ECLI:NL:RBROE:2008:BG3888

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
28 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
218636 \ CV EXPL 08-2520
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijkheid van ouders voor geldlening ten behoeve van vliegtickets voor kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Roermond op 28 oktober 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg als eiseres en twee gedaagden, een man en een vrouw, die beiden hoofdelijk aansprakelijk werden gesteld voor een geldlening. De eiseres had een geldleningovereenkomst gesloten met de vrouw om de kosten van vliegtickets voor de drie kinderen van de man en de vrouw te dekken, omdat de vrouw niet over de financiële middelen beschikte. De man werd ook aangesproken voor de terugbetaling, omdat de lening volgens de rechtbank was aangegaan ter zake van de gewone gang van de huishouding, zoals bedoeld in het Burgerlijk Wetboek.

De rechtbank oordeelde dat de man en de vrouw, die tot 14 september 2006 gehuwd waren, hoofdelijk aansprakelijk waren voor het geleende bedrag van € 2.986,00, dat betrekking had op de tickets van de kinderen. De rechtbank oordeelde echter dat de man niet aansprakelijk was voor het ticket van zijn eigen vlucht, omdat deze niet als een gezamenlijke huishoudelijke uitgave kon worden beschouwd. De vrouw erkende de overeenkomst, maar betwistte de aansprakelijkheid voor het ticket van de man.

De rechtbank heeft de vordering van de eiseres gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gedaagden hoofdelijk werden veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 3.801,46, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gedaagden in de proceskosten moesten worden veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter M.P.F. van Dooren en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector kanton
Zaaknummer: 218636 \ CV EXPL 08-2520
Vonnis van de kantonrechter te Roermond d.d. 28 oktober 2008
in de zaak van:
de stichting Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, gevestigd te 6041 CB Roermond
aan de Slachthuisstraat 33,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.M.T. Snijders,
tegen:
1. [gedaagde], wonende te [adres]
2. [gedaagde], wonende te [adres],
gedaagden,
gemachtigde gedaagde sub 1: mr. J.P. Geertsema,
gedaagde sub 2 procederende in persoon.
Gedaagden zullen hierna ook de man (gedaagde sub1 ) en de vrouw (gedaagde sub 2 ) worden genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Dit blijkt uit het navolgende:
- de inleidende dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord van gedaagde sub 1;
- de conclusie van antwoord met bijlage van gedaagde sub 2;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek van gedaagde sub 1;
- hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft gedaagde sub 2 geen conclusie van dupliek ingediend.
1.2. Ten slotte is (nader) vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan:
• Bij beschikking d.d. 24 mei 2006 heeft de rechtbank Roermond de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken. Deze beschikking is op 14 september 2006 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
• Op 9 juni 2006 zijn de drie kinderen van de man en de vrouw vanuit Brazilië teruggekeerd naar Nederland, samen met de man. De vrouw bevond zich toen reeds in Nederland.
• Omdat de vrouw niet over financiële middelen beschikte heeft zij met eiseres een geldleningovereenkomst gesloten, uit hoofde waarvan eiseres een bedrag van € 2.986,00 aan de vliegmaatschappij heeft betaald ter financiering van de tickets van de drie kinderen.
• Eiseres heeft eveneens op 1 juni 2006 een bedrag van € 1.158,00 aan de vliegmaatschappij betaald ter financiering van het ticket van de man.
• De tussen eiseres en de vrouw gesloten geldleningovereenkomst vermeldt (o.a.) dat over het geleende bedrag van € 2.986,00 de wettelijke rente betaald dient te worden.
• Zowel de man als de vrouw is door eiseres gesommeerd het totale bedrag van € 4.144,00 vermeerderd met rente en incassokosten te betalen. Er heeft geen enkele betaling plaatsgevonden.
3. De vordering en de stellingen van eiseres
3.1 Eiseres heeft op gronden als omschreven in de dagvaarding d.d. 25 april 2008
gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden, hoofdelijk des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van de somma van € 4.144,00, alsmede een bedrag van € 417,67 aan wettelijke rente van 1 juni 2006 tot 1 april 2008, alsmede een bedrag van € 600,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, een en ander beperkt tot € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding over € 4.144,00 tot de dag der algehele voldoening, met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding.
3.2 Eiseres voert daartoe het volgende aan:
De geldlening met de vrouw is ten behoeve van de drie minderjarige kinderen gesloten.
Op de dag van vertrek heeft de man zowel aan eiseres als aan de vrouw laten weten de kinderen alleen naar Nederland te laten teruggaan indien zijn vlucht eveneens betaald zou worden door eiseres. Onder druk van het moment heeft eiseres die vlucht voorgeschoten. De reeds met de vrouw getekende geldleningovereenkomst kon op dat moment niet meer worden aangepast, althans de man weigerde de hem voorgelegde overeenkomst te tekenen.
3.3 Omdat de man en de vrouw ten tijde van het sluiten van de geldleningovereenkomst én de vlucht nog officieel gehuwd waren, zijn zij uit hoofde van art. 1:85 jo 6:102 en 6:101 BW hoofdelijk aansprakelijk voor het totale geleende c.q. voorgeschoten bedrag van € 4.144,00.
Bij brief van 5 oktober 2006 heeft de man het bedrag erkend, de vrouw heeft in haar brieven d.d. 14 april 2007 en 20 maart 2008 verzocht om een terugbetalingsregeling.
3.4 Omdat terugbetaling uitbleef heeft eiseres zich tot een incassogemachtigde moeten wenden. De daarmee gepaard gaande kosten ad € 600,00 dienen voor rekening van gedaagden te komen.
4. Het verweer van gedaagden
4.1 Gedaagden hebben verweer gevoerd.
De man stelt niets schuldig te zijn aan eiseres. Hij is niet betrokken geweest bij het sluiten van de geldleningovereenkomst tussen de vrouw en eiseres. Hij ontkent aangegeven te hebben dat zijn vlucht vanuit Brazilië betaald c.q. voorgeschoten moest worden door eiseres. Hem is geen overeenkomst van geldlening voorgelegd ter ondertekening. Bij gebrek aan wetenschap ontkent hij dat zijn ticket betaald is door eiseres.
De datum van het feitelijk uiteengaan van de man en de vrouw ligt ruim voor de datum van de geldleningovereenkomst. De man kan dan ook niet meer aansprakelijk zijn voor een nadien door de vrouw gesloten overeenkomst.
4.2 De vrouw erkent de overeenkomst te zijn aangegaan. Zij betwist ingestemd te hebben met betaling van het ticket van de vader.
Zij is bereid haar gedeelte van de tickets van de kinderen terug te betalen en wenst daarvoor een afbetalingsregeling. Haar financiële situatie is slecht vanwege betaling van de schulden die de man gemaakt heeft in de periode dat zij getrouwd waren doch gescheiden leefden.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Naar het oordeel van de kantonrechter dient het door eiseres gevorderde bedrag
te worden onderscheiden in het bedrag van € 2.986,00 ter zake de tickets van de kinderen en € 1.158,00 ter zake het ticket van de man.
5.2 Vast staat dat de man en de vrouw tot 14 september 2006 gehuwd waren, waarbij het feit dat zij feitelijk niet meer samenleefden in één huis niet ter zake doet. Volgens art. 1: 84 jo 85 BW zijn echtelieden naast de ander voor het geheel aansprakelijk voor door deze ten behoeve van de gewone gang van de huishouding aangegane verbintenissen, waaronder begrepen de kosten van verzorging en opvoeding van kinderen. De kosten der huishouding betreffen de kosten die betrekking hebben op het gemeenschappelijke belang, waarbij aangenomen wordt dat alle uitgaven die dienen tot het lichamelijk en geestelijk welzijn van de echtgenoten en hun kinderen als kosten der huishouding kunnen worden aangemerkt.
5.3 Uit de stukken blijkt dat de man heeft ingestemd met het verzoek van de vrouw om de kinderen vanuit Brazilië te laten terugkeren naar Nederland. Nu beide ouders blijkbaar deze terugkeer nodig vonden voor het welzijn van hun kinderen, zijn deze kosten als kosten der huishouding te beschouwen en komen de kosten van de noodzakelijke vliegreizen voor hun gezamenlijke rekening. Indien daarvoor, zoals in casu, een geldleningsovereenkomst is aangegaan door slechts één echtgenoot/ouder, is de ander daarvoor aansprakelijk voor het geheel. Zowel de man als de vrouw is dus naar het oordeel van de kantonrechter hoofdelijk aansprakelijk voor het geleende bedrag van € 2.986,00.
5.4 Met betrekking tot het ticket van de man overweegt de kantonrechter als volgt:
Vast staat dat de man de vliegreis van Brazilië naar Nederland heeft gemaakt, zonder zelf daarvoor te betalen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft eiseres voldoende duidelijk gemaakt dat zij het ticket van de man heeft betaald. Nu de man betwist dat er sprake is van een door hem met eiseres aangegane lening van het bedrag van het ticket, dient het er in ieder geval voor gehouden te worden dat de man ongerechtvaardigd verrijkt is ten koste van eiseres. Mitsdien dient hij de schade van eiseres te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking, zijnde € 1.158,00.
5.5 De vraag of de vrouw ook aansprakelijk is voor deze schuld, dient naar het oordeel van de kantonrechter ontkennend te worden beantwoord: deze schuld valt niet te beschouwen als te zijn aangegaan voor de gezamenlijke huishouding. Zowel de man als de vrouw heeft betoogd dat zij niet met elkaar hierover overleg hebben gehad. Niet betoogd is dat deze vlucht noodzakelijk was voor hun gezamenlijk welzijn. Niet gesteld is verder dat er een noodzaak bestond dat de man de kinderen tijdens de vlucht begeleidde. Nu uit niets
geconcludeerd kan worden dat dit een in art. 1: 84 en 85 BW genoemde schuld ter zake de gewone gang van de huishouding is, dient de gevorderde hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw hiervoor te worden afgewezen.
5.6 De wettelijke rente over de geleende som van € 2.986,00 acht de kantonrechter toewijsbaar vanaf 1 juni 2006.
Nu eiseres eerst bij brief van 5 juli 2007 de man tot betaling van het bedrag van € 1.158,00 heeft aangesproken, is deze per de daarin genoemde datum van 1 september 2007 in verzuim geraakt, zodat vanaf die datum de wettelijke rente over dat bedrag verschuldigd is.
Het door eiseres ter zake rente gevorderde bedrag van € 417,67 (over € 4.144,00 vanaf 1 juni 2006 tot 1 april 2008) zal derhalve met inachtneming van het vorenstaande, worden herberekend tot een bedrag van € 300,95 over de somma van € 2.986,00 en tot € 40,54 over de somma van € 1.158,00.
5.7 Het ter zake buitengerechtelijke incassokosten gevorderde bedrag van € 600,00 acht de kantonrechter –mede gelet op de aanbevelingen van het rapport Voorwerk II van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak- toewijsbaar, nu zowel de man als de vrouw heeft nagelaten tijdig te betalen en weigerachtig zijn gebleven om te voldoen aan een afbetalingsregeling.
5.8 Eiseres heeft in verband met de bevoegdheid van de kantonrechter haar vordering beperkt tot € 5.000,00. Toewijzing van alle hier voor genoemde bedragen zou inhouden dat het een totaalbedrag van € 5.085,49 betreft. Een bedrag van € 85,49 zal daarom in mindering worden gebracht op de hoofdsom van het door gedaagden hoofdelijk te betalen bedrag van € 2.986,00.
5.9 Gedaagden dienen als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
5.10. De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagden toe te laten tot nadere bewijslevering.
6. De beslissing
6.1. Veroordeelt gedaagden hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 3.801,46 (zijnde € 2.900,51 aan (verminderde) hoofdsom, € 300,95 aan rente en € 600,00 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.900,51 vanaf 25 april 2008 tot de dag der algehele voldoening.
6.2. Veroordeelt gedaagde sub 1 om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 1.198,54 aan hoofdsom en rente, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 april 2008 tot de dag der algehele voldoening.
6.3. Veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd in de proceskosten aan de zijde van eiseres geval¬len en tot aan dit vonnis begroot op € 702,94, waarvan € 200,00 als salaris voor de gemachtigde.
6.4 Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
6.5 Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.F. van Dooren, kantonrechter, en ter openbare civiele terechtzitting op 28 oktober 2008 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.