ECLI:NL:RBOVE:2025:6128

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
ak_25_1238
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlaging van de indicatie voor huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn. Eiseres, een 51-jarige vrouw met een licht verstandelijke beperking en diverse allergieën, was het niet eens met de verlaging van haar indicatie voor huishoudelijke hulp van 6 uur per week naar 2 uur en 56 minuten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op basis van nieuw beleid een andere indicatie mag afgeven, maar dat het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelde dat de verlaging onterecht was en dat haar persoonlijke situatie niet was meegenomen, serieus overwogen. De rechtbank concludeert dat het college onvoldoende heeft aangetoond dat eiseres in staat is om zelfstandig boodschappen te doen en dat de tijd voor wasverzorging en stofvrij maken van de woning niet adequaat is vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht en proceskosten aan eiseres vergoed moeten worden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/1238

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. K. Wevers
en

het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn (college),

gemachtigde: J. Van den Boogaard - de Jong.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). Eiseres is het niet eens met de verlaging van haar indicatie van 6 uur per week naar 2 uur en 56 minuten per week.
1.1.
Eiseres is een 51-jarige vrouw. Zij heeft recht op een Wajong-uitkering en werkt 16 uur per week bij de [stichting] verdeeld over vier dagen. Zij heeft een licht verstandelijke beperking, constitutioneel eczeem en is allergisch voor onder andere pollen, huisstofmijt en honden en katten. Als gevolg hiervan is zij sinds 2007 bij het college bekend met de overname en ondersteuning van huishoudelijke taken, regie, boodschappen doen en was- en maaltijdverzorging. Vanaf 26 juli 2021 heeft eiseres een indicatie voor 6 uur huishoudelijke hulp per week, waarin 1 uur voor overname van boodschappen is begrepen. De ondersteuning van twee keer drie uur per week werd gegeven door de hulp van Aster Zorg. Eiseres heeft op grond van de WMO 2015 ook recht op individuele begeleiding voor 6,5 uur per week die gericht is op ondersteuning bij praktische zaken. De ouders van eiseres verlenen deze begeleiding.
1.2.
Op 25 juni 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden omdat de indicatie die sinds 26 juli 2021 is toegekend per 30 juni 2024 eindigde. Aan het begin van het gesprek is toegelicht dat het college met ingang van 1 januari 2025 een nieuw beleid hanteert, waarmee ‘zinnig en zuinig’ wordt geïndiceerd. Bij dit gesprek waren eiseres en haar ouders aanwezig.
1.3.
Op 18 juli 2024 is een onderzoeksplan naar eiseres gestuurd en is zij in de gelegenheid gesteld om binnen 14 dagen te reageren. In een reactie van 22 juli 2024 heeft eiseres aangegeven dat zij het niet eens is met het onderzoeksplan en dat zij een gemachtigde zal laten reageren.
1.4.
Met het besluit van 20 augustus 2024 heeft het college, voor zover nog van belang, de indicatie verlaagd naar 2 uur en 50 minuten per week. Deze indicatie is toegekend voor de periode van 1 september 2024 tot en met 30 juni 2029 en bestaat uit:
  • Basis schoon en leefbaar huis: 135 minuten per week
  • Wasverzorging: 35 minuten per week.
1.5.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 21 maart 2025 heeft het college de indicatie voor de wasverzorging met 6 minuten per week verhoogd. Voor het overige is het college bij zijn besluit van 20 augustus 2024 gebleven.
1.6.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de vader van eiseres, en de gemachtigde van het college.
1.8.
Het onderzoek is tijdens de zitting geschorst. Aan beide partijen is de gelegenheid gegeven om nadere informatie te overleggen en om een reactie te geven. De rechtbank heeft van beide partijen reacties ontvangen. Daarna heeft de rechtbank aan partijen gevraagd of zij een nadere zitting willen. Beide partijen hebben hier niet op gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Standpunt van eiseres

2. Eiseres stelt kort samengevat dat ten onrechte geen tijd is toegekend voor samen boodschappen doen en voor regievoering. Ook is de tijd voor wasverzorging en stofvrij maken van de woning onvoldoende aangepast aan haar persoonlijke situatie in verband met haar allergieën en constitutioneel eczeem. De verlaging van 6 uur naar 2 uur en 56 minuten per week is ook onbegrijpelijk, omdat eiseres al 12 jaar een indicatie heeft en er niets is veranderd in haar situatie. Haar ouders, die beide op leeftijd zijn, zijn ook ineens met deze verlaging geconfronteerd. Zij doen wat ze kunnen, maar dit is geen structurele oplossing. Eiseres stelt verder dat het college weliswaar heeft onderzocht of er reden is voor meer of minder tijd dan de basismodule, maar dat niet is voldaan aan de verplichting die volgens een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep uit 2018 op het college rust, om te onderzoeken of de basismodule in dit geval voor de basistaken voldoende is.

Beoordeling door de rechtbank

3. Het beroep is gegrond. De rechtbank licht dit als volgt toe.
3.1.
Het college heeft het bestreden besluit gebaseerd op de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn 2023 (geldend vanaf 1 januari 2025). Deze beleidsregels zijn gebaseerd op het HHM-normenkader 2019.
3.2.
De rechtbank overweegt dat het college op basis van nieuw beleid een andere indicatie mag afgeven dan in het verleden is gegeven, ook als de individuele omstandigheden niet zijn gewijzigd. Het besluit moet wel zorgvuldig tot stand zijn gekomen en moet voldoende zijn gemotiveerd. Het college moet bij dat onderzoek voldoende kennis verzamelen over de voor het nemen van het besluit van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. [1]
3.3.
Volgens vaste rechtspraak [2] moet het college daarvoor eerst vaststellen wat de hulpvraag is (stap 1). Vervolgens moet het college vaststellen welke problemen iemand ondervindt bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 2). Verder moet het college bepalen welke ondersteuning naar aard en omvang voor iemand nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 3). Ten vierde moet het college onderzoeken in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden (stap 4). Vervolgens moet beoordeeld worden of er nog een ondersteuningsvraag overblijf die gecompenseerd moet worden (stap 5).
3.4.
Alleen voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn moet het college een maatwerkvoorziening verlenen. Als voor het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid is vereist, moet het college zo’n onderzoek laten uitvoeren.
Boodschappen
3.5.
Volgens het college kan eiseres zelfstandig boodschappen doen en/of gebruik maken van een online boodschappenservice. Het college heeft daarbij opgemerkt dat het voorstelbaar is dat eiseres het samen boodschappen doen met een hulp als een sociale activiteit ervaart, maar dat huishoudelijke ondersteuning geen maatwerkvoorziening is die tot doel heeft om maatschappelijke participatie te bevorderen.
3.6.
Eiseres is het hier niet mee eens. Zij deed sinds 2007 twee keer per week boodschappen samen met haar hulp. Anders dan het college stelt, kan zij niet zelfstandig of online boodschappen doen. Door haar licht verstandelijke beperking heeft zij namelijk moeite met abstract denken, digitale vaardigheden, rekenen en overzicht. Het lukt haar niet om zelfstandig naar de winkel te gaan, te bedenken wat zij nodig heeft en dan de juiste spullen te kopen. Bij online bankieren heeft zij herhaaldelijk fouten gemaakt (verkeerde bedragen, dubbele betalingen) en zij kan bovendien bij online bestellen ook niet zelf de etiketten op de producten controleren, terwijl zij allergisch is voor noten en moet oppassen voor verborgen allergenen in producten. De suggestie dat zij wel zelfstandig boodschappen kan doen of met een online boodschappenservice komt niet overeen met de praktijk. Bovendien is boodschappen doen een belangrijke vorm van sociale participatie.
3.7.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gemotiveerd waarom eiseres wel in staat is om zelf fysiek of online boodschappen te doen. Het onderzoek van het college is niet (kenbaar) gericht geweest op de vraag of eiseres in staat is om zelfstandig fysiek of online boodschappen te doen. De vader van eiseres heeft met zijn nagezonden stuk tijdens de bezwaarprocedure en tijdens de zitting gemotiveerd betwist dat zijn dochter dat kan, vanwege haar licht verstandelijke beperking. Daarnaast is van betekenis dat er in de lange voorgaande periode wel een indicatie was voor boodschappen doen, zodat niet zonder meer kan worden ingezien waarom dit nu niet meer nodig is. Tijdens de zitting heeft het college ook niet nader kunnen toelichten waarom eiseres wel zelfstandig fysiek of online boodschappen kan doen. De gemachtigde van het college heeft tijdens de zitting gezegd dat eiseres nog steeds boodschappen met de hulp doet, maar die stelling ontbeert feitelijke grondslag. De betreffende tekst waar het college naar heeft verwezen op bladzijde twee van het advies van de bezwaarschriftencommissie gaat niet over het heden, maar over het verleden. Daarnaast is niet relevant of eiseres op dit moment samen daadwerkelijk met de hulp boodschappen doet. Relevant is de vraag of deze hulp geïndiceerd had moeten worden. Tot slot is onbegrijpelijk de stelling van het college dat de huishoudelijke ondersteuning niet tot doel heeft om maatschappelijke participatie te bevorderen. Het doel van de maatwerkvoorziening is immers juist een bijdrage te leveren aan zelfredzaamheid en participatie. [3] Het college moet daarom opnieuw onderzoek doen naar de mate waarin eiseres wel of niet in staat is om zelf fysiek of online boodschappen te doen.
Wasverzorging en stofvrij maken van de woning
3.8.
Volgens het college is er naast de toegekende tijd van 41 minuten per week geen reden om extra tijd toe te kennen voor wasverzorging in verband met eczeem, omdat die klachten niet dusdanig zijn dat dit tot extra vervuiling leidt. Er is geen sprake van gehele zalving, maar alleen een plek op het lichaam. Ook is er geen sprake van incontinentie, overmatig zweten of rolstoelgebruik. Daarnaast is volgens het college voldoende tijd toegekend voor het stofvrij maken van de woning.
3.9.
Eiseres stelt dat de toegekende tijd voor wasverzorging en stofvrij maken van de woning ontoereikend is
.Hiertoe voert zij aan dat uit de uitspraak van 9 januari 2025 van de CRvB [4] volgt dat het HHM-normenkader gebruikt mag worden, maar uitsluitend indien individuele omstandigheden in ogenschouw worden genomen. Dit is onvoldoende gebeurd. Vanwege het constitutioneel eczeem is bij eiseres namelijk dagelijks medische huidverzorging nodig. Dit brengt een verhoogde noodzaak met zich mee voor frequente wasbeurten (in plaat van slechts één keer per week) van kleding en beddengoed, met gebruik van hypoallergene wasmiddelen en hogere wastemperaturen. Daarnaast vragen haar allergieën voor onder meer huisstofmijt, pollen en dieren en sterk verhoogde IgE-waarden van 497 IU/ml ook om stringente textielhygiëne. Daarnaast is het door de allergie voor huisstofmijt nodig om de woning twee keer per week stofvrij te maken. Ter onderbouwing van dit standpunt wijst eiseres op het medisch dossier en de brief van 7 april 2025 van de huisarts.
3.10.
De rechtbank is van oordeel dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat extra tijd voor wasverzorging en het stofvrij maken van de woning vanwege constitutioneel eczeem en allergieën niet nodig is. Het is nu in feite alleen gebaseerd op de bevindingen uit het onderzoeksplan, terwijl eiseres dat gemotiveerd heeft betwist en heeft onderbouwd met een verklaring van de huisarts. Daarnaast zijn de allergieën niet (kenbaar) bij de beoordeling betrokken. Daarom moet het college daar opnieuw onderzoek doen naar of eventueel laten doen.
Regievoering
3.11.
Volgens het college kan eiseres de regie met betrekking tot huishoudelijke ondersteuning zelf voeren. In het dossier zijn geen aanknopingspunten gevonden waaruit blijkt dat regie zou moeten worden overgenomen. Het feit dat hiervoor eerder wel een indicatie is gegeven, maakt niet dat dit nu ook weer zou moeten. Dit staat los van de beleidswijziging.
3.12.
Volgens eiseres is een indicatie wel nodig vanwege haar beperkingen in executieve functies: zij heeft aantoonbare moeite met overzicht houden, plannen, schakelen tussen taken en het aanbrengen van structuur in huishoudelijke werkzaamheden. Door haar lage
IQ, trage informatieverwerking en moeite met het inschatten van tijd of prioriteiten, kan zij zonder deze regieondersteuning niet zelfstandig zorgen voor een schoon en leefbaar huis.
Ook heeft huishoudelijke hulp in deze situatie niet alleen een uitvoerende, maar ook een begeleidende en signalerende functie.
3.13.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het college heeft terecht besloten dat er geen redenen of omstandigheden zijn waaruit blijkt dat de regie van eiseres overgenomen moet worden. De huishoudelijke hulp is verantwoordelijk voor het zelfstandig uitvoeren van de toegewezen taken. Hij of zij moet zelfstandig kunnen werken en geen structurele regie of organisatie van iemand overnemen. Voor zover eiseres hulp nodig heeft bij bijvoorbeeld het controleren van de inhoud van de koelkast, zoals ter zitting is toegelicht, heeft het college er terecht op gewezen dat eiseres ook een indicatie heeft voor 6,5 uur per week individuele begeleiding. Uit het persoonlijk zorgplan van 21 november 2023 blijkt dat de moeder van eiseres haar op grond van deze indicatie helpt met regievoering over het huishouden. Deze zorg hoeft niet dubbel te worden geïndiceerd.
Zorgvuldig onderzoek naar de basismodule
3.14.
De beroepsgrond dat het college ten onrechte niet heeft onderzocht of de basismodule in dit geval voor de basistaken voldoende is, laat de rechtbank onbesproken. De gemachtigde van eiseres heeft namelijk op zitting verklaard dat niet in geschil is dat in dit geval de basismodule voor de basistaken wel toereikend is.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit is met betrekking tot hulp bij boodschappen doen en wasverzorging niet zorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd. Dit is in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4.1.
De rechtbank heeft onvoldoende gegevens om zelf in de zaak te kunnen voorzien en bepaalt daarom met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor uiterlijk acht weken.
4.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als
volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 21 maart 2025 voor zover het ziet op de indicatie vanaf
1 september 2024;
- draagt het college op om uiterlijk binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eikelenboom, rechter, in aanwezigheid van
J.T. Boddeüs, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015.
2.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819 en van 27 februari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:343.
3.Artikel 2.3.5, eerste lid, aanhef en onder a en derde lid van de Wmo 2015. In het derde lid staat onder meer: “De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.”
4.Kenmerk van deze uitspraak is: ECLI:NL:CRVB:2025:46.