gezien het voorgaande oordeelt de rechtbank dat verdachte en [medeverdachte 1] samen de gebruiker van deze iPhone 7 Plus waren en dat zij afwisselend de daaraan gekoppelde telefoonnummers hebben gebruikt. Verder oordeelt de rechtbank dat verdachte en [medeverdachte 1] met gebruikmaking van deze telefoon in de periode van 15 januari 2022 tot en met
3 september 2023 veelvuldig verschillende soorten hard- en softdrugs hebben verkocht.
De periode van 3 september 2023 tot en met 12 maart 2024
Nadat de iPhone 7 Plus op 3 september 2023 in beslag is genomen heeft de politie op 13, 15 en 28 februari 2024 en op 12 maart 2024 observaties en pseudokopen gedaan.
Pseudokoop 13 februari 2024
Op 13 februari 2024 heeft de politie via WhatsApp contact met telefoonnummer
[telefoonnummer 5] gelegd, zijnde het telefoonnummer dat daarvoor in de in beslag genomen iPhone 7 Plus actief is geweest. De politie is toen doorverwezen naar een bedrijfsaccount met de naam [alias 1] en het daarbij behorende telefoonnummer [telefoonnummer 3] (hierna ook: drugslijn “ [alias 1] ”). De politie deed via dit telefoonnummer een bestelling van ‘twee hele’ en er werd met [alias 1] afgesproken bij de Praxis in [plaats 1] . Vervolgens vond daar een ontmoeting plaats tussen de pseudokoper van de politie en twee mannen in een witte Volkswagen Polo.
Deze twee mannen zijn door het observatieteam herkend als verdachte (bestuurder) en [medeverdachte 2] (bijrijder).Vervolgens heeft de pseudokoper twee wikkels voor € 90,00 van hen gekocht. De bijrijder ( [medeverdachte 2] ) stapte uit en gaf de wikkels aan de pseudokoper. De inhoud van deze wikkels werd door het NFI getest. Uit dit onderzoek is gebleken dat het ging om 1,66 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Pseudokoop 15 februari 2024
Op 15 februari 2024 heeft de politie via WhatsApp contact gelegd met telefoonnummer
[telefoonnummer 3] en is een afspraak gemaakt voor het kopen van vier pakjes cocaïne op de carpoolplaats naast de Woonboulevard aan de [adres 1] te [plaats 1] . Vervolgens vond op de betreffende carpoolplaats een ontmoeting plaats tussen de pseudokoper van de politie en een man op een fatbike die bevestigde dat hij [alias 1] was.
De man op de fatbike gaf vier kleine envelopjes aan de pseudokoper en de pseudokoper betaalde daar € 160,00 voor. Op de vraag wat de man op de fatbike nog meer kon leveren antwoordde hij: “
Wij kunnen alle soorten drugs leveren en hebben dit ook op voorraad.”. Verder bevestigde hij desgevraagd dat ze ook grotere hoeveelheden drugs verkochten en dat de koper hem altijd mocht appen voor het bestellen van drugs.De man op de fatbike is door het observatieteam herkend als verdachte.
De inhoud van de vier kleine envelopjes werd door het NFI getest. Uit dit onderzoek is gebleken dat het ging om 3,22 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Pseudokoop 28 februari 2024
Op 28 februari 2024 heeft de politie via WhatsApp contact gelegd met telefoonnummer
[telefoonnummer 3] en is een bestelling gedaan van twee pakjes cocaïne en 100 milliliter GHB.
Vervolgens is een afspraak gemaakt voor het kopen van twee pakjes cocaïne bij de Mac Donalds aan de [adres 2] in [plaats 1] , aangezien via een WhatsApp-bericht was medegedeeld dat de GHB was uitverkocht. Vervolgens vond op de parkeerplaats bij de MacDonalds om 14:15 uur een ontmoeting plaats tussen de pseudokoper en twee mannen in een zwarte Ford Ka. De bestuurder van de Ford Ka gaf twee wikkels aan de pseudokoper van de politie en die betaalde daar € 90,00 voor.
Op de vraag van de pseudokoper wanneer de mannen weer GHB konden leveren antwoordde de bestuurder dat hij wel GHB op voorraad had en dit kon leveren. Vervolgens bestelde de pseudokoper alsnog 100 milliliter GHB. De bijrijder van de Ford Ka zei dat ze
eerst langs de stash in [plaats 2] moesten rijden om de GHB op te halen en dat de pseudokoper bij het station in [plaats 2] , gevestigd aan de Stationsstraat, moest wachten.
Op 28 februari 2024 om 14:35 uur reed de pseudokoper met zijn auto over de Stationsstraat in [plaats 2] . Hij zag daar de Ford Ka stil staan op de stoep. De bestuurder van de Ford Ka gooide een flesje met een doorzichtige vloeistof in de auto van de pseudokoper en die betaalde daar € 20,00 voor.
De bestuurder van de Ford Ka is door het observatieteam herkend als [medeverdachte 1] en de bijrijder is door het observatieteam herkend als verdachte.
De inhoud van twee wikkels werd door het NFI getest. Uit dit onderzoek is gebleken dat het ging om 1,58 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
De inhoud van het flesje werd door het NFI getest. Uit dit onderzoek is gebleken dat het ging om een hoeveelheid vloeistof van 150 milliliter met 183,52 gram van een materiaal bevattende GHB.
Pseudokoop 12 maart 2024
Op12 maart 2024 heeft de politie via WhatsApp contact gelegd met telefoonnummer
[telefoonnummer 3] en is een bestelling gedaan van twee pakjes cocaïne en één liter GHB. Er is
Vervolgens is een afspraak gemaakt bij het treinstation in [plaats 2] aan de Stationsstraat 31 in [plaats 2] . Vervolgens vond daar om 14.35 uur een ontmoeting plaats tussen de pseudokoper en
twee mannen in een donkere Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] . De bijrijder zei dat de koper moest wachten omdat ze nog wat spul voor hem bij de box moesten ophalen. Vervolgens reed de auto met hogere snelheid weg.
De bestuurder van de Volkswagen Polo is door het observatieteam herkend als [medeverdachte 1] en de bijrijder is herkend als verdachte. Het observatieteam heeft waargenomen dat de Volkswagen Polo om 14:43 uur voor garagebox [adres 3] aan de [adres 3] in [plaats 2] is geparkeerd, dat [medeverdachte 1] in de auto bleef zitten en dat verdachte uitstapte en de deur van de garagebox opende.Verdachte is kort hierna in de garagebox met twee flessen (GHB) in zijn handen aangehouden.[medeverdachte 1] reed weg toen hij de politie zag en reed frontaal tegen een politieauto aan die zijn doorgang blokkeerde. Hierna is [medeverdachte 1] in de Volkswagen Polo aangehouden.
Doorzoeking garagebox [adres 3] in [plaats 2]
Na de aanhouding van verdachte en [medeverdachte 1] heeft op 12 maart 2024 een doorzoeking van de garagebox aan de [adres 3] in [plaats 2] plaatsgevonden.
Daarbij werd (onder meer) een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. Het betrof 3 zakjes met wit poeder, 2 x flessen (0,5 1) met doorzichtige vloeistof, twee diepvriesdozen met witte substantie, 3 zakjes met 31 pillen, 2 zakken met hennep en 2 kleine brokjes hasj.Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij de garagebox huurt en dat er spullen van hem in de garagebox liggen.Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat deze drugs in de garagebox lagen.
Doorzoeking Volkswagen Polo
Daarnaast is de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] doorzocht.
Daarbij is een hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen. Bij de bijrijdersstoel werd op de grond een plastic tas met vijf bruine blokken van in totaal 479 gram hasj aangetroffen.Op de bijrijdersstoel werd een tasje met verschillende gripzakjes met verschillende soorten verdovende middelen aangetroffen. Op de achterbank werd een jas met daarin het paspoort van verdachte en twee gripzakjes met verdovende middelen aangetroffen. Al deze goederen zijn in beslaggenomen.
De in het tasje aangetroffen verdovende middelen zijn onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat het daarbij onder meer ging om:
- 2 gripzakjes met daarin telkens 10 paars gekleurde tabletten van in totaal 9,8 gram van een materiaal bevattende MDMA;
- 3 gripzakjes met daarin wit gekleurde kristalachtige poeder en brokjes van in totaal 5,32 gram van een materiaal bevattende MDMA;
- 4 gripzakjes met in totaal 24 gram hennep;
- 2 gripzakjes met in totaal 10 gram hasj.
De in de jas aangetroffen verdovende middelen zijn ook onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat het ging om een gripzakje met 2 gram hennepen een gripzakje met 4 gram hasj.
Verder zijn in de Volkswagen Polo vier mobiele telefoons aangetroffen, te weten twee iPhoneX- toestellen,een Samsung s22, en een iPhone15.Deze telefoons zijn in beslaggenomen en onderzocht.
Twee iPhoneX- toestellen
Uit onderzoek is gebleken dat op één van de iPhoneX- toestellen het nummer [telefoonnummer 1] werd gebruikt, welk nummer eerder ook in de op 3 september 2023 in beslag genomen iPhone 7 Plus actief is geweest, en dat in dit iPhoneX- toestel WhatsApp gesprekken zijn aangetroffen tussen het WhatsApp account met de naam ‘ [alias 1] ’ met nummer [telefoonnummer 1] en het WhatsApp account met de naam “ [alias 1] ” met nummer [telefoonnummer 3] .
Verder is uit onderzoek gebleken dat op het andere iPhoneX- toestel het telefoonnummer [telefoonnummer 3] in gebruik was en dat op dit toestel het Whatsapp account met de gebruikersnaam " [alias 1] !!” en het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is aangetroffen.
Op beide toestellen zijn chatberichten aangetroffen die betrekking hadden op de handel in drugs. Op de iPhoneX met telefoonnummer [telefoonnummer 1] is ook een WhatsApp gesprek over het dealen van drugs tussen ‘ [alias 1] ’ en “ [alias 2] ” met nummer [telefoonnummer 4] aangetroffen. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat dit zijn nummer is.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte en [medeverdachte 1] , nadat de iPhone 7 Plus (dealtelefoon) op 3 september 2023 in beslag was genomen, de handel in drugs hebben voortgezet met de iPhoneX met het nummer [telefoonnummer 1] en dat zij hierna het iPhoneX toestel met het nummer [telefoonnummer 3] als nieuwe dealtelefoon hebben gebruikt. Dit wordt bevestigd door het feit dat het pseudokoopteam op 13 februari 2025 eerst via het telefoonnummer [telefoonnummer 5] contact heeft gelegd en dat het pseudokoopteam toen naar het nieuwe ‘account ‘ [alias 1] ’ met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is doorverwezen.
Samsung s22
Uit onderzoek van de politie is verder gebleken dat [medeverdachte 1] de gebruiker van de Samsung s22 met telefoonnummer [telefoonnummer 6] is. Dit blijkt uit het feit dat in de chats de gebruikersnaam “ [accountnaam] ” voorkomt en dat er meerdere chats tussen [medeverdachte 1] en zijn vriendin [naam 1] in de telefoon zijn aangetroffen.
De rechtbank stelt verder vast dat ook in deze Samsung s22 chatberichten zijn aangetroffen die betrekking hadden op de handel in drugs en dat [medeverdachte 1] in een groepschat die op deze telefoon is aangetroffen een foto heeft gedeeld waarop [medeverdachte 1] is te zien waarbij hij samen met verdachte een brood vasthoudt met de naam ‘ [alias 1] ’.
iPhone15
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat verdachte de gebruiker van de iPhone15 met telefoonnummer [telefoonnummer 7] is. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij de beschikking over deze telefoon had.Dat hij de gebruiker van deze telefoon is geweest blijkt ook uit het feit dat in de gebruikersaccounts zijn naam voorkomt, zijn foto als profielfoto wordt gebruikt en er in de map afbeeldingen een foto van hem is te zien waarbij hij zijn identiteitskaart in zijn hand heeft.
De rechtbank stelt vast dat ook op deze iPhone15 zeer veel chatberichten zijn aangetroffen die betrekking hebben op de handel in drugs, dat deze berichten ook dateren van na
3 september 2023 en dat deze berichten doorlopen tot en met de dag van de aanhouding van verdachte en [medeverdachte 1] op 12 maart 2024. De rechtbank stelt verder vast dat er in deze telefoon veel notities zijn aangetroffen waarin de verkoop van drugs wordt bijgehouden door namen, hoeveelheden en bedragen per persoon te noteren.
Verklaringen (mede-)verdachte/getuigen
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 12 maart 2024 tegenover de politie verklaard dat hij al jaren drugs koopt bij verdachte en [medeverdachte 1] , dat hij schulden bij hen heeft en dat hij daarom drugs voor hen bij klanten aflevert. De contacten liepen via apps. Hij heeft ook samen met [getuige] drugs afgeleverd. De drugs werden contant of via een Tikkie betaald.
Verdachte en [medeverdachte 1] hebben de leiding over de drugshandel. Zij zijn [alias 1] , [alias 1] 2 en
[alias 1] . Zij gaven hem de drugs die in een garagebox in [plaats 2] werd bewaard. Hij moest ook een keer drugs in [plaats 2] ophalen. Als het om grote hoeveelheden ging haalden verdachte en [medeverdachte 1] de drugs zelf op.
[medeverdachte 2] heeft op 21 maart 2024 tegenover de politie verklaard dat hij in de zomerperiode in
2023 bij de garagebox in [plaats 2] is geweest om wat nieuwe (drugs) op te halen omdat het op was. Hij was samen met verdachte en [medeverdachte 1] . Hij heeft twee auto’s, een Opel Corsa en een Ford Ka, van hen gehad. Zij kochten de auto voor hem en [medeverdachte 2] moest de auto op zijn naam zetten. De kosten werden door verdachte en [medeverdachte 1] betaald. [medeverdachte 2] moest ook bankrekeningen voor verdachte en [medeverdachte 1] openen. Daar kreeg hij drugs voor.
Op de zitting van 26 september 2024 heeft [medeverdachte 2] als getuige verklaard dat als hij drugs rondbracht hij meestal alleen reed en dat [getuige] er af en toe bij was. [medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat hij twee keer met verdachte drugs heeft rondgebracht en dat hij contant geld van verdachte en [medeverdachte 1] kreeg in ruil voor het feit dat zij gebruik konden maken van zijn bankrekening, bankpas en pincode.
[getuige] heeft op 14 maart 2024 tegenover de politie verklaard dat hij in de periode van
1 januari 2022 tot en met 3 september 2023 wel eens drugs voor verdachte en [medeverdachte 1] heeft verhandeld om zo zijn schulden in te lossen. Hij ziet verdachte en [medeverdachte 1] allebei als [alias 1] . Zij hadden allebei dezelfde rol. Zij hadden allebei de leiding. Als [getuige] in de auto stapte dan lag de drugs al in de auto in een tasje. Het geld dat hij van de klanten kreeg gaf hij aan medeverdachte [medeverdachte 2] , die de auto bestuurde. [getuige] heeft meerdere bankrekeningen voor verdachte en [medeverdachte 1] geopend. Hiermee kon hij de drugs die hij op de pof had gekocht bekostigen. Zijn bankrekeningen werden door verdachte en [medeverdachte 1] gebruikt voor de handel in soft- en harddrugs. Hij weet niet wat er is gebeurd met het geld dat op de rekeningen is gestort.
Op de zitting van 26 september 2024 heeft [getuige] verklaard dat hij schulden bij verdachte en [medeverdachte 1] had opgebouwd en dat hij geen andere uitweg meer zag dan voor [alias 1] drugs weg te brengen. Hij reed met [medeverdachte 2] mee. Zij kregen dan opdrachten. Er werd hen verteld waar ze wat heen moesten brengen en welk betaalmiddel zou worden gebruikt. Hij nam het geld wel eens van klanten aan en gaf het geld dan aan [medeverdachte 2] . Hij ziet verdachte en [medeverdachte 1] samen als ‘ [alias 1] ”. Als hij naar ‘ [alias 1] ’ appt, dan komen zij de bestelling af en toe zelf afleveren. [getuige] betaalde zijn schulden ook af door middel van het ter beschikking stellen van zijn bankrekeningen. De klanten betaalden voor drugs via Tikkies. Die betalingen werden op één van zijn bankrekeningen bijgeschreven. Verdachte en [medeverdachte 1] hadden de beschikking over zijn betaalpas, zodat zij het geld van zijn rekening af konden halen. [getuige] kreeg niet betaald voor zijn diensten. Hij kreeg af en toe drugs. Rond september 2023 was het telefoonnummer van ‘ [alias 1] ’ niet meer beschikbaar. Daarna zijn het twee telefoonnummers geworden. Als [getuige] ‘ [alias 1] ’ appte dan had hij contact met één van de twee. Zij hadden de telefoons, maar kwamen de drugs zelf niet brengen.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat [medeverdachte 2] voor verdachte en [medeverdachte 1] heeft gedeald. [medeverdachte 2] reed ook wel eens voor hen. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben een Ford Ka voor [medeverdachte 2] gekocht die hij gebruikte om soft- en harddrugs voor hen de dealen. Het was altijd anders wat iemand verdiende als deze voor hen reed. Het lag eraan hoeveel mensen er drugs bij hen kochten.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij altijd samen met [medeverdachte 1] was als ze drugs afleverden, en dat af en toe anderen voor hen reden.
Conclusie periode 1 januari 2022 tot en met 12 maart 2024
Op grond van het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat verdachte samen met anderen, waaronder medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in de periode van 1 januari 2022 tot en met 12 maart 2024 veelvuldig verschillende soorten hard- en softdrugs heeft verkocht.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde handel in harddrugs en softdrugs. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde handel in heroïne, nu hiervan uit het dossier niet blijkt.
De strafbaarstelling in artikel 11b van de Opiumwet (Ow) is een gekwalificeerde specialis van de algemene strafbaarstelling van deelneming aan een criminele organisatie zoals opgenomen in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Daarom moet bij de beoordeling van het bewijs worden aangesloten bij de uitleg die in dat kader aan de verschillende bestanddelen van de delictsomschrijving wordt gegeven. Voor een bewezenverklaring van deelneming aan een criminele organisatie moet de rechtbank vaststellen dat sprake is geweest van:
1) een organisatie,
2) die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, in dit geval het plegen van misdrijven in de zin van artikel 10 vierde en vijfde lid Ow; en
3) dat verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen.
Het bestanddeel ‘organisatie’ ziet op een samenwerkingsverband tussen de verdachte en tenminste één andere persoon, waarbij sprake is van een zekere duurzaamheid en structuur.Duurzaamheid en structuur werken als communicerende vaten. Zowel een minder duurzaam verband van personen die voor langere duur met elkaar samenwerken als een zeer gestructureerde groep personen die pas sinds kort met elkaar samenwerken, kan worden aangemerkt als een organisatie in de zin van artikel 140 Sr. Het is niet vereist dat een samenwerkingsverband wordt gekenmerkt door hiërarchische verhoudingen. De aanwezigheid van een gelaagde rolverdeling tussen de deelnemers kan echter wel worden meegewogen bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een organisatie.
Het oogmerk van de organisatie moet zijn gericht op het plegen van misdrijven. Voor een bewezenverklaring is het niet vereist dat deze misdrijven daadwerkelijk zijn gepleegd. Het gaat om het doel van de organisatie om de misdrijven te plegen. Bovendien gaat het om het oogmerk van de organisatie als geheel en niet van één of meer individuen.
In deze zaak ziet de verdenking op het deelnemen aan een organisatie met het oogmerk op het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 vierde en vijfde lid Ow.
Voor deelneming aan de organisatie is van belang dat de verdachte behoort tot de organisatie en dat hij een aandeel heeft in de gedragingen, dan wel de gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Om als deelnemer van de organisatie te kunnen worden aangemerkt is het niet vereist dat verdachte moet hebben samengewerkt, althans bekend moet zijn geweest, met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.De vraag of verdachte aan de organisatie heeft deelgenomen moet zelfstandig worden beantwoord. Het is bij die beoordeling niet relevant of andere personen meer werkzaamheden hebben verricht of een belangrijkere rol vervulden dan verdachte.Ook is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte vanaf de in de tenlastelegging opgenomen aanvangsdatum aan de organisatie heeft deelgenomen.
Het opzet van de verdachte moet zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van (i.c. harddrugs)misdrijven. Daartoe is het voldoende dat verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk het plegen van (i.c. harddrugs)misdrijven heeft.
Indien uit de bewijsvoering volgt dat verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt zijn wetenschap met betrekking tot het oogmerk van de organisatie daarin besloten. Volgt uit de bewijsvoering echter slechts dat verdachte voor de deelnemers van de criminele organisatie hand- en spandiensten heeft verricht zonder dat daaruit kan worden afgeleid dat hij daarbij handelde in de wetenschap dat de organisatie het plegen van (i.c. harddrugs)misdrijven tot oogmerk had, dan levert het handelen van verdachte geen deelneming aan die organisatie op.
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor onder de feiten 1 en 2 opgenomen bewijsmiddelen naar voren komt dat tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband dat tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 vierde en vijfde lid Ow.
Onder feit 1 is wettig en overtuigend bewezen verklaard dat verdachte zich samen met onder meer medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , schuldig heeft gemaakt aan het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van harddrugs (artikel 10 vierde lid Ow).
Verder volgt uit WhatsApp gesprekken tussen ‘ [alias 1] ’ en ‘ [alias 3] ’ en ‘ [alias 4] ’ dat verdachte en [medeverdachte 1] hebben geprobeerd om cocaïne binnen het grondgebied van Nederland te brengen door dit te importeren uit Suriname (artikel 10, vijfde lid Ow).
Bij het afleveren, verstrekken en vervoeren van harddrugs was sprake van een rolverdeling inhoudende dat verdachte en [medeverdachte 1] de dealtelefoon beheerden, zij samen de leiding hadden over de organisatie en gebruik maakten van koeriers, waaronder [medeverdachte 2] en [getuige] . Verdachte en [medeverdachte 1] stuurden de koeriers aan door hen via WhatsApp-berichten instructies te geven over de wijze waarop de harddrugs moest worden verkocht en afgeleverd. [medeverdachte 2] en [getuige] hebben hun bankrekeningen aan verdachte en [medeverdachte 1] ter beschikking gesteld waarop de drugsbetalingen zijn ontvangen. Daarnaast heeft [medeverdachte 2] twee auto’s van verdachte en [medeverdachte 1] gekregen om daar drugs mee te bezorgen. Verder was sprake van een stashlocatie in de garagebox aan de [adres 3] in [plaats 2] waaruit blijkt dat er door hen voorzichtig werd geopereerd.
Uit het voorgaande komt een organisatiestructuur tot uitdrukking. Het aantal en de frequentie van de drugsafspraken waren blijkens de inhoud van de WhatsApp berichten in het dossier zeer aanzienlijk, en de duur van de samenwerking is zodanig geweest dat kan worden gesproken van een duurzaam karakter.
Tot slot kan worden vastgesteld dat verdachte in de vorm van de door hem verrichte handelingen, zoals blijkt uit de bewijslevering voor feit 1, aan de organisatie, die de handel in harddrugs als oogmerk had, heeft deelgenomen. Daarom is ook feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte van het onder 4 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De vuurwapens zijn tijdens de doorzoeking op 12 maart 2024 in de door verdachte gehuurde garagebox nummer [adres 3] op de [adres 3] in [plaats 2] aangetroffen. Het gaspistool met magazijn en knalpatronen lagen opgeborgen in een witte doos in een houten kast. De getransformeerde alarmrevolver met daarin twee kogelpatronen lag in een gokkast achterin de garagebox. De vuurwapens lagen dus niet in het zicht. Verdachte ontkent van deze wapens geweten te hebben. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de sleutels van de garagebox wel eens aan andere mensen heeft gegeven en dat hij niet precies wist wat er allemaal in de garagebox lag. Verder is er geen DNA van verdachte op de vuurwapens aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte de wapens en de munitie bewust aanwezig heeft gehad en dat hij daarover heeft kunnen beschikken. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken bij gebrek aan wettig bewijs.