Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[partij B],
2.
[partij C],
1.De procedure in de hoofdzaak
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 3
- de mondelinge behandeling van 3 maart 2025, ter gelegenheid waarvan door de curator en [partij C] spreekaantekeningen zijn overgelegd en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
2.De procedure in de vrijwaringszaak
3.De kern van de hoofd- en vrijwaringszaak
4.De feiten in de hoofdzaak
allround medewerker met de specialistische taken het maken van (goedgekeurde) bouwtekeningen en de verkoop van woonboten en aanverwante activiteiten’.
5.De vorderingen en de standpunten van partijen
6.De beoordeling
1. In geval van faillissement van de vennootschap is iedere bestuurder jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het bedrag van de schulden voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
iederebestuurder jegens de boedel aansprakelijk voor het tekort in het faillissement.
iederebestuurder, zowel [partij B] als [partij C], jegens de boedel aansprakelijk is voor het tekort in het faillissement.
Kamerstukken I1985/86, 16 631, nr. 27b (MvA), p. 4 en 6.). Dat [partij C] kort daarop zijn taken als bestuurder heeft neergelegd (en als werknemer in dienst is getreden bij [bedrijf 1]), maakt het voorgaande niet anders.
1) het moet gaan om een onverplichte rechtshandeling van de failliet;
2) deze rechtshandeling heeft tot gevolg dat schuldeisers van de failliet zijn benadeeld;
3) de failliet (en ook de wederpartij indien het gaat om een rechtshandeling om baat) wist of behoorde te weten dat deze benadeling het gevolg was van die rechtshandeling.
Voor de toepassing van artikel 42 Fw geldt dat ook de betaling - voldoening - van een schuld steeds als een rechtshandeling moet worden aangemerkt.
VDHI104, p. 51 e.v.).