In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 november 2025 uitspraak gedaan in een omgangszaak tussen een moeder en een vader met betrekking tot hun minderjarige dochter. De rechtbank heeft besloten geen bijzondere curator te benoemen, omdat dit geen nieuwe inzichten zou opleveren in de bestaande patstelling. De minderjarige, een zevenjarig meisje, wil omgang met haar moeder, maar de vader is van mening dat er geen veilige omstandigheden zijn voor deze omgang, mede door het cannabisgebruik van de moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestaande zorg- en contactregeling tussen de moeder en de minderjarige van kracht blijft, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de begeleiding van de omgang en de bereidheid van de vader om hieraan mee te werken. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geen verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend, wat de situatie verder compliceert. De rechtbank heeft benadrukt dat de belangen van de minderjarige voorop staan, maar dat er momenteel onvoldoende mogelijkheden zijn om het contact tussen de moeder en de minderjarige te herstellen. De vader heeft geen vertrouwen in de moeder en weigert medewerking te verlenen aan een begeleide omgang. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de benoeming van een bijzondere curator niet zal bijdragen aan een oplossing van het geschil, en heeft het verzoek van de moeder om wijziging van de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden afgewezen. De ouders zijn verantwoordelijk voor hun eigen proceskosten.