ECLI:NL:RBOVE:2025:6364

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
ak_25_1298
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een Wajong-uitkering aan een eiser met ME/CVS en de rol van het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 4 november 2025, is het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een Wajong-uitkering toe te kennen ongegrond verklaard. Eiser, geboren in 1993, heeft sinds 2018 te maken met ernstige chronische klachten en heeft in 2024 de diagnose ME/CVS gekregen. Het UWV heeft op basis van verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek geconcludeerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen van eiser niet duurzaam is, omdat er mogelijkheden tot verbetering zijn. De rechtbank heeft de onafhankelijkheid van de expertise van de verzekeringsarts bezwaar en beroep bevestigd en geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de objectiviteit van het onderzoek. Eiser heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd, maar de rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft geweigerd om een Wajong-uitkering toe te kennen. De rechtbank wijst erop dat er behandelingsopties zijn, zoals cognitieve gedragstherapie, die niet zijn uitgeput. De rechtbank concludeert dat het UWV voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er in de toekomst mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zijn, en dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiser niet duurzaam is. De uitspraak benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen arts en patiënt bij het verkennen van behandelingsmogelijkheden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/1298

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder (het UWV)
(gemachtigde: [gemachtigde]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het niet toekennen van een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Eiser is het er niet mee eens dat het UWV aan hem geen Wajong-uitkering heeft toegekend. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het UWV terecht heeft geweigerd om aan eiser een Wajong-uitkering toe te kennen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV terecht heeft geweigerd om eiser een Wajong-uitkering toe te kennen. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 17 januari 2024 heeft het UWV geweigerd om aan eiser een Wajong-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van 14 april 2025 op het bezwaar van eiser is het UWV bij die weigering gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 9 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het UWV. Eiser heeft via een geluid- en beeldverbinding deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1993. Eiser heeft op 28 augustus 2023 om een beoordeling van zijn arbeidsvermogen gevraagd. Dit heeft geleid tot de besluitvorming, zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Standpunten van partijen
Standpunt UWV
4. Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Eiser heeft vanaf 16 maart 2018 geen arbeidsvermogen, maar het ontbreken daarvan is volgens het UWV niet duurzaam. Het UWV heeft dit gebaseerd op verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek. Hieruit blijkt dat eiser vier uur per dag kan werken, dat hij een uur aaneengesloten kan werken en dat hij de taak invoeren van gegevens kan doen. Vanaf 16 maart 2018 beschikt eiser echter niet over werknemersvaardigheden, omdat hij geen afspraken met een werkgever kon nakomen. Daarom is vanaf die datum geen sprake van arbeidsvermogen. Omdat nog behandeling mogelijk is, kan eiser nog wel arbeidsvermogen ontwikkelen, zodat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is.
Standpunt eiser
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij recht heeft op een Wajong-uitkering. Volgens hem is geen behandeling meer mogelijk en kan hij geen arbeidsvermogen ontwikkelen.
5.1.
Eiser lijdt sinds 2018 aan zware chronische klachten. De afgelopen 7 jaar heeft eiser van alles geprobeerd om zijn medische situatie te verbeteren. Hij heeft vele behandelingen gevolgd. Eiser is nu echter in een nog slechtere conditie. Begin 2024 heeft eiser de officiële diagnose ME/CVS gekregen. Behandeling is volgens hem niet meer mogelijk. Eiser verwijst naar een advies van 19 maart 2018 van de Gezondheidsraad en een beleidsstuk van
4 juli 2018 van het UWV. Eiser heeft tijdens de zitting gesteld dat het UWV het beleid in zijn situatie niet goed uitvoert.
5.2.
In opdracht van het UWV heeft Condite een expertise uitgevoerd. Volgens eiser was Condite niet volledig onafhankelijk en is het rapport ontzettend inaccuraat. Condite en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben de medische situatie van eiser ernstig onderschat.
5.3.
Eiser verzoekt om een nieuwe en daadwerkelijk onafhankelijke expertise.
Overwegingen van de rechtbank
Toetsingskader
6.1.
In dit geval dient toepassing te worden gegeven aan de bepalingen van hoofdstuk 1A van de Wajong 2015. Er is sprake van een laattijdige aanvraag. Bij een laattijdige aanvraag dient, naast een beoordeling aan de hand van de criteria van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong, beoordeeld te worden of een betrokkene op grond van artikel 1a:1, tweede lid, alsnog als jonggehandicapte kan worden aangemerkt en in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering.
6.2.
Een betrokkene heeft recht op een Wajong-uitkering als hij jonggehandicapte is in de zin van artikel 1a:1 van de Wajong.
In artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong is bepaald dat jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong bepaalt dat de ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
Artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong bepaalt dat onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij:
( a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
( b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
( c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of;
( d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is.
Wat is in geschil?
7.1.
Eiser is op 24 juli 2011 achttien jaar oud geworden. Eiser volgde van 1 september 2014 tot 31 augustus 2020 een Hbo-opleiding Human Resource management. Niet in geschil is dat eisers eerste arbeidsongeschiktheidsdag 16 maart 2018 is. In het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop zijn arbeidsongeschiktheid is ingetreden, was eiser gedurende ten minste zes maanden studerende en dit was na zijn achttiende verjaardag. Partijen zijn het er ook over eens dat eiser op 16 maart 2018 en de vijf jaar daarna (dus op 16 maart 2023) door dezelfde oorzaak geen arbeidsvermogen had. In geschil is of het ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie duurzaam is.
Duurzaamheid ontbreken arbeidsvermogen
7.2.
De beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen betreft een inschatting van de kansen op verbetering van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Duurzaamheid op grond van de Wajong wordt aangenomen in een situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet meer kunnen ontwikkelen. Daarvan is sprake als een betrokkene geen enkel perspectief meer heeft op ontwikkeling en herstel is uitgesloten. Als het UWV stelt dat duurzaamheid ontbreekt, hoeft het UWV niet te onderbouwen dat een betrokkene in de toekomst zal beschikken over arbeidsvermogen. Het UWV moet in zo’n geval wel aannemelijk maken dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich in de toekomst op een dusdanige wijze kunnen ontwikkelen dat niet uitgesloten is dat op termijn arbeidsvermogen zal kunnen ontstaan. [1]
7.3.
Het UWV heeft zijn standpunt over het ontbreken van duurzaamheid gebaseerd op een rapport van 16 januari 2024 van een verzekeringsarts en een rapport van
11 februari/8 april 2025 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank is van oordeel dat deze rapporten op voldoende zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen.
7.4.
De verzekeringsarts heeft het dossier van eiser bestudeerd en hem via beeldbellen gesproken, waarbij de verzekeringsarts eiser psychisch heeft onderzocht. Verder heeft de verzekeringsarts een expertise gevraagd van psychiater M.M. Frohn. De verzekeringsarts heeft alle beschikbare (medische) informatie en het rapport van Frohn (van
21 december 2023) bij zijn beoordeling betrokken. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier van eiser bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 21 november 2024 eiser bij zijn moeder bezocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft met eiser gesproken. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie opgevraagd bij de huisarts van eiser en dr. M.H. Otten, MDL-arts, (hierna: Otten) die bij eiser de diagnose ME/CVS heeft gesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder een expertise gevraagd bij Condite. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle beschikbare (medische) informatie in haar beoordeling betrokken en het rapport van Condite meegewogen.
7.5.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het rapport van Condite van belang heeft mogen achten. De rechtbank vindt daarbij het volgende van betekenis.
7.5.1.
Uit de website van Condite blijkt dat deze organisatie adviseert bij ziekteverzuim. Het kan dan gaan om concentratieproblemen, angst, depressie, stress, whiplash, vermoeidheid, tinnitus en onbegrepen fysieke klachten. [2] Condite heeft op 6 februari 2025 gerapporteerd. Het onderzoek is uitgevoerd door drs. M.A. Rellage-van Kleffens, psycholoog en bewegingswetenschapper en J. Eijhuisen, psycholoog en fysiotherapeut. De onderzoekers hebben thuis met eiser gesproken, vragenlijsten en neuropsychologische testen bij eiser afgenomen, hem fysiotherapeutisch onderzocht en medische informatie ingewonnen bij eisers huisarts. Eiser heeft op het expertiserapport gereageerd en de onderzoekers hebben zijn reactie meegewogen.
7.5.2.
In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding om het rapport van Condite onzorgvuldig en niet juist te achten. Condite heeft alle door eiser verstrekte informatie, waaronder dat eiser jarenlang (para)
medischebehandelingen heeft ondergaan, meegewogen. De negatieve ervaringen van anderen, waar eiser naar verwijst, leiden ook niet tot het oordeel dat het rapport niet van belang is. Eiser noemt enkele negatieve reviews. Of er ook onafhankelijke positieve reviews zijn en zo ja, hoeveel dat er dan zijn, blijkt nergens uit. Dat eiser het niet eens is met de conclusies van Condite is ook geen reden om het rapport niet mee te wegen. Condite is voldoende gespecialiseerd om over de medische situatie van eiser te kunnen adviseren. Deze organisatie richt zich immers onder meer op de klachten die eiser ervaart, zoals vermoeidheid, mentale en fysieke problemen. Het enkele feit dat het UWV betaalt voor de advisering van Condite betekent, zoals het UWV tijdens de zitting ook heeft toegelicht, niet dat Condite partijdig is. Het onderzoek van Condite is uitgevoerd door twee NIP-registreerde psychologen. Dit biedt een zekere waarborg voor de onafhankelijkheid van het onderzoek van Condite. Gelet op de manier waarop het onderzoek is uitgevoerd, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor twijfel aan de onafhankelijkheid en objectiviteit van het onderzoek dat door Condite is verricht.
7.6.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat volgens het rapport van
11 februari/8 april 2025 uit van de diagnoses: SOLK (somatisch onverklaarbare lichamelijke klachten), paniekaanvallen, sociale fobie, angst met obsessieve trekken en gegeneraliseerde angststoornis. Deze aandoeningen zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep behandelbaar in de specialistische GGZ. Zij verwijst naar het expertiserapport van Condite.
7.7.
Volgens de expertiserapportage biedt een benadering vanuit het bio-psycho-sociale model voor eiser een oplossing om zijn belastbaarheid te verbeteren. Hierbij komen gedragsmatige interventies om de psychische problematiek en eisers overtuigingen aan te pakken, zijn coping te verbeteren en gerichte beweegadviezen om stapsgewijs zijn fysieke belastbaarheid op te bouwen. Voor een succesvolle behandeling is het volgens Condite essentieel dat eiser zijn overtuigingen leert bijstellen en bereid is zich open te stellen voor deze multidisciplinaire aanpak. Het advies is om te starten met een specialistische screening binnen de specialistische GGZ, waaruit een behandelplan wordt opgesteld en daarbij beweegtherapie onder begeleiding wordt meegenomen.
7.8.
Eiser stelt dat sprake is van de diagnose ME/CVS. In de medische informatie van
26 februari 2024 van Otten van het Centrum voor ME/CVS, Long Covid en Chronische Moeheid staat dat eiser voldoet aan de criteria voor ME/CVS [1, 2]. Otten heeft bij eiser de diagnose ME/CVS na burn-out met mitochondriële disfunctie gesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep plaatst vraagtekens bij deze diagnose. Zij wijst erop dat Otten deze diagnose heeft gesteld op basis van een eenmalig telefonisch consult. Zij merkt op dat Otten de medische voorgeschiedenis en de behandelingen van eiser niet voorgelegd heeft gekregen. Uit de medische informatie van 4 december 2024 van Otten blijkt inderdaad dat de diagnose is gebaseerd op uitsluitend de anamnese en een gesprek over de ervaren klachten. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook volgen als zij twijfelt aan de diagnose ME/CVS.
7.9.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep is echter van mening dat, ook als wordt uitgegaan van de diagnose ME/CVS, verbetering nog wel te verkrijgen is bijvoorbeeld in revalidatie of in derdelijns behandeling zoals bij Altrecht.
7.10.
Hiermee heeft het UWV voldoende aannemelijk gemaakt dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich in de toekomst op een dusdanige wijze kunnen ontwikkelen dat niet uitgesloten is dat op termijn arbeidsvermogen zal kunnen ontstaan.
7.11.
Het advies van 19 maart 2018 van de Gezondheidsraad en het beleidsdocument van
4 juli 2018 van het UWV over ME/CVS leiden niet tot een ander oordeel. De rechtbank licht dit als volgt toe.
7.11.1.
Allereerst is van belang dat onzeker is of bij eiser sprake is van ME/CVS.
7.11.2.
Verder wijst de rechtbank op het volgende. In paragraaf 4.6 van het advies van de Gezondheidsraad staat weliswaar dat er nog geen oorzakelijke behandeling voor ME/CVS is. Maar daar is ook vermeld dat arts en patiënt gezamenlijk de mogelijkheden moeten verkennen om de symptomen van de ziekte te verlichten. In paragraaf 5.2 stelt de Gezondheidsraad dat cognitieve gedragstherapie (CGT) een van de therapeutische opties is die bij de toepassing van symptomatische behandelingen aan de orde kunnen komen. De Gezondheidsraad is van oordeel dat CGT bij ME/CVS niet te beschouwen is als een naar algemeen medische maatstaven adequate behandeling waartoe patiënten verplicht kunnen worden. Wanneer een patiënt na overleg met een behandelaar besluit om niet te kiezen voor CGT of graded exercise therapy (GET), dan kan dat op geen enkele wijze worden opgevat als een belemmering van genezing, als een gemiste kans op herstel of als niet adequaat participatiegedrag dat ‘medisch verwijtbaar' is.
7.11.3.
Het door eiser overgelegde beleidsdocument van 4 juli 2018 van het UWV sluit hierbij aan. In paragraaf 4 is vermeld dat er geen behandeling is die zich richt op de aanpak van de oorzaken van de ziekte, omdat die niet bekend is. Ook daar staat echter dat symptoomverlichting wel een optie is. Vanuit hun professie en de participatiegedachte zijn verzekeringsartsen van mening dat ze patiënten die helemaal geen behandeling volgen wel moeten stimuleren tot het volgen van een vorm van behandeling. Ook hier wordt CGT als een te overwegen behandelingsoptie genoemd, omdat deze het meest is onderzocht op effectiviteit. Als een cliënt echter om moverende redenen en in overleg met de reguliere behandelaar afziet van CGT, dan is dit enkele feit geen reden om aanspraak op sociale zekerheid aan cliënt te onthouden.
7.11.4.
De rechtbank concludeert dat volgens het advies van de Gezondheidsraad en het beleidsdocument van het UWV CGT een optie is om de symptomen van ME/CVS te verlichten en dat patiënt en arts samen moeten zoeken naar mogelijkheden om dit toe te passen. Als patiënt en arts echter in goed overleg besluiten niet te kiezen voor CTG, dan kan dit geen aanleiding zijn om de patiënt sociale zekerheid te onthouden. Volgens de verzekeringsgeneeskundige rapporten en het rapport van Condite is CGT voor eiser een behandeloptie. Uit de medische informatie in het dossier blijkt echter niet dat eiser hiervan in goed overleg met een behandelaar heeft afgezien. Zo blijkt uit het verslag van het psychiatrisch onderzoek van 29 december 2021 dat de behandelaar heeft voorgesteld om in de psychologie verder te werken aan de onderliggende oorzaken, zoals het onderzoeken van de identiteit van eiser en zijn copingstrategieën en dat daarbij is besproken dat patronen uit het verleden vaak een rol spelen in het heden en het soms nuttig is om naar het verleden terug te gaan om de oorzaken te begrijpen. Eiser wilde echter niet stil staan bij het verleden.
7.11.5.
De rechtbank concludeert dat uit de behandelgeschiedenis van eiser niet blijkt dat voldoende is ingezet op symptoomverlichting met bijvoorbeeld CGT. Daarom heeft het UWV terecht geoordeeld dat niet is uitgesloten dat zich bij eiser nog arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Omdat volgens het advies van de Gezondheidsraad en het beleidsdocument van het UWV symptoombehandeling een optie is en onvoldoende is gebleken dat dit bij eiser niet helpt of niet mogelijk is, ziet de rechtbank in deze documenten geen aanleiding om aan te nemen dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiser duurzaam is.
7.12.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, bestaat geen twijfel aan de juistheid van de verzekeringsgeneeskundige conclusies. Het inschakelen van een deskundige vindt de rechtbank daarom niet nodig. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht geen Wajong-uitkering aan eiser heeft toegekend.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie CRvB 5 februari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:232.
2.Zie https://condite.nl/