ECLI:NL:RBOVE:2025:6114

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
ak_24_3852
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit inzake openbaarmaking van documenten over de Sinterklaasintocht in Staphorst

Deze uitspraak betreft het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Staphorst op het verzoek van eiser om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo) met betrekking tot de Sinterklaasintocht op 19 november 2022. Eiser heeft het college verzocht om alle informatie over dit evenement, waarop het college ongeveer 300 documenten (deels) openbaar heeft gemaakt. Eiser is het niet eens met dit besluit en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 15 oktober 2025 geoordeeld dat het college op goede gronden tot het bestreden besluit is gekomen. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep is ongegrond.

Het procesverloop laat zien dat eiser in eerste instantie bezwaar heeft gemaakt tegen deelbesluiten van het college, maar dat deze bezwaren niet-ontvankelijk zijn verklaard. Na herbeoordeling van de documenten door het college, zijn er 283 documenten aan eiser verstrekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe de zoekslag naar documenten is uitgevoerd en dat de hoeveelheid aangetroffen documenten niet ongeloofwaardig is. Eiser heeft geen concrete aanwijzingen gegeven dat er meer documenten onder het college berusten. De rechtbank heeft het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 18 september 2024, niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 25 maart 2025 ongegrond verklaard. Het college moet het betaalde griffierecht aan eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3852

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], onbekend adres, eiser (hierna: [eiser])

en
het college van burgemeester en wethouders van Staphorst, verweerder (hierna: het college)
(gemachtigde: mr. V.A. Textor).

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over het besluit van het college op het verzoek van [eiser] op grond van de Wet open overheid. [eiser] heeft het college verzocht om alle informatie over de Sinterklaasintocht op 19 november 2022 in Staphorst. Het college heeft ongeveer 300 documenten (deels) openbaar gemaakt. [eiser] is het niet eens met dit besluit. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college op goede gronden tot het bestreden besluit is gekomen. [eiser] krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond.

Procesverloop

1. [eiser] heeft een verzoek op grond van de Wet open overheid (hierna: Woo) ingediend. Het college heeft op dit verzoek beslist met deelbesluiten van 9 februari 2023, 1 maart 2023, 14 maart 2023, 27 maart 2023, 20 april 2023, 10 augustus 2023, 13 december 2023 en 3 april 2024.
1.1.
Met de beslissing op bezwaar van 18 september 2024 heeft het college de bezwaren van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
[eiser] heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
1.3.
Bij besluit van 25 maart 2025 heeft het college het besluit van 18 september 2024 herroepen en een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
1.4.
[eiser] heeft aangegeven zijn beroep te handhaven.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben [eiser] en – namens het college – [naam 1] en [naam 2] deelgenomen.
Beoordeling door de rechtbank
Aanleiding
2. [eiser] heeft op 20 november 2022 een Woo-verzoek bij het college ingediend en gevraagd om alle informatie over de Sinterklaasintocht op 19 november 2022 in Staphorst.
2.1.
Het college heeft vervolgens de volgende deelbesluiten genomen: deelbesluit I van 9 februari 2023 (over vergunningverlening), deelbesluit II van 1 maart 2023 (over communicatie), deelbesluit III van 14 maart 2023 (gespreksverslagen), deelbesluit IIIA van 27 maart 2023 (driehoeksverslagen), deelbesluit IV van 20 april 2023 (logboek KOZP [1] , sociale monitors en Whatsapp communicatie), deelbesluit VA van 10 augustus 2023 (e-mailverkeer), deelbesluit VB van 13 december 2023 (e-mailverkeer) en deelbesluit VC van 3 april 2024 (e-mailverkeer).
2.2.
[eiser] heeft tegen deze deelbesluiten bezwaar gemaakt. De gronden van bezwaar zijn twee dagen na het verstrijken van de door het college gegeven termijn door [eiser] ingediend.
2.3.
In de beslissing op bezwaar van 18 september 2024 heeft het college, onder overneming van het advies van de bezwaarschriftencommissie, de bezwaren van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het college heeft [eiser] zonder goede reden de gronden van bezwaar niet tijdig ingediend.
2.4.
Het college heeft het besluit van 18 september 2024 herroepen en op 25 maart 2025 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
De beslissing op bezwaar van 25 maart 2025
3. In de beslissing op bezwaar van 25 maart 2025 heeft alsnog een inhoudelijke beoordeling van het bezwaarschrift plaatsgevonden. Het college heeft alle binnen de reikwijdte van het Woo-verzoek aangetroffen documenten opnieuw beoordeeld aan de hand van de uitzonderingsgronden uit hoofdstuk 5 van de Woo. Er zijn 328 documenten geïnventariseerd die binnen de reikwijdte van het verzoek van [eiser] vallen. Bij de herbeoordeling van de documenten zijn 44 dubbelingen ontdekt en deze dubbelingen zijn verwijderd uit de te openbaren documenten. Binnen de geïnventariseerde documenten zijn verder 12 reeds openbare documenten aangetroffen en 1 document is verwijderd, omdat het qua onderwerp volledig buiten de reikwijdte van het Woo-verzoek viel. Dit document is verwijderd. Uiteindelijk zijn er 283 documenten die onder de reikwijdte van het Woo-verzoek van [eiser] vallen. Deze zijn bij het besluit van 25 maart 2025 aan hem verstrekt. In het besluit is uiteengezet hoe de zoekslag heeft plaatsgevonden. Verder is overwogen dat de herbeoordeling van de documenten ertoe heeft geleid dat er aanzienlijk meer informatie is geopenbaard ten opzichte van de initiële deelbesluiten. In het besluit is gemotiveerd welke uitzonderingsgronden zijn toegepast en waarom.
Beoordeling van het besluit van 18 september 2024
4. De rechtbank stelt allereerst vast dat het besluit van 18 september 2024 is vervangen door het besluit van 25 maart 2025. [eiser] heeft daarom geen procesbelang meer bij de behandeling van het beroep, voor zover dat is gericht tegen het besluit van 18 september 2024. De rechtbank zal het beroep in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
4.1.
Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is het beroep van [eiser] van rechtswege mede gericht tegen het besluit van 25 maart 2025.
Beoordeling van het besluit van 25 maart 2025
Schending hoorplicht
5. Op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Awb moet een belanghebbende in beginsel worden gehoord voordat op het bezwaar wordt beslist. In dit geval is [eiser] niet gehoord door de bezwaarschriftencommissie, aanvankelijk omdat het bezwaar niet-ontvankelijk werd geacht en later omdat het college meende tegemoet te komen aan de bezwaren van [eiser]. Die conclusie bleek voorbarig en [eiser] heeft aangegeven zijn bezwaren graag tijdens een hoorzitting te hebben toegelicht. In zoverre is sprake van een schending van de hoorplicht. Naar het oordeel van de rechtbank is [eiser] echter niet benadeeld door het schenden van de hoorplicht. [eiser] heeft zijn standpunten in beroep alsnog mondeling op zitting kunnen toelichten en heeft hierbij aangegeven dat het stadium van horen in bezwaar inmiddels voorbij is. De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om het gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Dat betekent dat [eiser] op dit punt wel gelijk heeft, maar dat dit geen gevolgen heeft voor het besluit van 25 maart 2025. Het is niet aannemelijk dat [eiser] is benadeeld doordat hij niet is gehoord door de bezwaarschriftencommissie.
Zoekslag
6. Bij besluiten over de openbaarmaking van documenten op grond van de Woo moet het bestuursorgaan voldoende inzichtelijk maken hoe het de zoekslag heeft verricht. Die zoekslag moet zorgvuldig zijn. Het voldoende inzichtelijk maken van de zoekslag kan het bestuursorgaan bewerkstelligen door bijvoorbeeld te vermelden welke systemen zijn geraadpleegd, welke zoektermen zijn gehanteerd voor het zoeken naar documenten in die systemen, welke specifieke vragen de volgens het bestuursorgaan relevante personen hebben meegekregen en welke schifting in de door die personen aangedragen documenten vervolgens is gemaakt [2] .
6.1.
In het besluit van 25 maart 2025 is toegelicht dat voor de inventarisatie van documenten het zaaksysteem en de werkmappen zijn doorzocht. Daarnaast zijn alle aanwezige e-mails en het whatsApp verkeer opgevraagd bij de betrokken ambtenaren en bestuurders. Wat de ambtenaren betreft gaat het om de ambtenaar openbare orde en veiligheid, voorzitter kernteam, contactpersoon voor KOZP en Sinterklaascomité, ambtenaar openbare orde en veiligheid, juridisch adviseur, concernadviseur/-jurist, communicatieadviseurs, vergunningverlener en bestuurssecretaresse. De betrokken ambtenaren zijn gevraagd om alles in de breedste zin des woords op te zoeken wat
verband houdt met de Sinterklaasintocht van 2022. Bij de inventarisatie van de documenten is de volgende zoekslag gebruikt: 'Sinterklaasintocht', 'Sinterklaasevenement', 'Sinterklaasfeest, 'Sint', 'KOZP', 'Kick Out Zwarte Piet', de voornamen van de twee contactpersonen van KOZP, 'Comité', 'driehoek', 'driehoeksverslagen', 'scenario’s en 'demonstratie'.
6.2.
In het verweerschrift heeft het college aanvullend toegelicht dat naar aanleiding van het beroep van [eiser] aan twee ambtenaren is gevraagd om te inventariseren of er toch meer politiedata onder het college berusten. Naar aanleiding van dit verzoek hebben de betreffende ambtenaren geen aanvullende of nieuwe documenten aangetroffen die binnen de reikwijdte van het Woo-verzoek vallen en die nog niet (geheel of gedeeltelijk) openbaar zijn gemaakt.
6.3.
Ter zitting heeft het college toegelicht dat binnen het zaaksysteem verschillende levels van autorisatie aanwezig zijn, maar dat mensen met de hoogste autorisatie in het zaaksysteem naar documenten hebben gezocht.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college hiermee voldoende inzichtelijk gemaakt hoe de zoekslag is uitgevoerd. Het betoog van [eiser] dat de beschrijving van de zoekslag onvoldoende is, slaagt dan ook niet.
Ongeloofwaardige hoeveelheid documenten
7. Volgens [eiser] is de hoeveelheid aangetroffen documenten ongeloofwaardig. Hij heeft veel ervaring met Woo-verzoeken over demonstraties en in dit geval zijn volgens hem heel weinig politiedata aangetroffen. Uit een ander Woo-verzoek bij de politie is volgens [eiser] ook gebleken dat er tal van documenten aanwezig moeten zijn, die in de verstrekte documenten ontbreken. Nu een geloofwaardig besluit hier ontbreekt, is hij naar zijn mening niet aan zet om specifiek aan te geven wat er ontbreekt. [eiser] heeft enkele tussenuitspraken van de rechtbank Amsterdam overgelegd en ter zitting toegelicht dat de rechtbank Amsterdam, die veel ervaring met grote Woo-verzoeken heeft, korte metten zou maken met een ongeloofwaardige opbrengst als deze.
7.1.
Uit vaste jurisprudentie [3] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) volgt dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene is die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.
Bij de beoordeling of een stelling van een bestuursorgaan de Afdeling niet ongeloofwaardig voorkomt, zal worden betrokken op welke wijze het onderzoek is verricht.
7.2.
In rechtsoverweging 6.4. heeft de rechtbank reeds geconcludeerd dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe de zoekslag is uitgevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank is het door het college uitgevoerde onderzoek naar aanleiding van het Woo-verzoek van [eiser] volledig. De mededeling van het college dat er niet meer documenten onder hem berusten, komt de rechtbank daarom niet ongeloofwaardig voor. Het is dan aan [eiser] om aannemelijk te maken dat er meer documenten onder het college berusten. Met de enkele stelling dat er meer politiedata moeten zijn, gelet op zijn ervaring met Woo-verzoeken over andere demonstraties, zonder onderbouwing van die stelling, is [eiser] hierin niet geslaagd. Dit vormt geen concrete aanwijzing dat er meer documenten bij het college zijn. Het gaat in deze procedure specifiek om een aan dit college gericht Woo-verzoek over deze specifieke intocht. In de tussenuitspraak van de rechtbank Amsterdam die ziet op de opbrengst van een zoekslag, waarnaar [eiser] heeft verwezen, heeft de eiser concreet onderbouwd een aantal documenten aangewezen die uit de zoekslag hadden moeten komen. In de beide Amsterdamse zaken was bovendien naar het oordeel van de rechtbank sprake van een onvoldoende zorgvuldige en inzichtelijke zoekslag. Dat is anders in deze zaak. Het betoog dat sprake is van een ongeloofwaardige hoeveelheid documenten, volgt de rechtbank daarom niet.
Vergelijking datasets
8. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:29 van de Awb de ongelakte documenten van het college ontvangen.
8.1.
[eiser] heeft de rechtbank verzocht om de gelakte en ongelakte stukken naast elkaar te leggen om de naar zijn mening bestaande situatie van 'inequality of arms' te compenseren. Ter zitting heeft [eiser] desgevraagd dit verzoek niet nader gespecificeerd. Hij heeft wel aangegeven dat hierbij met een steekproef gestart zou kunnen worden en dat, afhankelijk van het resultaat daarvan, eventueel meer documenten bekeken moeten worden.
8.2.
De rechtbank volgt [eiser] niet in het standpunt dat de rechtbank de gelakte en ongelakte stukken naast elkaar moet leggen en de toepassing van de weigeringsgronden integraal moet controleren. [eiser] heeft geen begin van een onderbouwing gegeven ten aanzien van de stelling dat er weigeringsgronden onjuist zijn toegepast, welke weigeringsgronden dan onjuist zijn toegepast en waarom dat zo is. Het ligt hier in de eerste plaats op de weg van [eiser] om aan te geven op welke punten en waarom hij het niet eens is met het besluit van 25 maart 2025. Alleen de stelling van [eiser] dat hij wil dat de rechtbank een controle op alle documenten toepast, al dan niet op basis van een steekproef, is hiertoe onvoldoende.
Zienswijzen
9. [eiser] heeft naar voren gebracht dat zienswijzen en verzoeken tot zienswijzen relevante processtukken zijn die bij het procesdossier horen.
9.1.
Het college heeft in het besluit van 25 maart 2025 overwogen dat er twee belanghebbenden zijn, waarvan verwacht wordt dat deze mogelijk bedenkingen zouden hebben tegen de herziene openbaarmaking van (een deel van) de documenten. Deze belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld hierover een zienswijze te geven.
Eén belanghebbende heeft ingestemd met de door het college voorgestelde wijze van openbaarmaking en heeft dus geen bedenkingen kenbaar gemaakt. De andere belanghebbende heeft aangegeven dat zij ten aanzien van drie documenten informatie gelakt
wil zien, omdat bij openbaarmaking het belang van inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen in het gedrang komt. Deze zienswijze heeft het college overgenomen en verwerkt in de documenten en in de motivering van het besluit.
9.2.
De rechtbank acht het aanvaardbaar dat het college in het besluit van 25 maart 2025 heeft volstaan met het weergeven van een samenvatting van de zienswijze in de besluitvorming en een algemene reactie hierop. De rechtbank verwijst in dit kader naar een uitspraak van de Afdeling van 1 februari 2017 [4] . Voor zover [eiser] heeft bedoeld te betogen dat het procesdossier ten onrechte niet de ingediende zienswijzen bevat, slaagt dit betoog niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 18 september 2024, is niet-ontvankelijk. Omdat het college het besluit hangende beroep heeft herzien, heeft [eiser] het beroep terecht ingesteld. Het college moet daarom het betaalde griffierecht aan hem vergoeden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
10.1.
Het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 25 maart 2025 is ongegrond. Dit betekent dat dit besluit in stand blijft en [eiser] geen gelijk krijgt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen het besluit van 18 september 2024, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen het besluit van 25 maart 2025, ongegrond;
- draagt het college op het griffierecht van € 187,- aan [eiser] te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Ides, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Richart, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kick Out Zwarte Piet
2.Dit volgt bijvoorbeeld uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1675.
3.Dit volgt bijvoorbeeld uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1296.