ECLI:NL:RBOVE:2025:6871

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
C/08/340202 (1)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over schorsing van executiemaatregelen en hypotheekrecht in verband met onrechtmatige handelingen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 14 november 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] B.V. [eiser] vorderde schorsing van de door [gedaagde] voorgenomen executiemaatregelen en parate executie van haar onroerend goed, waaronder haar woning, in het kader van een hypotheekrecht. De zaak is ontstaan na een reeks van leningen en overeenkomsten tussen [eiser] en [gedaagde], waarbij [eiser] stelt dat zij gedwaald heeft en dat er sprake is van misbruik van omstandigheden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, aangezien de veiling van de onroerende zaken op 18 november 2025 gepland staat. De rechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van [eiser] bij het behoud van haar woning zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij de executie. De voorzieningenrechter heeft daarom de executiemaatregelen geschorst en [gedaagde] verboden om verdere stappen te ondernemen totdat er onherroepelijk is geoordeeld in de bodemprocedure. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer C/08/340202
Vonnis in kort geding van 14 november 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
hierna ook wel te noemen [eiser],
advocaat: mr. L. Meijerink,
en
[gedaagde] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. M.A. Kerkdijk.

1.De procedure

1.1.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is bij vonnis van 14 november 2025 op het door [eiser] gevorderde beslist. De feiten en de motivering waarop de in dat vonnis gegeven beslissing steunt, volgen hieronder.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaresse van:
de woning staande en gelegen te [adres 1], hierna te noemen: de woning;
het registergoed, kadastraal omschreven als Bedrijvigheid (kantoor) en Terrein (grasland, staande en gelegen te [adres 2], hierna te noemen Registergoed I;
het registergoed, kadastraal omschreven als Terrein (grasland), gelegen te Markelo (gemeente Hof van Twente), zonder plaatselijke aanduiding, kadastraal bekend [adres 3] (hierna te noemen: Registergoed II.
2.2.
[eiser] heeft na het overlijden van haar echtgenoot in 2013 [bedrijf] B.V. voortgezet. In 2022 heeft zij via een detacheringsbureau de heer [naam] (hierna: [naam]) ingehuurd als bedrijfsleider.
2.3.
[naam] in (indirect) bestuurder en enig aandeelhouders van [gedaagde].
Vanaf begin 2023 heeft [eiser] [naam] rechtstreeks ingehuurd via [gedaagde] voor € 60,00 per uur excl. btw.
2.4.
[naam] heeft de bedrijfsvoering voor zijn rekening genomen en de administratie is uitgevoerd door een door hem ingezette medewerkster.
2.5.
[eiser] heeft zich ziek gemeld en heeft in augustus en september 2023 in een verslavingskliniek in het buitenland verbleven.
2.6.
Tussen [eiser] en [naam] is gesproken over de toekomst van [bedrijf] en de optie dat [naam] althans [gedaagde] het bedrijf zou overnemen. Schol & Gorter advocaten is in 2024 de advocaat van zowel [bedrijf] als van [gedaagde].
Op 15 februari 2024 is op kantoor van de advocaat een overeenkomst van geldlening getekend waarin staat dat [gedaagde] € 183.221,39 aan [bedrijf] heeft geleend. [eiser] als bestuurder van het bouwbedrijf verklaart zich bereid medeschuldenaar te zijn voor de lening. Ter zekerheid wordt een pandrecht (hypotheek) gegeven op alle activa van zowel [eiser] als [bedrijf].
2.7.
Op 13 augustus 2024 heeft de belastingdienst een bevel tot betaling betekend bij [eiser] voor € 123.950,00 en aangekondigd dat op 28 augustus 2024 beslag zal worden gelegd.
2.8.
Op 28 augustus 2024 wordt een tweede leningsovereenkomst gesloten tussen [eiser] en [gedaagde] voor € 169.004,43, opnieuw met een hypotheekrecht op alle activa van zowel [eiser] als [bedrijf].
2.9.
Bij dagvaarding van 16 oktober 2024 (procedurenummer C/08/323288) heeft [eiser] de rechtbank Overijssel verzocht:
- om voor recht te verklaren dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld;
- dat de overeenkomsten die ten grondslag liggen aan de hypotheken rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn vernietigd;
- dat [gedaagde] moet meewerken aan het doorhalen van de hypotheken.
2.10.
Op 6 november 2024 is [bedrijf] failliet verklaard.
2.11.
De curator in het faillissement heeft zich op 25 juni 2025 gesteld namens [bedrijf] en laten weten dat hij de procedure C/08/323288 namens het bouwbedrijf voortzet. Begin augustus 2025 heeft een driegesprek plaatsgevonden tussen de curator, [eiser] en [gedaagde]. [gedaagde] heeft gevraagd om uitstel om te antwoorden; de curator en [eiser] hebben ingestemd met uitstel tot 5 november 2025.
2.12.
Bij brief van 29 augustus 2025 is aan [eiser] medegedeeld dat de veiling van haar woonhuis en ander onroerend goed in opdracht van [gedaagde] is gepland op 18 november 2025.
2.13.
In september 2025 heeft de curator een forensisch accountant ingeschakeld. Ten tijde van de procedure is het onderzoeksrapport nog niet beschikbaar.
2.13
Na een verzoek om uitstel van [gedaagde] staat de bodemprocedure voor
19 november 2025 op de rol voor conclusie van antwoord.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I de door [gedaagde] voorgenomen (verdere) executiemaatregelen en de door [gedaagde] voorgenomen parate executie c.q. executoriale verkoop van de Woning, Registergoed I en Registergoed II, schorst, totdat onherroepelijk is geoordeeld in de lopende bodemprocedure bij deze rechtbank met nummer C/08/323288;
II [gedaagde] verbiedt om de door [gedaagde] voorgenomen (verdere) executiemaatregelen en de door [gedaagde] voorgenomen parate executie c.q. executoriale verkoop van de Woning, Registergoed I en Registergoed II door te zetten of voort te zetten, totdat onherroepelijk is geoordeeld in de genoemde bodemprocedure met nummer C/08/323288, alles op straffe van een direct te verbeuren dwangsom van € 100.000,00 per dag (of dagdeel) voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde] in strijd handelt met dit verbod;
III [gedaagde] gebiedt om alle handelingen, gericht op de executieveiling van 18 november 2025, te staken en de notaris binnen 24 na kennisname van dit vonnis te instrueren de veiling te annuleren, totdat er onherroepelijk is geoordeeld in de bodemprocedure met nummer C/08/323288, alles op straffe van een direct te verbeuren dwangsom van
€ 100.000,00 per dag (of dagdeel) voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde] in strijd handelt met dit gebod;
IV [gedaagde] verbiedt om, nadat de openbare verkoop van 18 november 2025 is geannuleerd, opnieuw executiemaatregelen in te leiden op basis van de onder 2.2. genoemde hypotheekaktes, totdat onherroepelijk is geoordeeld in de bodemprocedure met nummer C/08/323288, alles op straffe van een direct te verbeuren dwangsom van
€ 100.000,00 per dag (of dagdeel) voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde] in strijd handelt met dit verbod;
V [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
Ter onderbouwing voert [eiser] aan dat zij heeft gedwaald bij het aangaan van de overeenkomsten van geldlening. Ook is sprake van misbruik van omstandigheden. Op die gronden heeft [eiser] de overeenkomsten vernietigd zodat de grondslag voor het hypotheekrecht is komen te vervallen.
[naam] heeft [eiser] steeds verzekerd dat hij het beste met haar voorhad en [eiser] vertrouwde hem. [eiser] was overspannen en heeft de bedrijfsvoering aan hem overgelaten, inclusief alle betalingen. Bij het aangaan van de geldleningen kreeg [eiser] een overzicht van schulden te zien dat was opgesteld door de accountant. Achteraf blijkt dat dat overzicht niet klopt. [naam] gaf [eiser] veel persoonlijke en amoureuze aandacht om haar over te halen mee te gaan in zijn voorstellen. Hij heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare omstandigheden waarin zij zich bevond. Hij gaf aan dat de leningen noodzakelijk om de bedrijfsovername door te laten gaan. Niemand heeft [eiser] verteld dat zij niet verplicht was om in privé garant te staan voor de leningen.
Na de zomer van 2024 werd [eiser] duidelijk dat zij verkeerd was voorgelicht door [naam] en dat er veel geld van [bedrijf] was verdwenen naar [gedaagde]. [eiser] constateerde allerlei misstanden, zoals dubbel betaalde rekeningen, spookfacturen, het niet meenemen van afbetalingen in overzichten, het in rekening brengen door [gedaagde] van hoge marges en het toe-eigenen door WML van inventaris en rijdend materieel. Eigenlijk is [bedrijf] leeggehaald door [gedaagde]. Het rapport van de forensisch accountant is voor 90% klaar en bevestigt de bevindingen van [eiser].
De curator heeft inmiddels ook aangegeven dat hij voornemens is [gedaagde] als feitelijke beleidsbepaler aan te merken. Hij roept de pauliana in voor zowel het gepretendeerde pandrecht als de door [gedaagde] gesloten koopovereenkomst van bedrijfsmiddelen. [gedaagde] heeft de bedrijfsmiddelen van [bedrijf] gekocht en voor veel geld terug verhuurd aan [bedrijf]. Een claim voor bestuurdersaansprakelijkheid ligt voor de hand en dan zal [gedaagde] de complete schuldenlast moeten dragen, hetgeen zij niet kan.
In de bodemprocedure, waarin vernietiging van de leningen is gevorderd, heeft [gedaagde] nog altijd niet geconcludeerd voor antwoord. Een deel van de vertraging komt voor rekening van de curator, maar daarnaast heeft [gedaagde] steeds uitstel gevraagd. Het is onredelijk om nu al over te gaan tot executie van het hypotheekrecht. Als de woning en ander onroerend goed van [eiser] nu wordt geveild ontstaat een onomkeerbare situatie. [eiser] is dan alles kwijt en heeft geen woning meer. Als [eiser] in de bodemprocedure gelijk krijgt is het onwaarschijnlijk dat haar geld kan terugkrijgen. Het bedrijf [gedaagde] staat er financieel niet goed voor dus er is sprake van een totaal restitutierisico.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Het tijdsverloop in de bodemprocedure is bijna volledig veroorzaakt door de curator van [eiser]. De curator gaf aan dat hij onderzoek deed. [gedaagde] was bereid daarop te wachten maar het was [gedaagde] die uiteindelijk het gevoel had aan het lijntje te worden gehouden. Na het gesprek van augustus over een mogelijke regeling bleef het weer stil en heeft [gedaagde] de notaris gevraagd de uitwinning van het hypotheekrecht weer op te pakken. In reactie op de dagvaarding stelt [gedaagde] dat de stellingen niet zijn onderbouwd. Dat [eiser] nergens van op de hoogte was, is onzin. Zij was vanaf oktober 2023 weer regelmatig op kantoor en had toegang tot de bankrekeningen. Zij wist dus welke rekeningen werden betaald. Door de boekhouder en accountant vonden controles plaats, en zij hebben nooit vragen gesteld bij de transacties dus dat de gestelde misstanden plaatsvonden is onwaarschijnlijk. Bij het aangaan van de leningen waren derden betrokken, zoals de gezamenlijke advocaat, de accountant en de notaris. Zij zagen geen reden om [eiser] te weerhouden van het aangaan van de leningen.
[bedrijf] stond er financieel gezien slecht voor toen [gedaagde] aan de samenwerking begon. De liquiditeitspositie was slecht en er was vaak geen geld om materialen te kopen. [gedaagde] heeft daarom voor eigen rekening en risico de materialen ingekocht. De opslagmarges waren zoals gebruikelijk in de branche en [eiser] heeft daar ook mee ingestemd. Als [gedaagde] dit niet had gedaan was [bedrijf] al veel eerder failliet gegaan. Dat [gedaagde] teveel uren zou hebben gedeclareerd (gemiddeld 66 per week in 2023 en gemiddeld 59 per week in 2024) is niet waar, de uren zijn daadwerkelijk gemaakt en wekelijks bijgehouden. Elke week ontving [eiser] daarvoor een factuur inclusief urenstaten en daar is nooit over geklaagd. [bedrijf] had grote liquiditeitsproblemen en [gedaagde] heeft door leningen de problemen opgelost; zonder die leningen konden geen materialen worden ingekocht en rekeningen betaald.
In augustus 2024 heeft de Belastingdienst beslag gelegd bij [eiser] en daarna is kennelijk paniek ontstaan en probeert [eiser] de zwarte piet bij [gedaagde] te leggen.
Door het faillissement van het bouwbedrijf zijn de vorderingen opeisbaar geworden. [gedaagde] heeft groot belang bij het executeren van het pandrecht. Als zij geen betaling ontvangt is niet uit te sluiten dat een faillissement van [gedaagde] zal volgen. Het belang van [gedaagde] bij het doorzetten van de executie weegt zwaarder dan het belang van [eiser] bij het behoud van de bestaande toestand.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang voortvloeit uit de aard van de vorderingen, nu de veiling is aangekondigd per 18 november 2025 en [eiser] dat wil voorkomen.
4.2.
[gedaagde] heeft als hypotheekhouder het recht van parate executie. Het verzet van [eiser] tegen die executie is een executiegeschil als bedoeld in artikel 438 Rv. De executiebevoegdheid van [gedaagde] als hypotheekhouder berust op het vrijwillig tussen partijen afgesproken verhaalsrecht op specifiek aangewezen vermogensobjecten van [eiser]. Die afspraak, vastgelegd in de hypotheekakten, verschaft op grond van artikel 430 Rv een executoriale titel aan [gedaagde] als schuldeiser.
4.3.
Voor het toetsingskader bij verzet tegen parate executie zoekt de voorzieningenrechter, onder verwijzing naar het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 6 april 2021, (ECLI:NL:GHARL:2021: 3303), aansluiting bij het kader dat de Hoge Raad, voor de executie op basis van vonnissen, heeft gegeven in zijn arresten van 20 december 2019, (ECLI:NL:HR:2019:2026) en 20 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:688). Daarin maakt de Hoge Raad onderscheid tussen de executie op basis van een vonnis waartegen een rechtsmiddel is ingesteld of nog openstaat en de executie waarbij tegen dat vonnis geen rechtsmiddel meer openstaat. De parate executie door een hypotheekhouder komt overeen met de executie op basis van een toewijzend vonnis waartegen nog een rechtsmiddel openstaat. Bij de executie op basis van een authentieke akte kan de geëxecuteerde immers nog aan de rechter voorleggen dat de onderliggende rechtsverhouding volgens hem niet bestaat, zoals in de verhouding tussen partijen ook het geval is. Voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de executie op basis van een hypotheekakte gelden de volgende maatstaven. De hypotheekhouder dient belang te hebben bij het doorzetten van de executie, de belangen van de executerende hypotheekhouder en de geëxecuteerde moeten worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval en het belang van de hypotheekhouder bij uitwinning moet zwaarder wegen dan dat van de hypotheekgever bij het achterwege laten van de executie. Uitgangspunt is dat de wetgever aan de hypotheekhouder het recht van parate executie heeft willen verlenen. De kans van slagen van een procedure, waarin het bestaan van de vordering waarop het hypotheekrecht is gebaseerd wordt bestreden, dient in het executiegeding buiten beschouwing te blijven, tenzij sprake is van een kennelijke misslag van feitelijke of juridische aard. Uitgangspunt is dat de parate executie op basis van een hypothecair zekerheidsrecht in beginsel uitvoerbaar is. Afwijking daarvan is slechts gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de geëxecuteerde bij het behoud van de bestaande toestand, ondanks dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van de executerende hypotheekhouder bij het doorzetten van de executie. De daarbij aan te voeren feiten hoeven geen nieuwe feiten en omstandigheden te zijn.
4.4.
Uit het hiervoor omschreven toetsingskader volgt dat de stelling van [eiser] dat de vordering waarvoor de hypotheek is gevestigd voortvloeit uit een vernietigbare overeenkomst wegens dwaling of misbruik van omstandigheden, in beginsel niet ter toetsing voorligt. Immers de kans van slagen van een procedure waarin het bestaan van een vordering waarop het hypotheekrecht is gebaseerd wordt bestreden, dient in dit executiegeding – behoudens een kennelijke misslag van feitelijke of juridische aard – buiten beschouwing te blijven.
De geschetste omstandigheden kunnen wel een rol spelen bij de belangenafweging.
4.5.
Als de executie doorgaat betekent dat voor [eiser] dat haar woning wordt verkocht alsmede de andere onroerende zaken van [eiser] en [bedrijf]. [eiser] heeft geen vervangende woonruimte. Als zij in de lopende bodemprocedure gelijk krijgt is het zeer de vraag of de gevolgen kunnen worden teruggedraaid. [gedaagde] heeft zelf aangevoerd dat ook zij te maken heeft met grote schulden, waaronder bij de Belastingdienst, en dat zij een faillissement in de toekomst niet uitsluit. Bovendien zal [gedaagde] mogelijk door de curator van [bedrijf] worden aangesproken en aansprakelijk gehouden voor de schade in het faillissement; dan volgt wel zeker het faillissement van [gedaagde]. Er is dus sprake van een groot restitutierisico.
Als de executie doorgaat betekent dat voor [gedaagde] dat zij op korte termijn terugbetaling van de geleende bedragen kan verwachten.
De afweging van belangen vindt het plaats in het licht van de volgende omstandigheden. [gedaagde] heeft in het kader van deze procedure nagelaten om concreet inzicht gegeven in haar eigen financiële positie. Haar stelling dat zij de opbrengst van de executie nodig heeft om haar eigen schuldeisers te voldoen, onderbouwt zij op geen enkele wijze en is niet te controleren. Zo blijft onduidelijk hoe urgent [gedaagde] de opbrengst van de openbare verkoop nodig heeft en valt niet in te schatten of dit nog wel kan wachten tot de uitkomst van de hierboven geschetste bodemprocedure. Daar staat tegenover dat zij zelf stelt haar eigen faillissement niet te kunnen uitsluiten. Zou [gedaagde] de executoriale verkoop mogen doorzetten, dan wordt [eiser] dakloos en heeft zij geen uitzicht op een mogelijkheid om de opbrengst van deze executie (met eventueel aanvullende schadevergoeding) terug te vorderen van [gedaagde]. De onomkeerbare gevolgen op korte termijn voor [eiser] dienen in dit geval zwaarder wegen dan die van [gedaagde].
4.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] begroot op:
- dagvaarding € 148,04
- griffierecht € 331,00
- salaris gemachtigde € 1.107,00
- nakosten €
178,00, verhoogd met € 92,00 in geval van betekening
Totaal € 1.764,04

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
1. schorst de door [gedaagde] voorgenomen (verdere) executiemaatregelen en de door [gedaagde] voorgenomen parate executie c.q. executoriale verkoop van de Woning, Registergoed I en Registergoed II, totdat onherroepelijk is geoordeeld in de lopende bodemprocedure bij deze rechtbank met nummer C/08/323288;
2. verbiedt [gedaagde] om de door [gedaagde] voorgenomen (verdere) executiemaatregelen en de door [gedaagde] voorgenomen parate executie c.q. executoriale verkoop van de Woning, Registergoed I en Registergoed II door te zetten of voort te zetten, totdat onherroepelijk is geoordeeld in de genoemde bodemprocedure met nummer C/08/323288, alles op straffe van een direct te verbeuren dwangsom van € 100.000,00 per dag (of dagdeel) voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde] in strijd handelt met dit verbod, met een maximum van € 1.000.000,00;
3. gebiedt [gedaagde] om alle handelingen, gericht op de executieveiling van 18 november 2025, te staken en de notaris binnen 24 na kennisname van dit vonnis te instrueren de veiling te annuleren, totdat er onherroepelijk is geoordeeld in de bodemprocedure met nummer C/08/323288, alles op straffe van een direct te verbeuren dwangsom van € 100.000,00 per dag (of dagdeel) voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde] in strijd handelt met dit gebod, met een maximum van € 1.000.000,00;
4. verbiedt [gedaagde] om, nadat de openbare verkoop van 18 november 2025 is geannuleerd, opnieuw executiemaatregelen in te leiden op basis van de onder 2.2. genoemde hypotheekaktes, totdat onherroepelijk is geoordeeld in de bodemprocedure met nummer C/08/323288, alles op straffe van een direct te verbeuren dwangsom van € 100.000,00 per dag (of dagdeel) voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde] in strijd handelt met dit verbod, met een maximum van € 1.000.000,00;
5.2.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op:
- dagvaarding € 148,04
- griffierecht € 331,00
- salaris gemachtigde € 1.107,00
- nakosten €
178,00, verhoogd met € 92,00 in geval van betekening
Totaal € 1.764,04
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter en in het openbaar uitgesproken op
14 november 2025. De feiten en de motivering waarop de beslissing steunt, zijn afzonderlijk vastgesteld op 28 november 2025.
(RS(O)