ECLI:NL:RBOVE:2025:6589

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
C/08/317451 / FA RK 24-1673
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator in omgangszaak tussen minderjarige en ouders met conflicterende belangen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 november 2025 uitspraak gedaan in een omgangszaak tussen een moeder en een vader met betrekking tot hun minderjarige dochter. De rechtbank heeft besloten geen bijzondere curator te benoemen, omdat dit geen nieuwe inzichten zou opleveren in de bestaande patstelling. De minderjarige, een zevenjarig meisje, wil omgang met haar moeder, maar de vader is van mening dat er geen veilige omstandigheden zijn voor deze omgang, mede door het cannabisgebruik van de moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestaande zorg- en contactregeling tussen de moeder en de minderjarige van kracht blijft, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de begeleiding van de omgang en de bereidheid van de vader om hieraan mee te werken. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geen verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend, wat de situatie verder compliceert. De rechtbank heeft benadrukt dat de belangen van de minderjarige voorop staan, maar dat er momenteel onvoldoende mogelijkheden zijn om het contact tussen de moeder en de minderjarige te herstellen. De vader heeft geen vertrouwen in de moeder en weigert medewerking te verlenen aan een begeleide omgang. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de benoeming van een bijzondere curator niet zal bijdragen aan een oplossing van het geschil, en heeft het verzoek van de moeder om wijziging van de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden afgewezen. De ouders zijn verantwoordelijk voor hun eigen proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/317451 / FA RK 24-1673
beschikking van 10 november 2025
inzake
[de moeder],
verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat: mr. R.A.F. Jansen,
en
[de vader],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. I. Mercanoglu.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 14 oktober 2024 een tussenbeschikking gegeven.
1.2.
De rechtbank heeft daarna kennisgenomen van de volgende stukken:
- een op 3 juli 2025 binnengekomen rapport van de raad voor de kinderbescherming, verder
te noemen: de raad;
- een op 10 juli 2025 binnengekomen brief van mr. Mercanoglu;
- een op 7 augustus 2025 binnengekomen brief van mr. Jansen.
1.3.
De behandeling van de zaak is voortgezet ter zitting van 3 november 2025. Ter
zitting zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- [naam] namens de raad.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 10 november 2022 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van
12 april 2021, vernietigd voor zover die betrekking heeft op de zorg- en contactregeling.
Het hof heeft verder, voor zover relevant, een zorg- en contactregeling vastgesteld tussen [minderjarige] en de moeder, inhoudende dat de moeder twee keer per week gedurende twee uur begeleid contact heeft met [minderjarige] , welke contactmomenten na drie maanden worden uitgebreid van twee naar vier uur per keer.
2.2.
De rechtbank heeft op 14 oktober 2024 een tussenbeschikking gegeven in deze zaak, waarbij de rechtbank de raad heeft verzocht een onderzoek in te stellen en te rapporteren en te adviseren over de meest wenselijke zorg- en contactregeling tussen de moeder en [minderjarige] . Iedere verdere beslissing is aangehouden.
De inhoud van voormelde tussenbeschikking geldt als hier herhaald en ingelast.

3.Het advies van de raad

3.1.
De raad adviseert de rechtbank om de beslissing op het verzoek van de moeder om een zorg- en contactregeling vast te stellen aan te houden en om een bijzondere curator te benoemen om [minderjarige] te helpen haar wensen naar voren te brengen en hierover verslag uit te brengen aan de rechtbank.
3.2.
[minderjarige] is een zevenjarig meisje dat opgroeit bij haar vader. Het is een grote zorg dat [minderjarige] haar moeder al een lange tijd niet ziet (sinds augustus 2023) op één gepland moment na in december 2024 en een onverwachts weerzien in juni 2025. Ook tussen haar tweede en vierde levensjaar heeft zij haar moeder twee jaar niet gezien. [minderjarige] geeft op school aan verdrietig te zijn hierover en haar moeder te missen. Ook andere situaties kunnen aanleiding zijn voor [minderjarige] om hierover verdrietig te worden. Om deze reden krijgt [minderjarige] , met toestemming van de vader, gesprekken op school om over haar gevoelens te praten. De vader heeft er naar eigen zeggen alles aan gedaan om [minderjarige] en de moeder samen te brengen. Dit is echter niet gelukt omdat de moeder volgens de vader geen initiatief neemt tot contact en niet betrouwbaar is in afspraken. De vader maakt zich veel zorgen over het drugsgebruik van de moeder. De vader heeft geen vertrouwen in hulpverlening en de gemeente, die een omgang tussen [minderjarige] en de moeder zouden kunnen begeleiden.
3.3.
De vader is van mening dat contact met de moeder de ontwikkeling van [minderjarige] zal belemmeren en haar nog meer pijn zal bezorgen dan ze al heeft opgelopen. De vader wil [minderjarige] enerzijds beschermen, maar tegelijkertijd belast hij volgens de raad [minderjarige] door de moeder stelselmatig te diskwalificeren en de omgang tussen hen niet toe te staan. [minderjarige] raakt hierdoor klem en verloren, hetgeen een ontwikkelingsbedreiging vormt. Ook krijgt zij niet de mogelijkheid om haar moeder te leren kennen en zich een eigen beeld van haar moeder te vormen. De moeder wil dat het bepalende gedrag van de vader wordt gestopt en spreekt haar zorgen uit over de opvoedaanpak van de vader en dat hij meerdere keren een klap aan [minderjarige] heeft uitgedeeld. School bevestigt dat [minderjarige] dit verteld heeft en dat dit in het verleden met de vader besproken is. Vader geeft bij de raad aan dat dit niet klopt. Er is op dit moment geen zicht op de opvoedsituatie bij de vader thuis, omdat hij geen hulpverlening toestaat. Daarom is het op dit moment onduidelijk of er nog actuele zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de vader. De raad heeft [minderjarige] niet gesproken omdat de vader dit niet toestaat. Hierdoor heeft de raad onvoldoende beeld gekregen van [minderjarige] , over de opvoedsituatie bij de vader thuis en hoe [minderjarige] deze beleeft. Ook heeft de raad onvoldoende beeld van het cannabisgebruik van de moeder en wat dit betekent voor de omgang met [minderjarige] . Gezien de hoeveelheden die de moeder noemt (6-8 joints per dag) heeft de raad hier wel vraagtekens bij. Er is echter geen direct zicht op de eventuele invloed hiervan op de manier waarop de moeder met [minderjarige] omgaat, omdat er al langere tijd geen omgang tussen hen is.
3.4.
De raad kan op dit moment geen besluit nemen en dus geen advies geven over de meest wenselijke zorg- en contactregeling voor [minderjarige] , omdat de raad onvoldoende recente en objectieve informatie heeft en te weinig medewerking ervaart van de vader om hier zicht op te krijgen en om een omgang mogelijk te maken. De afgelopen zeven jaar is gebleken dat rechterlijke procedures, vrijwillige hulp en gedwongen hulp voor [minderjarige] geen structurele oplossingen hebben gebracht als het gaat om een zorg- en contactregeling tussen de moeder en [minderjarige] . Het meest belangrijk is dat [minderjarige] centraal komt te staan en er zicht komt op hoe het met haar gaat en wat haar wensen zijn. Zonder (emotionele) toestemming van de ouder die de dagelijkse zorg draagt om met het kind te spreken, wordt het kind in een lastige positie gebracht en kan zij verder klem komen te zitten. De raad heeft ervoor gekozen dit te voorkomen. Daarom verzoekt de raad de rechtbank om een bijzondere curator aan te stellen die:
  • de wensen, gevoelens en mogelijkheden van [minderjarige] met betrekking tot omgang tussen haar en de moeder in kaart brengt;
  • de opvoedsituatie bij de vader en de opvoed/omgangsmogelijkheden bij de moeder in kaart brengt door middel van (taxatie)gesprekken met [minderjarige] , de vader en de moeder.
De bijzondere curator zou de rechtbank vervolgens kunnen adviseren ten aanzien van de meest wenselijke zorg- en contactregeling, maar de raad biedt ook aan om aan de hand van de bevindingen van de bijzondere curator aanvullend onderzoek te doen.
3.5.
De raad heeft vanwege de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] overwogen het onderzoek uit te breiden naar een beschermingsonderzoek. De raad heeft echter om tot besluitvorming te komen meer informatie nodig over de ontwikkeling van [minderjarige] en hoe het met haar gaat. Dit is in het huidige onderzoek onvoldoende gelukt wegens het gebrek aan (recente) objectieve informatie en het ontbreken van toestemming van de vader. Dit was tevens een van de redenen dat het verzoek verlenging van de ondertoezichtstelling van de GI in het verleden bij beschikking van 30 april 2021 is afgewezen. Het uitbreiden naar een beschermingsonderzoek levert daarom op dit moment onvoldoende extra informatie op. Het is voor de raad duidelijk dat ouders niet tot samenwerking komen. Dat is hen de afgelopen jaren niet gelukt, ondanks dat ze dit voor hun gevoel wel geprobeerd hebben. Zij zijn het vertrouwen in elkaar steeds verder kwijtgeraakt en beide ouders willen vooral aantonen dat de andere ouder daar de oorzaak van is. De raad verwacht niet dat een beschermingsonderzoek of een ondertoezichtstelling op dit moment daar verandering in aan zal brengen. Het risico dat de spanningen bij beide ouders dan toenemen is groot. De raad acht dit op dit moment niet in het belang van [minderjarige] . De raad verwacht het heil van een bijzondere curator.

4.De standpunten van ouders

4.1.
De vader is van mening dat het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator dient te worden afgewezen. Volgens de vader is dat verzoek van de raad gebaseerd op onjuiste uitgangspunten, mist het feitelijke onderbouwing en voldoet het niet aan de wettelijke eisen. Uit niets blijkt van een zodanig conflict tussen [minderjarige] en de vader dat benoeming van een bijzondere curator geboden is. De raad heeft expliciet overwogen geen kinderbeschermingsmaatregel te adviseren. Het benoemen van een bijzondere curator zal eerder bijdragen aan juridisering en escalatie dan aan daadwerkelijke oplossing van de problematiek en zal niets van de conflicten oplossen. Het enkele feit dat tussen de ouders conflicten bestaan over de zorg- en contactregeling, maakt nog niet dat de belangen van [minderjarige] ondervertegenwoordigd zijn of dat sprake is van een belangenconflict tussen de ouder en kind. Daarbij moet ook benadrukt worden dat de benoeming van een bijzondere curator niet bedoeld is om communicatieproblemen tussen ouders op te lossen of om een geschil over een omgangsregeling te beslechten of om de uitvoering van de regeling in goede banen te leiden.
De vader wordt in het raadsrapport verantwoordelijk gehouden voor het uitblijven van omgang en als belemmerend aangemerkt, hetgeen moeilijk te rijmen is met de overige bevindingen. Moeder moet volgens hem veranderen. Zij gebruikt dagelijks 6 tot 8 joints als ‘zelfmedicatie’, noemt zichzelf stabiel en stelt dat zij in 2022–2023 zelfstandig voor [minderjarige] zorgde. Hoewel de raad dit als een periode van verminderde risico’s ziet, adviseert de raad toch begeleide omgang vanwege aanhoudende zorgen, zonder recente medische of objectieve beoordeling waaruit blijkt dat dit gebruik daadwerkelijk niet problematisch is. Deze beoordeling mist volgens de vader samenhang. De vader vindt daarom dat, zolang er geen duidelijkheid bestaat over het middelengebruik van de moeder, er geen zorg- en contactregeling tussen [minderjarige] en de moeder moet worden vastgesteld. Zolang de moeder geen openheid geeft, niet de bereidheid toont om te stoppen met blowen en geen objectieve verklaring overlegt dat zij stabiel functioneert, is de vader van mening dat er geen sprake kan zijn van contact tussen [minderjarige] en de moeder. In het verleden is meermalen vergeefs gezocht naar iemand of een instantie die de omgang op verantwoorde wijze zou kunnen begeleiden.
4.2.
De moeder is het eens met het advies van de raad om een bijzondere curator te benoemen. [minderjarige] heeft een stem die gehoord moet worden over de omgang met de moeder, maar de vader weigert daaraan mee te werken. Het staat sinds 2019 vast dat er omgang tussen [minderjarige] en de moeder moet plaatsvinden. De moeder heeft alles in werk gesteld om begeleiding bij de omgang te regelen, maar dit is niet gelukt. Er wordt door instanties niet gezegd dat dit aan de moeder ligt of aan haar middelengebruik. Het ging erom dat het niet passend was of dat er geen begeleiding in het weekend kon worden geboden. Vervolgens is het Wijkteam ingeschakeld, maar daar wilde de vader niet mee in gesprek. De moeder wordt van kastje naar de muur gestuurd, ondanks dat zij alles heeft gedaan om hulpverlening op gang te krijgen. Het ligt niet aan moeders problematiek dat er geen begeleiding tot stand komt, maar aan de manier waarop de vader wil dat het verloopt en zijn weigering tot medewerking. Daar lopen instanties tegenaan. Aangezien de moeder al langere tijd verzoekt om een zorg- en contactregeling met haar dochter, acht zij de benoeming van een bijzondere curator nu passend. De moeder benadrukt dat het van belang is dat een psycholoog als bijzondere curator wordt benoemd.

5.De verdere beoordeling

De benoeming van de bijzondere curator
5.1.
Artikel 1:250 BW bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende. Wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of een van hen dan wel van de voogd of de beide voogden in strijd zijn met die van de minderjarige, benoemt de rechtbank, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen.
5.2.
De rechtbank is op grond van de overgelegde stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat zich in deze procedure met betrekking tot [minderjarige] mogelijk wel een belangenstrijd in de zin van artikel 1:250 BW voordoet. De vader kan en wil zelf niet ondersteunend zijn in het contact tussen [minderjarige] en de moeder, niet op emotioneel gebied en niet in de persoonlijke begeleiding. Hij kan zich ook niet vinden in begeleiding van omgang tussen moeder en in kind door welke persoon of welke instantie dan ook. Deze opstelling is in beginsel strijdig met de belangen van [minderjarige] die - eveneens in beginsel - recht op omgang heeft met de moeder.
5.3.
De vader heeft geen vertrouwen in de moeder, zolang zij afhankelijk is van het cannabisgebruik. Ook heeft hij geen vertrouwen in de gemeente en instanties die een omgang tussen [minderjarige] en de moeder kunnen begeleiden. De vader wil zelf regie houden. De vader schiet in een strijdmodus als het om de omgang tussen zijn dochter en de moeder gaat en het is vervolgens moeilijk om met de vader samen te werken. Hierdoor liggen oplossingen voor het vormgeven van een omgang ver weg. De vader erkent onvoldoende dat deze houding negatief bijdraagt aan de zorgen en dat dit ondanks zijn mogelijk goede bedoelingen, niet in het belang is van [minderjarige] . Het meisje zou ook zonder de aanwezigheid van de vader contact mogen en moeten hebben met de moeder, zo nodig en waarschijnlijk nog enige tijd begeleid. [minderjarige] krijgt echter geen emotionele toestemming van de vader om op een fijne manier omgang met de moeder te hebben, waardoor zij nog verder in een loyaliteitsconflict zal kunnen raken. In elk geval kan vader het verwijt worden gemaakt dat hij elke persoon en of elke instantie afwijst die op verantwoorde wijze begeleiding zou kunnen bieden bij de omgang. Hij legt de lat te hoog als hij stelt dat niemand het kind kan beschermen tegen moeder zolang deze zoveel gebruikt en verslaafd is.
5.4.
De rechtbank ziet dat in de afgelopen zeven jaar is gebleken dat een voor [minderjarige] prettige en voorspelbare omgang vormgeven, zowel in het vrijwillig kader als in het gedwongen kader, niet gelukt is. Een ondertoezichtstelling heeft daar geen verandering in gebracht en de door het hof bepaalde omgang is nog steeds niet uitgevoerd. De rechtbank is van oordeel dat [minderjarige] recht heeft op contact met beide ouders en dus in beginsel ook met moeder, omdat daarmee de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] (die het niet zien van een van de ouders met zich meebrengt) op de langere termijn kan afnemen.
5.5.
Er zijn op dit moment echter onvoldoende mogelijkheden om het contact tussen [minderjarige] en de moeder te herstellen en een ontspannen omgang vorm te geven. Enerzijds doordat er onvoldoende zicht is op het middelengebruik van de moeder en of zij voldoende veilig de omgang (on)begeleid kan vormgeven. Gezien de vermoedelijke ernst en omvang van het middelengebruik van de moeder, die zelf kennelijk spreekt van 6 tot 8 joints per dag van een substantie waarvan vader stelt dat die vele malen zwaarder is dan marihuana of hash, is het vooralsnog niet in het belang van [minderjarige] dat eventuele toekomstige contactmomenten onbegeleid zijn. Op dit moment kan onvoldoende worden ingeschat of de moeder, indien zij onder invloed is, in staat is om aan te sluiten bij de behoeften van [minderjarige] en adequaat te reageren wanneer zij alleen met haar is. De moeder kan de bestaande zorgen over haar emotionele en fysieke beschikbaarheid voor [minderjarige] wegnemen door onder mogelijk meer een recente medische of objectieve beoordeling aan de betrokkenen, waaronder de raad, te overleggen, zoals de vader dat wenst. Dat moeder flink middelen gebruikt en dat zij daar ondanks alle consequenties daarvan, waaronder het niet hebben van contact met haar dochter, niet mee wil stoppen vindt de rechtbank niet getuigen van oog hebben voor de belangen van het kind. Dat middelengebruik staat evident in de weg aan onbegeleid contact.
5.6.
Er zijn ook onvoldoende mogelijkheden voor contactherstel vanwege het totale gebrek aan medewerking van de vader als het gaat om omgang met de moeder. Hoewel het van groot belang is dat [minderjarige] gezien en gehoord wordt en dat er meer inzicht komt in hoe het met haar gaat, ziet de rechtbank in dit geval geen toegevoegde waarde in de benoeming van een bijzondere curator. Deze zal ook niet meer kunnen vaststellen dan dat wat beide ouders zeggen en vinden. De moeder wil graag omgang. De vader wil ook dat er - onder zijn voorwaarden - begeleide omgang komt en er is geen twijfel over dat [minderjarige] graag omgang met de moeder wil en dat zij haar moeder mist. Dat heeft ze een en andermaal op school verteld en de vader bevestigt dat ook. Een gesprek met de rechter of met een bijzondere curator heeft geen toegevoegde waarde. Iedereen is van mening dat er omgang zou moeten zijn. Maar …. en dan verwijst de rechtbank naar wat hiervoor allemaal is overwogen over de mitsen en de maren.
5.7.
De verwachting is overigens dat een bijzondere curator geen toegang tot [minderjarige] zal krijgen, aangezien de vader geen medewerking zal verlenen. Daardoor zou de curator zijn of haar taak niet op een zinvolle manier kunnen uitvoeren. De benoeming van een bijzondere curator zou geen nieuwe inzichten opleveren of bijdragen aan een oplossing van het bestaande geschil. Ook een bijzondere curator kan in de huidige patstelling geen omgang afdwingen.
5.8.
Op grond van het vorenstaande en bij gebrek aan te verwachten baten zal de rechtbank geen bijzondere curator benoemen.
De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
5.9.
Vooralsnog ziet de rechter geen aanleiding om de door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vastgestelde zorg- en contactregeling te wijzigen. De beschikking van het Gerechtshof blijft dan ook van kracht, wat betekent dat er een zorg- en contactregeling ligt tussen [minderjarige] en de moeder inhoudende dat de moeder in ieder geval twee keer per week gedurende twee uur begeleid contact heeft met [minderjarige] . De centrale en door de ouders op te lossen vraag blijft welke instantie de omgang tussen [minderjarige] en de moeder kan begeleiden en op een veilige en verantwoorde manier laten plaatsvinden en in hoeverre de vader bereid is hieraan zijn medewerking te verlenen.
5.10.
De rechtbank kan hierin echter weinig betekenen, nu de rechtbank slechts kan bepalen dat de omgang onder begeleiding moet plaatsvinden zolang de moeder niet stopt met haar middelengebruik. De rechtbank heeft niet de bevoegdheid om welke hulpverleningsinstantie dan ook opdracht te geven tot begeleiding van de omgang. Dit zou mogelijk anders zijn geweest als sprake zou zijn van een gedwongen kader zoals een ondertoezichtstelling, omdat jeugdbeschermers in dat geval een schriftelijke aanwijzing zouden kunnen geven aan de vader en de kinderrechter zouden kunnen verzoeken deze te bekrachtigen indien de vader de aanwijzing niet op zou volgen.
5.11.
In deze casus ligt echter op dit moment geen verzoek tot ondertoezichtstelling voor.
5.12.
Het zou de vader sieren als hij over zijn schaduw heen zou kunnen stappen en zijn weerstand met betrekking tot het realiseren van begeleide omgang zou kunnen laten varen. Een zorgvuldig en begeleid contactherstel is in het belang van [minderjarige] is. Alleen op die manier kan worden gewerkt aan een stabiele en veilige relatie tussen de moeder en [minderjarige] . Als de vader star blijft vasthouden aan zijn standpunt dat er niets of niemand is die voor veiligheid tijdens omgang kan zorgen dan wordt het vooralsnog niets met herstel van contact. Dan bestaat het risico dat [minderjarige] op latere leeftijd - zonder begeleiding of kaders - zelf contact met de moeder zal zoeken. Dat zal voor de vader naar verwachting moeilijk te voorkomen zijn, temeer nu [minderjarige] al duidelijk laat merken dat zij haar moeder erg mist. Over een paar jaar gaat het meisje op de fiets naar de middelbare school en zal ze van haar grotere buitenvrijheid mogelijk gebruik maken om af en toe eens bij de moeder langs te gaan. Tot het zover is komt er hopelijk wat beweging in de goede richting als de vader wat toegeeft en/of moeder stopt met blowen.
De proceskosten
5.13.
Omdat de vader en de moeder een relatie hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren minderjarige betreft, zal de rechtbank bepalen dat elk van de ouders de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst af het verzoek van de moeder om de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 10 november 2022 te wijzigen;
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Olthof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2025 in tegenwoordigheid van K.K. van Haarst, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.