Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de conclusie van antwoord van 14 mei 2025, met producties 1 tot en met 13,
- de akte overlegging producties van BKC van 27 juni 2025, met producties 32 en 33,
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
Na overleg tussen Palfinger en de monteur van [gedaagde] is gebleken dat het niet mogelijk is om de GMT zaagkop aan de kraan werkend te krijgen”. BKC heeft vervolgens op 21 januari 2025 aan [gedaagde] bericht dat zij de werking van de zaagkop laat beoordelen door een onafhankelijke partij. Op 22 januari 2025 heeft deze beoordeling plaatsgevonden. Uit het mailbericht van de deskundige van 23 januari 2025 volgt dat de deskundige naar aanleiding van deze beoordeling heeft geconcludeerd -kort samengevat- dat het RotaQ snelwisselsysteem en de GMT zaagkop niet goed werkten. De deskundige heeft geconcludeerd: “
Mijn eindconclusie is dat de vrachtwagen met zaagkop GMT 050 en RotaQ niet naar behoren functioneert. Deze kan zo niet in bedrijf worden genomen door BKC”.
De door [naam 1] geleverde BDVEZ 100 (BD00155) en RotaQ100 (RQ100071) werkten tijdens de afgenomen test beiden goed en voldoen aan de gestelde eisen voor levering en gebruik”. [gedaagde] wijst ook op het bericht van GMT van 10 februari 2025 dat luidt: “
Via deze weg willen wij u graag onze overtuiging overdragen dat de GMT050 aan u geleverd ten behoeve van uw klant BKC op zichzelf prima functioneert. Wel hebben wij geconstateerd dat er in de huidige configuratie een hoge retourdruk bestaat. Wij hebben een aantal suggesties gedaan om deze retourdruk te beperken, dit zal de performance van de GMT050 ten goede komen”.
eindproduct, de houtkraan, niet enkel voor het leveren van (mogelijk) goed functionerende
onderdelen. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan deze betwisting en oordeelt dat BKC voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat [gedaagde] op 19 december 2024 een houtkraan heeft geleverd met twee onderdelen die niet goed functioneren. Op 22 januari 2025 heeft de deskundige de houtkraan beoordeeld. Deze deskundige heeft op 23 januari 2025 geconcludeerd dat de houtkraan niet in bedrijf kan worden genomen door BKC . [gedaagde] heeft daarmee geen deugdelijk werkende houtkraan opgeleverd als bedoeld in artikel 7:750 lid 1 en 7:758 BW. Op 19 december 2024 kon de houtkraan dan ook niet als opgeleverd en aanvaard worden beschouwd.
Qua planning is het voertuig incl. de RDW ingebruikname keuring aan het einde van de week gereed. De eerste week van het nieuwe jaar zullen wij het meerwerk nog uitvoeren dat we afgelopen week met jou en [naam 2] hebben doorgenomen. In de loop van die 1e week staat het complete voertuig klaar voor [bedrijf] ”.Naar het oordeel van de rechtbank levert de inhoud van dit mailbericht niet een door [gedaagde] gegeven duidelijke termijn op waarbinnen BKC mocht verwachten dat de houtkraan zou worden opgeleverd. Uit deze mail volgt dat in de eerste week van januari 2024 het meerwerk zal worden uitgevoerd en dat de houtkraan klaar staat voor [bedrijf] . Niet staat vermeld dat de houtkraan (uiterlijk eind van) de eerste week van januari 2024 zal worden opgeleverd bij BKC . Door het niet opleveren van de houtkraan in de eerste week van januari 2024 wordt door [gedaagde] dan ook geen fatale termijn geschonden, waardoor hij in verzuim zou kunnen komen te verkeren.
op te leveren, welke verbintenis ook wordt genoemd in de brief.