ECLI:NL:RBOVE:2025:5993

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
08-355713-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in gezinssituatie

Op 21 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak vond plaats in Almelo, waar de verdachte op 7 november 2024 zijn vrouw, het slachtoffer, met een mes heeft verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een woordenwisseling tussen de verdachte en het slachtoffer was, waarna de verdachte zijn vrouw naar de slaapkamer volgde met een mes in zijn hand. Tijdens dit incident heeft hij haar in de linker oksel en het rechter onderbeen gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen, waaronder een klaplong en een actieve bloeding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde, maar kon niet vaststellen dat hij de intentie had om zijn vrouw te doden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de aanwezigheid van kinderen tijdens het incident. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en er zijn geen feiten of omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte niet opgeheven, gezien de ernst van de zaak en de risico's van recidive.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-355713-24 (P)
Datum vonnis: 21 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 in [geboorteplaats] (Afghanistan),
wonende aan de [woonplaats],
nu verblijvende in de P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Ruarus, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) op de terechtzitting van 29 april 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair) heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel (subsidiair)
[slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel (meer subsidiair) heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door haar met een mes in de linker oksel, althans romp te steken, en in het rechter onderbeen te snijden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 7 november 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de linker oksel, althans in de romp heeft gestoken en/of in het rechter onderbeen heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 november 2024 te [plaats] aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de linker oksel, althans in de romp en/of een snijwond in het rechter onderbeen en/of een klaplong aan de linkerzijde en/of een samengedrukte long en/of bloed in de borstholte en/of een actieve slagaderlijke bloeding in de linker oksel, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de linker oksel, althans in de romp te steken en/of in het rechter onderbeen te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 november 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de linker oksel, althans in de romp heeft gestoken en/of in het rechter onderbeen heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde bepleit, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is. Verdachte heeft nooit de bedoeling gehad zijn vrouw [slachtoffer] ook maar iets aan te doen. Er is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op 7 november 2024 is verdachte samen met zijn zoon [naam 1] naar de woning van zijn vrouw [slachtoffer] (hierna [slachtoffer]) in [plaats] gegaan. De twee andere kinderen van verdachte en [slachtoffer], te weten [naam 2] (hierna [naam 2]) en [naam 3] (hierna [naam 3]), waren op dat moment ook in de woning aanwezig. In de woonkamer ontstond tussen verdachte en [slachtoffer] een woordenwisseling waarbij de gemoederen hoog opliepen. Hierop besloot [slachtoffer] naar haar slaapkamer te gaan. Verdachte is haar gevolgd terwijl hij een mes, dat hij daarvoor uit de keuken had gepakt, vasthield. Kort daarna hoorden de kinderen gegil van hun moeder uit de slaapkamer komen. [naam 2] en [naam 3] zijn naar de slaapkamer gelopen en zagen op de grond een mes liggen. Ook zag [naam 3] dat haar moeder gewond was. In het ziekenhuis werd bij [slachtoffer] een steekwond in de linker oksel en een oppervlakkige snee van tien centimeter op de zijkant van haar rechter onderbeen geconstateerd. Er was sprake van een klaplong aan de linkerzijde, een samengedrukte long, bloed in de borstholte en een bloeduitstorting in de linker oksel waarbij een slagader actief bloedde. Er moest direct medisch worden ingegrepen.
Het op de grond in de slaapkamer aangetroffen mes is onderzocht. Dit geldt ook voor de badjas die [slachtoffer] op het moment van het incident droeg. Op het lemmet van het mes, dat een lengte van 13 centimeter heeft, is humaan bloed aangetroffen. Verder is geconstateerd dat de beschadiging in de badjas past bij het scenario dat [slachtoffer] met dit mes in de linker oksel is gestoken.
Overwegingen
In deze zaak komt het in de eerste plaats aan op het antwoord op de vraag of [slachtoffer] door verdachte (met opzet) is gestoken. Als dat komt vast te staan, moet worden vastgesteld of sprake is geweest van een poging tot doodslag, dan wel (een poging tot) zware mishandeling.
1.
Heeft verdachte [slachtoffer] (opzettelijk) gestoken met het mes?
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier hiervoor onvoldoende bewijs bevat. De rechtbank deelt de zienswijze van de raadsman niet en overweegt hierover als volgt.
Verdachte is met een mes naar de slaapkamer gegaan waar [slachtoffer] zich op dat moment alleen bevond. Kort daarna heeft zij door dit mes een steek- en snijwond opgelopen. De aard van de verwondingen wijzen erop dat [slachtoffer] met opzet door verdachte is gestoken. Zij heeft immers op twee verschillende plekken op het lichaam, namelijk in haar linker-oksel en rechter onderbeen, een steek- en snijwond opgelopen. Deze verwondingen, in het bijzonder de diepe steekwond in de oksel, passen in het scenario dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk met het mes heeft gestoken. Dat wordt ook ondersteund door het feit dat voorafgaand aan het incident sprake was van een hevige woordenwisseling tussen verdachte en [slachtoffer]. Het lijkt erop dat [slachtoffer] zich op enig moment aan deze woordenwisseling heeft willen onttrekken door naar haar slaapkamer te lopen. Verdachte is haar daarop meteen -terwijl de sfeer nog gespannen was- met een mes in zijn hand gevolgd.
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer] opzettelijk heeft gestoken, maar heeft zeer wisselend en onsamenhangend verklaard over dat wat er volgens hem in de slaapkamer is gebeurd. In eerste instantie heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer], terwijl hij het mes vasthield, op hem af is komen rennen met als doel, zo dacht hij, hem te slaan. Als gevolg hiervan is zij gewond geraakt. Later, tijdens het onderzoek door de psycholoog, heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] op hem kwam afrennen om hem te omhelzen en te kussen. Hierbij is zij per ongeluk met haar been tegen het mes aangelopen. In paniek heeft verdachte het mes toen op het bed gegooid waarna [slachtoffer] in dit mes is gevallen. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij niet meer weet wat er zich precies in de slaapkamer heeft afgespeeld. Hij heeft geen idee hoe [slachtoffer] door het mes gewond is geraakt, maar het was nooit de bedoeling dat zij door het mes zou worden geraakt.
Dat [slachtoffer] mogelijk zelf in het mes is gelopen en/of gevallen, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk en ongeloofwaardig en deze lezing vindt geen enkele steun in het dossier. Bovendien past het door verdachte geschetste scenario niet bij het aangetroffen letsel bij [slachtoffer]. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte dat het een ongeluk is geweest dan ook als ongeloofwaardig ter zijde.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk met een mes twee keer in het lichaam heeft gestoken dan wel gesneden.
2.
Is sprake van een poging tot doodslag?
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of sprake is van een poging tot doodslag, zoals verdachte primair is ten laste gelegd.
De rechtbank stelt voorop dat voor een poging tot doodslag is vereist dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer] heeft gestoken met als doel haar van het leven te beroven, zodat van vol opzet geen sprake is. De vervolgvraag is of sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier de dood van [slachtoffer], is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. [1]
De rechtbank stelt vast dat verdachte met een mes met een lemmet van 13 centimeter lang in de oksel van [slachtoffer] heeft gestoken. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bovenlichaam een kwetsbaar deel van het lichaam is, waarin zich vitale organen bevinden, zoals de longen en het hart. De rechtbank overweegt dat er bij het met voldoende kracht steken in de oksel met een mes met een lemmet van 13 centimeter, naar algemene ervaringsregels een gerede kans bestaat dat vitale organen en/of (slag)aders worden geraakt met als gevolg dat dodelijk letsel kan intreden. Dat door verdachte met kracht is gestoken, blijkt uit het gegeven dat [slachtoffer] een steekwond in de oksel heeft opgelopen die dusdanig diep was, dat er een klaplong, een samengedrukte long en een bloeding van de slagader in de oksel is ontstaan. Er moest direct medisch worden ingegrepen. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat door het steken in de oksel de aanmerkelijke kans is ontstaan dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. De rechtbank is verder van oordeel dat de door verdachte verrichte handeling, bestaande uit het met een mes met een lemmet van 13 centimeter met kracht steken in de oksel, naar haar uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het doden van [slachtoffer] dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer] bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is in dit geval niet gebleken. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijke opzet had op het doden van [slachtoffer]. Er volgt een bewezenverklaring voor de onder primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 november 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven die [slachtoffer] met een mes in de linker oksel heeft gestoken en in het rechter onderbeen heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren waarvan zes maanden voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vanwege de bepleite integrale vrijspraak de rechtbank verzocht om de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van zijn echtgenote [slachtoffer]. Nadat een woordenwisseling tussen verdachte en [slachtoffer] was ontstaan, is verdachte haar naar de slaapkamer gevolgd en heeft hij haar in de oksel gestoken en in het onderbeen gesneden.
Hij heeft daarmee het leven van [slachtoffer] in gevaar gebracht, haar lichamelijke integriteit ernstig geschonden en angst en paniek bij haar veroorzaakt.
Uit het letselverslag blijkt dat [slachtoffer] ernstige verwondingen heeft opgelopen, waaronder een klaplong en een slagaderlijke bloeding in de oksel. Zij heeft hiervoor een medische behandeling moeten ondergaan. Als gevolg van het steekletsel heeft [slachtoffer] (fysieke) restklachten ondervonden. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan. De rechtbank rekent het verdachte verder aan dat het steekincident in de woning van zijn vrouw, een plek waar zij zich veilig zou moeten voelen, plaatsvond en dat ook hun kinderen op dat moment in de woning aanwezig waren. Zij hoorden hun moeder gillen vanuit de slaapkamer en troffen haar daar later ernstig gewond aan.
Een feit als deze heeft bovendien tot gevolg dat de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving worden bevestigd en versterkt door de lichtzinnigheid waarmee gebruik is gemaakt van een mes als steekwapen.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de aard en ernst van het strafbare feit, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 25 maart 2025 blijkt dat verdachte in het verleden niet eerder is veroordeeld. De rechtbank overweegt dat – ondanks dat er een persoonlijkheidsonderzoek heeft plaatsgevonden – weinig inzicht is verkregen in de persoon van verdachte. Uit de psychologische rapportage blijkt dat zowel verdachte als sociale referenten tijdens het onderzoek een zeer positief beeld van verdachte hebben geschetst. Zorgen, problemen en kritiek op zijn functioneren worden stelselmatig ontkend. De GZ-psycholoog rapporteert dat dit opvallend positieve beeld van verdachte niet strookt met andere bevindingen. Dit wekt bij hem de indruk dat sprake is van een sociaal wenselijke presentatie. De reclassering schrijft dat de ernst van de verdenking, in combinatie met de verklaringen van zijn kinderen, aanleiding geeft tot zorg. Op basis van de beperkt beschikbare informatie worden echter geen problemen gesignaleerd op de leefgebieden. Desondanks acht de reclassering interventies geïndiceerd, zoals een meldplicht, meewerken aan diagnostiek en het volgen van een ambulante behandeling in de vorm van bijzondere voorwaarden. Als kanttekening hierbij geldt het risico dat verdachte tijdens dit traject opnieuw een sociaal wenselijke houding aanneemt, waardoor gedragsverandering via bijzondere voorwaarden mogelijk niet wordt bereikt.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
42 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren passend en geboden is. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering gebracht. Deze straf is nodig enerzijds om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden een nieuw strafbaar feit te plegen. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om aan de voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden te verbinden. Uit het persoonlijkheidsonderzoek en de wijze waarop verdachte zich heeft gepresenteerd, komt namelijk het beeld naar voren van iemand die zich niet laat begeleiden en/of behandelen, en verdachte zelf heeft ook geen concrete hulpvraag.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
De rechtbank ziet in het voorgaande, met name de aard en ernst van het bewezenverklaarde strafbare feit, geen reden voor onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte, zoals door de raadsman is verzocht. De rechtbank stelt vast dat de gronden voor de voorlopige hechtenis, waaronder de zogenaamde 12-jaarsgrond, nog immer van toepassing zijn. Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte wordt dan ook afgewezen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair, het misdrijf: poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van
3 (drie) jarende algemene voorwaarde niet is nagekomen dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
voorlopige hechtenis
- wijst het verzoek van de raadsman tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. de Waard, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. R.A. Heblij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer R024078 (‘TESLIN24’). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 juli 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 7 november 2024 was ik in de woning van mijn vrouw [slachtoffer] aan de [adres] in [plaats]. Ik had uit de keuken een mes gepakt. Ik ben met dit mes in mijn hand naar de slaapkamer gelopen waar [slachtoffer] op dat moment was.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] van 7 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, p. 17 e.v.:
Op 7 november 2024 was ik bij mijn moeder [slachtoffer] thuis aan de [adres] in [plaats]. Mijn vader [verdachte] kwam binnen. Mijn moeder ging naar haar slaapkamer. Mijn vader ging ook naar de slaapkamer. Mijn ouders waren samen in de slaapkamer. Ik hoorde mijn moeder gillen. Ik zag een mes liggen. Ik pakte het mes en ik legde het in de kast in de keuken. Daarna ging ik naar mijn moeder. Ik zag dat mijn moeder met haar hand naar de zijkant van haar borst ging. Ze kreeg geen lucht. Het was een zilveren keukenmes. Ik heb het mes in de bovenste lade gelegd.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] van 10 december 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, p. 20 e.v.:
Ik kan u vertellen dat mijn vader en moeder voorafgaand telefonisch ruzie gehad hadden. Mijn moeder beantwoorde daarna geen berichten en telefoon meer van mijn vader. Dat gebeurde wel vaker. Daarom kwam hij langs. Het was een rustige situatie. Op een gegeven moment waren we allemaal in de woonkamer, mijn vader, moeder, mijn broer, zus en ik.
Het was nog steeds rustig, ik merkte wel dat het gesprek steeds heftiger werd. Mijn vader en
moeder kregen steeds meer stem verheffing en mijn zus probeerde te sussen.
Na een bepaalde tijd zag mijn moeder in dat de discussie tussen haar en mijn vader geen zin meer had en is zij naar haar slaapkamer gegaan. Wij bleven met zijn 4-en in de woonkamer.
Mijn zus ging vervolgens naar de logeerkamer. Daar stond haar koffer, ze zou een paar dagen bij ons blijven slapen. Mijn vader liep daarna de woonkamer uit en opeens hoorde ik geschreeuw uit de slaapkamer van mijn moeder komen. Ik hoorde mijn moeder schreeuwen.
4.
Een schriftelijk bescheid, te weten het verslag van deskundige drs. S.D. Mensink, forensisch arts, inhoudende een geneeskundige verklaring over [slachtoffer], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pag. 56 e.v.:
[slachtoffer] werd op 07-11-2024 op de Spoedeisende Hulp van het Medisch Spectrum Twente gepresenteerd. Aldaar werd vastgesteld dat zij een steekwond in de linker oksel had en een oppervlakkige snee van ongeveer 10 centimeter op de zijkant van haar rechter onderbeen. Een CT-scan van de halswervelkolom/borstkas toentertijd liet zien
dat betrokkene een klaplong had aan de linkerkant, bloed in de borstholte, en een samengedrukte long. Daarnaast was er een bloeduitstorting in de linker oksel, waarbij een slagader (de arteria subscapularis) actief bloedde. Er werd tijdens het verblijf op de Spoedeisende Hulp van het Medisch Spectrum Twente een dunne slang (drain) geplaatst om het bloed en de lucht uit haar borstholte te verwijderen. Vervolgens kon de interventie
radioloog met behulp door middel van een zogenoemde coil-procedure (waarbij flexibele metalen draadjes (coils) in het bloedvat worden geplaatst) de bloeding in de slagader stoppen. De wond aan het been werd schoongemaakt en afgeplakt met hechtpleisters (steristrips).
5.
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 10 november 2024, zakelijk weergegeven, p. 70 e.v.:
Tijdens de doorzoeking op 7 november 2024 in de woning gelegen aan de [adres] in [plaats] werd het volgende in beslag genomen:
- zilverkleurig keukenmes, afkomstig uit ladenblok in keuken.
6.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict van verbalisant [verbalisant] van 14 januari 2025, zakelijk weergegeven, p. 50 e.v.:
Door de collega's van het lokale politieteam was een badjas, welke gedragen werd door
het slachtoffer ten tijde van het incident, veiliggesteld. Ter hoogte van de linker oksel werd door mij een beschadiging en een bloedvlek waargenomen. Ik zag dat de breedte van de
beschadiging circa 2 centimeter was. Gezien het bloed en de beschadiging zou dit
veroorzaakt kunnen zijn door het steken met een steekvoorwerp zoals een mes.
Het lemmet van het mes werd door mij met behulp van een Hexagon Obti test bemonsterd en getest. Door mij werd een positief resultaat afgelezen van humaan bloed. Ik zag dat het heft van het mes circa 11 centimeter lang was en dat het lemmet circa 13 centimeter lang was en circa 2 centimeter breed was. De beschadiging in de badjas zou mogelijk veroorzaakt kunnen
zijn door het steken met bovengenoemde mes.

Voetnoten

1.HR 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:718.