ECLI:NL:RBOVE:2025:827

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
08/996168-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belastingfraude, valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie

Op 13 februari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van belastingfraude, valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden. De verdachte was schuldig bevonden aan feitelijke leiding geven aan belastingfraude gepleegd door [bedrijf 1] B.V. in de periode van 28 april 2015 tot en met 27 juli 2016. Dit betrof het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting, waarbij te weinig belasting werd geheven. Daarnaast was de verdachte betrokken bij het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. en het plegen van valsheid in geschrift door valse facturen op te nemen in de administratie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten een criminele organisatie vormden die zich bezighield met btw-carrouselfraude. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk en in georganiseerd verband handelde, wat leidde tot een aanzienlijk fiscaal nadeel voor de Belastingdienst. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting en bepaalde dat de gevangenisstraf met acht maanden werd verminderd. De verdachte werd vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar de bewezenverklaring van de belangrijkste feiten bleef staan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/996168-17 (P)
Datum vonnis: 13 februari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 oktober 2022, 17 november 2022, 25 november 2024, 26 november 2024, 28 november 2024, 9 januari 2025 en 13 februari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.J. Weldam, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte wordt verweten:
feit 1:betrokkenheid als opdrachtgever of feitelijke leidinggever bij omzetbelastingfraude in de periode van 28 april 2015 tot en met 27 juli 2016 door [bedrijf 1] B.V.;
feit 2:betrokkenheid als opdrachtgever of feitelijke leidinggever bij valselijk opmaken en/of vervalsen van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016;
feit 3:deelname, in de periode van 1 januari 2015 tot en met 26 januari 2017, aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van valsheid in geschrift, belastingfraude en witwassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
[bedrijf 1] B.V. op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 april 2015 tot en met 27 juli 2016, in de gemeente(n) Apeldoorn en/of Almelo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, als ondernemer in de zin van de Wet op de Omzetbelasting 1968, (telkens) opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (digitale) aangifte voor de omzetbelasting over:
- het eerste kwartaal van 2015 en/of
- het tweede kwartaal van 2015 en/of
- het derde kwartaal van 2015 en/of
- het vierde kwartaal van 2015 en/of
- het eerste kwartaal van 2016 en/of
- het tweede kwartaal van 2016,

onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, en/of heeft laten doen, bij de Inspecteur der belastingen / de Belastingdienst, terwijl dat feit/die feiten er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafba(a)ar(e) feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.

althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt, SUBSIDIAIR,
hij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 april 2015 tot en met 27 juli 2016, in de gemeente(n) Apeldoorn en/of Almelo en/of [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (telkens) opzettelijk een of meer (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting, op naam van [bedrijf 1] B.V. over:
- het eerste kwartaal van 2015 en/of
- het tweede kwartaal van 2015 en/of
- het derde kwartaal van 2015 en/of
- het vierde kwartaal van 2015 en/of
- het eerste kwartaal van 2016 en/of
- het tweede kwartaal van 2016,
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op/in die (digitale) aangifte(n) omzetbelasting (telkens) een onjuist te betalen bedrag aan omzetbelasting en/of een onjuist bedrag aan voorbelasting opgegeven, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt, MEER SUBSIDIAIR,
[bedrijf 1] B.V. op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 april 2015 tot en met 27 juli 2016, in de gemeente(n) Apeldoorn en/of Almelo en/of [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (telkens) opzettelijk een of meer, (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting op naam van [bedrijf 1] B.V. over:
- het eerste kwartaal van 2015 en/of
- het tweede kwartaal van 2015 en/of
- het derde kwartaal van 2015 en/of
- het vierde kwartaal van 2015 en/of
- het eerste kwartaal van 2016 en/of
- het tweede kwartaal van 2016,
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op/in die (digitale) aangifte(n) omzetbelasting (telkens) een onjuist te betalen bedrag aan omzetbelasting en/of een onjuist bedrag aan voorbelasting opgegeven, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
[bedrijf 1] B.V. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 31 december 2016, in de gemeente(n) [plaats 1] en/of [plaats 3] althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (telkens) de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. over het/de
ja(a)r( en) 2015 en/of 2016,
-(elk) zijnde een samenstel van geschriften welke in onderlinge samenhang bestemd zijn om te dienen tot bewijs van het daarin gestelde, althans (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende dat valselijk opmaken en/of dat vervalsen hierin bestaan dat (telkens) in die bedrijfsadministratie is opgenomen een of meer factu(u)r(en),
waaronder (onder meer):
- een factuur van [bedrijf 2] B.V. gericht aan [bedrijf 1] B.V., met factuurnummer [nummer 1] , gedateerd 16-01-2015, [vindplaats document d-54/p.1159] en/of
- een creditnota van [bedrijf 1] B.V gericht aan [bedrijf 3] , met klantnummer 17, gedateerd 30-03-2015, [vindplaats documentd-36/p.1140] en/of
- een factuur van [bedrijf 4] gericht aan [bedrijf 1] BV, met factuurnummer [nummer 2] , gedateerd 09-07-2015, [vindplaats document d-42/p.1147]

en/of

- een factuur van [bedrijf 5] gericht aan [bedrijf 1] B.V., met factuurnummer [nummer 3] , gedateerd 10-11-2015, [vindplaats document d-47/p.1152 en/of
- een factuur van [bedrijf 6] B.V. gericht aan [bedrijf 1] B.V., met factuurnummer [nummer 4] , gedateerd 07-01-2016, [vindplaats document d-11/p.1095] en/of
- een factuur van [bedrijf 7] B.V. gericht aan [bedrijf 1] B.V., met factuurnummer [nummer 5] , gedateerd 09-03-2016, [vindplaats document d-37/p.1142] en/of
- een factuur van [bedrijf 6] B.V. gericht aan [bedrijf 1] B.V., met factuurnummer [nummer 6] , gedateerd 16-06-2016, [vindplaats document d-459/p.1437] en/of
- een factuur van [bedrijf 8] gericht aan [bedrijf 1] B.V., met factuurnummer [nummer 7] , gedateerd 19-12-2016, [vindplaats document d-27/p.1115],
terwijl op genoemde factu(u)r(en) (telkens) werkzaamheden en/of inkopen en/of verkopen werd(en) vermeld die in werkelijkheid, geheel en/of gedeeltelijk niet hebben plaatsgevonden,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt, SUBSIDIAIR,
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 31 december 2016, in de gemeente(n) [plaats 1] en/of [plaats 3] althans in Nederland, tezamen en in-vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (telkens) de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. over het/de ja(a)r( en) 2015 en/of 2016,
- (elk) zijnde een samenstel van geschriften welke in onderlinge samenhang bestemd zijn om te dienen tot bewijs van het daarin gestelde, althans (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken
of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, (telkens) met het
oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door
anderen te doen gebruiken, hebbende dat valselijk opmaken en/of dat vervalsen
hierin bestaan dat (telkens) in die bedrijfsadministratie is opgenomen een of
meer factu(u)r(en), waaronder (onder meer):
- een factuur van [bedrijf 2] B.V. gericht aan [bedrijf 1] B.V.,
met factuurnummer [nummer 1] , gedateerd 16-01-2015, [vindplaats document
d-54/p.1159] en/of
- een creditnota van [bedrijf 1] B.V gericht aan [bedrijf 3] , met klantnummer 17, gedateerd 30-03-2015, [vindplaats document d-36/p.1140] en/of
- een factuur van [bedrijf 4] gericht aan [bedrijf 1] BV, met factuurnummer [nummer 2] , gedateerd 09-07-2015, [vindplaats document d-42/p.1147]

en/of

- een factuur van [bedrijf 5] gericht aan [bedrijf 1] B.V., met factuurnummer [nummer 3] , gedateerd 10-11-2015, [vindplaats document d-47/p.1152 en/of
- een factuur van [bedrijf 6] B.V. gericht aan [bedrijf 1] B.V., met factuurnummer [nummer 4] , gedateerd 07-01-2016, [vindplaats document d-11/p.1095] en/of
- een factuur van [bedrijf 7] B.V. gericht aan [bedrijf 1] B.V., met factuurnummer [nummer 5] , gedateerd 09-03-2016, [vindplaats document d-37/p.1142] en/of
- een factuur van [bedrijf 6] B.V. gericht aan [bedrijf 1] B.V., met factuurnummer [nummer 6] , gedateerd 16-06-2016, [vindplaats document d-459/p.1437] en/of
- een factuur van [bedrijf 8] gericht aan [bedrijf 1] B.V., met factuurnummer [nummer 7] , gedateerd 19-12-2016, [vindplaats document d-27/p.1115],
terwijl op genoemde factu(u)r(en) (telkens) werkzaamheden en/of inkopen en/of verkopen werd(en) vermeld die in werkelijkheid, geheel en/of gedeeltelijk niet hebben plaatsgevonden;
3.
hij op een of meer verschillende tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 31 december 2016 in de gemeente(n) [plaats 2] en/of [plaats 1] en/of Almelo en/of [plaats 3] en/of [plaats 13] en/of [plaats 7] dan wel elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door
- [verdachte] en/of
- [medeverdachte 1] en/of
- [medeverdachte 2] en/of
- [bedrijf 1] B.V. en/of
een of meer andere (rechts)perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het plegen van valsheid in geschrift en/of
- het plegen van belastingfraude en/of
- het plegen van witwassen.

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de dagvaarding een opgave moet behelzen van het feit dat ten laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn, alsmede met vermelding van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan. Bij de uitleg van deze bepaling staat de vraag centraal of de verdachte zich op basis van de tenlastelegging goed kan verdedigen. Ook voor de rechter moet de tenlastelegging begrijpelijk zijn. De eis van ”opgave van het feit” wordt zo uitgelegd dat het tenlastegelegde in de eerste plaats duidelijk en begrijpelijk moet zijn, in de tweede plaats niet innerlijk tegenstrijdig en in de derde plaats voldoende feitelijk.
Onder feit 2 wordt verdachte, kort gezegd, verweten dat hij als opdrachtgever of feitelijke leidinggever betrokken is geweest bij het valselijk opmaken en/of vervalsen van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. (hierna ook: [bedrijf 1] B.V.) door één of meerdere facturen in die administratie op te nemen. Vervolgens wordt in de tenlastelegging met de zinsnede ”waaronder (onder meer)” tot uiting gebracht, naar de rechtbank begrijpt, dat de specifiek genoemde facturen behoren tot een veelheid van facturen die niet nader zijn omschreven. De rechtbank is (ambtshalve) van oordeel dat gezien de omvang van het dossier en de grote hoeveelheid facturen die daarin is opgenomen, wat er vanuit taalkundig oogpunt ook zij van genoemde zinsnede, onvoldoende duidelijk is op welke andere facturen dan de specifiek genoemde de tenlastelegging doelt. Voor wat betreft de aangehaalde zinsnede zal de rechtbank de tenlastelegging dan ook partieel nietig verklaren en de woorden “waaronder (onder meer)” schrappen.
Hetgeen na deze partiële nietigverklaring van de tenlastelegging onder feit 2 resteert, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk en bepaald, nu het onder dat feit aan verdachte gemaakte verwijt is beperkt tot de daar specifiek genoemde facturen. Daarmee is ook voor verdachte duidelijk, zoals ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waartegen hij zich dient te verdedigen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de dagvaarding voor het overige dan ook geldig.
3.2
De overige vragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4
Woord vooraf
De zaak tegen verdachte maakt deel uit van het strafrechtelijk onderzoek “ [verdachte] ”. In dit strafrechtelijk onderzoek is van maart 2017 tot 19 februari 2019 onderzoek gedaan omdat het vermoeden van omzetbelastingfraude met handel in sloopzilver was gerezen. Aanvankelijk richtte het onderzoek zich op [bedrijf 1] B.V. Dit onderzoek is later uitgebreid naar [bedrijf 9] B.V. (hierna ook: [bedrijf 9] B.V.). Het vermoeden is ontstaan dat een btw-carrouselfraude is opgezet.
Het FIOD-onderzoek heeft twee strafdossiers opgeleverd, te weten [nummer 8] / [bedrijf 1] B.V. en [nummer 8] / [bedrijf 9] B.V. Beide dossiers bevatten (deels overlappende) overzichtsprocessen-verbaal. Beide dossiers beschikken over een documenten- en ambtshandelingenbibliotheek. Een deel van de documenten en ambtshandelingen komt, onder dezelfde nummering en benaming, in beide dossiers voor. Een ander deel komt slechts in één van beide strafdossiers voor, terwijl de inhoud van dat document belang heeft voor het gehele onderzoek. De rechtbank noemt als voorbeeld DOC-406. Dit document is onder de naam “Zilverleveringen van [bedrijf 9] aan [bedrijf 10] ” alleen opgenomen in het dossier [bedrijf 9] B.V., terwijl ook de zilverleveringen van [bedrijf 1] B.V. in het document zijn opgesomd. Als tweede voorbeeld noemt de rechtbank DOC-012. Dit document is aan verdachte [medeverdachte 3] voorgehouden tijdens diens verdachtenverhoor. Het verhoor is in beide dossiers opgenomen, terwijl DOC-012 slechts in het [bedrijf 9] -dossier is opgenomen.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank vastgesteld dat aan (de verdediging van) alle verdachten steeds beide dossiers zijn verstrekt. De rechtbank heeft beide dossiers aan de verdachten voorgehouden. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen beide dossiers niet los van elkaar beoordeeld worden. De rechtbank heeft de redengevende feiten en omstandigheden uit beide dossiers afgeleid. Voor de leesbaarheid van dit vonnis wordt in de voetnoot telkens verwezen naar het nummer en de naam van het betreffende document. Het daaropvolgende paginanummer verwijst vervolgens naar de vindplaats, in één van beide dossiers, ongeacht de vraag of het document in alleen dat dossier of beide dossiers voorkomt.
4.1
Inleiding
De term “btw-carrouselfraude” wordt gebruikt voor een samenstel van strafbare, frauduleuze, gedragingen waarbij minimaal één bedrijf (een zogenaamde “ploffer”) in een handels- en facturenketen wel btw in rekening brengt bij zijn afnemers, maar die btw niet afdraagt aan de fiscus. De schakels in de handelsketen na de ploffer – zogenaamde “buffers” – vragen de aan hen gefactureerde btw terug. De namen en btw-nummers van bedrijven die als ploffer fungeren worden meestal maar korte tijd gebruikt, waarna de activiteiten worden gestaakt. Dit gaat veelal gepaard met een ontbinding of faillissement, waarna een nieuwe ploffer de plaats van de eerdere ploffer inneemt. De Belastingdienst kan vervolgens de eerste ploffer niet meer aanspreken op zijn fiscale verplichtingen. De meeste bestuurders van de bedrijven die fungeren als ploffer of buffer zijn slechts formeel leidinggevende en niet feitelijk betrokken bij de ondernemingen; zij zetten de bedrijven en bankrekeningen slechts op naam van “katvangers”. Het komt ook voor dat bestuurders van de bedrijven die fungeren als ploffers onwetend zijn dat het (veelal: inactieve) bedrijf gebruikt wordt voor de aanwas van facturen waarop BTW vermeld is. Dit gebeurt dan met valse facturen of creditfacturen. Eén van de kenmerken van btw-carrouselfraude is dat sprake is van een prijsval: ploffers factureren goederen aan bufferbedrijven voor een lager bedrag dan waarvoor die aan de ploffers waren gefactureerd. Deze prijsval kan alleen worden gerealiseerd doordat plofferbedrijven geen btw afdragen. De “winst” die ten gevolge van deze handelwijzen ontstaat, wordt doorgaans over de diverse schakels verdeeld. [2]
De rechtbank stelt voorop dat een btw-carrousel alleen dan goed kan werken als elke schakel in de factuurstroom van die carrousel daarvan op de hoogte is, met uitzondering van eventuele onwetend betrokken schakels die überhaupt geen kennis hebben van de betreffende fictieve handelstransacties en onwetend moeten blijven, zodat het risico op doorbreking van die carrousel door een deelnemer is uitgesloten. Tenzij nadrukkelijk anders blijkt, gaat de rechtbank er daarom in beginsel vanuit dat de deelnemer aan een ‘goederen’- en factuurstroom in de btw-carrouselfraude weet dat sprake is van vooraf georganiseerde handel, waarbij er in de keten van bedrijven enkel winst kan worden gegenereerd omdat de zogenaamde ploffer de door hem in rekening gebrachte btw niet afdraagt. [3]
In het onderzoek naar het handelen van [bedrijf 1] B.V. heeft de FIOD over de jaren 2015 en 2016 tien bedrijven aangemerkt als ploffers. [bedrijf 1] B.V. werd aangemerkt als vermoedelijke buffer. [4]
In het onderzoek naar het handelen van [bedrijf 9] B.V. heeft de FIOD over de jaren 2017 en 2018 14 bedrijven aangemerkt als vermoedelijke ploffers. [bedrijf 9] B.V. werd aangemerkt als vermoedelijke buffer. [5]
De verdenking is dat [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 9] B.V. omzetbelastingfraude hebben gepleegd door (op papier) op grote schaal (sloop)zilver in te kopen van de hiervoor bedoelde ploffers. [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 9] B.V. maakten daarbij gebruik van valse facturen van Nederlandse leveranciers, terwijl het sloopzilver in werkelijkheid bij ondernemers in andere lidstaten van de Europese Unie of Turkije zou zijn ingekocht. Volgens de FIOD hebben [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 9] B.V. vervolgens de omzetbelasting die op deze valse facturen was vermeld in de aangiften voor de omzetbelasting ten onrechte in vooraftrek gebracht dan wel teruggevraagd als voorbelasting.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Daartoe is het volgende – verkort weergegeven – aangevoerd.
De raadsman heeft primair aangevoerd dat geen sprake is geweest van schijnhandel tussen [bedrijf 1] B.V. en de ondernemingen die in het dossier zijn vermeld. De in de tenlastelegging opgenomen facturen hebben betrekking op werkelijke transacties. Subsidiair heeft de raadsman naar voren gebracht dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte op de hoogte was van de btw-fraude.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
4.4.1.1 Aanleiding en tijdlijn
4.4.1.1.1 Boekenonderzoek [bedrijf 6] B.V.
Bij leveringen binnen de Europese Unie geldt ter zake van btw als vertrekpunt het nultarief. Bij intracommunautaire leveringen van goederen of diensten hoeft geen btw in rekening te worden gebracht door de verkoper. Daartoe is vereist dat de verkoper periodiek haar intracommunautaire leveringen meldt aan de belastingdienst binnen het EU-land waar zij gevestigd is (listing). De door verkopers geliste intracommunautaire leveringen worden door de lidstaten in het VAT Information Exchange System (VIES) met elkaar gedeeld. De afnemer in het andere EU-land (in deze zaak Nederland) dient in de aangifte voor de omzetbelasting aan te geven tot welk bedrag zij vanuit andere EU-landen goederen heeft verworven. Dit bedrag wordt vergeleken met de listingen vanuit het VIES. Indien de informatie in het VIES niet overeenkomt met het bedrag dat door de afnemer (in dit geval in Nederland) in de aangifte voor de omzetbelasting is aangegeven, dan is sprake van een mismatch.
In 2016 heeft de Belastingdienst ten aanzien van de onderneming [bedrijf 6] B.V. een mismatch geconstateerd. Uit het VIES volgde dat het Tsjechische bedrijf [bedrijf 11] S.R.O. intracommunautaire leveringen aan [bedrijf 6] B.V. had gelist. In de aangiften voor de omzetbelasting van [bedrijf 6] B.V. waren deze intracommunautaire verwervingen niet aangegeven. Naar aanleiding van deze mismatch heeft de Belastingdienst op 30 juni 2016 een boekenonderzoek ingesteld op het bedrijfsadres van [bedrijf 6] B.V. aan [adres 1] in [plaats 1] . [6]
Blijkens de gegevens uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel bestonden de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 6] B.V. uit “advisering op het gebied van management en bedrijfsvoering” en “het verlenen van diensten, met name op het gebied van het organiseren en uitvoeren van arbeidsprocessen van cliënten, al dan niet met eigen machines en/of hulpmiddelen”. De bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 6] B.V. was de heer [medeverdachte 3] . [7] [medeverdachte 3] verklaarde tijdens het boekenonderzoek dat hij met zijn onderneming [bedrijf 6] B.V. edelmetalen had gekocht van [bedrijf 11] S.R.O. en dat deze goederen waren doorverkocht aan [bedrijf 1] B.V. en dat ter zake van al deze verkopen facturen waren uitgeschreven. [8]
[bedrijf 1] B.V. werd opgericht op 2 oktober 2014 en is gevestigd geweest op de adressen [adres 2] in [plaats 2] en (later) [adres 3] in [plaats 1] . Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel bestonden de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 1] B.V. uit “groothandel in juweliersartikelen en uurwerken”. Uit de historie van de uitgetreden functionarissen van [bedrijf 1] B.V blijkt dat [bedrijf 12] B.V. en [bedrijf 13] B.V. van 2 oktober 2014 tot 16 september 2016 de bestuurders van [bedrijf 1] B.V waren. [9] De enige bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 12] B.V. was verdachte [verdachte] . [10] De enige bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 13] B.V was medeverdachte [medeverdachte 1] tot 27 december 2017 en daarna [naam 1] . [11]
4.4.1.1.2 Derdenonderzoek [bedrijf 1] B.V.
Naar aanleiding van de bevindingen tijdens het boekenonderzoek bij [bedrijf 6] B.V., heeft de Belastingdienst op 12 juli 2016 een derdenonderzoek ingesteld bij [bedrijf 1] B.V. op het adres [adres 2] in [plaats 2] . Uit het onderzoek bleek dat [bedrijf 1] B.V. sloopzilver had ingekocht, achtereenvolgend bij de bedrijven [bedrijf 2] B.V. (april 2015), [bedrijf 4] B.V. (van mei tot en met september 2015) en [bedrijf 6] B.V. op het moment van het derdenonderzoek (vanaf oktober 2015). Blijkens de aangetroffen facturen had [bedrijf 1] B.V. van deze bedrijven voor totaalbedragen (inclusief btw) van € 219.791,74, € 706.459,36 respectievelijk € 398.031,09 in 2015 en € 2.224.323,99 in 2016 aan sloopzilver ingekocht. [12]
Naar aanleiding hiervan hebben de controleambtenaren de geautomatiseerde systemen van de Belastingdienst geraadpleegd. Hieruit volgde dat [bedrijf 6] B.V. in het jaar 2015 een nihilaangifte en in het jaar 2016 in het geheel geen aangiften voor de omzetbelasting had ingediend. Per 1 augustus 2016 is het btw-identificatienummer van [bedrijf 6] B.V. ingetrokken. [13] [medeverdachte 3] is medegedeeld dat hij aangemerkt werd als verdachte van het opzettelijk onjuist doen van aangifte voor de omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2015 en het niet doen van de aangiften over het eerste en het tweede kwartaal van 2016. [medeverdachte 3] gaf hierop aan dat hij alles wilde rechtzetten en dat het tijd was om de zaak onder vier ogen te bespreken. [14] Op 3 augustus 2016 heeft [medeverdachte 3] tegenover de controleambtenaren van de Belastingdienst een spontane verklaring afgelegd. [medeverdachte 3] verklaarde dat hij naar aanleiding van het boeken- en derdenonderzoek van de Belastingdienst was bedreigd door mensen uit [plaats 2] en dat hij doodsbang was. [medeverdachte 3] verklaarde dat hij slechts een klein radertje was in een groot Turks netwerk. [medeverdachte 1] en [verdachte] zouden contacten hebben met prominente Turkse personen. [medeverdachte 3] verklaarde dat hij door financiële problemen in contact was gekomen met de mensen uit [plaats 2] . Zij vertelden hem hoe hij de verkoopfacturen van [bedrijf 6] B.V. aan [bedrijf 1] B.V. moest opmaken. [15]
Controleambtenaren van de Belastingdienst hebben een voortzetting van het derdenonderzoek bij [bedrijf 1] B.V. aangekondigd. [16] Dit heeft op 22 en 23 augustus 2016 plaatsgevonden. [17] [verdachte] en de belastingadviseur van [bedrijf 1] B.V., [naam 2] , waren bij het derdenonderzoek aanwezig. [naam 2] heeft ten behoeve van het derdenonderzoek het inkoopboek overgelegd waarin de inkopen van [bedrijf 1] B.V. over het jaar 2015 en over eerste halfjaar van 2016 waren geboekt (hierna ook: inkoopboek G&W). Volgens het overgelegde inkoopboek en de bijbehorende facturen had [bedrijf 1] B.V. over de jaren 2015 en 2016 sloopzilver ingekocht van de ondernemingen [bedrijf 14] B.V., [bedrijf 3] B.V., [bedrijf 15] B.V. / [bedrijf 16] , [bedrijf 2] B.V., [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 6] B.V. [18]
Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt hier volstaan met op te merken dat uit onderzoek van de Belastingdienst verder bleek dat, voor zover in deze zaak relevant, geen van deze leveranciers (correcte) aangiften voor de omzetbelasting over 2015 of 2016 heeft ingediend (verwezen wordt naar de overwegingen in paragraaf 4.4.1.2).
Naar aanleiding van de bevindingen uit de derdenonderzoeken van 12 juli 2016 en 22 en 23 augustus 2016, werd in september 2016 de zaak aangemeld voor strafrechtelijk onderzoek. [19]
4.4.1.1.3 Boekenonderzoek [bedrijf 1] B.V.
Op 30 december 2016 heeft [naam 3] , namens de Belastingdienst, per e-mailbericht aangekondigd een onderzoek in te stellen naar de geclaimde voorbelasting over het vierde kwartaal van 2016 door [bedrijf 1] B.V. De aankondiging was gericht aan [verdachte] . [20] Op 2 januari 2017 heeft [naam 4] op de e-mail van [naam 3] gereageerd. [naam 4] schreef dat hij sinds september 2016 de enig aandeelhouder en bestuurder was van [bedrijf 1] B.V. [21] [naam 3] en [naam 4] spraken af dat het boekenonderzoek op 13 februari 2017 zou plaatsvinden. [22]
Blijkens informatie uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel was [naam 4] per 16 september 2016 enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] B.V. [23] Volgens de akten van leveringen van 16 september 2016 en 18 oktober 2016 waren de aandelen van [bedrijf 1] B.V. in twee leveringen overgedragen door [bedrijf 12] B.V. en [bedrijf 13] B.V. aan [naam 4] voor € 100.000,00. De koopprijs werd volledig betaald vanaf de bankrekening van [bedrijf 1] B.V. [24] [naam 4] heeft het boekhoudkantoor [bedrijf 17] , vertegenwoordigd door medeverdachte [medeverdachte 2] , gevolmachtigd om gedurende een periode van drie jaren de zaken van [naam 4] met de Belastingdienst en overige financiële en fiscale instanties te beheren, zijn belangen waar te nemen, voor zijn rechten op te komen en hem bij dit alles zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen en te begeleiden. [25] Tevens zijn [bedrijf 1] B.V en [bedrijf 17] een overeenkomst aangegaan inzake het verwerken van de boekhoudadministratie over het jaar 2016. [26] Daarnaast verzorgde [bedrijf 17] (in de persoon van [medeverdachte 2] ) de aangiften voor de omzetbelasting van [bedrijf 1] B.V.
Op 13 februari 2017 heeft op het bedrijfsadres van [bedrijf 1] B.V. aan de [adres 3] in [plaats 1] een boekenonderzoek door de Belastingdienst plaatsgevonden. [naam 4] en [medeverdachte 2] waren bij het boekenonderzoek aanwezig. Tijdens het boekenonderzoek vertelde [medeverdachte 2] dat er geen kasboek was en dat hij de hele boekhouding van [bedrijf 1] B.V. over het jaar 2016 opnieuw had ingeboekt. Daarnaast waren er ten opzichte van het derdenonderzoek op 22 en 23 augustus 2016 twee nieuwe werknemers in dienst gekomen, te weten [naam 5] en [naam 6] . Sieraden werden volgens [medeverdachte 2] via het verkoopplatform [bedrijf 18] verkocht. Het sloopzilver werd afgevoerd naar het afvalverwerkings- en recyclingbedrijf [bedrijf 10] B.V. (verder [bedrijf 10] ). [27]
Op 14 februari 2017 stuurde [medeverdachte 2] een e-mailbericht naar de controleambtenaar van de Belastingdienst. In deze e-mail gaf [medeverdachte 2] aan dat [bedrijf 1] B.V. in haar aangiften voor de omzetbelasting over het eerste en het tweede kwartaal 2016 te weinig voorbelasting had aangegeven. Volgens [medeverdachte 2] betrof de voorbelasting over het eerste tot en met het derde kwartaal van 2016 in werkelijkheid € 1.296.588,00 in plaats van het tot dat moment in de aangiften aangegeven bedrag van € 979.379,00. [28] In het e-mailbericht was als bijlage in de vorm van een pdf-bestand een grootboek inkoopboek over 2016 en een grootboek “te vorderen OB 21%” gevoegd (hierna ook: inkoopboek B). [29]
Uit onderzoek bleek dat inkoopboek B op verschillende onderdelen afweek van inkoopboek G&W.
Volgens inkoopboek G&W had [bedrijf 1] B.V. over het eerste en het tweede kwartaal van 2016 geen (sloop)zilver ingekocht van [bedrijf 4] B.V. Uit inkoopboek B bleek daarentegen dat in het eerste en tweede kwartaal van 2016 acht transacties hadden plaatsgevonden voor een totaalbedrag van € 140.287,54 (inclusief € 24.347,43 omzetbelasting). In totaal zijn er 25 facturen aangetroffen die duiden op transacties die hadden plaatsgevonden in 2016 tussen [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 4] B.V. [30] In de aangiften voor de omzetbelasting over 2016 van [bedrijf 4] B.V was geen omzet aangegeven. [medeverdachte 2] was – naast de boekhouder van [bedrijf 1] B.V. – ook de boekhouder van [bedrijf 4] B.V. en werd als contactpersoon opgegeven in de aangiften omzetbelasting van [bedrijf 4] B.V. [31]
Met betrekking tot [bedrijf 6] B.V. bleek uit inkoopboek G&W dat [bedrijf 1] B.V. over het eerste en het tweede kwartaal van 2016 voor een totaalbedrag van € 2.224.323,99 (inclusief € 386.038,99 omzetbelasting) aan (sloop)zilver had gekocht van [bedrijf 6] B.V. [32] Uit inkoopboek B kwam echter naar voren dat tussen [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 6] B.V. in het eerste en het tweede kwartaal van 2016 43 transacties hadden plaatsgevonden voor een totaalbedrag van € 2.900.516,72 (inclusief € 503.395,47 omzetbelasting).
Uit onderzoek van de Belastingdienst bleek dat [bedrijf 6] B.V. geen aangiften omzetbelasting over 2016 had ingediend. [33]
Voorts kwamen in inkoopboek B bedrijven naar voren die al in het eerste halfjaar van 2016 (sloop)zilver zouden hebben verkocht aan [bedrijf 1] B.V. Het betreft de bedrijven [bedrijf 19] B.V., [bedrijf 20] B.V., [bedrijf 8] en Handelsonderneming [bedrijf 43] B.V. [34] Deze leveranciers waren niet vermeld in inkoopboek G&W.
In maart 2017 heeft de Stuur- en Weegploeg de aanmelding van [bedrijf 1] B.V. voor strafrechtelijk onderzoek geaccepteerd. [35]
4.4.1.1.4 Bedrijfsbezoek [bedrijf 9] B.V.
Blijkens het uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel was [bedrijf 1] B.V. per 9 mei 2017 uitgeschreven uit het handelsregister. Op 9 mei 2017 is door de Kamer van Koophandel geregistreerd dat de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 1 mei 2017. [36]
Uit onderzoek van de Belastingdienst bleek dat [medeverdachte 2] enkele maanden voor de ontbinding van [bedrijf 1] B.V. een nieuwe B.V. had opgericht die in de eerste zes weken een omzet van € 509.829,00 had gegenereerd en – net als [bedrijf 1] B.V. – zich bezighield met de in- en doorverkoop van (sloop)zilver. Naar aanleiding hiervan hebben belastingambtenaren in juni 2017 contact opgenomen met [medeverdachte 2] en aangekondigd een bedrijfsbezoek te willen brengen aan de nieuwe onderneming van [medeverdachte 2] , te weten [bedrijf 9] B.V (verder: [bedrijf 9] B.V.). [37]
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd [bedrijf 9] B.V. op 9 februari 2017 opgericht en was zij gevestigd op het adres [adres 4] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit “handel, daaronder begrepen de inkoop van, de verkoop van, de distributie van en de handel in edelmetaal, sieraden en apparatuur voor recycling van edelmetaal en de recycling van edelmetaal”. De bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 9] B.V. was [bedrijf 22] B.V. [38] De bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 22] B.V. was [medeverdachte 2] . [39]
Op 31 augustus 2017 hebben ambtenaren van de Belastingdienst een bedrijfsbezoek gebracht aan [bedrijf 9] B.V. op het adres [adres 5] in [plaats 3] . Dit is ook het adres waar het administratiekantoor van [medeverdachte 2] , [bedrijf 17] , is gevestigd. [medeverdachte 2] verklaarde dat hij met zijn onderneming [bedrijf 9] B.V. (sloop)zilver en sieraden inkocht van juweliers. Het zilver werd gewogen bij [bedrijf 10] in [plaats 4] en aan de hand van het gewicht en het zilvergehalte werd afgerekend met de leverancier tegen de geldende koers van het zilver. Daarna ontving [bedrijf 9] B.V. een factuur van [bedrijf 10] voor de inkoop waarbij de afrekening in de meeste gevallen geschiedde in goud. De leveranciers van [bedrijf 9] B.V. werden contant of in goud betaald. [medeverdachte 2] verklaarde dat hij voor de zilverhandel één vaste kracht in dienst had, te weten [medeverdachte 4] , medeverdachte in dit onderzoek. Voorts verklaarde [medeverdachte 2] dat hijzelf de administratie van [bedrijf 9] B.V verzorgde en de aangiften voor de omzetbelasting opstelde en indiende bij de Belastingdienst. Uit de geraadpleegde administratie kwam naar voren dat [bedrijf 9] B.V. zelf de inkoopfacturen opmaakte en het (sloop)zilver inkocht van zeven verschillende bedrijven, te weten [bedrijf 23] B.V., [bedrijf 24] B.V., [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 25] B.V., [bedrijf 26] B.V. en de eenmanszaken [bedrijf 8] en [bedrijf 27] . [40] Na afloop van het bedrijfsonderzoek hebben de controleambtenaren van de Belastingdienst nader onderzoek gedaan naar deze zeven leveranciers. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de hiervoor beschreven ondernemingen geen aangiften voor de omzetbelasting hadden gedaan of in hun aangiften geen omzet hadden aangegeven in het eerste en het tweede kwartaal van 2017. Daarop is ook [bedrijf 9] B.V. in verband met aangiften omzetbelasting over het eerste en tweede kwartaal 2017 aangemeld voor strafrechtelijk onderzoek. [41]
4.4.1.1.5 Strafrechtelijk onderzoek
Op 22 mei 2018 heeft in het kader van het strafrechtelijk onderzoek een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden op het adres [adres 6] ( [bedrijf 17] B.V.) en [adres 6] ( [bedrijf 9] B.V.) in [plaats 3] . [42] Tijdens de doorzoeking van het bedrijfspand van [bedrijf 9] B.V. werden bedrijfsstempels aangetroffen van in het onderzoek betrokken bedrijven: [bedrijf 28] B.V., [bedrijf 29] B.V., [bedrijf 30] B.V. en [bedrijf 1] B.V. [43] Tijdens de doorzoeking van het vestigingsadres van [bedrijf 17] B.V. is een bedrijfsstempel van het Tsjechische bedrijf [bedrijf 11] aangetroffen. [44] Tijdens de netwerkdoorzoeking van de bij [bedrijf 17] B.V. aanwezige computers werden vanuit het boekhoudpakket “Accountview” auditfiles gemaakt van de aangetroffen administratie (grootboekmutaties) over de boekjaren 2017 en 2018 van [bedrijf 9] B.V. en over de boekjaren 2016 en 2017 van [bedrijf 1] B.V. De auditfiles zijn door medewerkers van de Belastingdienst verwerkt in excel-bestanden. [45] Daarnaast zijn images van de computers gemaakt en diverse bestanden gekopieerd. [46] Op de computers van [bedrijf 17] werden facturen aangetroffen met betrekking tot de inkoop van sloopzilver door [bedrijf 9] B.V. Van deze inkopen heeft [bedrijf 9] B.V. de aankoopfacturen opgemaakt. De klant krijgt van [bedrijf 9] B.V. een (credit)factuur voor de inkoop. Blijkens de aangetroffen aankoopfacturen heeft [bedrijf 9] B.V. in 2017 en 2018 sloopzilver gekocht van de bedrijven [bedrijf 23] B.V., [bedrijf 24] B.V., [bedrijf 25] B.V., [bedrijf 26] B.V., [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 29] B.V., [bedrijf 31] B.V., [bedrijf 32] B.V., [bedrijf 33] B.V en [bedrijf 34] B.V. en de eenmanszaken [bedrijf 8] , [bedrijf 35] , [bedrijf 27] en [bedrijf 23] . [47]
Uit de systemen van de Belastingdienst (“FIBASE”) volgt dat [medeverdachte 4] van 1 februari 2017 tot 31 maart 2017 in loondienst was bij [bedrijf 1] B.V. en vanaf 1 april 2017 werkzaam was bij [bedrijf 9] B.V. [48] Op 22 februari 2018 heeft in de woning van [medeverdachte 4] , gelegen aan de [adres 26] in [plaats 6] , een doorzoeking ter inbeslagname plaatsgevonden. [49] Bij het woonadres stond een personenauto, te weten een Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken] . In de Volkswagen Polo werd in een bruine tas van het merk Burberry een blanco factuur aangetroffen van de onderneming [bedrijf 34] B.V. [50] Ook werd in de tas een kopie van het paspoort van [naam 7] , eigenaar van de eenmanszaak [bedrijf 23] , aangetroffen. [51]
Uit onderzoek van de FIOD is het vermoeden bij de FIOD ontstaan dat [bedrijf 9] B.V. is opgericht om de btw-carrouselfraude van [bedrijf 1] B.V. voort te zetten.
4.4.1.2 Leveranciers [bedrijf 1] B.V. op basis van inkoopboek d.d. 22 augustus 2016 (inkoopboek G&W)
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd
[bedrijf 36] B.V.op 18 maart 2013 opgericht en was zij gevestigd aan [adres 7] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit “detailhandel in cadeauartikelen, meubels en decoratie” en “handel in tuinbouwproducten, groothandel in schildersmaterialen”. In de periode 19 januari 2015 tot en met 22 juni 2016 was [bedrijf 37] B.V. de bestuurder van [bedrijf 36] B.V. [52] Uit de systemen van de Belastingdienst bleek dat [naam 8] enig aandeelhouder is geweest van [bedrijf 36] B.V. in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 14 december 2016. Op 14 december 2016 is de rechtspersoon ontbonden. [53]
Uit het inkoopboek kwam naar voren dat [bedrijf 1] B.V. in 2015 voor een totaalbedrag van € 76.076,81 (inclusief € 13.203,41 omzetbelasting) aan (sloop)zilver heeft gekocht van [bedrijf 36] B.V. [54] Uit onderzoek van de Belastingdienst bleek dat [bedrijf 36] B.V. voor het laatst op 27 oktober 2014 een aangifte voor de omzetbelasting had ingediend. Deze aangifte had betrekking op het derde kwartaal van 2014. [bedrijf 36] B.V. heeft geen aangiften voor de omzetbelasting over 2015 ingediend bij de Belastingdienst. [55]
[naam 8] is gedurende het onderzoek niet gevonden en heeft geen verklaring afgelegd.
[bedrijf 3] B.V.werd opgericht op 4 november 2005 en was gevestigd op het adres [adres 8] in [plaats 5] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit “bemiddeling bij handel, huur of verhuur van onroerend goed”, “het verkrijgen, vervreemden, bezwaren en exploiteren van registeren en andere vermogenswaarden, alsmede het beleggen van vermogen in effecten en obligaties”. Uit de systemen van de Belastingdienst bleek dat de hiervoor reeds genoemde [naam 8] ook enig aandeelhouder is geweest van [bedrijf 3] B.V. in de periode van 11 september 2014 tot en met 10 november 2016. Op 10 november 2016 werd de rechtspersoon ontbonden. [56]
Uit het inkoopboek bleek dat [bedrijf 1] B.V. in 2015 voor een totaalbedrag van € 79.232,01 (inclusief € 13.751,01 omzetbelasting) aan (sloop)zilver heeft gekocht van [bedrijf 3] B.V. [57] In de administratie van [bedrijf 1] B.V. werd één creditfactuur aangetroffen. [58]
Uit onderzoek van de Belastingdienst bleek dat [bedrijf 3] B.V. nooit aangiften voor de omzetbelasting heeft ingediend bij de Belastingdienst. [59]
[naam 8] is, zoals gezegd, gedurende het onderzoek niet gevonden en heeft geen verklaring afgelegd.
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd
[bedrijf 4] B.V.op 30 april 2015 opgericht en was zij gevestigd aan de [adres 9] in [plaats 6] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit “groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen assortiment”, “groothandel in non-ferrometalen en -halffabricaten” en “handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s”. De bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 4] B.V. was [naam 9] . Op 19 mei 2015 heeft een ambtenaar van de belastingdienst een bedrijfsbezoek aan deze B.V. gebracht en daarop volgend informatie en aanvulling ontvangen van [naam 9] en zijn adviseur [medeverdachte 2] , die namens [bedrijf 17] de administratie voor [bedrijf 38] B.V. deed. [naam 9] verklaarde aan de controleambtenaar dat de bedrijfsactiviteiten bestonden uit in- en verkoop van babyvoedingsmiddelen. De bedrijfsactiviteiten waren op het moment van het bezoek, 19 mei 2015, nog niet gestart. Na het bezoek zijn kopie inkoopfacturen aan de Belastingdienst ter hand gesteld. Uit deze facturen bleek dat
[bedrijf 15] B.V.(zie hierna) babyvoeding “Nutrilon 1 tot en met 5” leverde aan [bedrijf 4] B.V. De facturen waren contant betaald. [60]
Uit het inkoopboek van [bedrijf 1] B.V. kwam naar voren dat zij zeven inkoopfacturen van [bedrijf 4] B.V. in haar boekhouding had opgenomen met een eerdere datum dan het bedrijfsbezoek van 19 mei 2015, te weten op 6, 7, 8, 11, 13, 15 en 18 mei 2015 voor een totaalbedrag van € 90.816,72. [61]
Uit de historie van de uitgetreden functionarissen van [bedrijf 4] B.V. bleek dat in de periode van 11 mei 2015 tot 25 november 2015 [naam 1] medebestuurder van [bedrijf 4] B.V. was. [62] [naam 1] was/is de zwager van [medeverdachte 1] , en per 27 december 2017 de (middellijk) bestuurder van [bedrijf 1] B.V.
Uit het inkoopboek kwam voorts naar voren dat [bedrijf 1] B.V. in 2015 voor een totaalbedrag van € 819.095,74 (inclusief € 142.157,11,01 omzetbelasting) aan (sloop)zilver had gekocht van [bedrijf 4] B.V. [63] Uit het inkoopboek bleek dat er geen inkopen van [bedrijf 4] B.V. hadden plaatsgevonden over het eerste en tweede kwartaal van 2016. [64] De controleambtenaren van de Belastingdienst hebben 24 facturen gefotografeerd [65] en vijf facturen gekopieerd. [66] Tien van de aangetroffen facturen waren niet verwerkt in het inkoopboek van [bedrijf 1] B.V. [67]
Uit de ambtsedige verklaring omzetbelasting van [bedrijf 4] B.V. van 24 oktober 2018 volgt dat [bedrijf 4] B.V. over 2015 een totale omzet had aangegeven van niet meer dan € 550.714,00 (inclusief € 115.650,00 omzetbelasting). [68]
[naam 9] heeft aan de FIOD verklaard dat hij niet meer beschikt over de administratie van [bedrijf 4] B.V. omdat die in een auto lag die naar de sloop is gebracht. [69]
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd
[bedrijf 15] B.V.(handelsnaam: [bedrijf 40] ) op 22 september 2008 opgericht en was zij gevestigd op de [adres 10] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit “groothandel in juweliersartikelen en uurwerken” en “in- en verkoop van edelmetalen”. Volgens de inschrijving van de Kamer van Koophandel beheerde [bedrijf 39] sinds 16 december 2014 de aandelen van [bedrijf 15] [naam 10] was bestuurder van [bedrijf 39] . [70]
Uit het inkoopboek kwam naar voren dat [bedrijf 1] B.V. in 2015 voor een totaalbedrag van € 564.835,28 (inclusief € 84.877,89 omzetbelasting) aan (sloop)zilver heeft gekocht van [bedrijf 40] . [71] De controleambtenaren van de Belastingdienst hadden van zeven facturen een kopie gemaakt. [72] Uit onderzoek van de Belastingdienst bleek dat [bedrijf 15] B.V. nooit een aangifte voor de omzetbelasting had ingediend. [73]
[naam 10] verklaarde bij de FIOD dat hij kok was in een restaurant in [plaats 6] . Hij kende [medeverdachte 2] als de boekhouder van het restaurant en medeverdachte [medeverdachte 4] als klant van dat restaurant. [naam 10] verklaarde bij de FIOD voorts dat hij [bedrijf 1] B.V. niet kent en niet weet wie de facturen heeft opgemaakt. [74]
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd
[bedrijf 2] B.V.op 16 januari 2015 opgericht en was zij gevestigd aan de [adres 11] in [plaats 7] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit “handelsbemiddeling gespecialiseerd in overige goederen”, “het verlenen van koerierdiensten” en “de inkoop en verkoop van goud, zilver, juwelen, sieraden en/of andere goederen”. De bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 2] B.V. was [naam 11] . Op 1 december 2015 werd door de Kamer van Koophandel geregistreerd dat de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig waren met ingang van 14 augustus 2015. [75]
Uit het inkoopboek bleek dat [bedrijf 1] B.V. in 2015 voor een totaalbedrag van € 568.088,97 (inclusief € 98.593,93 omzetbelasting) aan (sloop)zilver heeft gekocht van [bedrijf 2] B.V. In de administratie van [bedrijf 1] B.V. werden 16 creditfacturen [76] en één verkoopfactuur [77] van [bedrijf 2] B.V. aangetroffen.
Uit onderzoek van de Belastingdienst bleek dat [bedrijf 2] B.V. nooit een aangifte voor de omzetbelasting had ingediend en het op de facturen vermelde btw-nummer op naam stond van de onderneming [bedrijf 41] B.V. welke onderneming bij de fiscus bekend stond als
“veelpleger”. [78]
[naam 11] heeft verklaard dat hij [naam 4] , [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 9] B.V. niet kende en nooit goud of zilver heeft verkocht aan [bedrijf 1] B.V. [naam 11] verklaarde dat hij in feite als stroman had gediend en daarom bij de notaris om ontbinding had gevraagd. [79]
Met betrekking tot
[bedrijf 6] B.V.bleek uit het inkoopboek en de aangetroffen facturen [80] dat [bedrijf 1] B.V. in 2015 voor een totaalbedrag van € 398.031,32 (inclusief € 69.013,70 omzetbelasting) aan (sloop)zilver had gekocht van [bedrijf 6] B.V. In het eerste halfjaar van 2016 had [bedrijf 1] B.V. voor een totaalbedrag van € 2.224.323,99 (inclusief € 386.038,99 omzetbelasting) aan (sloop)zilver gekocht van [bedrijf 6] B.V. [81]
Uit onderzoek van de Belastingdienst bleek dat [bedrijf 6] B.V. in haar aangiften voor de omzetbelasting over het vierde kwartaal 2015 een nihilaangifte had ingediend. [bedrijf 6] B.V. heeft geen aangiften voor de omzetbelasting over 2016 ingediend. [82]
[medeverdachte 3] heeft aan de FIOD verklaard dat [bedrijf 6] ertussen geschoven was voor de omzetbelasting (btw). [medeverdachte 3] wist dat het [bedrijf 1] B.V. om de btw te doen was en ontving hiervoor 2% van de btw. “Zij” hadden daarvoor de [bedrijf 6] facturen nodig. [bedrijf 6] B.V. factureerde aan [bedrijf 1] B.V. met btw. Deze btw kon [bedrijf 1] B.V. vervolgens als voorbelasting aftrekken. [medeverdachte 3] kocht het sloopzilver op papier in bij [bedrijf 11] uit [plaats 8] en [bedrijf 42] uit [plaats 9] . Het sloopzilver was voor [bedrijf 1] bedoeld. [medeverdachte 3] werd verteld hoe hij vanuit [bedrijf 6] moest factureren aan [bedrijf 1] B.V. De partijen sloopzilver had [medeverdachte 3] nooit gezien en waren gelijk naar [bedrijf 10] gegaan. [83] [medeverdachte 3] heeft voorts verklaard dat hij geen sloopzilver buiten Nederland heeft opgehaald en niet zou weten waar hij dat vandaan zou moeten halen. [84]
4.4.1.3 Leveranciers [bedrijf 1] BV op basis van inkoopboek d.d. 14 februari 2017 (inkoopboek B)
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd
[bedrijf 19] B.V.op 28 december 2000 opgericht en was zij gevestigd op het adres [adres 12] . De bestuurder van [bedrijf 19] B.V. was [naam 12] . [bedrijf 19] B.V. is met ingang van 26 juli 2016 in staat van faillissement verklaard. [85]
Uit inkoopboek B bleek dat [bedrijf 1] B.V in 2016 acht keer (sloop)zilver had gekocht van [bedrijf 19] B.V. voor een totaalbedrag van € 116.458,87 (inclusief € 20.211,87 aan omzetbelasting). In de administratie van [bedrijf 1] B.V. hebben de controleambtenaren drie facturen aangetroffen. [86] [naam 12] heeft bij de FIOD verklaard dat de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 19] B.V. bestonden uit onder meer groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen en ook dat de bedrijfsactiviteiten stillagen sinds het overlijden van haar man. Voorts verklaarde [naam 12] dat zij de administratie deed van [bedrijf 19] B.V., dat zij de in de administratie van [bedrijf 1] B.V. aangetroffen facturen niet kende en dat de lay-out en factuurnummeringen niet overeenkwam met de gebruikelijke wijze waarop [bedrijf 19] B.V. aan haar klanten factureerde. [87]
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd [bedrijf 20]
B.V.op 23 oktober 2013 opgericht en was zij gevestigd op het adres [adres 13] in [plaats 10] . De bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 7] B.V. was [naam 13] . [bedrijf 7] B.V. werd met ingang van 29 maart 2016 in staat van faillissement verklaard. [88]
Uit inkoopboek B bleek dat [bedrijf 1] B.V in 2016 tien keer (sloop)zilver had gekocht van [bedrijf 20] B.V. voor een totaalbedrag van € 154.946,56 (inclusief € 26.891,56 aan omzetbelasting). In de administratie van [bedrijf 1] B.V. hebben de controleambtenaren twee facturen aangetroffen. [89]
Uit onderzoek van de Belastingdienst bleek dat [bedrijf 20] nooit een aangifte voor de omzetbelasting heeft ingediend. De bestuurder [naam 13] kon niet worden getraceerd. [90]
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd de eenmanszaak
[bedrijf 8]op 1 mei 2010 opgericht en was zij gevestigd op het adres [adres 14] in [plaats 11] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit “winkels in bovenkleding en modeartikelen” en “groothandel in zaden, pootgoed en peulvruchten” en “detailhandel in kleding. Handelsonderneming in onder andere landbouw, tuinbouw en handelsproducten”. De eigenaar van [bedrijf 8] was [naam 14] . [91]
Uit inkoopboek B bleek dat [bedrijf 1] B.V in 2016 voor een totaalbedrag van € 1.578.213,17 (inclusief € 273.904,80 aan omzetbelasting) aan (sloop)zilver had gekocht van [bedrijf 8] . [92] In de administratie van [bedrijf 1] B.V. werden twaalf facturen aangetroffen. [93]
Uit onderzoek van de Belastingdienst bleek dat [naam 14] over het jaar van 2016 een totale omzet (exclusief omzetbelasting) van € 5.448,00 had opgegeven in zijn aangiften voor de omzetbelasting. [94]
[naam 14] verklaarde tegenover een Duitse belastingambtenaar van het
Finanzamt für Steuerstrafsachen und Steuerfahndung Düsseldorfdat hij [bedrijf 1] B.V. niet kende en nooit iets aan deze firma heeft verkocht. Voorts verklaarde [naam 14] dat hij met zijn eenmanszaak niet in de zilverbranche zit en de in de administratie van [bedrijf 1] B.V. aangetroffen facturen niet heeft opgesteld. [95]
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd de onderneming
[bedrijf 43] B.V.op 12 oktober 1993 opgericht en was zij gevestigd op het adres [adres 15] in [plaats 12] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit “het ontwikkelen van, adviseren over, en voeren van interim-management met betrekking tot hardware en software voor technische toepassingen”. De bestuurder van [bedrijf 43] B.V. was [naam 15] , de vader van [medeverdachte 3] (de eerder genoemde bestuurder van [bedrijf 6] B.V.). Op 23 maart 2017 werd door de Kamer van Koophandel geregistreerd dat de rechtspersoon was ontbonden met ingang van 23 maart 2017. [96]
Uit inkoopboek B bleek dat [bedrijf 1] B.V in 2016 voor een totaalbedrag van € 292.215,00 (inclusief € 50.715,00 aan omzetbelasting) aan (sloop)zilver had gekocht van [bedrijf 43] B.V. [97] In de administratie van [bedrijf 1] B.V. werd één factuur aangetroffen. [98] Op deze factuur stond hetzelfde btw-nummer, handelsnummer en telefoonnummer als op de facturen van [bedrijf 6] B.V. [99] Daarnaast leken de facturen van [bedrijf 43] B.V. en [bedrijf 6] B.V. qua lay-out sterk op elkaar. Volgens inkoopboek B hadden er drie transacties plaatsgevonden in het eerste halfjaar van 2016. Deze transacties stonden niet in inkoopboek G&W. [100] Volgens de systemen van de Belastingdienst was [bedrijf 43] B.V. in 2015 reeds afgevoerd als btw-ondernemer, waaruit de rechtbank begrijpt dat zij voordien al minimaal één jaar geen dan wel nihilaangiften voor de omzetbelasting had ingediend. [101]
[medeverdachte 3] heeft bij de FIOD verklaard dat zijn vader er niets mee te maken heeft en dat het zo kan zijn dat hij deze facturen zelf heeft gemaakt en deze per e-mail heeft verstuurd naar [verdachte] en [medeverdachte 1] . De transacties zoals vermeld op de facturen, hadden in werkelijkheid niet plaatsgevonden. [102]
4.4.1.4 Leveranciers [bedrijf 9] B.V.
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel was
[bedrijf 23] B.V.op 21 augustus 2015 opgericht en was zij gevestigd op het adres [adres 16] in [plaats 13] . De bedrijfsactiviteiten bestaan uit “groothandel in juweliersartikelen en uurwerken” en “het importeren, exporteren en het exploiteren van een groothandel in sieraden gemaakt van metalen, edelmetalen, (half)edelstenen en sieraden van dergelijke materialen”. De bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 23] B.V. was [naam 16] . [103]
In de administratie van [bedrijf 9] B.V. werden aankoopfacturen aangetroffen waaruit volgt dat [bedrijf 9] B.V. in 2017 en 2018 sloopzilver zou hebben ingekocht van [bedrijf 23] B.V. Blijkens de facturen werd omzetbelasting in rekening gebracht. [bedrijf 9] B.V. heeft de facturen betaald door terug levering van goud. [104] Op basis van de op de aankoopfacturen vermelde omzetbelasting heeft [bedrijf 9] B.V. over het eerste, tweede en derde kwartaal van 2017 en het eerste kwartaal van 2018 voor een totaalbedrag van € 122.223,84 aan voorbelasting geclaimd in haar aangiften voor de omzetbelasting. [105] Dit bedrag komt overeen met de in de bedrijfsadministratie aangetroffen grootboekmutaties. [106]
Uit onderzoek van de FIOD bleek dat de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 23] B.V. in het jaar 2016 waren gestopt. [107]
[naam 16] heeft bij de FIOD verklaard dat hij nog nooit heeft gehoord van [bedrijf 9] B.V. en met deze onderneming nog nooit zaken heeft gedaan. [108]
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd
[bedrijf 24] B.V.op 7 april 2005 opgericht en was zij gevestigd op het adres [adres 17] in [plaats 14] . De bestuurder van [bedrijf 24] B.V. was [naam 17] . [bedrijf 24] B.V. is met ingang van 22 augustus 2017 in staat van faillissement verklaard. [109]
In de administratie van [bedrijf 9] B.V. werden aankoopfacturen aangetroffen waaruit volgt dat [bedrijf 9] B.V. in 2017 sloopzilver zou hebben ingekocht van [bedrijf 24] B.V. Blijkens de facturen werd omzetbelasting in rekening gebracht. [bedrijf 9] B.V. heeft de facturen betaald door middel van terug levering van goud. [110] Op basis van de op de aankoopfacturen vermelde omzetbelasting heeft [bedrijf 9] B.V. over het tweede en derde kwartaal van 2017 voor een totaalbedrag van € 115.455,85 aan voorbelasting geclaimd in haar aangiften voor de omzetbelasting. [111] Dit bedrag komt overeen met de in de bedrijfsadministratie aangetroffen grootboekmutaties. [112]
Uit onderzoek van de FIOD bleek dat de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 24] B.V. bestonden uit “kledingwinkel en -handel” en dat de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 24] B.V. in 2016 waren gestopt. [113]
[naam 17] heeft bij de FIOD verklaard dat hij nog nooit van de onderneming [bedrijf 9] B.V. heeft gehoord en met deze onderneming nooit zakelijke transacties heeft verricht. [114]
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd
[bedrijf 25] B.V.op 29 oktober 2014 opgericht en was zij gevestigd op het adres [adres 18] in [plaats 15] . Bij de bedrijfsactiviteiten is vermeld “houdster- en financieringsmaatschappij”. De bestuurders van [bedrijf 44] B.V. waren [naam 18] en [naam 19] . [115]
In de administratie van [bedrijf 9] B.V. werden aankoopfacturen aangetroffen waaruit volgde dat [bedrijf 9] B.V. in 2017 sloopzilver zou hebben gekocht van [bedrijf 25] B.V. Blijkens de facturen werd omzetbelasting in rekening gebracht. [bedrijf 9] B.V. heeft de facturen betaald door middel van terug levering van goud. [116] Op basis van de op de aankoopfacturen vermelde omzetbelasting heeft [bedrijf 9] B.V. over het eerste en het tweede kwartaal van 2017 voor een totaalbedrag van € 119.761,02 aan voorbelasting geclaimd in haar aangiften voor de omzetbelasting. [117] Dit bedrag komt overeen met de in de bedrijfsadministratie aangetroffen grootboekmutaties. [118]
Uit onderzoek van de FIOD bleek dat de onderneming [bedrijf 25] B.V. weliswaar beschikte over een btw-nummer, maar geen btw-belaste activiteiten verrichte. [119]
[naam 19] heeft bij de FIOD verklaard dat de naam [bedrijf 9] B.V. hem niets zegt en dat er nooit een zakelijke transactie heeft plaatsgevonden tussen [bedrijf 25] B.V. en [bedrijf 9] B.V. [bedrijf 25] beperkt zich tot staal en aluminium en heeft nog nooit gehandeld in zilver of goud. [120]
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd
[bedrijf 26] B.V.op 30 januari 2017 opgericht en was zij gevestigd op het adres [adres 19] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit “ingenieurs en overig technisch ontwerp en advies. Bouwadvies, toezicht en bouwservice, tevens deelname in andere vennootschappen”. De bestuurder van [bedrijf 26] B.V. was [bedrijf 45] . De enig aandeelhouder was [naam 20] . [121]
In de administratie van [bedrijf 9] B.V. werden aankoopfacturen aangetroffen waaruit volgt dat [bedrijf 9] B.V. in 2018 sloopzilver zou hebben gekocht van [bedrijf 26] B.V. Blijkens de facturen werd omzetbelasting in rekening gebracht. [bedrijf 9] B.V. heeft de facturen betaald door terug levering van goud. [122] Op basis van de op de aankoopfacturen vermelde omzetbelasting heeft [bedrijf 9] B.V. over het eerste, tweede en derde kwartaal van 2017 een totaalbedrag van € 85.395,65 aan voorbelasting geclaimd in haar aangiften voor de omzetbelasting. [123] Dit bedrag komt overeen met de in de bedrijfsadministratie aangetroffen grootboekmutaties. [124]
Uit onderzoek van de FIOD bleek dat [bedrijf 26] B.V. per augustus 2017 is afgevoerd voor de omzetbelasting vanwege een intern signaal dat mogelijk sprake zou kunnen zijn van fraude. [125]
[naam 20] heeft bij de FIOD verklaard dat hij [bedrijf 9] B.V. niet kent en nog nooit zaken heeft gedaan met deze onderneming. [126]
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd
[bedrijf 34] B.V.op 4 september 2009 opgericht en was zij gevestigd op het adres [adres 20] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit “gesorteerd materiaal voorbereiden tot recycling, daaronder begrepen de inkoop van, de verkoop van de distributie van en de handle in edelmetaal, sieraden en apparatuur voor recycling van edelmetaal en de recycling van edelmetaal”. De bestuurders van [bedrijf 34] B.V. zijn [naam 21] en [naam 22] . [127]
In de administratie van [bedrijf 9] B.V. werden facturen aangetroffen waaruit volgt dat [bedrijf 9] B.V. in 2018 sloopzilver zou hebben gekocht van [bedrijf 34] B.V. Blijkens de facturen werd omzetbelasting in rekening gebracht. [bedrijf 9] B.V. heeft de facturen betaald door terug levering van goud. [128] Op basis van de op de aankoopfactuur vermelde omzetbelasting heeft [bedrijf 9] B.V. over het eerste kwartaal van 2018 een bedrag van € 13.063,03 aan voorbelasting geclaimd in haar aangiften voor de omzetbelasting. [129] Dit bedrag komt overeen met de in de bedrijfsadministratie aangetroffen grootboekmutaties. [130]
Bij de doorzoeking op 22 mei 2018 bij [bedrijf 17] , waarvan medeverdachte [medeverdachte 2] bestuurder is, werd een blanco factuur van [bedrijf 34] B.V. aangetroffen. [131]
[naam 21] heeft bij de FIOD verklaard dat hij [bedrijf 9] B.V. niet kent en noch met [bedrijf 34] B.V. noch met [bedrijf 29] B.V. heeft gehandeld in zilver en goud met [bedrijf 9] B.V. [132]
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd
[bedrijf 29] B.V.op 21 juni 2017 opgericht en was zij gevestigd op het adres [adres 20] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit “groothandel in non-ferrometalen en -halffabrikaten. Het uitoefenen van een handelsonderneming die zich bezig houdt met de inkoop en verkoop, de distributie van en handel in edelmetaal en sieraden”. De bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 29] B.V. was het eerdergenoemde [bedrijf 34] B.V. Als gevolmachtigde van [bedrijf 29] B.V. was [naam 23] geregistreerd. [133] [naam 23] is de neef van de eerdergenoemde [naam 21] . [134]
In de administratie van [bedrijf 9] B.V. zijn facturen aangetroffen waaruit volgt dat [bedrijf 9] B.V. in 2017 en 2018 sloopzilver zou hebben gekocht van [bedrijf 29] B.V. Blijkens de facturen is omzetbelasting in rekening gebracht. [bedrijf 9] B.V. heeft de facturen betaald door terug levering van goud. [135] Op basis van de op de aankoopfacturen vermelde omzetbelasting heeft [bedrijf 9] B.V. over het derde en vierde kwartaal van 2017 en het eerste kwartaal van 2018 een totaalbedrag van € 47.191,02 aan voorbelasting geclaimd in haar aangiften voor de omzetbelasting. [136] Dit bedrag komt overeen met de in de bedrijfsadministratie aangetroffen grootboekmutaties. [137]
Bij de doorzoeking op 22 mei 2018 bij [bedrijf 17] , waarvan medeverdachte [medeverdachte 2] bestuurder is, werd in de printer briefpapier van [bedrijf 29] B.V. aangetroffen. Daarnaast werden onder andere een inktstempel van [bedrijf 29] B.V., een kopie van een identiteitskaart van [naam 21] en de inloggegevens van de ING-bankrekening van [bedrijf 29] B.V. aangetroffen. [138]
Uit onderzoek van de FIOD bleek dat op naam van [bedrijf 29] B.V. negatieve aangiften omzetbelasting waren ingediend. Vanwege het feit dat deze onderneming tijdens het strafrechtelijk onderzoek gemonitord werd, is er een blokkade gelegd op teruggaven omzetbelasting.
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd
[bedrijf 33] B.V.op 22 juli 2016 opgericht en was zij gevestigd op het adres [adres 21] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit “overige specialistische zakelijke dienstverlening” en “winkels in tweedehands goederen (geen kleding). Het taxeren, inkopen, reinigen, herstellen, bewerken, opslaan, bewaren, in onderpand nemen en verkopen van sieraden, juwelen, uurwerken, edelmetalen, edelstenen, parels, serviesgoed, antiek en kunstvoorwerpen en andere waardevolle roerende zaken, alsmede het adviseren en bemiddelen daarbij, zowel voor zich als voor derden.” De bestuurder van [bedrijf 33] B.V. was [bedrijf 13] B.V. Medeverdachte [medeverdachte 1] was tot 27 december 2017 de enig bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 13] B.V. Vanaf deze datum was [naam 1] dat. [139]
Op 31 mei 2018 werd door de Kamer van Koophandel geregistreerd dat [bedrijf 33] B.V. is opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 15 april 2018. [140]
In de administratie van [bedrijf 9] B.V. werden facturen aangetroffen waaruit volgt dat [bedrijf 9] B.V. in 2017 en 2018 sloopzilver zou hebben gekocht van [bedrijf 33] B.V. Blijkens de facturen werd omzetbelasting in rekening gebracht. [bedrijf 9] B.V. heeft de facturen betaald door terug levering van goud. [141] Op basis van de op de aankoopfacturen vermelde omzetbelasting heeft [bedrijf 9] B.V. over het vierde kwartaal van 2017 en het eerste kwartaal van 2018 een totaalbedrag van € 11.403,11 aan voorbelasting geclaimd in haar aangiften voor de omzetbelasting. [142] Dit bedrag komt overeen met de in de bedrijfsadministratie aangetroffen grootboekmutaties. [143]
[naam 1] is de zwager van [medeverdachte 1] en heeft zich bij de FIOD beroepen op zijn zwijgrecht. [144]
Uit onderzoek van de FIOD bleek dat de aangiften over het vierde kwartaal van 2017 op naam van drie van de hiervoor genoemde bedrijven, te weten [bedrijf 29] B.V. alsmede [bedrijf 34] B.V. en [bedrijf 33] B.V. alle op 12 januari 2018 omstreeks hetzelfde tijdstip zijn ingediend vanuit hetzelfde internetcafé in Rotterdam. Deze drie aangiften betreffen zogenaamde “negatieve aangiften”. [145]
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd
[bedrijf 32] B.V.op 14 juni 2011 opgericht en was zij gevestigd op het adres [adres 22] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit “groothandel in juweliersartikelen en uurwerken. Het uitoefenen van een onderneming op het gebied van de (groot)handel in goud en zilver, overige edelmetalen en sieraden”. De bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 32] B.V. was [naam 24] . [146]
In de administratie van [bedrijf 9] B.V. werden facturen aangetroffen waaruit volgt dat [bedrijf 9] B.V. in 2017 en 2018 sloopzilver zou hebben ingekocht van [bedrijf 32] B.V. Blijkens de facturen werd omzetbelasting in rekening gebracht. [bedrijf 9] B.V. heeft de facturen betaald door terug levering van goud. [147] Op basis van de op de aankoopfacturen vermelde omzetbelasting heeft [bedrijf 9] B.V. over het vierde kwartaal van 2017 en het eerste kwartaal van 2018 een totaalbedrag van € 58.742,44 aan voorbelasting geclaimd in haar aangiften voor de omzetbelasting. [148] Dit bedrag komt overeen met de in de bedrijfsadministratie aangetroffen grootboekmutaties. [149]
Bij de doorzoeking op 22 mei 2018 in het kantoorpand van [bedrijf 9] B.V. en [bedrijf 17] werd op een computer een digitale map “ [bedrijf 32] ” aangetroffen. [150]
[naam 24] heeft bij de FIOD verklaard dat hij [bedrijf 9] B.V. niet kent en er geen zakelijke transacties tussen [bedrijf 9] B.V. en [bedrijf 32] B.V. hebben plaatsgevonden. [151]
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd
[bedrijf 31] B.V.op 13 maart 2017 opgericht en was zij gevestigd op het adres [adres 3] in [plaats 1] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit “groothandel in juweliersartikelen en uurwerken”, “detailhandel via internet in kleding en modeartikelen”, “bewerken van edelstenen en vervaardiging van sieraden e.d. (geen imitatie)” en “het uitoefenen van een handelsonderneming, waaronder begrepen de inkoop van, de verkoop van, de distributie van en de handel in edelmetaal, sieraden en apparatuur voor recycling van edelmetaal alsmede de recycling van edelmetaal, alles in de meest ruime zin des woords”. De bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 31] B.V. was [naam 5] . [152]
In de administratie van [bedrijf 9] B.V. werden facturen aangetroffen waaruit volgt dat [bedrijf 9] B.V. in 2017 en 2018 sloopzilver zou hebben ingekocht van [bedrijf 31] B.V. Blijkens de facturen werd omzetbelasting in rekening gebracht. [bedrijf 9] B.V. heeft de facturen betaald door terug levering van goud. [153] Op basis van de op de aankoopfacturen vermelde omzetbelasting heeft [bedrijf 9] B.V. over het vierde kwartaal van 2017 € 1.518,51 aan voorbelasting heeft geclaimd in haar aangiften voor de omzetbelasting. [154] Dit bedrag komt overeen met de in de bedrijfsadministratie aangetroffen grootboekmutaties. [155]
Uit onderzoek van de Belastingdienst bleek dat de aangifte over het vierde kwartaal van 2017 digitaal is ingezonden vanaf het IP-adres dat op naam stond van de onderneming [bedrijf 17] . [156]
[naam 5] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] haar hebben gevraagd om de onderneming [bedrijf 31] B.V. op haar naam te zetten. [medeverdachte 2] was in het bezit van een volmacht met betrekking tot [bedrijf 31] B.V. en verzorgde de boekhouding. [157] [naam 5] heeft verklaard dat zij de aankoopfacturen van [bedrijf 9] B.V. gericht aan [bedrijf 31] B.V. niet kent. [158]
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd de eenmanszaak
[bedrijf 27]met ingang van 9 mei 2017 gevoerd en was zij gevestigd op het adres [adres 23] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit “winkels in juweliersartikelen en uurwerken”. De eigenaar van de eenmanszaak [bedrijf 27] was [naam 25] . [159]
In de administratie van [bedrijf 9] B.V. werden facturen aangetroffen waaruit volgt dat [bedrijf 9] B.V. in 2017 sloopzilver zou hebben gekocht van [bedrijf 27] . Blijkens de facturen werd omzetbelasting in rekening gebracht. [bedrijf 9] B.V. heeft de facturen betaald door terug levering van goud. [160] Op basis van de op de aankoopfacturen vermelde omzetbelasting heeft [bedrijf 9] B.V. over het eerste en het tweede kwartaal van 2017 een totaalbedrag van € 9.034,63 aan voorbelasting geclaimd in haar aangiften voor de omzetbelasting. [161] Dit bedrag komt overeen met de in de bedrijfsadministratie aangetroffen grootboekmutaties. [162]
Uit onderzoek van de Belastingdienst bleek dat de aankoopfacturen betrekking hadden op transacties die zouden hebben plaatsgevonden in het eerste en het tweede kwartaal van 2017, terwijl [bedrijf 27] pas op 9 mei 2017 was gestart en deze eenmanszaak volgens de systemen van de Belastingdienst geen aangiften voor de omzetbelasting over het eerste en het tweede kwartaal van 2017 heeft gedaan. [163]
A. Jaberi heeft bij de FIOD verklaard dat hij [bedrijf 9] B.V. en de aangetroffen aankoopfacturen. niet kent en deze geadresseerd zijn aan zijn vader. [164]
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd de eenmanszaak
[bedrijf 35]met ingang van 1 juli 2018 gevoerd en was zij gevestigd op het adres [adres 24] in [plaats 16] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit “groothandel in juweliersartikelen en uurwerken” en “handelsbemiddeling gespecialiseerd in overige goederen. Het in- en verkopen van edelmetalen, sieraden en tevens de recycling van deze producten. Handelsonderneming van non-food goederen”. De eigenaar van de eenmanszaak [bedrijf 35] was [naam 22] . Op 6 september 2017 werd door de Kamer van Koophandel geregistreerd dat de onderneming is opgeheven met ingang van 28 augustus 2017. [165] [naam 22] was ook (mede)bestuurder van [bedrijf 34] B.V.
In de administratie van [bedrijf 9] B.V. is een factuur aangetroffen waaruit volgt dat [bedrijf 9] B.V. in 2017 sloopzilver zou hebben ingekocht van [bedrijf 35] . Blijkens de factuur werd omzetbelasting in rekening gebracht. [bedrijf 9] B.V. heeft de factuur betaald door middel van terug levering van goud. [166] Op basis van de op de factuur vermelde omzetbelasting heeft [bedrijf 9] B.V. over het derde kwartaal van 2017 een totaalbedrag van € 8.494,52 aan voorbelasting geclaimd in haar aangifte voor de omzetbelasting. [167] Dit bedrag komt overeen met de in de bedrijfsadministratie aangetroffen grootboekmutaties. [168]
[naam 22] is gedurende het onderzoek niet getraceerd en heeft geen verklaring afgelegd.
Blijkens een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel werd de eenmanszaak
[bedrijf 23]vanaf 25 september 2017 gevoerd en was zij gevestigd op het adres [adres 25] in [plaats 16] . De bedrijfsactiviteiten bestonden uit “algemene burgerlijke- en utiliteitsbouw” en “klussenbedrijf, tegels zetten, stucwerk verrichten, zolder verbouwen, schilderswerk, etc”. De eigenaar van de eenmanszaak [bedrijf 23] was volgens het uittreksel uit het Handelsregister [naam 7] . [169]
In de administratie van [bedrijf 9] B.V. werden aankoopfacturen aangetroffen waaruit volgt dat [bedrijf 9] B.V. in 2017 en 2018 sloopzilver zou hebben gekocht van [bedrijf 23] . Blijkens de facturen werd omzetbelasting in rekening gebracht. [bedrijf 9] B.V. heeft de facturen betaald door terug levering van goud. [170] Op basis van de op de aankoopfacturen vermelde omzetbelasting heeft [bedrijf 9] B.V. over het vierde kwartaal van 2017 en het eerste kwartaal van 2018 een totaalbedrag van € 14.917,26 aan voorbelasting geclaimd in haar aangiften voor de omzetbelasting. [171] Dit bedrag komt overeen met de in de bedrijfsadministratie aangetroffen grootboekmutaties. [172]
Uit onderzoek van de Belastingdienst bleek dat de aangifte over het vierde kwartaal van 2017 was ingezonden op 31 januari 2018 vanaf een IP-adres dat was gekoppeld aan een internetcafé in Rotterdam. Vanaf deze locatie waren enkele weken daarvoor op 12 januari 2018 ook de drie negatieve aangiften omzetbelasting over hetzelfde kwartaal ingediend ten name van [bedrijf 29] , [bedrijf 34] B.V. en [bedrijf 33] B.V. De aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2017 betrof eveneens een negatieve aangifte omzetbelasting. [173]
Een kopie van het paspoort van [naam 7] werd bij een doorzoeking op 22 februari 2018 aangetroffen in een tas in de auto van [medeverdachte 4] (zie 4.4.1.1.5 hiervoor).
[naam 7] heeft verklaard dat hij de eenmanszaak [bedrijf 23] en [bedrijf 9] B.V. niet kent en nooit zakelijke transacties met [bedrijf 9] B.V. heeft verricht. [174]
Met betrekking tot de al eerder in het kader van de leveranciers van [bedrijf 1] B.V. genoemde eenmanszaak
[bedrijf 8]werden in de administratie [bedrijf 9] B.V. aankoopfacturen van sloopzilver aangetroffen. Uit de facturen volgt dat [bedrijf 9] B.V. in 2017 en 2018 sloopzilver zou hebben gekocht. Blijkens de facturen werd omzetbelasting in rekening gebracht. [bedrijf 9] B.V. heeft de facturen betaald door terug levering van goud. [175] Op basis van de op de aankoopfacturen vermelde omzetbelasting heeft [bedrijf 9] B.V. over alle kwartalen van 2017 en het eerste kwartaal van 2018 een totaalbedrag van € 163.428,04 aan voorbelasting geclaimd in haar aangiften voor de omzetbelasting. [176]
Bij de doorzoeking op 22 mei 2018 van het kantoorpand van [bedrijf 9] B.V. en [bedrijf 17] , beide gevestigd op het adres [adres 5] in [plaats 3] , zijn een stempel en blanco facturen van [bedrijf 8] aangetroffen. [177]
[naam 14] verklaarde tegenover een Duitse belastingambtenaar van het
Finanzamt für Steuerstrafsachen und Steuerfahndung Düsseldorfdat hij [bedrijf 9] B.V. niet kent en nooit met deze firma heeft gehandeld. Voorts heeft [naam 14] verklaard dat het raar is dat er aankoopfacturen uit het jaar 2017 en 2018 zijn aangetroffen omdat hij sinds 2016 in detentie zit. [178]
Met betrekking tot
[bedrijf 1] B.V.werden in de administratie [bedrijf 9] B.V. aankoopfacturen van sloopzilver aangetroffen. Uit de facturen volgt dat [bedrijf 9] B.V. in 2017 en 2018 sloopzilver zou hebben gekocht. Blijkens de facturen werd omzetbelasting in rekening gebracht. [bedrijf 9] B.V. heeft de facturen betaald door terug levering van goud. [179] Op basis van de op de aankoopfacturen vermelde omzetbelasting heeft [bedrijf 9] B.V. over het eerste en het tweede kwartaal van 2017 een totaalbedrag van € 103.654,13 aan voorbelasting geclaimd in haar aangiften voor de omzetbelasting. [180] Dit bedrag komt overeen met de in de bedrijfsadministratie aangetroffen grootboekmutaties. [181] [bedrijf 1] B.V. is, zoals gezegd, op 9 mei 2017 uitgeschreven uit het Handelsregister omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn.
4.4.1.5 Goederenstroom
4.4.1.5.1 Verkoop zilver
Zowel [bedrijf 1] B.V. als [bedrijf 9] B.V. handelde in (sloop)zilver. De voornaamste afnemer van beiden was [bedrijf 10] B.V. (hierna ook: [bedrijf 10] ), ten aanzien van [bedrijf 9] B.V. totdat [bedrijf 10] liet weten per 1 oktober 2017 geen BTW meer te vergoeden omdat zij zorgen had over de afdracht van btw door de betrokken partijen. [182] Vanaf november 2017 heeft [bedrijf 9] B.V. sloopzilver geleverd aan [bedrijf 46] B.V. (hierna ook: [bedrijf 46] ). [183]
Uit de verkoopadministratie van [bedrijf 1] B.V. volgt dat er ook sieraden te koop werden aangeboden op de website van [bedrijf 18] B.V. Deze goederenstroom vertegenwoordigde een relatief klein deel van de verkoop. [184] \
In het dossier is een door getuige [getuige 1] aangeleverd document opgenomen waarin de zilverleveringen aan [bedrijf 10] zijn opgesomd. Ten onrechte is aan het document de benaming “Zilverleveringen van [bedrijf 9] aan [bedrijf 10] ” gegeven, omdat conform het verzoek van de FIOD ook een overzicht is verstrekt van de transacties met [bedrijf 1] B.V. [185] Uit die overzichten is het volgende af te leiden.
In de periode van 1 januari 2015 tot 16 september 2016 heeft [bedrijf 1] B.V. een hoeveelheid van
18.979 kgsloopzilver geleverd aan [bedrijf 10] . [186]
In de periode van 16 september 2016 tot en met 22 maart 2017 heeft [bedrijf 1] B.V. een hoeveelheid van
13.013 kgsloopzilver geleverd aan [bedrijf 10] . [187]
In de periode van 9 februari 2017 tot en met 12 april 2018 is door [bedrijf 9] B.V. in totaal
11.889,4 kgsloopzilver ingeleverd bij recyclingbedrijven, waarvan 9.176,8 kg bij [bedrijf 10] en 2.712,6 kg bij [bedrijf 46] . [188] De FIOD heeft berekend, zij het conservatief, dat deze 11.889,4 kg zilver een waarde vertegenwoordigde van € 5.112.270,00. [189]
4.4.1.5.2 Inkoop zilver
Door de FIOD is geen rondrekening gemaakt van alle goederen die bij [bedrijf 10] B.V. en [bedrijf 46] Recycling B.V. zijn afgeleverd.
Volgens opgave van de Douane is door [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 9] B.V. (ook) zilver ingevoerd uit Turkije.
- [bedrijf 1] B.V. heeft in de periode van 28 juli 2016 tot 16 september 2016 een hoeveelheid van
1.476 kgmet een factuurbedrag van in totaal € 765.058,19 ingevoerd uit Turkije.
- [bedrijf 1] B.V. heeft van 16 september 2016 tot en met 15 februari 2017 een hoeveelheid van
5.528 kgmet een factuurbedrag van in totaal € 2.584.367,14 ingevoerd uit Turkije.
- [bedrijf 9] B.V. heeft vanaf 9 februari 2017 voor een hoeveelheid van
587 kgmet een factuurbedrag van in totaal € 238.735,39 ingevoerd uit Turkije. [190]
4.4.2
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank zal eerst in het algemeen overwegingen wijden aan de vraag of sprake is van btw-carrouselfraude. Daarna komt de rechtbank tot beoordeling van de ten laste gelegde feiten. Gelet op de verwevenheid en onderlinge samenhang, zal de rechtbank het onder 1 en 2 ten laste gelegde gezamenlijk behandelen. Vervolgens wordt het onder 3 ten laste gelegde feit besproken.
4.4.2.1 Ten aanzien van het verwijt van de btw-carrouselfraude
4.4.2.1.1 De btw-carrousel
Van geen van de hiervoor beschreven 24 leveranciers kan aantoonbaar vastgesteld worden dat de in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. respectievelijk [bedrijf 9] B.V. opgenomen facturen overeenstemmen met een daadwerkelijke goederenstroom. Immers, een aanzienlijk deel van de (zogeheten) leveranciers verklaren niet bekend te zijn met [bedrijf 1] B.V. of [bedrijf 9] B.V. of met handel in (sloop)zilver, dan wel verklaren dat zij in het geheel geen bedrijfsactiviteit hadden; zij herkennen de facturen die transacties met [bedrijf 1] B.V. dan wel [bedrijf 9] B.V. weergeven niet. Een ander deel heeft geen administratie bewaard en kan derhalve niet aantonen, dan wel onderbouwen wat de herkomst is van het volgens factuur geleverde (sloop)zilver. Van een klein deel van de betrokken (zogeheten) bestuurders is de verblijfplaats niet vastgesteld en deze personen konden dus niet gehoord worden. [medeverdachte 3] , de bestuurder van de grootste leverancier van [bedrijf 1] B.V., heeft daarentegen onomwonden verklaard dat de facturen die hij heeft opgesteld allemaal vals zijn, zijn bedrijf [bedrijf 6] B.V. in het geheel geen goederen heeft geleverd aan [bedrijf 1] B.V. en “het allemaal om de btw te doen was”. Voorts blijkt uit het voorgaande overzicht van leveranciers dat zij hetzij in het geheel geen aangifte omzetbelasting hebben gedaan, hetzij louter nihil aangiftes, hetzij wel aangifte hebben gedaan maar in geen van de gevallen ter hoogte van de omzetbelasting die aan [bedrijf 1] B.V. respectievelijk [bedrijf 9] B.V. in rekening was gebracht, terwijl [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 9] B.V. de aan hen gefactureerde omzetbelasting in achtereenvolgende periodes wél in vooraftrek hebben genomen.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het hiervoor overwogene dat alle genoemde leveranciers moeten worden aangemerkt als ploffer en dat sprake was van een btw-carrouselfraude. Zowel [bedrijf 1] B.V. (in eerste instantie) als [bedrijf 9] B.V. (in latere instantie) hebben daarbij de rol van buffer uitgeoefend. Steun voor die conclusie – want tekenend voor een btw-carrousel – wordt gevonden in het feit dat de bedrijfsvoering van de buffer drie keer wijzigingen heeft ondergaan, telkens vrijwel direct nadat zich een – voor een carrousel onwelgevallig – incident voordeed dat het risico op ontdekking deed toenemen. Het betreft de volgende incidenten en daarop gevolgde wijzigingen:
a. [bedrijf 1] B.V. is kort na het intrekken van het btw-nummer van [bedrijf 6] B.V. en het invasieve derdenonderzoek van 22 en 23 augustus 2016 overgenomen door een nieuwe aandeelhouder die (formeel) zelf ook bestuurder werd. Op hetzelfde moment trad [medeverdachte 2] aan als adviseur en boekhouder van [bedrijf 1] B.V.
b. Kort na het boekenonderzoek van [bedrijf 1] B.V. op 13 februari 2017 werd de volmacht die [bedrijf 17] B.V. (i.e. [medeverdachte 2] ) voor drie jaar had om alle belangen van [naam 4] te behartigen, ingetrokken en is de gehele bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. van 1 januari 2016 tot en met 21 april 2017 door [medeverdachte 2] overgedragen aan de in Turkije woonachtige [naam 4] . Per dezelfde datum kwam de volmacht te vervallen en werd de samenwerking per direct geëindigd. [191] Dit terwijl [medeverdachte 2] (een dag later) nog de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2017 indiende. [192] Vervolgens is [bedrijf 1] B.V. op 9 mei 2017 uitgeschreven uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel omdat er op dat moment geen bekende baten meer aanwezig zijn. [193] Deze sterfhuisconstructie is bedrijfseconomisch niet uitlegbaar zonder deze in samenhang te zien met de aankondiging aan [bedrijf 1] B.V. van het hiervoor genoemde boekenonderzoek. Na die aankondiging en enkele dagen voordat dat boekenonderzoek op 13 februari 2017 plaatsvond, heeft [medeverdachte 2] op 9 februari 2017 [bedrijf 9] B.V. opgericht. [bedrijf 9] B.V. vervulde eenzelfde schakel in de (sloop)zilverhandel als voorheen [bedrijf 1] B.V., maar dan met [medeverdachte 2] in de rol van bestuurder én boekhouder, en overigens met dezelfde bedrijfsvoering en betrokken personen en met deels dezelfde (fictieve) leveranciers, waarvan [bedrijf 1] B.V. er (tijdelijk) één was. In zoverre zette [bedrijf 9] B.V. feitelijk en in de kern de hiervoor beschreven activiteiten van [bedrijf 1] B.V. voort.
c. Vrijwel direct vanaf het moment waarop [bedrijf 10] aankondigde de btw niet meer te vergoeden vanwege haar zorgen over de afdracht van btw, koos [bedrijf 9] B.V. een andere afnemer die de BTW wel vergoedde, namelijk [bedrijf 46] .
Het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, brengt de rechtbank tot het oordeel dat sprake was van een vooropgezet plan om btw-fraude te plegen. Er was sprake van een systematische en structurele btw-carrouselfraude, waarbij alle 24 beschreven ondernemingen hebben gefungeerd als ploffer en waarin [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 9] B.V. achtereenvolgend als buffer hebben gefungeerd. Gelet hierop en het feit dat voornoemde ondernemingen de in rekening gebrachte btw niet hebben afgedragen, concludeert de rechtbank dat de facturen die aan de inkooptransacties ten grondslag liggen schijntransacties betreffen binnen het verband van de beschreven btw-carrouselfraude.
Uit onderzoek van de Belastingdienst is gebleken dat [bedrijf 1] B.V. over de jaren 2015 en 2016 als gevolg van het voorgaande in totaal € 1.331.818,00 ten onrechte aan voorbelasting heeft geclaimd met betrekking tot de in- en verkoop van sloopzilver. [194] Ten aanzien van [bedrijf 9] B.V. is gebleken dat de aangiften voor de omzetbelasting van [bedrijf 9] B.V. over het eerste kwartaal 2017 tot en met het eerste kwartaal van 2018 een fiscaal nadeel voor de Belastingdienst hebben opgeleverd van een totaalbedrag van € 947.164,00. [195]
4.4.2.1.2 Betrokken personen
Zoals hiervoor onder 4.1 overwogen, gaat de rechtbank er in beginsel vanuit dat de deelnemer aan een goederenstroom in die btw-carrousel weet dat sprake is van vooraf georganiseerde handel, waarbij er in de keten van bedrijven enkel winst kan worden gegenereerd omdat de zogenaamde ploffer de door hem in rekening gebrachte btw niet afdraagt. De vraag die zich derhalve aandient is waar de door [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 9] B.V. geleverde goederen werkelijk vandaan kwamen en wie daarvan op de hoogte was/waren.
[naam 26] is eind 2014 in dienst bij [bedrijf 1] B.V. aangenomen door [medeverdachte 1] en [verdachte] en moest aan hen verantwoording afleggen. Haar werkgevers zaten in het Utopia-gebouw in Almelo. [196] Na drie maanden werd zij bedrijfsleider, van 3 september 2015 tot 20 december 2016. Zij is tot februari 2017 in dienst van [bedrijf 1] B.V. gebleven. [naam 26] heeft aan de FIOD verklaard dat zij niet bekend was met de eerdergenoemde leveranciers in beide perioden van [bedrijf 1] B.V. [197] [naam 26] verklaarde voorts dat het Turks/Duitse klanten waren die zilver kwamen brengen en soms werd het opgehaald. Ook heeft [naam 26] wel eens op Schiphol zendingen opgehaald, die zij naar [bedrijf 10] bracht. Dit ging altijd om grote partijen van 500 a 600 kg. Op een parkeerplaats werd de zending door haar overgepakt. Het was geseald en moest uitgepakt worden en in eigen kratten van [bedrijf 1] B.V. omgepakt worden. Zij mocht nergens over praten, maar kon aan de pakbonnen zien dat het uit Turkije kwam. [198] [naam 26] heeft verklaard dat [bedrijf 1] B.V. sloopzilver inkocht dat met het vliegtuig uit Turkije kwam en dat “die Duitse Turken naar het Utopia gebouw in Almelo kwamen”. Zij mocht daar niet bij zijn en zag dat ze met grote kratten aankwamen. Ze ging er van uit dat het zilver was. [199]
[naam 27] heeft verklaard dat zij in dienstverband heeft gewerkt voor [medeverdachte 1] en [verdachte] vanaf november 2015. Zij werkte met [naam 26] in [plaats 2] . [medeverdachte 1] en [verdachte] werkten in Almelo. Het merendeel van de facturen gericht aan [bedrijf 1] B.V. kwam uit Almelo. [naam 27] verklaarde dat op de facturen het adres van [plaats 2] vermeld stond. Ze had er nooit bij stilgestaan waarom deze facturen dan toch uit Almelo kwamen. Die facturen boekte zij in. Het meeste zilver werd volgens haar ingekocht in Turkije door [medeverdachte 1] en [verdachte] , omdat zij regelmatig naar Turkije gingen. Dit was volgens hen zakelijk. Ze heeft een enkele Turkse factuur gezien. [200]
[medeverdachte 3] heeft namens [bedrijf 6] B.V. in de periode van 1 augustus 2015 tot 1 augustus 2016 facturen voor de levering van een grote hoeveelheid (sloop)zilver opgemaakt en gestuurd aan [bedrijf 1] B.V. Hij heeft verklaard dat zijn bedrijf [bedrijf 6] B.V. nooit zilver heeft geleverd aan [bedrijf 1] B.V. Het zilver werd volgens [medeverdachte 3] in werkelijkheid rechtstreeks aan [bedrijf 1] B.V. geleverd door [bedrijf 11] uit [plaats 8] en [bedrijf 42] uit Duitsland. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat iemand het ophaalde uit Tsjechië. Dit gebeurde met een busje dat voor korte tijd door [medeverdachte 3] werd geleased op naam van [bedrijf 6] . Die reed daarmee gelijk door naar [bedrijf 10] . Van [bedrijf 1] B.V. werd er geld op de ING-rekening van [medeverdachte 3] overgemaakt, waarna [medeverdachte 3] dat in delen overmaakte naar [bedrijf 11] S.R.O. in Tsjechië. [medeverdachte 3] heeft voorts verklaard dat hij in die periode ongeveer één keer per week op kantoor in Almelo een gesprek had met [verdachte] en [medeverdachte 1] die hem vertelden hoe hij vanuit [bedrijf 6] moest factureren aan [bedrijf 1] B.V. [201]
Tijdens het boekenonderzoek van [bedrijf 1] B.V. op 13 februari 2017 heeft de controleambtenaar van de Belastingdienst gesproken met [naam 4] en [medeverdachte 2] . [naam 4] verklaarde dat de markt van sloopzilver nieuw is, maar dat hij in Turkije wel al langer op het gebied van recycling actief was. Inkoop van sieraden voor [bedrijf 18] zou voor 90% via [bedrijf 33] B.V. lopen. Inkoop van sloopzilver uit Turkije zou verlopen door transport via vliegtuig naar Schiphol en van daar direct naar [bedrijf 10] . [202]
[naam 5] heeft verklaard dat zij in 2016 in dienst kwam van [bedrijf 1] B.V. [medeverdachte 4] vertegenwoordigde [bedrijf 1] B.V. en heeft aan [naam 5] uitgelegd hoe het allemaal werkte. Ook [naam 26] heeft haar het een en ander uitgelegd. [203] [naam 5] heeft aan de FIOD verklaard dat zij niet bekend was met de aan haar voorgehouden leveranciers van [bedrijf 9] B.V. [204]
Zij werkte veel samen met [medeverdachte 4] met betrekking tot de ritjes van het vervoer van zilver naar [bedrijf 10] en [bedrijf 46] . De voorraden zilver werden opgehaald uit Duitsland ([plaats 17], [plaats 18], [plaats 9] ) en op Schiphol. Samengevat kocht [bedrijf 9] in Turkije, in Istanbul, bij [bedrijf 47], grote partijen zilver in. De kleinere partijen werden ingekocht bij de zakenpartners, Turken met juwelierszaken, in Duitsland. Onder grote partijen verstaat [naam 5] partijen van honderden kilo's. Onder kleinere partijen verstaat [naam 5] partijen tot 200 kilo. Ze kreeg opdracht van [medeverdachte 4] of [medeverdachte 2] om een gedeelte van de partij over te nemen en naar de afnemers te brengen. [205]
Gelet op de Douaneverklaring en de hiervoor genoemde verklaringen is de rechtbank van oordeel dat het sloopzilver in de in het onderzoek betrokken periode van 2015 tot en met 2018 in werkelijkheid niet is geleverd door Nederlandse bedrijven, maar door bedrijven in Turkije, Tsjechië en Duitsland.
De hiervoor genoemde verklaringen, in samenhang bezien, brengen de rechtbank tot het oordeel dat:
- in elk geval [medeverdachte 1] en [verdachte] bekend waren met de werkelijke goederenstroom en betrokken waren bij de btw-carrouselfraude in de periode van 1 januari 2015 tot 16 september 2016 (rondom [bedrijf 1] B.V. als buffer). 16 september 2016 is de datum waarop het bestuur volgens KvK uittreksel is overgedragen aan [naam 4] ;
- in elk geval [medeverdachte 2] bekend was met de werkelijke goederenstroom en betrokken was bij de btw-carrouselfraude (rondom [bedrijf 1] B.V. als buffer) in de periode van 16 september 2016 tot en met 22 maart 2017 (de laatste datum waarop door [bedrijf 1] B.V. sloopzilver is geleverd aan [bedrijf 10] ), aangezien [medeverdachte 2] zoals gezegd op 16 september 2016 aantrad als adviseur en boekhouder van [bedrijf 1] B.V. terwijl hij reeds in dezelfde rol of in de rol van bestuurder betrokken was bij ploffers (te weten [bedrijf 4] B.V.) [206] of ‘leveranciers’ van ploffers ( [bedrijf 28] B.V.) [207] , [208] ;
- in elk geval [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] bekend waren met de werkelijke goederenstroom en betrokken waren bij de btw-carrouselfraude (rondom [bedrijf 9] B.V. als buffer) in de periode van 9 februari 2017 tot en met 22 mei 2018, de datum van de doorzoekingen.
4.4.2.2 Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
[verdachte] wordt primair verweten feitelijke leiding te hebben gegeven aan het opzettelijk doen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting (feit 1) en het plegen van valsheid in geschrift (feit 2) door [bedrijf 1] B.V. Bij de beantwoording van de vraag of een verdachte strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld ter zake van het feitelijke leidinggeven aan een door een rechtspersoon verrichte verboden gedraging, dient eerst te worden vastgesteld of die rechtspersoon een strafbaar feit heeft gepleegd of daaraan heeft deelgenomen. Wanneer de delictsomschrijving van het strafbare feit waarvan de rechtspersoon wordt verdacht, opzet vereist (zoals in deze zaak het geval), dient ook dat opzet van de rechtspersoon te worden vastgesteld. Als die vragen bevestigend worden beantwoord, komt de vraag aan de orde of bewezen is dat verdachte aan die gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. valselijk opgemaakt of vervalst is en aangiften voor de omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2015 tot en met het tweede kwartaal van 2016 onjuist en/of onvolledig zijn. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
4.4.2.2.1 Valsheid bedrijfsadministratie en partiële vrijspraak
Uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] in de periode van 2 oktober 2014 tot 16 september 2016 (middellijk) bestuurders waren van [bedrijf 1] B.V. Ten behoeve van het ingestelde derdenonderzoek bij [bedrijf 1] B.V. op 22 en 23 augustus 2016, heeft de belastingadviseur van [bedrijf 1] B.V., [naam 2] , inkoopboek G&W overgelegd waarin de inkopen van [bedrijf 1] B.V. over het jaar 2015 en over het eerste halfjaar van 2016 waren geboekt.
In feit 2 is, kort gezegd, tenlastegelegd dat valse facturen in de bedrijfsadministratie zijn opgenomen. De in de tenlastelegging opgenomen facturen van [bedrijf 48] B.V., gedateerd 9 maart 2016, en [bedrijf 8] , gedateerd 16 december 2016, zijn niet verwerkt in het door [naam 2] overgelegde inkoopboek G&W. Zij kwamen eerst naar voren in het inkoopboek B, opgesteld door [medeverdachte 2] en verstrekt tijdens het boekenonderzoek op 14 februari 2017. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren op dat moment niet meer (formeel) betrokken bij [bedrijf 1] B.V. en ook van informele betrokkenheid gedurende die periode is op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting onvoldoende gebleken. De rechtbank zal deze facturen buiten beschouwing laten, nu niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] en [medeverdachte 1] betrokkenheid hebben gehad bij het opnemen van deze facturen in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De resterende zes ten laste gelegde facturen zien op:
- levering van 27,8 kilo sloopzilver voor een totaalbedrag van € 13.387,92 door [bedrijf 2] B.V. op 16 januari 2015 [209] ,
- levering van 23,01 kilo zilverbaren voor een totaalbedrag van € 12.632,40 door [bedrijf 3] B.V. op 30 maart 2015 [210] ,
- levering van 18 kilo sloopzilver voor een totaalbedrag van € 8.467,63 door [bedrijf 4] B.V. op 9 juli 2015 [211] ,
- levering van 35 kilo barenzilver/sieradensloop voor een totaalbedrag van € 14.187,25 door [bedrijf 5] ( [bedrijf 15] B.V.) op 10 november 2015 [212] ,
- levering van 272,25 kilo sloopzilver voor een totaalbedrag van € 118.592,10 door [bedrijf 6] B.V. op 7 januari 2016 [213] en
- levering van 142 kilo sloopzilver voor een totaalbedrag van € 81.614,50 door [bedrijf 6] B.V. op 16 juni 2016. [214]
De rechtbank kan niet vaststellen dat de hiervoor genoemde factuur van [bedrijf 4] B.V. van 9 juli 2015 in de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. is opgenomen. Weliswaar is deze factuur kennelijk door ambtenaren van de Belastingdienst tijdens een bezoek aan [bedrijf 1] B.V. aangetroffen en gekopieerd, maar deze was niet opgenomen in het inkoopboek G&W (DOC-455). Deze factuur is evenmin opgenomen in het overzicht van inkopen bij [bedrijf 4] B.V. dat door de belastingambtenaren bij gelegenheid van het derdenonderzoek van 22 augustus 2016 is opgemaakt, zodat ook via die weg niet is vast te stellen dat de factuur in de bedrijfsadministratie is opgenomen. [215] Niet kan worden uitgesloten dat de tenlastegelegde factuur deel uit maakt van een tiental aangetroffen facturen welk niet in het inkoopboek zijn verwerkt. [216] Verdachte zal daarom ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De overige vijf tenlastegelegde facturen zijn opgenomen in het inkoopboek G&W onder de respectievelijke nummers 114, 279, 838, 939 en 1367. [217]
Zoals de rechtbank onder 4.4.2.1.1 heeft overwogen, betreffen de hiervoor aangehaalde facturen die aan de inkooptransacties ten grondslag liggen en de in het inkoopboek vermelde inkopen schijntransacties binnen het verband van btw-carrouselfraude. De valsheid bestond hierin dat in werkelijkheid geen enkele inkoop van (sloop)zilver heeft plaatsgevonden bij één van voornoemde ondernemingen, maar de goederenstroom rechtstreeks van leveranciers uit andere landen binnen de Europese Unie (namelijk Tsjechië en Duitsland) of Turkije afkomstig was. De facturen en de daarop volgende boekingen in het inkoopboek gaven opzettelijk een verkeerde voorstelling van zaken en hadden geen ander doel dan mogelijk te maken dat [bedrijf 1] B.V. ten onrechte grote bedragen aan voorbelasting kon claimen bij de Belastingdienst. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de ten laste gelegde facturen valselijk opgemaakt en is ook de bedrijfsadministratie valselijk opgemaakt door deze facturen vervolgens in de bedrijfsadministratie (te weten het inkoopboek) op te nemen.
De bedrijfsadministratie dient te voldoen aan de eisen gesteld in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Daarin is kort gezegd bepaald dat administratieplichtigen, zoals in deze zaak [bedrijf 1] B.V., een zodanige administratie dienen te voeren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen en de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens, daaruit duidelijk blijken. Gedurende de ten laste gelegde periode heeft [bedrijf 1] B.V. niet aan die verplichting voldaan.
4.4.2.2.2 Onjuiste aangiften voor de omzetbelasting en het strekkingsvereiste
Op grond van hetgeen in de vorige paragraaf is overwogen heeft de rechtbank geconcludeerd dat de bedrijfsadministratie over 2015 en 2016 vals of vervalst was. Meer specifiek is vastgesteld dat het inkoopboek over het eerste en vierde kwartaal van 2015 en het eerste en het tweede kwartaal van 2016 valsheden bevat. Uit het dossier en met name het daarin opgenomen inkoopboek G&W leidt de rechtbank af dat ook in het tweede en derde kwartaal van 2015 in het inkoopboek facturen zijn ingeboekt van de Nederlandse leverancier [bedrijf 4] B.V., van welke vennootschap de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld dat het een zogenaamde ploffer was die in werkelijkheid geen leveringen aan [bedrijf 1] B.V. heeft verricht. Naar het oordeel van de rechtbank leidt het verwerken van facturen voor de fictieve leveringen van 16 juni 2015 voor een totaalbedrag van € 32,875,55 (onder nummer 477), respectievelijk 15 september 2015 voor een totaalbedrag van € 36.295,07 (onder nummer 677) in het inkoopboek al ertoe dat het inkoopboek ook over het tweede en derde kwartaal van 2015 valsheden bevat. [218]
[bedrijf 1] B.V. heeft haar aangiften voor de omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2015 tot en met het tweede kwartaal van 2016 gebaseerd op de facturen die waren verwerkt in het inkoopboek G&W en als (integrerend deel van de) bedrijfsadministratie had te gelden. De aangiften voor de omzetbelasting zijn via internet ingediend. [219] Een en ander heeft tot gevolg gehad dat [bedrijf 1] B.V. ten onrechte voorbelasting heeft geclaimd en dus dat de aangiften voor de omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2015 tot en met het tweede kwartaal van 2016 onjuist zijn gedaan.
Deze feiten hebben er toe gestrekt dat telkens te weinig belasting werd geheven. Immers, uit een ambtsedige verklaring van de Belastingdienst volgt dat er van [bedrijf 1] B.V. over het eerste tot en met het vierde kwartaal van 2015 een bedrag van € 421.596,00 en over het eerste en het tweede kwartaal van 2016 € 199.060,00 respectievelijk € 238.613,00 (totaal: € 859.269,00) te weinig aan omzetbelasting werd geheven. [220]
4.4.2.2.3 Daderschap [bedrijf 1] B.V.
De hiervoor genoemde gedragingen houden verband met een of meer wettelijke verplichtingen op grond van de AWR en de Wet op de omzetbelasting 1968 (verder: Wet OB 1968) en hebben naar het oordeel van de rechtbank telkens plaatsgevonden binnen de sfeer van de rechtspersoon. Deze feiten kunnen aan haar worden toegerekend.
4.4.2.2.4 Opzet van [bedrijf 1] B.V. op het valselijk opmaken/vervalsen van de bedrijfsadministratie en het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting
De rechtbank stelt voorop dat onder bepaalde omstandigheden het opzet van een natuurlijk persoon aan een rechtspersoon kan worden toegerekend. Voor het opzet van een rechtspersoon is echter niet vereist dat komt vast te staan dat de namens of ten behoeve van die rechtspersoon optredende natuurlijke personen met dat opzet hebben gehandeld. Het opzet van een rechtspersoon kan onder omstandigheden bijvoorbeeld ook worden afgeleid uit het beleid van de rechtspersoon of de feitelijke gang van zaken binnen de rechtspersoon. [221]
[naam 27] heeft verklaard dat zij in dienstverband heeft gewerkt voor [bedrijf 1] B.V. [medeverdachte 1] en [verdachte] runden samen het bedrijf. [naam 27] heeft verklaard dat zij de facturen die zij van [medeverdachte 1] kreeg, inboekte in het boekhoudprogramma Davilex. [medeverdachte 1] hielp vervolgens bij het opstellen en indienen van de belastingaangiften van [bedrijf 1] B.V. [naam 27] heeft verklaard dat zij de belastingaangiften van [bedrijf 1] B.V. nooit alleen opstelde, maar altijd in aanwezigheid van [medeverdachte 1] . “Hij stuurde mij aan en liet mij de aangifte indienen”, aldus [naam 27]. [medeverdachte 1] controleerde de hele boekhouding. [222]
[verdachte] heeft bij de FIOD verklaard dat de aangiften voor de omzetbelasting van [bedrijf 1] B.V. over 2015 werden opgesteld en ingediend door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] had verstand van boekhouden en kon goed overweg met het programma Davilex. Op het moment dat [naam 27] in dienst was gekomen, was zij verantwoordelijk voor de boekhouding. [verdachte] heeft verklaard dat de interne controle op de factuurstromen gezamenlijk gebeurde (de rechtbank begrijpt: [verdachte] en [medeverdachte 1] ). [223] “Om de twee weken waren wij, [medeverdachte 1] of ik, op kantoor en controleerden wij de gegevens. Wij keken wat gekocht werd, wat geboekt werd”, aldus [verdachte] . [224] [verdachte] heeft deze verklaring ter terechtzitting herhaald, met dien verstande dat [naam 27] en [medeverdachte 1] de boekhoudkundige verplichtingen verrichtten en hij zelf wel eens naar de aangeleverde gegevens keek. [verdachte] heeft verder verklaard dat hij zich voornamelijk bezighield met de in- en verkoop en niet met de administratie. [225]
[medeverdachte 1] heeft bij de FIOD verklaard dat hij en zijn compagnon ( [verdachte] ) alles samen deden. Inkoop en verkoop deden zij samen over en weer. [226] [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat hij geheel op de hoogte was van wat er administratief binnen [bedrijf 1] B.V. gebeurde. [227]
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat gelet op alle bewijsmiddelen in het dossier geen andere conclusie mogelijk is dan dat sprake is geweest van schijnhandel in het verband van een systematische en structurele btw-carrouselfraude. [verdachte] en [medeverdachte 1] hielden zich allebei bezig met de inkoop en de verkoop. [medeverdachte 1] hield zich daarnaast bezig met en had een beslissende functie in de administratieve verwerking, en ook [verdachte] had zicht op de facturen en de geadministreerde (inkoop)gegevens. Beiden moeten zodoende een bewuste rol erin hebben gehad dat Nederlandse bedrijven in strijd met de werkelijkheid als leverancier in de boekhouding werden opgenomen, terwijl de werkelijke (buitenlandse) leveranciers daar buiten werden gehouden. Deze conclusie vindt bovendien steun in de verklaring van [medeverdachte 3] , die heeft verklaard dat hij in de periode van augustus 2015 tot augustus 2016 ongeveer één keer per week op kantoor in Almelo een gesprek had met [verdachte] en [medeverdachte 1] die hem vertelden hoe hij vanuit [bedrijf 6] moest factureren aan [bedrijf 1] B.V., terwijl [bedrijf 6] in werkelijkheid geen leverancier van [bedrijf 1] B.V. was. [228]
De verklaring van [medeverdachte 3] , inhoudende dat sprake was van btw-carrouselfraude, vindt op zichzelf ook weer steun in de overige bewijsmiddelen in het dossier. De verklaringen die [medeverdachte 3] in 2016 als belastingplichtige, in 2018 als verdachte en in 2023 als getuige heeft afgelegd zijn voldoende specifiek, concreet en consistent. [medeverdachte 3] heeft volgens zijn eigen verklaringen gedurende een jaar actief en intensief meegewerkt aan de btw-carrouselfraude en heeft daar profijt van getrokken. Hij heeft daarmee ook zichzelf belast. [medeverdachte 3] heeft zijn eerste verklaring vrijwillig en op eigen initiatief afgelegd en nadien herhaald. Hij heeft gedetailleerd uit eigen wetenschap verklaard over de werkwijze in de btw-carrouselfraude. Alle gebezigde bewijsmiddelen passen bij de verklaringen van [medeverdachte 3] . Er is derhalve naar het oordeel van de rechtbank geen reden om aan de betrouwbaarheid van [medeverdachte 3] te twijfelen.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] opzet heeft gehad op de door [bedrijf 1] B.V. verrichte gedragingen. Uit het opzet van [verdachte] en [medeverdachte 1] die – zoals hiervoor vastgesteld – namens [bedrijf 1] B.V. handelden, kan het opzet van [bedrijf 1] B.V. op het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie en het doen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting worden afgeleid en haar worden toegerekend.
4.4.2.2.5 Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om vast te kunnen stellen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking van [bedrijf 1] B.V. met anderen.
4.4.2.2.6 Feitelijke leidinggeven
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] in de periode van 2 oktober 2014 tot 16 september 2016 (middellijk) bestuurders waren van [bedrijf 1] B.V.
[verdachte] heeft bij de FIOD verklaard dat hij en [medeverdachte 1] samen leiding gaven aan [bedrijf 1] B.V. [229] “Wij deden hetzelfde”, aldus [verdachte] . [230] [medeverdachte 1] heeft bij de FIOD verklaard dat hij binnen [bedrijf 1] B.V. “alles” samen deed met zijn compagnon [verdachte] . [231]
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte 1] niet alleen als formele, maar ook als feitelijke leidinggevenden verantwoordelijk waren voor het doen en laten van de onderneming. [verdachte] en [medeverdachte 1] hielden zich in alle opzichten bezig met de feitelijke, alledaagse bedrijfsvoering en bepaalden deze. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren daarmee eindverantwoordelijk en de aangewezen personen om zorg te dragen voor het voeren van een deugdelijke bedrijfsadministratie en het indienen van juiste en volledige aangiften voor de omzetbelasting. Hierin ligt besloten dat [verdachte] en [medeverdachte 1] op de verboden gedragingen van [bedrijf 1] B.V. opzet hebben gehad en daaraan feitelijke leiding hebben gegeven.
4.4.2.3.7 Conclusie
De rechtbank is van oordeel, gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld ten aanzien van de gedragingen van [verdachte] en zijn rol bij de door de rechtspersoon begane strafbare feiten, dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de ten laste gelegde en bewezenverklaarde gedragingen van [bedrijf 1] B.V. Dit betekent dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard.
4.4.2.4 Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
4.4.2.4.1 Btw-carrousel is een criminele organisatie
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie onder een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen ten minste twee personen. Van deelneming aan een dergelijke organisatie kan slechts sprake zijn, als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk. Voor deelneming is voldoende dat de deelnemer in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. [232]
De rechtbank herhaalt de eerdere overweging dat een btw-carrousel alleen dan goed kan werken als elke schakel in de factuurstroom van die carrousel daarvan op de hoogte is, met uitzondering van eventuele onwetend betrokken schakels die überhaupt geen kennis hebben van de betreffende fictieve handelstransacties en onwetend moeten blijven, zodat het risico op doorbreking van die carrousel door een deelnemer is uitgesloten. Tenzij nadrukkelijk anders blijkt gaat de rechtbank er daarom in beginsel vanuit dat de deelnemer aan een ‘goederen’- en factuurstroom in die btw-carrousel weet dat sprake is van vooraf georganiseerde handel, waarbij er in de keten van bedrijven enkel winst kan worden gegenereerd als de zogenaamde ploffer de door hem in rekening gebrachte btw niet afdraagt. Valsheid in geschrift en omzetbelastingfraude zijn onlosmakelijk met een btw-carrousel verbonden, met financieel gewin als motief en doel van de deelnemers. Dit vergt doorgaans een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. Nauwe afstemming van de planmatige activiteiten tussen de bij de fraude betrokken deelnemers is een vereiste.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet een btw-carrousel dan ook in beginsel aan de criteria van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr. In deze zaak is dat niet anders en werd de criminele organisatie tenminste gevormd door de (rechts-)personen die als of ten behoeve van de buffer(s) betrokken waren bij de facturenstroom, alsmede de ploffers, met uitzondering van de daarbij betrokken (natuurlijke) personen die onwetend misbruikt werden.
4.4.2.4.2 Gedeeltelijke vrijspraak: medeplegen en oogmerk witwassen
Ten laste is gelegd een medepleegvariant van deelname aan een criminele organisatie. Dat is niet goed voorstelbaar, immers het medeplegen (i.e. het samenwerken) vindt
binnenhet verband van de organisatie plaats. Nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat – zoals de opsteller van de tenlastelegging kennelijk heeft beoogd weer te geven – de
deelnameaan die organisatie in nauwe en bewuste samenwerking tot stand is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit “medeplegen” moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het ten laste gelegde oogmerk tot het plegen van witwassen overweegt de rechtbank als volgt. Van de ten onrechte geclaimde en dientengevolge terugbetaalde omzetbelasting aan de buffer in een btw-carrouselfraude kan in zijn algemeenheid gesteld worden dat dát geldbedrag door misdrijf is verkregen. Dat bedrag kan worden omgezet en verbruikt op een wijze die als ‘witwassen’ kan worden aangemerkt. In het onderhavige onderzoek is een tweetal overzichtsprocessen-verbaal witwassen ingebracht: één over de periode [bedrijf 1] B.V. en één over de periode [bedrijf 9] B.V. Daarin wordt geconcludeerd dat de herkomst van het (sloop)zilver is verhuld, alsmede dat verhuld werd wie de rechthebbende is op het goud dat in de periode [bedrijf 9] B.V. is aangekocht met de opbrengst van het sloopzilver. De rechtbank ziet niet in hoe uit deze processen-verbaal het wettig en overtuigend bewijs kan worden geput dat de criminele organisatie het plegen van (gewoonte)witwassen als oogmerk had, noch dat de opbrengst van de omzetbelastingfraude is witgewassen. Dat het doel van btw-carrouselfraude nu juist is om van de criminele opbrengst van de fraude te kunnen genieten is daartoe onvoldoende. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het deelnemen aan een criminele organisatie voor zover is ten laste gelegd dat die organisatie het oogmerk heeft op het plegen van witwassen.
4.4.2.4.3 Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde voor het overige
Op grond van de in paragraaf 4.4.1 opgesomde redengevende feiten en omstandigheden heeft de rechtbank hiervoor reeds overwogen dat de in het strafdossier beschreven handel in (sloop)zilver naar haar oordeel een systematische en structurele btw-carrouselfraude was, waarin alle 24 beschreven ondernemingen hebben gefungeerd als ploffer en waarin zowel [bedrijf 1] B.V. als [bedrijf 9] B.V. achtereenvolgend als buffer hebben gefungeerd. Het sloopzilver in de in het onderzoek betrokken periode van 2015 tot en met 2017 is, naar het oordeel van de rechtbank, in werkelijkheid niet geleverd door Nederlandse bedrijven, maar door bedrijven in de Europese Unie (in elk geval Tsjechië en Duitsland) en (rechtstreeks) Turkije.
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] in de periode van 2 oktober 2014 tot 16 september 2016 (middellijk) bestuurders waren van [bedrijf 1] B.V. en persoonlijk deelnamen aan de hiervoor beschreven criminele organisatie. Het dossier biedt onvoldoende concrete aanknopingspunten voor de conclusie dat zij in de periode na 16 september 2016 nog van de criminele organisatie deel uitmaakten.
4.4.2.4.4 Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank kan het onder 3 laste gelegde bewezen worden verklaard voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 16 september 2016.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. Primair
[bedrijf 1] B.V. in de periode van 28 april 2015 tot en met 27 juli 2016 in Nederland, als ondernemer in de zin van de Wet op de Omzetbelasting 1968, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (digitale) aangifte voor de omzetbelasting over:
- het eerste kwartaal van 2015 en
- het tweede kwartaal van 2015 en
- het derde kwartaal van 2015 en
- het vierde kwartaal van 2015 en
- het eerste kwartaal van 2016 en
- het tweede kwartaal van 2016,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan bij de Inspecteur der belastingen/de Belastingdienst, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting wordt geheven, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
2 Primair
[bedrijf 1] B.V. in de periode van 1 januari 2015 tot en met 16 september 2016 in Nederland de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. over de jaren 2015 en 2016, - zijnde een samenstel van geschriften welke in onderlinge samenhang bestemd zijn om te dienen tot bewijs van het daarin gestelde - valselijk heeft opgemaakt of vervalst met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende dat valselijk opmaken en/of dat vervalsen hierin bestaan dat in die bedrijfsadministratie is opgenomen:
- een factuur van [bedrijf 2] B.V. gericht aan [bedrijf 1] B.V., met factuurnummer [nummer 1] , gedateerd 16-01-2015, en
- een creditnota van [bedrijf 1] B.V gericht aan [bedrijf 3] , met klantnummer 17, gedateerd 30-03-2015, en
- een factuur van [bedrijf 5] gericht aan [bedrijf 1] B.V., met factuurnummer [nummer 3] , gedateerd 10-11-2015, en
- een factuur van [bedrijf 6] B.V. gericht aan [bedrijf 1] B.V., met factuurnummer [nummer 4] , gedateerd 07-01-2016, en
- een factuur van [bedrijf 6] B.V. gericht aan [bedrijf 1] B.V., met factuurnummer [nummer 6] , gedateerd 16-06-2016,
terwijl op genoemde facturen telkens werkzaamheden en/of inkopen en/of verkopen werden vermeld die in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden,
aan welke bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 16 september 2016 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door
- [verdachte] en
- [medeverdachte 1] en
- [bedrijf 1] B.V. en andere (rechts)personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
- het plegen van valsheid in geschrift en
- het plegen van belastingfraude.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikel 69 AWR en de artikelen 51, 140 en 225 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf:
feitelijke leiding geven aan het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2 primair
het misdrijf:
feitelijke leiding geven aan valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon;
feit 3
het misdrijf:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie hebben gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarbij zij een korting van zes maanden hebben toegepast wegens overschrijding van de redelijke termijn.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Indien en voor zover de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van een of meer tenlastegelegde feiten komt, heeft de raadsman subsidiair bepleit dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat hij ‘first offender’ is, hij de vermeende gedragingen uit eigen beweging heeft beëindigd en er geen sprake is van nieuwe verdenkingen van strafbare feiten.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan grootschalige belastingfraude door feitelijke leiding te geven aan het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1] B.V. en het doen van onjuiste en onvolledige aangiften omzetbelasting door deze onderneming. Deze gedragingen vonden plaats in georganiseerd verband binnen een btw-carrousel. Binnen deze carrousel werd door verdachte en diens medeverdachten op papier, door gebruik te maken van valse facturen, vorm gegeven aan een fictieve handelsstroom in sloopzilver. In zijn rol en functie bij [bedrijf 1] B.V. hield verdachte zich bezig met de inkopen, en was hij dus bekend met de werkelijke leveranciers, en had hij zicht op de (administratieve) gegevens die in de boekhouding verwerkt zouden worden. Hij wist dat daardoor een onjuist beeld van de daadwerkelijke goederen- en factuurstroom zou ontstaan. Hij heeft bewust eraan meegewerkt dat dit onjuiste beeld over de handelstransacties en daarmee samenhangende stromen van geld en geldswaarden werd gecreëerd. Hij is er niet voor teruggeschrokken om bestaande bedrijven te (laten) gebruiken dan wel misbruiken, zelfs personen die in geheel geen weet hadden dat hun naam of die van hun (vroegere) onderneming in het kader van de fraude werd gebruikt als ‘leverancier’. Op deze manier is een web ontstaan, waarmee ook verdachte heeft willen voorkomen dat de fraude en zijn eigen rol daarin ontdekt zou worden. De fraude, waarbij het financieel gewin van verdachte en zijn kompanen in de organisatie voorop stond, heeft op deze wijze ruimschoots meer dan een jaar kunnen voortduren met grote financiële schade voor de Nederlandse staat tot gevolg.
De btw-fraude heeft over het eerste kwartaal van 2015 tot en met het tweede kwartaal van 2016 geresulteerd in een fiscaal nadeel van € 859.269,00.
Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan de ondergraving van het systeem van de heffing van omzetbelasting. Verdachte heeft het vertrouwen dat de Belastingdienst heeft in de belastingplichtigen en hun professionele boekhouders misbruikt en het vertrouwen dat aan de inhoud van belastingaangiftes mag worden ontleend, ernstig geschaad. Bovendien heeft verdachte, zoals bewezen is verklaard, misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld en ook moet kunnen worden gesteld in schriftelijke stukken met bewijsbestemming, zoals de in de onderhavige zaak aan de orde zijnde facturen, belastingaangiften en bedrijfsadministraties. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor de door hem gepleegde strafbare feiten.
De rechtbank rekent de verdachte een en ander zwaar aan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van (de hoogte van) de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor fraude van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij het benadelingsbedrag in grote mate richtinggevend is. Deze oriëntatiepunten geven voor alleen al de bewezenverklaarde omzetbelastingfraude een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden in overweging bij een fraude-benadelingsbedrag tussen € 500.000,00 tot € 1.000.000,00 en hoger. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De persoon van verdachte
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 24 oktober 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
De redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Verdachte is op 30 mei 2018 in verzekering gesteld. Op dat moment is jegens verdachte een handeling verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank stelt aldus vast dat op deze datum de redelijke termijn is aangevangen waarbinnen verdachte dient te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet worden afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Het vonnis wordt op 13 februari 2025 uitgesproken. Dat houdt een overschrijding van de redelijke termijn in van vier jaren en negen maanden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding afdoende wordt gecompenseerd door een kortere vrijheidsstraf op te leggen dan die op grond van de feiten en omstandigheden passend zou zijn geweest bij berechting binnen redelijke termijn.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst en omvang van de bewezenverklaarde feiten is naar het oordeel van de rechtbank geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank acht in beginsel een gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden. Zij zal aan verdachte echter opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, rekening houdend met een korting van acht maanden vanwege de eerdergenoemde overschrijding van de redelijke berechtingstermijn.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft de woorden “waaronder (onder meer)”, telkens opgenomen in de zinsnede “een of meer factu(u)r(en), waaronder (onder meer)” onder het tenlastegelegde feit 2, zowel primair als subsidiair;
  • verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf:
feitelijke leiding geven aan het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2 primair
het misdrijf:
feitelijke leiding geven aan valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon;
feit 3
het misdrijf:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
22 (tweeëntwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.N. Esajas, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit de dossiers van de Belastingdienst/FIOD met nummers [nummer 8] / [bedrijf 1] B.V. en [nummer 8] / [bedrijf 9] B.V. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Rechtbank Overijssel van 29 december 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:3994.
3.Gerechtshof Arnhem -Leeuwarden van 6 juni 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:3838.
4.Het aanvangsproces-verbaal onderzoek [verdachte] van 1 augustus 2017, AMB-002, p. 209 t/m 219.
5.Een geschrift, te weten “aanmelding [bedrijf 9] B.V.”, DOC-126-04, p. 2756 en 2757 en het overzichtsproces-verbaal valsheid in geschrift van 19 februari 2019, OPV-001-02, p. 33 t/m 55.
6.Het aanvangsproces-verbaal onderzoek [verdachte] van 1 augustus 2017, AMB-002, p. 211 en 212.
7.Een geschrift, te weten een logboek van de Belastingdienst Doetinchem inzake [bedrijf 6] B.V. met o.a. een controlerapport van 31 mei 2016, DOC-013, p. 1098 en 1099.
8.Een geschrift, te weten een logboek van de Belastingdienst Doetinchem inzake [bedrijf 6] B.V. met o.a. een controlerapport van 31 mei 2016, DOC-013, p. 1105.
9.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 3 augustus 2017, betreffende [bedrijf 1] B.V., DOC-064, p. 1175 t/m 1179.
10.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 28 november 2016, betreffende [bedrijf 12] B.V., DOC-067-01, p. 1185.
11.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 26 juni 2018, betreffende [bedrijf 13] B.V., DOC-066-01, p. 1180 t/m 1184.
12.Een geschrift, te weten een logboek van de Belastingdienst Doetinchem inzake [bedrijf 6] B.V. met o.a. een controlerapport van 31 mei 2016, DOC-013, p. 1105 t/m 1109.
13.Een geschrift, te weten een brief van de Belastingdienst aan [bedrijf 6] B.V., DOC-013, p. 1111.
14.Een geschrift, te weten een logboek van de Belastingdienst Doetinchem inzake [bedrijf 6] B.V. met o.a. een controlerapport van 31 mei 2016, DOC-013, p. 1110.
15.Een geschrift, te weten een logboek van de Belastingdienst Doetinchem inzake [bedrijf 6] B.V. met o.a. een controlerapport van 31 mei 2016, DOC-013, p. 1112.
16.Een geschrift, te weten een e-mail van [naam 3] aan [verdachte] van 17 augustus 2016, DOC-466, p. 1552.
17.Een geschrift, te weten een brief van de Belastingdienst aan [bedrijf 1] B.V. van 30 augustus 2016, DOC-466, p. 1553.
18.Een geschrift, te weten het inkoopboek [bedrijf 1] 2015 - 2016 d.d. 22-08-2016, DOC-455, p. 1377 t/m 1400.
19.Een geschrift te weten “aanmelding [bedrijf 9] B.V”, DOC-126-04, p. 2756, derde alinea.
20.Een geschrift, te weten een e-mailbericht van [naam 3] namens de Belastingdienst aan [bedrijf 1] B.V. van 30 december 2016, DOC-466, p. 4787.
21.Een geschrift, te weten een e-mail van [naam 4] aan [naam 3] van 2 januari 2017, DOC-466, p. 4788.
22.Een geschrift, te weten een e-mail van E. [naam 3] aan [naam 4] van 5 januari 2017, DOC-466, p. 4790.
23.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 25 juli 2017, betreffende [bedrijf 1] B.V., DOC-057, p. 1167 en 1168.
24.Het proces-verbaal van bevindingen inzake overdracht van [bedrijf 1] B.V., AMB-085, p. 276 t/m 281.
25.Een geschrift, te weten een volmacht van [naam 4] aan [bedrijf 17] van 30 september 2016, DOC-451, p. 1345.
26.Een geschrift, te weten een overeenkomst tot het verrichten van accountantswerk boekjaar 2016 e.v. [bedrijf 1] B.V., DOC-449, p. 1342 en 1343.
27.Een geschrift, te weten een gespreksnotitie d.d. 13-02-2017 van [naam 4] en [medeverdachte 2] en de Belastingdienst, DOC-475, p. 1563 en 1564.
28.Een geschrift, te weten een e-mail van [medeverdachte 2] aan [naam 3] van 14 februari 2017, DOC-452.
29.Geschriften, te weten een inkoopboek over 2016 van [bedrijf 1] B.V. van 14 februari 2017, DOC-462 en DOC-462-01, p. 1483 t/m 1551 en een grootboek “te vorderen OB 21%” van [bedrijf 1] B.V. van 14 februari 2017, DOC-477, p. 1569 t/m 1580.
30.Het overzichtsproces-verbaal zaak 4 van 4 april 2019, OPV-002-04, p. 86.
31.Een geschrift, te weten de ambtsedige verklaring omzetbelasting ten behoeve van [bedrijf 4] B.V. van 24 oktober 2018, DOC-422, p. 1259.
32.Het algemene overzichtsproces-verbaal van 16 april 2019, OPV-002, p. 12, elfde alinea.
33.Het algemene overzichtsproces-verbaal van 16 april 2019, OPV-002, p. 10, laatste alinea.
34.Een geschrift, te weten het inkoopboek van [bedrijf 1] B.V., opgesteld door [bedrijf 17] V.O.F., van 14 februari 2017, DOC-462 en DOC-462-01, p. 1483 t/m 1551.
35.Een geschrift te weten “aanmelding [bedrijf 9] B.V”, DOC-126-04, p. 2756, derde alinea.
36.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 28 november 2016, betreffende [bedrijf 12] B.V., DOC-067-01, p. 1185.
37.Een geschrift te weten “aanmelding [bedrijf 9] B.V”, DOC-126-04, p. 2756 en 2657. derde alinea.
38.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 24 juli 2017, betreffende [bedrijf 9] B.V., DOC-113, p. 2707 en 2708.
39.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 24 juli 2017, betreffende [bedrijf 22] B.V., DOC-114, p. 2709.
40.Een geschrift, te weten een verslag van het bedrijfsbezoek bij [bedrijf 9] B.V. d.d. 31 augustus 2017 van 12 oktober 2017, DOC-126-01, p. 2747 en 2748.
41.Het proces-verbaal van redelijk vermoeden [medeverdachte 2] en [bedrijf 9] B.V. van 25 oktober 2017, AMB-010, p. 267, derde alinea.
42.Het proces-verbaal van doorzoeking Object B1 en Object B2 d.d. 22 mei 2018 (inclusief bijlagen) van 23 mei 2018, AMB-050, p. 423 en 424.
43.Een geschrift, Lijst van inbeslaggenomen goederen, AMB 50-01, p. 426.
44.Een geschrift, Lijst van inbeslaggenomen goederen, AMB 50-02, p. 428.
45.Het proces-verbaal van ambtshandeling verwerking auditfiles en virtualiseren programma “Accountview” van [bedrijf 17] van 12 februari 2019, AMB-081, p. 579 t/m 582.
46.Het proces-verbaal van ambtshandeling DIGI-Object B van 29 mei 2018, AMB-049, p. 420 t/m 422.
47.Het algemene overzichtsproces-verbaal van 19 februari 2019, OPV-001, p. 12.
48.Het proces-verbaal van redelijk vermoeden [medeverdachte 4] van 18 januari 2018, AMB-021, p. 308.
49.Een beschikking van de rechtbank Overijssel betreffende de doorzoeking van de woning gelegen aan de [adres 26] in [plaats 6] , AMB-025-01, p. 329.
50.Het proces-verbaal van ambtshandeling aangetroffen facturen van 30 mei 2018, AMB-022-01, p. 316.
51.Het proces-verbaal van ambtshandeling aantreffen administratieve bescheiden van 30 mei 2018, AMB-020-01, p. 304.
52.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 22 maart 2019, betreffende [bedrijf 36] B.V., DOC-032-01, p. 1132 t/m 1136 en het proces-verbaal van ambtshandeling [bedrijf 3] en [bedrijf 49] van 20 februari 2019, AMB-087, p. 287.
53.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 22 maart 2019, betreffende [bedrijf 36] B.V., DOC-032-01, p. 1132 t/m 1136 en het proces-verbaal van ambtshandeling [bedrijf 3] en [bedrijf 49] van 20 februari 2019, AMB-087, p. 287.
54.Een geschrift, te weten het inkoopboek van [bedrijf 1] B.V. 2015-2016, DOC-455, p. 1377 t/m 1400.
55.Het proces-verbaal van ambtshandeling [bedrijf 3] en [bedrijf 49] van 20 februari 2019, AMB-087, p. 288.
56.Het proces-verbaal van LOVJ-verzoek van 22 augustus 2017, AMB-006, p. 248.
57.Een geschrift, te weten het inkoopboek van [bedrijf 1] B.V. 2015-2016, DOC-455, p. 1377 t/m 1400.
58.Een geschrift, te weten een creditfactuur van [bedrijf 1] B.V. aan [bedrijf 3] B.V. met factuurnummer [nummer 9] van 30 maart 2015, DOC-036, p. 1140.
59.Het proces-verbaal van ambtshandeling [bedrijf 3] en [bedrijf 49] van 20 februari 2019, AMB-087, p. 288.
60.Een geschrift, te weten een gespreksverslag, DOC-445, p. 1307 t/m 1310.
61.Een geschrift, te weten het inkoopboek van [bedrijf 1] B.V. 2015-2016, DOC-455, p. 1382.
62.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 31 juli 2018, betreffende [bedrijf 4] B.V., DOC-224, p. 1212 t/m 1214.
63.Het overzichtsproces-verbaal zaak 1 van 11 april 2019, OPV-002-01, p. 33, tweede alinea.
64.Het overzichtsproces-verbaal zaak 1 van 11 april 2019, OPV-002-01, p. 35, vijfde alinea.
65.Geschriften, te weten verkoopfacturen van [bedrijf 4] B.V. aan [bedrijf 1] B.V., DOC-459, p. 1438 t/m 1461.
66.Geschriften, te weten verkoopfacturen van [bedrijf 4] B.V. aan [bedrijf 1] B.V., DOC-042 t/m DOC-046, p. 1147 t/m 1151.
67.Het overzichtsproces-verbaal zaak 4 van 4 april 2019, OPV-002-04, p. 78, vierde alinea.
68.Een geschrift, te weten de ambtsedige verklaring omzetbelasting ten behoeve van [bedrijf 4] B.V. van 24 oktober 2018, DOC-422, p. 1245 t/m 1269.
69.Het proces-verbaal van verhoor van [naam 9] , V-011-01, p. 820.
70.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 25 juli 2017, betreffende [bedrijf 39] , DOC-058, p. 1172.
71.Een geschrift, te weten het inkoopboek van [bedrijf 1] B.V. 2015-2016, DOC-455, p. 1377 t/m 1400.
72.Geschriften, te weten facturen van [bedrijf 16] aan [bedrijf 1] B.V., DOC-047 t/m DOC-053, p. 1152 t/m 1158.
73.Een geschrift, te weten de ambtsedige verklaring omzetbelasting ten behoeve van [bedrijf 15] B.V. van 30 oktober 2018, DOC-427, p. 1303 t/m 1306.
74.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 10] van 13 augustus 2018, V-022-01, p. 859 en 860.
75.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 24 juli 2017, betreffende [bedrijf 2] B.V., DOC-035, p. 1138 en 1139.
76.Geschriften, te weten creditfacturen van [bedrijf 1] B.V. gericht aan [bedrijf 2] B.V., DOC-461, p. 1467 t/m 1482.
77.Een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 2] B.V. gericht aan [bedrijf 1] B.V. met factuurnummer [nummer 1] van 16 januari 2015, DOC-054, p. 1159.
78.Het proces-verbaal van ambtshandeling met betrekking tot [bedrijf 2] B.V., van 28 juni 2018, AMB-065, p. 257 en 258.
79.Het proces-verbaal van verhoor getuige door de rechter-commissaris van 9 november 2023.
80.Geschriften, te weten verkoopfacturen van [bedrijf 6] B.V. aan [bedrijf 1] B.V., DOC-004, DOC-006, DOC-011.
81.Het algemene overzichtsproces-verbaal van 16 april 2019, OPV-002, p. 12, elfde alinea.
82.Een geschrift, te weten een brief van de Belastingdienst aan [bedrijf 6] B.V., DOC-013, p. 1111.
83.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , V-007-01, p. 806 en 807.
84.Het proces-verbaal van verhoor getuige van de rechter-commissaris van 21 december 2023, p. 7.
85.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 24 juli 2017, betreffende [bedrijf 19] B.V., DOC-028, p. 2533 en 2534.
86.Geschriften, te weten verkoopfacturen van [bedrijf 19] aan [bedrijf 1] B.V., DOC-039 t/m DOC-041, p. 1144 t/m 1146.
87.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 12] van 3 juli 2018, p. 1042 en 1043.
88.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 24 juli 2017, betreffende [bedrijf 20] , DOC-029, p. 2535 en 2536.
89.Geschriften, te weten verkoopfacturen van [bedrijf 20] B.V. aan [bedrijf 1] B.V., DOC-037 en DOC-038, p. 1142 en 1143.
90.Het proces-verbaal van ambtshandeling inzake [naam 13] van 5 november 2018, p. 274 en 275.
91.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 31 juli 2017, betreffende [bedrijf 50] , DOC-061, p. 1173 en 1174.
92.Een geschrift, te weten een uitdraai van het Grootboek Inkoopboek over 2016 van [bedrijf 1] B.V., DOC-447, p. 1340 en 1341.
93.Geschriften, te weten verkoopfacturen van [bedrijf 8] aan [bedrijf 1] B.V., DOC-027, p. 1115 t/m 1127.
94.Een geschrift, te weten een overzicht van de aangiften omzetbelasting van [naam 14] , DOC-062, p. 2589.
95.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 14] van 12 september 2018, V-015-01-1, p. 849, 850 en 851.
96.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 24 juli 2017, betreffende [bedrijf 43] B.V., DOC-011, p. 1130 en 1131.
97.Een geschrift, te weten een uitdraai van het Grootboek Inkoopboek over 2016 van [bedrijf 1] B.V., DOC-447, p. 1340 en 1341.
98.Een geschrift, te weten een verkoopfacturen van [bedrijf 43] B.V. aan [bedrijf 1] B.V., met factuurnummer [nummer 10] van 22 december 2016, DOC-026, p. 1114.
99.Het overzichtsproces-verbaal zaak 4 van 4 april 2019, OPV-002-04, p. 88, vijfde alinea.
100.Het overzichtsproces-verbaal zaak 1 van 11 april 2019, OPV-002-01, p. 36, derde alinea.
101.Het aanvangsproces-verbaal onderzoek [verdachte] van 1 augustus 2017, AMB-002, p. 209 t/m 219.
102.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] van 7 juni 2018, V-007-01, p. 809.
103.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 26 september 2017 betreffende [bedrijf 23] B.V., DOC-095, p. 2662.
104.Geschriften, te weten aan- en verkoopfacturen zilver en goud van [bedrijf 9] B.V. aan [bedrijf 23] B.V., DOC-242, DOC-263, DOC-266, DOC-271, DOC-281, DOC-288, DOC-293, DOC-336, DOC-337, DOC-345, DOC-350, DOC-356, DOC-359.
105.Een geschrift, te weten een overzicht van de geclaimde voorbelasting door [bedrijf 9] B.V., DOC-411, p. 4340.
106.Een geschrift, te weten [bedrijf 9] 2017 en 2018 grootboekmutaties op crediteur inkopen, DOC-220, p. 3063.
107.Het proces-verbaal van redelijk vermoeden [medeverdachte 2] en [bedrijf 9] B.V. van 25 oktober 2017, AMB-010, p. 267.
108.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 16] van 15 augustus 2018, G-013-01, p. 2310 t/m 2315.
109.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 26 september 2017 betreffende [bedrijf 24] B.V., DOC-097, p. 2664.
110.Geschriften, te weten aan- en verkoopfacturen zilver en goud van [bedrijf 9] B.V. aan [bedrijf 24] B.V., DOC-276, DOC-280, DOC-286, DOC-294, DOC-295, DOC-297, DOC-334, DOC-343, DOC-346, DOC-354.
111.Een geschrift, te weten een overzicht van de geclaimde voorbelasting door [bedrijf 9] B.V., DOC-411, p. 4340.
112.Een geschrift, te weten [bedrijf 9] 2017 en 2018 grootboekmutaties op crediteur inkopen, DOC-220, p. 3063.
113.Het proces-verbaal van redelijk vermoeden [medeverdachte 2] en [bedrijf 9] B.V. van 25 oktober 2017, AMB-010, p. 267.
114.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 17] van 19 juni 2018, G-012-01, p. 2307 en 2308.
115.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 27 september 2017 betreffende [bedrijf 25] B.V., DOC-099, p. 2666 en 2667.
116.Geschriften, te weten aan- en verkoopfacturen zilver en goud van [bedrijf 9] B.V. aan [bedrijf 25] B.V., DOC-275, DOC-277, DOC-285, DOC-290, DOC-299, DOC-342.
117.Een geschrift, te weten een overzicht van de geclaimde voorbelasting door [bedrijf 9] B.V., DOC-411, p. 4340.
118.Een geschrift, te weten [bedrijf 9] 2017 en 2018 grootboekmutaties op crediteur inkopen, DOC-220, p. 3063.
119.Het proces-verbaal van redelijk vermoeden [medeverdachte 2] en [bedrijf 9] B.V. van 25 oktober 2017, AMB-010, p. 267.
120.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 19] van 4 juni 2018, G-014-01, p. 2317 en 2318.
121.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 27 september 2017 betreffende [bedrijf 26] B.V., DOC-101, p. 2669 en 2670.
122.Geschriften, te weten aan- en verkoopfacturen zilver en goud van [bedrijf 9] B.V. aan [bedrijf 26] B.V., DOC-273, DOC-278, DOC-283, DOC-289, DOC-292, DOC-339, DOC-341, DOC-353, DOC-360.
123.Een geschrift, te weten een overzicht van de geclaimde voorbelasting door [bedrijf 9] B.V., DOC-411, p. 4340.
124.Een geschrift, te weten [bedrijf 9] 2017 en 2018 grootboekmutaties op crediteur inkopen, DOC-220, p. 3063.
125.Het proces-verbaal van redelijk vermoeden [medeverdachte 2] en [bedrijf 9] B.V. van 25 oktober 2017, AMB-010, p. 267.
126.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 20] van 5 november 2018, p. 2321 t/m 2323.
127.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 4 januari 2018 betreffende [bedrijf 34] B.V., DOC-121, p. 2726 t/m 2731.
128.Geschriften, te weten een aan- en verkoopfactuur zilver en goud van [bedrijf 9] B.V. aan [bedrijf 34] B.V., DOC-246, p. 3128 en 3129.
129.Een geschrift, te weten een overzicht van de geclaimde voorbelasting door [bedrijf 9] B.V., DOC-411, p. 4340.
130.Een geschrift, te weten [bedrijf 9] 2017 en 2018 grootboekmutaties op crediteur inkopen, DOC-220, p. 3063.
131.Het proces-verbaal van ambtshandeling aantreffen stempels en blanco facturen van 12 juni 2018, AMB-060, p. 480 t/m 482.
132.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 21] van 5 juni 2018, V-028-01, p. 2193 t/m 2196.
133.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 4 januari 2018 betreffende [bedrijf 29] B.V., DOC-120, p. 2724 en 2725.
134.Het proces-verbaal. van verhoor verdachte [naam 21] van 5 juni 2018, V-028-01, p. 2197.
135.Geschriften, te weten aan- en verkoopfacturen zilver en goud van [bedrijf 9] B.V. aan [bedrijf 29] B.V., DOC-240, DOC-241, DOC-259, DOC-260, DOC-264 en DOC-267 t/m DOC-270.
136.Een geschrift, te weten een overzicht van de geclaimde voorbelasting door [bedrijf 9] B.V., DOC-411, p. 4340.
137.Een geschrift, te weten [bedrijf 9] 2017 en 2018 grootboekmutaties op crediteur inkopen, DOC-220, p. 3063.
138.Het proces-verbaal van ambtshandeling aantreffen stempels en blanco facturen van 12 juni 2018, AMB-060, p. 479 t/m 482 en het proces-verbaal van netwerk doorzoeking Object B van 22 juni 2018, AMB-063, p. 486 t/m 495.
139.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 26 juni 2018, betreffende [bedrijf 13] B.V., DOC-066-01, p. 1180 t/m 1184.
140.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 26 juni 2018, betreffende [bedrijf 33] B.V., DOC-132-01, p. 2777 t/m 2780.
141.Geschriften, te weten aan- en verkoopfacturen zilver en goud van [bedrijf 9] B.V. [bedrijf 33] B.V., DOC-243, DOC-250, DOC-256.
142.Een geschrift, te weten een overzicht van de geclaimde voorbelasting door [bedrijf 9] B.V., DOC-411, p. 4340.
143.Een geschrift, te weten [bedrijf 9] 2017 en 2018 grootboekmutaties op crediteur inkopen, DOC-220, p. 3063.
144.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] van 30 oktober 2018 p. 2199 t/m 2211.
145.Het proces-verbaal van ambtshandeling analyse aangiften [bedrijf 51] van 1 februari 2018, AMB-022, p. 310 t/m 315.
146.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 26 juni 2018, betreffende [bedrijf 32] B.V.., DOC-335, p. 3401.
147.Geschriften, te weten aan- en verkoopfacturen zilver en goud van [bedrijf 9] B.V. aan [bedrijf 32] B.V., DOC-245, DOC-247 DOC-251, DOC-255, DOC-262.
148.Een geschrift, te weten een overzicht van de geclaimde voorbelasting door [bedrijf 9] B.V., DOC-411, p. 4340.
149.Een geschrift, te weten [bedrijf 9] 2017 en 2018 grootboekmutaties op crediteur inkopen, DOC-220, p. 3063.
150.Het proces-verbaal van netwerk doorzoeking Object B van 22 juni 2018, AMB-063, p. 486 t/m 495.
151.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 24] van 7 juni 2018, G-016-01, p. 2326 en 2327.
152.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 26 juni 2018, betreffende [bedrijf 31] B.V., DOC-129.
153.Geschriften, te weten aan- en verkoopfacturen zilver en goud van [bedrijf 9] B.V. aan [bedrijf 31] B.V., DOC-227 t/m DOC-233, p. 3076 t/m 3088.
154.Een geschrift, te weten een overzicht van de geclaimde voorbelasting door [bedrijf 9] B.V., DOC-411, p. 4340.
155.Een geschrift, te weten [bedrijf 9] 2017 en 2018 grootboekmutaties op crediteur inkopen, DOC-220, p. 3063.
156.Het proces-verbaal van ambtshandeling betreffende [bedrijf 31] B.V. van8 februari 2018, AMB-024, p. 319 t/m 323.
157.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] van 23 mei 2018, V-027-02, p. 2168 en 2169.
158.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 5] van 23 mei 2018, V-027-03, p. 2180 en 2181.
159.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 26 september 2017, betreffende [bedrijf 27] , DOC-093, p. 2660.
160.Geschriften, te weten aan- en verkoopfacturen zilver en goud van [bedrijf 9] B.V. aan [bedrijf 27] , DOC-338, DOC-344, DOC-352 en DOC-357.
161.Een geschrift, te weten een overzicht van de geclaimde voorbelasting door [bedrijf 9] B.V., DOC-411, p. 4340.
162.Een geschrift, te weten [bedrijf 9] 2017 en 2018 grootboekmutaties op crediteur inkopen, DOC-220, p. 3063
163.Het proces-verbaal van redelijk vermoeden [medeverdachte 2] en [bedrijf 9] B.V. van 25 oktober 2017, AMB-010, p. 267.
164.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 31 juli 2018, G-011-01, p. 2304 en 2305.
165.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 7 december 2018, betreffende [bedrijf 35] , DOC-444, p. 4537 en 4538.
166.Geschriften, te weten aan- en verkoopfacturen zilver en goud van [bedrijf 9] B.V. aan [bedrijf 35] , DOC-279, p. 3206 t/m 3208.
167.Een geschrift, te weten een overzicht van de geclaimde voorbelasting door [bedrijf 9] B.V., DOC-411, p. 4340.
168.Een geschrift, te weten [bedrijf 9] 2017 en 2018 grootboekmutaties op crediteur inkopen, DOC-220, p. 3063.
169.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 26 september 2017, betreffende [bedrijf 23] , DOC-248, DOC-249 en DOC-252.
170.Geschriften, te weten aan- en verkoopfacturen zilver en goud van [bedrijf 9] B.V. aan [bedrijf 23] , DOC-279, p. 3206 t/m 3208.
171.Een geschrift, te weten een overzicht van de geclaimde voorbelasting door [bedrijf 9] B.V., DOC-411, p. 4340.
172.Een geschrift, te weten [bedrijf 9] 2017 en 2018 grootboekmutaties op crediteur inkopen, DOC-220, p. 3063.
173.Het proces-verbaal van ambtshandeling analyse aangiften OB [naam 7] van 7 februari 2018, AMB-020, p. 300 t/m 303.
174.Het proces-verbaal van ambtshandeling inzake verhoor [naam 7] van 13 juli 2021, AMB-092.
175.Geschriften, te weten aan- en verkoopfacturen zilver en goud van [bedrijf 9] B.V. aan [bedrijf 8] , DOC-244, DOC-261, DOC-265, DOC-272, DOC-282, DOC-287, DOC-296, DOC-298, DOC-340, DOC-347, DOC-251 en DOC-355.
176.Een geschrift, te weten een overzicht van de geclaimde voorbelasting door [bedrijf 9] B.V., DOC-411, p. 4340.
177.Het proces-verbaal van ambtshandeling aantreffen stempels en blanco facturen van 12 juni 2018, AMB-060, p. 480 t/m 482.
178.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 14] van 12 september 2018, V-015-01-1, p. 849 en 850.
179.Geschriften, te weten aan- en verkoopfacturen zilver en goud van [bedrijf 9] B.V. aan [bedrijf 1] B.V., DOC-348, DOC-349, DOC-358, DOC-361.
180.Een geschrift, te weten een overzicht van de geclaimde voorbelasting door [bedrijf 9] B.V., DOC-411, p. 4340.
181.Een geschrift, te weten [bedrijf 9] 2017 en 2018 grootboekmutaties op crediteur inkopen, DOC-220, p. 3063.
182.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , G-008-01, p. 2292.
183.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], G-009-01, 2294.
184.Een geschrift, te weten een lijst verkoopboek 2015 - 2016 van 22 augustus 2016, p. 1349 t/m 1363.
185.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , G-008-01, p. 2291, eerste alinea.
186.Een geschrift, te weten lijst genaamd “zilverleveringen van [bedrijf 9] aan [bedrijf 10] ”, DOC-406, p. 3690 t/m 3693.
187.Een geschrift, te weten lijst genaamd “zilverleveringen van [bedrijf 9] aan [bedrijf 10] ”, DOC-406, p. 3693 en 3694.
188.Een proces verbaal goudtransacties met ploffers, AMB-074, p. 535, derde en vijfde alinea.
189.Het overzichtsproces-verbaal zaak 4 van 19 februari 2019, OPV-001-04, p. 104.
190.Een proces verbaal invoer zilver uit Turkije door [bedrijf 1] en [bedrijf 9] , AMB-026, p. 332.
191.Een geschrift, te weten een volmacht, DOC-451, p. 1345 en een geschrift, te weten een intrekking eerder afgegeven volmacht, DOC-450, p. 1344.
192.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring omzetbelasting, DOC-152, p. 1187 en een geschrift, te weten een CIOT verklaring, BOB-054-01, p. 493.
193.Een geschrift, te weten een uittreksel Kamer van Koophandel, DOC-064, p. 1175.
194.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring betreffende vermoedelijk nadeel [bedrijf 1] B.V. van 23 januari 2019, DOC-457, p. 1402 t/m 1405.
195.Het geschrift, te weten een nadeelberekening betreffende [bedrijf 9] B.V. van 16 november 2018, DOC-434, p. 4498.
196.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 26], G-006-01, p. 964/965, eerste alinea.
197.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 26], G-006-01, p. 968, derde alinea.
198.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 26], G-006-01, p. 968, eerste alinea.
199.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 26], G-006-01, p. 970, tweede alinea.
200.Een proces-verbaal van getuige [naam 27], G-017-01, p. 1030 laatste alinea en 1031, eerste alinea.
201.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] , p. 804 t/m 813.
202.Een geschrift, te weten een gespreksnotitie [naam 4] en [naam 28] en belastingdienst, DOC-475, p. 1563, zesde alinea en p. 1564, eerste en tweede alinea.
203.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 5] , V-027-01, p. 866, vierde alinea.
204.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 5] , V-027-03, p. 884, derde alinea.
205.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 5] , V-027-02, p. 869, vierde alinea.
206.Een geschrift, te weten de ambtsedige verklaring omzetbelasting ten behoeve van [bedrijf 4] B.V. van 24 oktober 2018, DOC-422, p. 1259.
207.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 26 september 2017, betreffende [bedrijf 28] B.V., DOC-379, p. 3515.
208.Geschriften, te weten verkoopfacturen zilver van [bedrijf 52]. aan [bedrijf 4] B.V., DOC-377 en DOC-378, p. 3513 en 3514.
209.Een geschrift, te weten een factuur, doc-054, p. 1159.
210.Een geschrift, te weten een factuur, doc-036, p. 1140.
211.Een geschrift, te weten een factuur, doc-042, p. 1147.
212.Een geschrift, te weten een factuur, doc-047, p. 1152.
213.Een geschrift, te weten een factuur, doc-011, p. 1095.
214.Een geschrift, te weten een factuur, doc-458, p. 1437.
215.Een geschrift, te weten een logboek van de Belastingdienst, DOC-013, p. 1107.
216.OPV-002-04 (criminele organisatie), p. 78.
217.Een geschrift, te weten Inkoopboek [bedrijf 1] 2015-2016 d.d. 22-08-2016, DOC-455, p. 1377 tm 1400.
218.Een geschrift, te weten Inkoopboek [bedrijf 1] 2015-2016 dd 22-08-2016, DOC-455, p. 1383 resp p. 1386.
219.Een geschrift, te weten de ambtsedige verklaring omzetbelasting van [bedrijf 1] B.V., d.d. 24-10-2018, DOC-423, p. 1270 t/m 1301.
220.Een geschrift, te weten een ambtsedige verklaring van de belastinginspecteur, DOC-457, p. 1404.
221.HR 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733, r.o. 3.4.2.
222.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 27], G-017-01, p. 1030 en 1031.
223.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 1 juni 2018, V-001-03, p. 1920 en 1921.
224.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 31 mei 2018, V-001-01, p. 647.
225.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 25, 26 en 28 november 2024.
226.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 31 mei 2018, V-002-04, p. 724.
227.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 26 november 2018, V-002-06, p. 744.
228.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] , p. 804 tot en met 813.
229.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 31 mei 2018, V-001-01, p. 641.
230.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 31 mei 2018, V-001-01, p. 647.
231.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 31 mei 2018 p. 724.
232.HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413.