3.3Het oordeel van de rechtbank
Op 7 november 2024 is verdachte samen met zijn zoon [naam 1] naar de woning van zijn vrouw [slachtoffer] (hierna [slachtoffer]) in [plaats] gegaan. De twee andere kinderen van verdachte en [slachtoffer], te weten [naam 2] (hierna [naam 2]) en [naam 3] (hierna [naam 3]), waren op dat moment ook in de woning aanwezig. In de woonkamer ontstond tussen verdachte en [slachtoffer] een woordenwisseling waarbij de gemoederen hoog opliepen. Hierop besloot [slachtoffer] naar haar slaapkamer te gaan. Verdachte is haar gevolgd terwijl hij een mes, dat hij daarvoor uit de keuken had gepakt, vasthield. Kort daarna hoorden de kinderen gegil van hun moeder uit de slaapkamer komen. [naam 2] en [naam 3] zijn naar de slaapkamer gelopen en zagen op de grond een mes liggen. Ook zag [naam 3] dat haar moeder gewond was. In het ziekenhuis werd bij [slachtoffer] een steekwond in de linker oksel en een oppervlakkige snee van tien centimeter op de zijkant van haar rechter onderbeen geconstateerd. Er was sprake van een klaplong aan de linkerzijde, een samengedrukte long, bloed in de borstholte en een bloeduitstorting in de linker oksel waarbij een slagader actief bloedde. Er moest direct medisch worden ingegrepen.
Het op de grond in de slaapkamer aangetroffen mes is onderzocht. Dit geldt ook voor de badjas die [slachtoffer] op het moment van het incident droeg. Op het lemmet van het mes, dat een lengte van 13 centimeter heeft, is humaan bloed aangetroffen. Verder is geconstateerd dat de beschadiging in de badjas past bij het scenario dat [slachtoffer] met dit mes in de linker oksel is gestoken.
In deze zaak komt het in de eerste plaats aan op het antwoord op de vraag of [slachtoffer] door verdachte (met opzet) is gestoken. Als dat komt vast te staan, moet worden vastgesteld of sprake is geweest van een poging tot doodslag, dan wel (een poging tot) zware mishandeling.
1.
Heeft verdachte [slachtoffer] (opzettelijk) gestoken met het mes?
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier hiervoor onvoldoende bewijs bevat. De rechtbank deelt de zienswijze van de raadsman niet en overweegt hierover als volgt.
Verdachte is met een mes naar de slaapkamer gegaan waar [slachtoffer] zich op dat moment alleen bevond. Kort daarna heeft zij door dit mes een steek- en snijwond opgelopen. De aard van de verwondingen wijzen erop dat [slachtoffer] met opzet door verdachte is gestoken. Zij heeft immers op twee verschillende plekken op het lichaam, namelijk in haar linker-oksel en rechter onderbeen, een steek- en snijwond opgelopen. Deze verwondingen, in het bijzonder de diepe steekwond in de oksel, passen in het scenario dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk met het mes heeft gestoken. Dat wordt ook ondersteund door het feit dat voorafgaand aan het incident sprake was van een hevige woordenwisseling tussen verdachte en [slachtoffer]. Het lijkt erop dat [slachtoffer] zich op enig moment aan deze woordenwisseling heeft willen onttrekken door naar haar slaapkamer te lopen. Verdachte is haar daarop meteen -terwijl de sfeer nog gespannen was- met een mes in zijn hand gevolgd.
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer] opzettelijk heeft gestoken, maar heeft zeer wisselend en onsamenhangend verklaard over dat wat er volgens hem in de slaapkamer is gebeurd. In eerste instantie heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer], terwijl hij het mes vasthield, op hem af is komen rennen met als doel, zo dacht hij, hem te slaan. Als gevolg hiervan is zij gewond geraakt. Later, tijdens het onderzoek door de psycholoog, heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] op hem kwam afrennen om hem te omhelzen en te kussen. Hierbij is zij per ongeluk met haar been tegen het mes aangelopen. In paniek heeft verdachte het mes toen op het bed gegooid waarna [slachtoffer] in dit mes is gevallen. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij niet meer weet wat er zich precies in de slaapkamer heeft afgespeeld. Hij heeft geen idee hoe [slachtoffer] door het mes gewond is geraakt, maar het was nooit de bedoeling dat zij door het mes zou worden geraakt.
Dat [slachtoffer] mogelijk zelf in het mes is gelopen en/of gevallen, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk en ongeloofwaardig en deze lezing vindt geen enkele steun in het dossier. Bovendien past het door verdachte geschetste scenario niet bij het aangetroffen letsel bij [slachtoffer]. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte dat het een ongeluk is geweest dan ook als ongeloofwaardig ter zijde.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk met een mes twee keer in het lichaam heeft gestoken dan wel gesneden.
2.
Is sprake van een poging tot doodslag?
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of sprake is van een poging tot doodslag, zoals verdachte primair is ten laste gelegd.
De rechtbank stelt voorop dat voor een poging tot doodslag is vereist dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer] heeft gestoken met als doel haar van het leven te beroven, zodat van vol opzet geen sprake is. De vervolgvraag is of sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier de dood van [slachtoffer], is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte met een mes met een lemmet van 13 centimeter lang in de oksel van [slachtoffer] heeft gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bovenlichaam een kwetsbaar deel van het lichaam is, waarin zich vitale organen bevinden, zoals de longen en het hart. De rechtbank overweegt dat er bij het met voldoende kracht steken in de oksel met een mes met een lemmet van 13 centimeter, naar algemene ervaringsregels een gerede kans bestaat dat vitale organen en/of (slag)aders worden geraakt met als gevolg dat dodelijk letsel kan intreden. Dat door verdachte met kracht is gestoken, blijkt uit het gegeven dat [slachtoffer] een steekwond in de oksel heeft opgelopen die dusdanig diep was, dat er een klaplong, een samengedrukte long en een bloeding van de slagader in de oksel is ontstaan. Er moest direct medisch worden ingegrepen. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat door het steken in de oksel de aanmerkelijke kans is ontstaan dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. De rechtbank is verder van oordeel dat de door verdachte verrichte handeling, bestaande uit het met een mes met een lemmet van 13 centimeter met kracht steken in de oksel, naar haar uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het doden van [slachtoffer] dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer] bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is in dit geval niet gebleken. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijke opzet had op het doden van [slachtoffer]. Er volgt een bewezenverklaring voor de onder primair ten laste gelegde poging tot doodslag.