4.2.[partij B] vordert op zijn beurt – samengevat –
primair:
I. te bepalen dat [partij A] haar medewerking aan de verkoop en eigendomsoverdracht van de woning dient te verlenen;
II. te bepalen dat, indien [partij A] de onder I. verzochte medewerking niet (volledig) verleent, dit vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [partij A] ;
III. te bepalen dat van het bedrag van de verkoopwaarde van de woning, na aflossing van de hypotheekschuld en betaling van de makelaarskosten en overige verkoopkosten, een bedrag van € 9.070,43 aan [partij B] toekomt, verhoogd met € 37,41 met ingang van september 2024.
subsidiairdat de woning en de daarop rustende hypothecaire geldlening aan [partij A] wordt toegedeeld, waarbij [partij A] de volgende bedragen aan [partij B] moet voldoen:
- de helft van het verschil tussen de waarde van de woning minus de restanthypotheek op het moment van toedeling, minus de restant aflossom bij [naam] ten tijde van de toedeling;
- een bedrag van € 22.490,50 als zijnde rentecompensatie;
- een bedrag van € 6.175,-, zijnde het door [partij B] ingebrachte bedrag bij aankoop van de woning;
- een bedrag van € 2.500,-, zijnde het bedrag van de door [partij B] gedane investering in de badkamer;
- een bedrag van € 395,43, vermeerderd met € 37,41 per maand vanaf september 2024, zijnde de door [partij B] betaalde GBLT-lasten;
en verder dat [partij A] ervoor zorg dient te dragen dat [partij B] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening, en de kosten verbonden aan de toedeling en het ontslag van de hoofdelijke aansprakelijkheid uit de hypothecaire geldlening voor rekening van [partij A] komen.
meer subsidiairdat de woning en de daarop rustende hypothecaire geldlening aan [partij B] wordt toegescheiden.